• No results found

Groot Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: prof mr J.H

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Groot Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: prof mr J.H"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Openbaar

Openbaar 1

Advies in zaaknr. 3938-915 Bouw- en Aannemersbedrijf N.J. Groot

Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit:

prof mr J.H. Jans (voorzitter), prof dr E.E.C. van Damme en mr H.H.B. Vedder (tevens secretaris)

1. Inleiding en procedure

1. Bij besluit van 29 juni 2006 in zaaknummer 3938-538 (hierna: het bestreden besluit) stelde de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna:

NMa) vast dat Bouw- en Aannemersbedrijf N.J. Groot een inbreuk heeft gemaakt op artikel 6 Mededingingswet (hierna: Mw) waarvoor een boete is opgelegd aan Bouw- en Aannemersbedrijf N.J. Groot B.V. (hierna: de onderneming).

2. Tegen het bestreden heeft de onderneming op 4 augustus 2006 bezwaar aangetekend dat op 12 oktober 2006 werd aangevuld.

3. Deze procedure maakt deel uit van de versnelde procedure in de deelsector burgerlijke- en utiliteitsbouw (B&U-sector).

4. Bij brief van 20 december werd aan de onderneming en de zaakbehandelaars bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit medegedeeld dat een hoorzitting zou plaatsvinden van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet (hierna:

Adviescommissie). Bij brief van 4 januari 2006 heeft de onderneming aangegeven dat zij afziet van het recht gehoord te worden naar aanleiding van haar bezwaarschrift.

2. Bestreden besluit

5. Het bestreden besluit is als bijlage aan dit advies gehecht

3. Bezwaren en beoordeling

IJkjaar 2001 is niet representatief

6. De onderneming is van mening dat het ijkjaar 2001 voor de vaststelling van de boetegrondslag niet representatief is. De onderneming wijst hiertoe op de verhouding tussen de aanbestedingsomzet 2001 en de aanbestedingsomzet in de jaren 1998 - 2000. De onderneming voert aan dat de aanbestedingsomzet 2001 hoger is uitgevallen doordat de omzet die voortvloeit uit onderhoudstaken van de zustervennootschap “De Toekomst” is overgenomen. De onderneming voert aan dat deze omzet niet zou moeten worden meegenomen bij het vaststellen van de aanbestedingsomzet 2001. Nu dit wel is gedaan is er sprake van evidente onbillijkheid en worden daarmee de Bekendmaking boetetoemeting en het evenedigheidsbeginsel geschonden.

7. De NMa wijst op de Bekendmaking boetetoemeting B & U sector op grond waarvan de aanbestedingsomzet 2001 als boetegrondslag wordt genomen. De NMa wijst op de wens om de procedure zo snel mogelijk af te ronden en de administratieve lasten te beperken, waaruit de keuze voor de aanbestedingsomzet in één jaar als boetegrondslag is voortgevloeid. De keuze voor 2001 als ijkjaar is ingegeven door de omstandigheden dat de overtreding toen nog voorkwam en de gegevens relatief recent zijn, maar niet zo recent dat zij tot problemen met de vertrouwelijkheid zouden

(2)

Openbaar

Openbaar 2

kunnen leiden. Daarmee acht de NMa het ijkjaar 2001 voldoende representatief. Nu de omzet behaald door zustervennootschap “De Toekomst” is verantwoord in de jaarrekening over 2001 van de onderneming behoort deze tot de aanbestedingsomzet indien aan de overige voorwaarden is voldaan. De NMa geeft dan dat een correctiemechanisme bestaat voor die gevallen waarin het ijkjaar 2001 niet-representatief is. Voor een beoordeling van deze niet-representativiteit zijn nadere gegevens vereist die de onderneming niet heeft aangeleverd.

