• No results found

Onderzoek naar plan-mer-plicht RUP Spoorstraat

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Onderzoek naar plan-mer-plicht RUP Spoorstraat"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

0

Onderzoek naar plan-MER-plicht RUP Spoorstraat

GEMEE NT E LE DE RU P S POORSTRAA T

OOST -VLAA NDEREN

(2)

0. Inhoud

0. Inhoud ... 2

1. Algemene bepalingen ... 3

1.1. Initiatiefnemer: ... 3

1.2. Voorwerp ... 3

1.3. Na screening ... 3

2. Beschrijving van het plan ... 5

2.1. Situering ... 5

2.2. Juridische toestand ... 6

2.3. Feitelijke toestand ... 6

3. Doelstellingen, reikwijdte en detailleringsgraad van het RUP ... 7

3.1. Aanleiding tot opmaak van het RUP... 7

3.2. Doelstellingen RUP ... 8

3.3. Reikwijdte ... 8

3.4. Detailleringsgraad RUP ... 8

3.5. Grensoverschrijdende effecten ... 8

3.6. Mogelijke alternatieven ... 9

3.7. Mogelijke planbijsturingen ... 9

3.8. Bijdrage aan bestaande milieuproblemen ... 9

3.9. Overzicht mogelijke milieumaatregelen ... 9

3.10. Relatie met andere plannen ... 10

4. Onderzoek naar plan-MER-plicht ... 11

4.1. Aftoetsing plan-MER-plicht ... 11

4.1.1. Project-MER-plichtig ... 11

4.1.2. Noodzaak tot passende beoordeling ... 11

4.1.3. Conclusie ... 11

4.2. Screening milieu-effecten ... 12

4.3. Voorbereidend onderzoek ... 12

4.4. Inschatting mogelijke milieueffecten ... 12

4.4.1. Bodem en water ... 12

4.4.2. Fauna en flora ... 13

4.4.3. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie ... 14

4.4.4. Lucht, geluid en licht ... 15

4.4.5. Ruimtelijk-functionele aspecten... 15

4.4.6. Mobiliteit ... 16

4.4.7. Hinder en risico’s mens ... 16

5. Conclusie ... 17

Kaarten

Kaart 1. Ruimtelijke context... 5

Kaart 2. Detail gewestplan thv plangebied ... 6

Kaart 3. Uittreksel BPA nr. 6 Spoorstraat ... 6

Kaart 4. Plangebied – BPA – Gewestplan, met knelpunten ... 7

Kaart 5. Bodemkaart ... 13

Kaart 6. Zoneringsplan ... 13

Kaart 7. Biologische waarderingskaart ... 14

Kaart 8. Geluidsbelasting spoorweg (www.geopunt.be) ... 15

(3)

1. Algemene bepalingen 1.1. Initiatiefnemer:

Gemeente Lede Markt 1

9340 Lede

1.2. Voorwerp

Sedert 1 december 2007 is het nieuwe plan-MER-decreet (BS 20/06/2007) in voege gegaan. Deze nieuwe regelgeving bepaalt dat elk ruimtelijk uitvoeringsplan binnen het toepassingsgebied van het plan-MER-decreet valt.

RUP’s die het kader vormen voor een project-MER-plichtige activiteiten, zoals bepaald in bijlage I en II van het besluit van de Vlaamse regering van 10/12/2004 of waarbij een passende beoordeling van toepassing is, zijn van rechtswege MER-plichtig.

Het RUP vormt kader in een bijlage III-project, namelijk een stadontwikkelingsproject (rubriek III 10.b) en aanleg wegenis (rubriek III 10.e). Het RUP behelst een klein gebied (circa 0.4 ha) waarbij de hoofdbestemming niet wijzigt. Het woongebied blijft zone voor wonen, alleen wordt er zeer specifiek een zone voor wegenis (circa 386m²) bepaald die het huidige BPA niet voorziet. Tevens is de omgeving van het RUP eveneens woonzone waardoor er geen conflict kan ontstaan met aanpalende zones. Bijgevolg zal de impact van dit RUP zeer beperkt zijn en valt dit plan onder de screeningsplicht.

Voor de projecten en plannen die niet van rechtswege MER-plichtig zijn, is er een screeningsplicht van toepassing. Concreet houdt dit in dat er moet nagegaan worden of er ten gevolge van het plan aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Indien deze niet verwacht worden, komt het plan in aanmerking voor een ontheffing van de plan-MER-plicht. In het andere geval dient evenwel toch nog een plan-MER opgesteld te worden.

