• No results found

Vraag nr. 161 van 26 maart 1997 van de heer JOS DE MEYER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 161 van 26 maart 1997 van de heer JOS DE MEYER"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 161 van 26 maart 1997

van de heer JOS DE MEYER

Secundair onderwijs – Organieke en budgettaire omkadering (2)

In mijn schriftelijke vraag nr. 125 van 4 april 1996 vroeg ik de minister onder andere : "Gezien de belangrijkheid van deze kloof tussen OFT's (orga-nieke fulltime equivalenten) en BFT's (budgettaire fulltime equivalenten) en de toename ervan, en de grote verschillen per net, vraag ik ook een analyse per net van de verschillende oorzaken zoals ver-vangingen bij ziektes, arbeidsherverdelende maat-r e g e l e n , temaat-rbeschikkingstelling van pemaat-rsoneelsleden die een wachtgeld ontvangen, enzovoort" ( B u l l e t i n van Vragen en A n t w o o rden nr. 11 van 15 april 1996, blz. 518 – red.).

De minister antwoordde : "Met betrekking tot meer gedetailleerde en recente gegevens over ver-schillen per net/niveau en analyse van de oorzaken, kan ik meedelen dat het onderwijsdepartement m o m e n t e e l , in het kader van het Edison-project (elektronische data-uitwisseling tussen school en departement) en op basis van de (...) elektronische personeelsdossiers van de participerende basis- en secundaire scholen, een geautomatiseerde bereke-ning en analyse van de afwijking OFT-BFT uit-w e r k t . De eerste testresultaten uit-worden veruit-wacht einde mei ‘ 9 6 . Zodra dit project 100 procent opera-tioneel is en betrouwbare resultaten zal leveren, z a l ik uiteraard niet nalaten deze beleidsrelevante informatie te bezorgen (...)".

Daar de eerste resultaten verwacht werden einde mei ‘ 9 6 , herhaalde ik mijn vraag naar gedetailleer-de en recente gegevens over verschillen per net/niveau en analyse van de oorzaken voor de afwijking OFT-BFT in schriftelijke vraag nr. 22 van 3 oktober 1996 (Bulletin van Vragen en A n t w o o r -den nr. 3 van 31 oktober 1996, blz. 161 – red.). De minister antwoordde : "De (evolutie van de) kloof tussen de organieke en de budgettaire omka-dering (OFT's versus BFT's) is uiteraard een belangrijk beleidsrelevant aspect in de algehele problematiek van de beheersing van de V l a a m s e onderwijsuitgaven.

Tegelijkertijd moet met deze "realiteit" rekening worden gehouden bij de globale hervorming van het secundair onderwijs (...). Gezien evenwel het (exponentiële) verloop van de geplande instap in het Edison-project (...) zullen er binnen enkele

maanden betrouwbare en bruikbare resultaten beschikbaar zijn".

Ik veronderstel dat momenteel deze beleidsrele-vante informatie beschikbaar is. Daarom herhaal ik voor de derde maal mijn vraag naar gedetailleerde en recente gegevens over verschillen per net/ni-veau en analyse van de oorzaken voor de afwijking OFT-BFT.

Antwoord

Sinds kort beschikt het departement Onderwijs over gedetailleerde gegevens inzake de zogenaam-de afwijking tussen zogenaam-de organieke en zogenaam-de budgettaire o m k a d e r i n g. Deze gegevens hebben betrekking op het schooljaar 1996-1997 en kunnen, zoals gepland, geautomatiseerd berekend en (globaal) geanaly-seerd worden in het kader van het Edison-project (elektronische data-uitwisseling tussen school en d e p a r t e m e n t ) . Op dit ogenblik wordt nog een fina-le kwaliteitscontrofina-le op volfina-ledigheid en validiteit van de gegevens uitgevoerd.

De bijgaande resultaten hebben betrekking op de afwijking van de maand oktober 1996 en zijn geba-seerd op de elektronische personeelsdossiers van de participerende secundaire scholen (op dat m o m e n t ) . Het betreft hier 32 procent van het glo-bale scholenbestand en 42 procent van het totaal aantal organieke betrekkingen in het secundair o n d e r w i j s. De verdeling per onderwijsnet – gemeenschapsonderwijs (GO), officieel gesubsi-dieerd onderwijs (OGO), vrij gesubsigesubsi-dieerd onder-wijs (VGO) – geeft volgend resultaat : r e s p e c t i e v e-lijk 11, 34 en 40 % van het scholenbestand en 17, 41 en 48 % van het aantal ambten.

De globale afwijking van deze "steekproef" secun-dair onderwijs bedraagt 10,56 %, waarbij de belangrijkste verklarende componenten zijn : a l l e r-hande arbeidsherverdelende maatregelen (2,85 % ) , terbeschikkingstelling wegens ontstentenis van betrekking (2,98 %) en vervangingen wegens ziek-te (4,16 %). Deze gegevens worden in bijlage 1 verder gedetailleerd en grafisch weergegeven (leef-tijdsstructuur incluis). Opgesplitst per net geeft dit volgend resultaat : 17,36 % voor het GO (zie b i j l a-ge 2) , 8,14 % voor het OGO (zie bijlaa-ge 3) en 10,22 % voor het VGO (zie bijlage 4).

Gezien het exponentiële verloop van de instap in het Edison-project, zal de relevantie en de bruik-baarheid van deze eerste afwijkingsresultaten op korte termijn enkel nog kunnen toenemen. Te g e l i j-kertijd kan dan werk worden gemaakt van een

(2)

grondige analyse én van eventuele verklaringsele-menten van de verschillen in afwijking OFT/BFT tussen de diverse onderwijsnetten.

( B ovenvermelde bijlagen liggen ter inzage bij het secretariaat van het Vlaams Pa r l e m e n t , dienst Sch r i f -telijke Vragen – red.)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoeveel extra lestijden werden in deze zes schooljaren aan de ARGO toegekend?. Hoeveel lestijden kunnen er nog worden

Hoeveel lesuren zouden er de laatste zeven schooljaren in het voltijds secundair onderwijs mogen georganiseerd geweest zijn indien het aanwendingspercentage 100 % zou

Het totale goedgekeurde bedrag voor vergoeding voor opbrengstverandering, vergoeding voor bijkomende mestopslag en kunstmestaankoop bedraagt op 15 mei 1997 328 miljoen frank,

Luidens artikel 32, 1° van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs, onderhandelen de inrichtende macht en

In het verslag van de inspectie over de toestand van het secundair onderwijs 1996 wordt op de pagi- na 19 vermeld dat er tijdens het schooljaar '95-'96 7.292 regenten

Na een advies van de afdeling Deeltijds Kunst- onderwijs (DKO) en van de inspectie beslist het afdelingshoofd van de afdeling DKO, n a m e n s de minister, of de in de

Na grondig onderzoek van de door de V l a a m s e volksvertegenwoordiger opgeworpen kwestie, b e n ik van oordeel dat de getroffen beslissingen inzake vervanging

Zo de Vlaamse volksvertegenwoordiger onder "personeelsdienst" de instelling bedoelt waar de betrokken personeelsleden zijn tewerkgesteld, kan ik enkel verwijzen naar