Beoordeling

8. De Adviescommissie wijst erop dat de NMa een discretionaire bevoegdheid heeft ten aanzien van het vaststellen van de boete. Naar de mening van de Adviescommissie heeft de NMa daaraan in redelijkheid de invulling kunnen geven die zij heeft gekozen met de Bekendmaking boetetoemeting B & U sector. Meer bepaald beschouwt de Adviescommissie de keuze voor de aanbestedingsomzet 2001 als boetegrondslag als een redelijke keuze, zeker in het licht van het correctiemechanisme inzake de niet-representativiteit van het ijkjaar.

Overige boetebepalende omstandigheden

9. Naar de mening van de onderneming had de NMa bij de boeteoplegging rekening moeten houden met andere boetebepalende omstandigheden, zoals het gewicht van de onderneming in de nationale economie. De onderneming verwijst in dit verband naar randnummer 8 van de Richtsnoeren boetetoemeting. Nu hiermee geen rekening is gehouden is het bestreden besluit in strijd met het evenredigheidsbeginsel.

10. Naar de mening van de NMa is in het bestreden besluit terecht de Bekendmaking boetetoemeting B & U sector gevolgd. Deze voorziet in de aanbestedingsomzet 2001 als boetegrondslag die de mate van betrokkenheid reflecteert en daarmee de evenredigheid verzekerd.

Beoordeling

11. De Adviescommissie overweegt dat de onderneming dit bezwaar baseert op de algemene Boetebekendmaking, waarin dit inderdaad een factor is bij de boetetoemeting. In de onderhavige zaak heeft de NMa terecht verwezen naar de Bekendmaking Boetetoemeting B & U sector, die de voor het bestreden besluit relevante nadere uitwerking bevat. Op grond van de Bekendmaking boetetoemeting B & U sector zijn de door de onderneming aangevoerde factoren niet relevant, zodat de NMa niet gehouden is er aandacht aan te besteden.

[vertrouwelijk]

12. [vertrouwelijk]

13. [vertrouwelijk]

Beoordeling

14. [vertrouwelijk]

4. Conclusie en advies

(3)

Openbaar

Openbaar 3

De Adviescommissie adviseert - na beoordeling van de bezwaren van de onderneming - de Raad van Bestuur bij het nemen van het besluit op bezwaar het navolgende in overweging te nemen.

De bezwaren van de onderneming moeten naar de mening van de Adviescommissie ongegrond worden verklaard.

prof mr J.H. Jans (voorzitter) mr H.H.B. Vedder (secretaris)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor het slagen van dit bezwaar dient Heembouw aan te tonen dat de Raad bij het vaststellen van de Aanbestedingsomzet 2001 zijn beleidsruimte zou hebben overschreden.. Ten aanzien

De Adviescommissie heeft bovendien kennisgenomen van de overwegingen van de Raad in het besluit 5 en de zienswijze 6 op grond waarvan de Raad concludeert tot deelname van De

Stebema stelt dat zij wordt geschaad door de omstandigheid dat de Raad het Ondernemingsbegrip in de Installatie-sector anders heeft gedefinieerd dan in de GWW-sector, met als

BTNS stelt dat zij wordt geschaad door de omstandigheid dat de Raad het Ondernemingsbegrip in de Installatie-sector anders heeft gedefinieerd dan in de GWW-sector, met als gevolg

Ten aanzien van het bezwaar dat ETB niet in vrijheid heeft kunnen beslissen om na inzage van het dossier te kiezen voor de versnelde procedure, kan de Adviescommissie zich

Bij brief van 23 februari 2007 werd aan de partijen en de zaakbehandelaars bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa) medegedeeld dat op 16 maart 2007 een hoorzitting

De Adviescommissie is van mening dat de verlaging van het clementiepercentage door de Raad geen afzonderlijk besluit is van een bestuursorgaan waartegen apart bezwaar en

Het bezwaar van Cegelec dat zij zich, samengevat, onvoldoende in het Rapport zou herkennen, is naar de mening van de Adviescommissie onvoldoende geadstrueerd om tot de slotsom