1.3. Na screening

De screening houdt meer bepaald in dat men nagaat of het RUP aanzienlijke effecten voor mens en milieu ten gevolge kan hebben. Deze screening houdt een beoordeling in aan de hand van de in bijlage I opgesomde criteria van het decreet algemene bepalingen milieubeleid (DABM). De genoemde criteria zijn onderverdeeld in twee categorieën, nl. de kenmerken van de plannen of programma’s enerzijds en de kenmerken van de effecten en van de gebieden die kunnen worden beïnvloed anderzijds (eveneens opgenomen in de omzendbrief LNE/2007 pg 17-18).

De Procedure van de screening bestaat uit de volgende drie stappen.

Een eerste stap bestaat er in om een document op te maken als ‘Verzoek tot Raadpleging’. Binnen dit document wordt de nodige informatie opgenomen als volgt:

 Inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer;

 Een beschrijving en verduidelijking van het voorgenomen plan of programma en in voorkomend geval van de redelijke alternatieven voor dat plan of voor onderdelen ervan;

 In voorkomend geval een beoordeling of het voorgenomen plan of programma grens- of gewestoverschrijdend aanzienlijke milieueffecten kan hebben;

 Een beschrijving en een inschatting van de mogelijke aanzienlijke milieueffecten van het voorgenomen geval op de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke

(4)

goederen, het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonische en archeologische erfgoed, het landschap, de mobiliteit en de samenhang tussen de genoemde factoren;

 In voorkomend geval alle relevante gegevens met inbegrip van de reden waarom de initiatiefnemer meent geen plan-MER te moeten maken overeenkomstig artikel 4.2.6.§1, 5°

van het DABM;

 Het verzoek om uiterlijk binnen de 30 dagen na ontvangst van het verzoek tot raadpleging, het advies over te maken door betekening of tegen ontvangstbewijs aan de initiatiefnemer;

Dit document dient te worden overgemaakt aan:

 De deputatie van de provincie of de deputaties van de provincies, waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben;

 Het college van burgemeester en schepenen van de gemeente of de colleges van burgemeester en schepenen van de gemeenten, waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben;

 De betrokken instanties afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma op in voorkomend geval de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonische en archeologische erfgoed, het landschap en de mobiliteit

Het is echter aangewezen om voorafgaandelijk aan het verzenden van het ‘Verzoek tot Raadpleging’

de cel-MER te raadplegen met de vraag tot een selectie van de relevante betrokken instanties evenals een ontwerpbrief over te maken die gevoegd kan worden bij het verzoek tot raadpleging.

De tweede stap bestaat er in om de documenten op te maken die het verzoek tot raadpleging omvatten samen met de ingewonnen adviezen. Deze einddocumenten, “Onderzoek tot Milieueffectenrapportage “ genaamd, dienen vervolgens overgemaakt te worden aan de ondersteunende dienst van de cel-MER, dienst begeleiding gebiedsgerichte planprocessen. De hierin opgenomen informatie bestaat uit:

 Inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer;

 Een beschrijving en verduidelijking van het voorgenomen plan of programma, in een voorkomend geval met inbegrip van een afbakening van het gebied waarop het plan of programma betrekking heeft;

 uitgangspunten en doelstellingen van het plan of programma met in voorkomend geval de redelijke alternatieven van dat plan of onderdelen ervan;

 voorgeschiedenis en eventueel reeds genomen beslissingen;

 voor welke activiteiten en/of projecten het plan of programma het kader kan vormen;

 interferentie met andere plannen, projecten of activiteiten binnen of buiten de perimeter van het plan of programma, voor zover in dit stadium gekend;

 fase van opmaak van het plan of programma

 plan of programma- en procesevolutie: mogelijkheid tot planbijsturing en mate van flexibiliteit;

 bijdrage van het plan of programma tot oplossing van bestaande milieuproblemen;

 reeds geraadpleegde studies, bronnen, milieugegevens,…;

 overzicht van mogelijke milieumaatregelen die vanaf het beginstadium worden ingecalculeerd;

 leemten in de kennis volgens het stadium van het plan of programma-proces

 het verzoek van de initiatiefnemer tot raadpleging van de instanties

 in voorkomend geval de gegevens, met de nodige vertaling die de dienst MER nodig heeft voor het aanvangen van de grensoverschrijdende informatie-uitwisseling; de uitgebrachte adviezen door de instanties;

(5)

 analyse en motivering door de initiatiefnemer waarom geen plan-MER nodig is;

Dit laatste kan ondermeer het geval zijn als:

Een plan of programma een uitwerking, wijziging, herziening of voortzetting inhoudt van een plan of programma waarvoor reeds een plan-MER werd goedgekeurd, en een nieuw plan-MER redelijkerwijs geen nieuwe of bijkomende gegevens betreffende aanzienlijke milieueffecten kan bevatten;

of;

in het kader van andere rapportages of beoordelingen reeds een systematische en wetenschappelijke verantwoorde analyse en evaluatie van de te verwachten gevolgen voor mens en milieu werden opgemaakt, die voldoen aan de essentiële kenmerken van een plan-MER

De derde en laatste stap omvat de screening door de cel-MER op basis van het document uit stap twee uitsluitsel gegeven wordt omtrent het al dan niet uitvoeren van een plan-MER (eventuele ontheffing van de plicht tot opmaak van een plan-MER).

2. Beschrijving van het plan 2.1. Situering

Het plangebied bevindt zich ten noordoosten van het centrum van Lede en ten noorden van de spoorlijn Brussel-Aalst-Gent (zie kaart 1).

Het gebied wordt begrensd door de Spoorstraat en de Bremenhulweg.

Het plangebied ligt in de directe omgeving van het station van Lede, het park van Mesen en het centrum van Lede.

In de oostelijke omgeving van het plangebied loopt een wegverbinding voor zachte weggebruikers die de ontsluiting van de bestaande woonwijk Kleine Kouter naar de Spoorstraat en via de voetgangersbrug over de spoorweg naar het centrum van Lede nastreeft.

Kaart 1. Ruimtelijke context

Spoorlijn Brussel- Aalst-Gent Station Lede

Groen lint Park met vijver

Kasteel van Mesen

Toekomstige sociale voorzieningen

Toekomstig woonproject

Woonwijk Kleine Kouter

Plangebied

(6)

2.2. Juridische toestand

Het plangebied is begrepen in het gewestplan van het gebied Aalst-Ninove-Geraardsbergen- Zottegem (nr. 12) dat bekrachtigd werd bij KB van 30/05/1978. Onderstaande kaart 2 geeft een uitsnijding weer van het betreffende plangebied.

Het gewestplan bestemt het plangebied volledig als woonzone, evenals de ruime aanpalende omgeving.

Kaart 2. Detail gewestplan thv plangebied

Een groot deel van het plangebied is gelegen in nog steeds van toepassing zijnd BPA ‘nr. 6A Spoorstraat’ (MB 23/01/1986) (zie kaart 3). Dit BPA detailleert het woongebied langsheen de Spoorstraat en de ontsluiting voor zachte weggebruikers naar de achterliggende woonwijk.

Kaart 3. Uittreksel BPA nr. 6 Spoorstraat

Een uitgebreide beschrijving van de bestaande toestand is terug te vinden in de toelichtinsgnota.

2.3. Feitelijke toestand

Het terrein is momenteel in gebruik als akker-weiland en deels begroeid met bomen.

Momenteel is er enkel bebouwing thv het kruispunt tussen de Bremenhulweg en de Spoorstraat, waar een woonhuis gelegen is.

Binnen het plangebied zijn momenteel geen wegen of openbaar domein aanwezig.

Plangebied

(7)

3. Doelstellingen, reikwijdte en detailleringsgraad van het RUP 3.1. Aanleiding tot opmaak van het RUP

De opdracht om een ontwerp op te maken voor het gebied aan de Spoorstraat - Bremenhulweg sluit inhoudelijk en vormelijk aan bij de bestemmingsplannen die de voorbije jaren zijn ontwikkeld voor de kern van Lede. Tevens bouwt het voort op de verworven inzichten uit het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan waarin de nadruk ligt op inbreiding en gedifferentieerd woningaanbod.

Een eerste deelontwerp voor deze site, namelijk B.P.A. nr. 6A Spoorstraat, werd reeds in 1978 goedgekeurd. Na overleg werd er in eind 2009 beslist om deze verouderde visie op het gebied te herzien.

Bij dit BPA is er echter geen rekening gehouden met de ontsluiting van het achterliggende binnengebied achter de zone opgenomen binnen het BPA, waarvan sprake binnen dit RUP (zie kaart 4).

Tevens wordt door het BPA een hypotheek gelegd op de gronden ter hoogte van het kruispunt Spoorstraat en Bremenhulweg. Door de invulling van het BPA, waarbij de tuinzone tot nagenoeg tegen de Bremenhulweg komt te liggen, is het niet meer mogelijk om het hoekperceel afdoende te ontwikkelen.

Kaart 4. Plangebied – BPA – Gewestplan, met knelpunten

Plangebied

BPA nr. 6a Spoorstraat Knelpunt

ontsluiting Knelpunt

ontwikkeling

(8)

Vanuit de visie van het richtinggevende gedeelte, wat betreft het te voeren ruimtelijke beleid, kunnen we afleiden dat vermits open ruimte en natuur schaars zijn ten opzichte van de talrijke menselijke behoeften en activiteiten, het noodzakelijk is om er zuinig mee om te springen. Dit betekent dat de open ruimte en de natuurlijke elementen binnen deze ruimte maximaal moeten benut worden.

Verdichting, inbreiding en bundeling van menselijke activiteiten zijn derhalve basisvoorwaarden voor een goed ruimtelijk beleid. Meer bepaald wordt er gestreefd om activiteiten van het hoofddorp te versterken door inbreidingsprojecten en verdichting. Belangrijke pleinen, open ruimten of corridors worden ook in deze verdichting behouden. Deze inbreidingsprojecten moeten een voldoende architecturale en functionele kwaliteit realiseren om zo elk op zich een meerwaarde voor de gemeente te betekenen.

3.2. Doelstellingen RUP

Het Gemeentebestuur van Lede wil met dit ruimtelijk uitvoeringsplan een deel van het BPA nr. 6A Spoorstraat vervangen, waardoor er geen hypotheek meer komt te liggen op de ontwikkeling van de achtergelegen gronden en de gronden langsheen de Bremenhulweg.

3.3. Reikwijdte

Het RUP Spoorstraat is beperkt tot de percelen gelegen binnen het plangebied, waarop op dit moment woongebied is gesitueerd volgens het gewestplan. Volgens het BPA wordt een deel van deze zone gedefinieerd als zone voor open bebouwing, voortuinen en tuinen.

Het RUP Spoorstraat zal een bestemmingswijziging doorvoeren van de bestaande bestemmingen van het BPA naar woonzone met tuinstrook en openbare wegenis. Hierdoor en mede door de beperkte oppervlakte van het RUP, zal de reikwijdte ervan beperkt zijn tot de afbakening van het RUP.

3.4. Detailleringsgraad RUP

Binnen de grenzen van dit RUP wordt er gekozen om een nieuwe structuur te brengen binnen de geëigende zone van het BPA nr. 6 A Spoorstraat en de aanpalende percelen langsheen de Bremenhulweg. Dit RUP wil door zijn eigenheid een leemte opvullen die zich op dit moment aldaar bevindt. Zowel volgens het gewestplan als volgens het BPA is hier de mogelijkheid geboden om te bouwen, alleen is de gehanteerde visie van toen niet meer conform de huidige visies.

Juist om die reden is er door de gemeente Lede beslist om voor deze zone een RUP uit te schrijven dat meer mogelijkheden biedt. De zone voor bebouwing, of m.a.w. de effectieve bebouwbare zone binnen het RUP, zijn specifiek vastgelegd op het plan.

Parkeergelegenheid zal gebouwgebonden toegelaten worden. Collectieve autostandplaatsen, bovenop eventuele gebouwgebonden parkeerplaatsen, zijn alleen toegelaten in de zone voor openbaar domein.

Het RUP zal elke zone specifiek afbakenen en hun maximale invulling vastleggen.

3.5. Grensoverschrijdende effecten

Het plangebied betreft een klein gebied, waar er geen effectieve bestemmingswijziging gebeurt.

Gezien de ligging van het terrein, de grootte en de bestemmingen worden er geen grensoverschrijdende effecten verwacht.

(9)

3.6. Mogelijke alternatieven

Dit RUP handelt over:

 Een meer eigentijdse invulling van een deel van het verouderde BPA nr. 6A Spoorstraat

 Een ontwikkelingsmogelijkheden van een bestaand perceel langsheen de Bremenhulweg.

Wanneer het ‘nulalternatief’ wordt bekeken (het voorgenomen plan gaat niet door) stellen we vast dat enerzijds een deel volgens het gewestplan ingekleurd als woonzone niet kan aangesneden worden en anderzijds de doelstellingen van het GRS (aansnijding van het achterliggende gebied tussen 2007 en 2012) niet kan gerealiseerd worden.

Een meer redelijk alternatief is het zoeken naar een andere ontsluiting van het achterliggende woongebied tov de Spoorstraat.

De alternatieven voor de ontsluiting van de gronden achter het bestaande BPA nr. 6A Spoorstraat zijn beperkt. Een ontsluiting naar de bestaande woonwijk zou de functie van de wegen aldaar (lokaal verkeer) wijzigen en ontsluitingsverkeer van het plangebied met zich meebrengen. Eveneens is een ontsluiting naar de Bremenhulweg niet aangeraden daar er enerzijds geen onbebouwde percelen meer vrij zijn en anderzijds een bijkomende ontsluiting op de Bremenhulweg niet aangewezen is gezien de reeds bestaande ontsluitingen van de woonwijk Kleine Kouter en de verkaveling Gery Heldenberglaan.

Tevens willen we opmerken dat in beide gevallen het overgrote deel van het verkeer toch uiteindelijk via de Spoorstraat zijn ontsluiting zal vinden daar zowel de woonwijk als de Bremenhulweg verbonden zijn met de Spoorstraat.

3.7. Mogelijke planbijsturingen

Bijsturingen van het RUP zijn nog mogelijk naar aanleiding van opmerkingen die voort zullen vloeien uit:

 Adviezen van verschillende instanties in het kader van de screening

 Adviezen vanuit de plenaire vergadering

 Uitslag van het openbaar onderzoek

3.8. Bijdrage aan bestaande milieuproblemen

Er stellen zich momenteel binnen het plangebied geen milieuproblemen.

3.9. Overzicht mogelijke milieumaatregelen

De stedenbouwkundige voorschriften voorkomen en beperken de eventuele hinder en verstoring van het milieu.

(10)

3.10. Relatie met andere plannen

Beschermd monument Geen

Beschermd landschap Geen

Beschermd dorpsgezicht Geen

Bescherm stadsgezicht Geen

Vogel-& habitatrichtlijngebied Binnen de grenzen van het projectgebied zijn er geen speciale beschermingszones, de dichtstbijzijnde ligt binnen het park van Mesen.

Gebieden van het VEN Geen

Natuurreservaten Geen

Beschermingszone waterwinning Geen

Voorkooprecht Geen

Boskartering en Speelzones Geen

Verkavelingsvergunning Geen

Inbreuken tegen de

stedenbouwwetgeving ambtelijk vastgesteld

Geen

Planologisch attest Geen

Atlas der Buurtwegen Geen buurtwegen in het plangebied.

(11)

4. Onderzoek naar plan-MER-plicht 4.1. Aftoetsing plan-MER-plicht

Een ruimtelijk uitvoeringsplan vormt het kader voor het toekennen van stedenbouwkundige vergunningen. Het RUP valt dus onder de definitie van een plan of programma zoals gedefinieerd in het DABM.

4.1.1. Project-MER-plichtig

Het RUP vormt kader in een bijlage III-project, namelijk een stadontwikkelingsproject (rubriek III 10.b) en aanleg wegenis (rubriek III 10.e). Gezien de beperkte omvang en de beperkte wijziging tov de huidige situatie (woongebied naar woongebied met een beperkt deel wegenis) kadert dit project in een project-m.e.r.-plicht.

Het project-m.e.r.-plicht wordt afgetoetst op basis van het besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieu- effectenrapportage, meer bepaald de bijlage I en II aan het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004.

De activiteiten die binnen het planologische kader van het voorliggende RUP zullen gerealiseerd worden vallen hier niet onder.

4.1.2. Noodzaak tot passende beoordeling

Speciale beschermingszones

Het plangebied van het RUP Spoorstraat is noch in VEN gebied, noch in de nabijheid van een vogel – of habitatrichtlijngebied gelegen.

Aard van het plan

Uit het voorgaande blijkt dat het gebied niet gelegen is in of in de directe nabijheid van speciale beschermingszones.

Het plangebied en het achterliggende woongebied wil meer eigentijdse mogelijkheden vormen ter vervanging van de rigide en verouderde BPA-voorschriften. In principe is er ook geen effectieve wijziging van de tot nu voorziene bestemmingen.

4.1.3. Conclusie

Gezien de aard, grootte en ligging van het plangebied kunnen we stellen dat er geen hinder zal ontstaan voor de speciale beschermingzones. De opmaak van een plan-MER wordt dan ook niet noodzakelijk geacht vanuit de noodzaak tot een passende beoordeling.

(12)

4.2. Screening milieu-effecten

Er kan in het algemeen gesteld worden dat het realiseren van de doelstellingen van het RUP geen significante milieueffecten in de verschillende disciplines teweeg zal brengen, daar het RUP Spoorstraat geen effectieve bestemmingswijziging doorvoert.

Zoals al eerder vermeld heeft het RUP Spoorstraat enkel tot doel de op dit moment van toepassing zijnde gewestplanbestemming en BPA-bestemmingen te verfijnen.

4.3. Voorbereidend onderzoek

Bij deze fase gaan we een eerste inschatting maken van de eventuele potentiële effecten op het milieu aan de hand van een schema en op basis van het beoogde plan. We zullen de impact van het plan aftoetsen aan de verschillende effectdisciplines met een duidelijk verschil tussen tijdelijke en permanente hinder.

4.4. Inschatting mogelijke milieueffecten

Hierbij gaan we een beschrijving en inschatting maken van de mogelijke aanzienlijke milieueffecten van het voorgenomen plan op de verschillende disciplines. De disciplines waar mogelijk een significant negatief effect verwacht wordt, worden verder uitgewerkt. Daarna zullen we de ingrepen en hun effect(en) beschrijven, aangevuld met remediërende maatregelen en eventuele leemten in de kennis.

4.4.1. Bodem en water

De bodemkaart (kaart 5) situeert het plangebied in de zandleemstreek. Het plangebied bevindt zich in een zone die gekenmerkt wordt door droge zandleemboden. Ter hoogte van de Bremenhulweg zou het bodemtype overgaan in een matig natte zandleembodem.

De bodem wordt gekenmerkt als infiltratiegevoelig waardoor ze goed doorlatend is, waardoor het water dat op onbebouwde grond valt in de ondergrond kan infiltreren en niet erosiegevoelig is.

Op het zoneringsplan (kaart 6) is het gebied volledig gelegen in centraal gebied.

Uit de watertoets blijkt dat het niet gelegen is in overstromingsgevoelig gebied en matig gevoelig voor grondwaterstroming (type 2), de ondergrond is weinig kwetsbaar voor grondwater.

De gronden zijn niet opgenomen in het register van verontreinigde gronden.

Het effect op de regenwaterhuishouding in en rond het plangebied dat zal worden veroorzaakt door de bijkomende verharding tov de huidige situatie kan afdoende gecompenseerd worden volgens de geldende normen binnen het plangebied.

Het gescheiden stelsel van de riolering kan opgenomen worden in het bestaande stelsel in de Spoorstraat. Volgens de zoneringskaart in het gebied gelegen in centraal gebied, wat impliceert dat de riolering aangesloten is op een zuiveringsinstallatie.

Er worden geen activiteiten toegelaten binnen het plangebied die bodem- of waterverontreiniging met zich mee kunnen brengen.

(13)

Besluit:

Gelet op de samenstelling van de bodem (infiltratiecapaciteit), de beperkte wijzigingen t.o.v. de huidige situatie en de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater vallen er geen significante effecten op de bodem of het water te verwachten.

Kaart 5. Bodemkaart Kaart 6. Zoneringsplan

4.4.2. Fauna en flora

Op de biologische waarderingskaart (kaart 7) zijn twee zones weergegeven. De grootste zone is een zone waarbinnen een hoogstamboomgaard is waargenomen. Een dergelijke zone kan een mix van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen bevatten. Eveneens wordt er een zone weergegeven thv de Spoorstraat waarbinnen een historisch permanent grasland (halfnatuurlijke graslanden) aanwezig is. Het betreft een mesofiel hooiland (glanshaververbond) dat zwak ontwikkeld is en een sterke talud die als biologisch waardevol zijn gekenmerkt.

Het plangebied situeert zich niet in of nabij een Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) of Integraal Verwevend en Ondersteunend Netwerk (IVON) en behoort ook niet tot een gebied dat aangeduid is als bos.

De dichtst bijgelegen broedkolonie bevindt zich in het park van het Domein van Mesen.

Besluit:

Op het terrein zijn geen daadwerkelijke waardevolle hoogstammige bomen aanwezig. Het behoud van de aanwezige bomen en vegetatie is niet significant waardevol waardoor de noodzaak niet bestaat om deze te behouden.

Plangebied Plangebied

Plangebied

(14)

Kaart 7. Biologische waarderingskaart

4.4.3. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd landschap, dorps- of stadsgezicht. Het plangebied maakt ook geen deel uit van een relictzone of een ankerplaats.

De structuurdragende matrix is er een van golvende topografie en lintbebouwing met duidelijk herkenbare en begrensde kerndorpen en vooral lineaire nederzettingen.

Er zijn geen beschermde monumenten in of nabij het plangebied.

Volgens het geoportaal van Onroerend Erfgoed is er het gebied niet gelegen in een archeologisch beschermde site. Bijgevolg zal er bij de bouwaanvragen moeten voldaan worden aan het Onroerenderfgoedbesluit en bij projecten die niet vallen onder het Onroerenderfgoedbesluit zal de vondstenmelding van toepassing zijn.

Besluit:

Er worden geen negatieve effecten verwacht op het landschap, het bouwkundig erfgoed en het archeologisch erfgoed.

(15)

4.4.4. Lucht, geluid en licht

Het plangebied situeert zich niet in een zone waar momenteel een overschrijding van de luchtkwaliteitdoelstellingen omtrent fijn stof en NOx plaatsvindt.

Het plangebied is niet onderworpen aan geluidshinder betreffende wegen die in de ruime omgeving gelegen zijn. Het plangebied is wel onderworpen aan de naastgelegen spoorlijn Brussel-Aalst-Gent.

Er zijn in de nabije buurt geen geluidsgevoelige receptoren (ziekenhuizen, bejaardentehuizen, gemeenschapsvoorzieningen) die een beperkte geluidsoverlast verdagen.

Er zijn geen belangrijke lichtbronnen in de ruime omgeving aanwezig. De nieuwe lichtbronnen binnen het plangebied zullen als doel hebben het openbaar domein te verlichten waardoor het effect op de omgeving zeer beperkt zal zijn.

Tevens dient rekening te worden gehouden met geluidshinder afkomstig van bestaande geluidsbronnen in de omgeving van het projectgebied, meer bepaald het spoorverkeer. Het plangebied bevindt zich in de zone van 65-69dB (voornamelijk de zone voor bebouwing) en de zone 60-64dN (voornamelijk de tuinzone). Door de bebouwing te richten naar de spoorweg toe en de tuinen weg van de spoorweg zal de bebouwing een geluidsbarrière vormen voor de tuinzones.

Tevens zijn de huidige en vooropgestelde isolatienormen van die aard dat deze een meer dan voldoende akoestische isolatie vormen en de geluidseffecten in de woonentiteiten voldoende zullen reduceren tot een normale woonomgeving.

Kaart 8. Geluidsbelasting spoorweg (www.geopunt.be)

Besluit:

De omgeving is gekenmerkt door eenzelfde type bestemming (wonen) waardoor er geen negatieve effecten op lucht, geluid en licht zullen gecreëerd worden.

4.4.5. Ruimtelijk-functionele aspecten

De bestemming van het plangebied wordt door het RUP niet gewijzigd. De structuur van bebouwing en open ruimtes wordt afgestemd op de omgeving om zodoende een maximale integratie van het plangebied te verkrijgen en is volledig conform het gewestplan en alle beleidsdocumenten hieromtrent.

Besluit:

Er worden geen negatieve effecten verwacht op het ruimtelijk-functionele aspect verwacht.

Plangebied

65-69 dB 60-64 dB 55-59 dB

(16)

4.4.6. Mobiliteit

Gezien de gekozen optie om de ontsluiting van het achterliggende nog te ontwikkelen woongebied naar de Spoorstraat te voorzien zal er geen bijkomende last gelegd worden op de Bremenhulweg en de woonwijk Kleine Kouter. De straat binnen het plangebeid zal enkel dienen ter ontsluiting van achterliggende nog te ontwikkelen woongebied. Ze zal afgesloten worden voor doorgaand gemotoriseerd verkeer vanuit de bestaande woonwijk Kleine Kouter.

Als het plangebied en het achterliggende nog te ontwikkelen woongebied gerealiseerd is betekent dit dat er circa 40 wooneenheden bijkomen. Statistisch is bewezen dat er per dag en per wooneenheid gemiddeld 5 ritten met de auto worden gemaakt. Dit betekent dat er gemiddeld door het plangebied 200 ritten per dag bijkomen.

Berekend met dit aantal per 24 uur dan komt dit neer op 8,3 extra ritten per uur of gemiddeld om de 7min een extra rit.

Wanneer we rekening houden dat er ’s nachts beduidend minder ritten zijn en het per etmaal (16u) berekenen dan bekomen we 12,5 ritten per uur extra of één rit om de 5 minuten.

Bij een weg met breedte kleiner dan 5.5m en een snelheidsregime van 70km/h is de CAP (maximale capaciteit per dag) 20.000 pe (personenauto’s equivalent). Dit komt neer op 1.250 pe per uur bij een etmaal van 16u. De toename van 12,5 pe per uur zal dus slechts 1,0% van de totale capaciteit van de weg betekenen. Gezien het feit dat de weg momenteel niet aan zijn maximale capaciteit zit zal deze toename dus geen verkeershinder met zich meebrengen.

Het plangebied bevindt zich niet nabij gevaarlijke zwarte punten.

Besluit:

Gelet op de geplande ontwikkelingen zal de impact op de mobiliteit door het plangebied op zich van zeer geringe aard zijn.

4.4.7. Hinder en risico’s mens

Het plangebied is niet onderhevig aan invloeden van windturbines, hoogspanningsleidingen, ondergrondse leidingen of mogelijke stralingen of explosies.

De dichtstbijzijnde Seveso-instellingen ligt op iets bijna dan 4km.

Besluit:

Daar er nu geen negatief effect reeds aanwezig is zal er ook nadien geen negatief effect zijn op het plangebied en zijn omgeving.

(17)

5. Conclusie

Voor de activiteiten die binnen het planologisch kader van het RUP Spoorstraat zullen kunnen gerealiseerd worden, is van rechtswege geen plan-MER-plicht.

In het algemeen kan gesteld worden dat het realiseren van de voorgestelde doelstellingen en de aard van het RUP Spoorstraat geen significante milieu-effecten in de verschillende disciplines zal teweeg brengen.

Het plangebied en de nabije omgeving vertonen geen relevante bijzondere kwetsbaarheden die onderhevig zijn aan aanzienlijke milieu-effecten.

Een verdere discipline uitwerking heeft bijgevolg geen toegevoegde waarde.

Beschrijving ingreep Afweging op basis van verschillende disciplines

Ingreep

Benaderende omvang Duur Bodem Water Fauna en flora Landschap Ruimtelijke ordening Lucht Geluid Licht Ruimte- functionele aspecten Mobiliteit Hinder en risico’s mens

Zone voor

bebouwing 2.290m² P N N N N N / Z / N N N

Zone voor

voortuinen 858m² P N N N N N / Z / N N N

Zone voor tuinen

757m² P N N N N N / Z / N N N

Zone voor openbaar

domein 386m² P N N N N N / Z / N N N

N Geen significant effect S significant effect Z lokaal effect, zeer beperkte omvang

P Permanent effect T Tijdelijk effect

+ Positief effect - Negatief effect / Niet relevant V Verder onderzoek nodig bij vergunningsaanvraag

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze discipline is niet relevant voor dit RUP zodat het geen betekenisvolle negatieve effecten voor de energie- en grondstoffenvoorraden veroorzaakt.

Binnen het beoogde bouwperceel van 1,9 ha kunnen planologisch meer dan 200 melkkoeien en 140 stuks vrouwelijk jongvee worden gehouden.. Verzocht wordt om in het bestemmingsplan

Voor het voorliggende RUP wordt, rekening houdend met de beperkte effecten van de mogelijke ingrepen ten opzichte van de huidige referentiesituatie en de voorkomende

Voor het voorliggende RUP wordt, rekening houdend met de beperkte effecten van de mogelijke ingrepen ten opzichte van de huidige referentiesituatie en de voorkomende

Door langs deze zijde een ontsluiting / verbinding te voorzien wordt er ook een vlotte verbinding voor langzaam verkeer richting het openbaar vervoersnet

Voor het voorliggende RUP wordt, rekening houdend met de beperkte effecten van de mogelijke ingrepen ten opzichte van de huidige referentiesituatie en de voorkomende

Voor het voorliggende RUP wordt, rekening houdend met de beperkte effecten van de mogelijke ingrepen ten opzichte van de huidige referentiesituatie en de voorkomende

Tevens zorgt het plan Galgenweel Oost voor een betere verweving van het gebied in zijn woonomgeving door het afwerken van de bestaande woonwijk, het verbinden van de