• No results found

Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: mr R.E

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit: mr R.E"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Openbaar

Openbaar 1

Advies in de zaak 4897, ETB Vos B.V.

Subcommissie van de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet bestaande uit:

mr R.E. Bakker (voorzitter), dr J.F. Appeldoorn (secretaris) en prof. dr J.A.H. Maks.

1. Inleiding en procedure

1. Bij besluit van 31 augustus 2006 in zaaknummer 4897 (hierna: het besluit) stelde de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: de Raad) vast dat ETB Vos B.V. (hierna: ETB) inbreuk heeft gemaakt op artikel 6, eerste lid, Mededingingswet (hierna: Mw) en artikel 81, eerste lid, EG.1

2. Op grond van de vastgestelde overtreding van artikel 6, eerste lid, Mw en artikel 81, eerste lid, EG heeft de Raad een boete opgelegd aan ETB.

3. Tegen het besluit werd op 9 oktober 2006 een bezwaarschrift ingediend.2

4. Bij brief van 21 december 2006 werd aan de partijen en de zaakbehandelaars bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit (hierna: NMa) medegedeeld dat op 19 januari 2007 een hoorzitting zou plaatsvinden door de Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet (hierna: Adviescommissie). Op 19 januari 2007 vond deze hoorzitting plaats waarbij de partijen en vertegenwoordigers van de NMa werden gehoord door de subcommissie van de Adviescommissie bestaande uit: mr R.E.

Bakker (voorzitter), dr J.F. Appeldoorn (secretaris) en prof. dr J.A.H. Maks.

5. Het verslag van de hoorzitting werd op 27 februari 2007 aan partijen rondgestuurd.

2. Besluit

6. Het besluit is als bijlage aan dit advies gehecht.

3. Bezwaren en beoordeling

Deelname overtreding / Onderzoek NMa

7. ETB bestrijdt aan verboden vooroverleg te hebben deelgenomen. Nu het bewijsmateriaal enkel van clementieverzoekers afkomstig is, zou de Raad niet gerechtigd zijn om op grond van die informatie aan ETB een boete op te leggen. De

“2+2” bewijsregel zou daarbij niet voldoende zijn in het geval een aannemer de deelname uitdrukkelijk betwist. ETB acht de procedure daarnaast ook gebrekkig, omdat zij niet in vrijheid en met inzage van het dossier heeft kunnen beslissen om al dan niet aan de versnelde procedure deel te nemen. Ook zou dit in strijd zijn met art.

6 EVRM.3

Beoordeling

8. De Adviescommissie interpreteert het bezwaar van ETB mede als een bezwaar tegen de zgn. “2+2” bewijsregel. Daarnaast ziet het bezwaar op de beoordeling van het concrete bewijs van deelname aan de algemene structuur van verboden vooroverleg in het geval van ETB. ETB stelt daarnaast dat de door de Raad aangevoerde

1 Prismanummer 4897/38.

2 Prismanummer 4897/43.

3 Pagina’s 2/3/4 van de aanvullende gronden.

(2)

Openbaar

Openbaar 2

bewijsvoering niet zou aantonen dat de onderneming heeft deelgenomen aan verboden vooroverleg.

9. De Adviescommissie kan ETB in dit betoog niet volgen. Blijkens het dossier staat vast dat er in de periode 1998-2001 sprake was van een algemene structuur van verboden vooroverleg. Op grond van de vrije bewijsleer heeft de NMa beleid gevormd om te bepalen in hoeverre individuele ondernemingen aan die structuur hebben deelgenomen. De “2+2”-regel maakt hier deel van uit. Het voldoen aan de “2+2”-regel maakt het aannemelijk dat de onderneming aan de algemene structuur van verboden vooroverleg heeft deelgenomen, behoudens tegenbewijs.

10. Het bezwaar tegen de “2+2”-regel dient te worden verworpen.

11. De Adviescommissie heeft bovendien kennisgenomen van de overwegingen van de Raad in het besluit4 en de zienswijze5 op grond waarvan de Raad concludeert tot deelname van ETB aan de algemene structuur van verboden vooroverleg.

12. Deze overwegingen en de zienswijze versterken, naar het oordeel van de Adviescommissie, de aannemelijkheid dat de onderneming heeft deelgenomen aan de algemene structuur van verboden vooroverleg.

13. Vervolgens dient te worden beoordeeld of ETB in het leveren van voldoende tegenbewijs is geslaagd. Naar de mening van de Adviescommissie is dit niet het geval, nu het betoog van ETB in wezen bestaat uit de enkele ontkenning aan de projecten opgenomen in het bewijsdossier, te hebben deelgenomen, te meer nu ETB heeft erkend aan verboden vooroverleg te hebben deelgenomen. De bewijsvoering zoals opgenomen in het besluit kan daarmee de slotsom dragen dat ETB de artikelen 6 Mw en 81 EG heeft overtreden.

14. Terzijde wenst de Adviescommissie de Raad in overweging te geven het betoog van de Raad zoals geformuleerd in de zienswijze in het besluit op bezwaar op te nemen, teneinde de bewijsvoering voor bezwaarde nader te specificeren en daarmee voor bezwaarde inzichtelijker te maken.

15. Het bezwaar dient te worden verworpen.

16. Ten aanzien van het bezwaar dat ETB niet in vrijheid heeft kunnen beslissen om na inzage van het dossier te kiezen voor de versnelde procedure, kan de Adviescommissie zich volledig vinden in het betoog van de Raad zoals uiteengezet in de zienswijze.6 Daarenboven overweegt de Adviescommissie dat het bezwaar in wezen een aspect van de reguliere procedure wenst in te brengen in de versnelde procedure. Die mogelijkheid ontbeert de bezwaarde echter, te meer nu het afzien van inzage in het individuele bewijsdossier één van de kernpunten is waarin de versnelde procedure van de reguliere afwijkt.

17. Ten aanzien van het argument van ETB dat zij nimmer baat zou hebben gehad bij het vooroverleg, heeft de vertegenwoordiger van ETB dit reeds ter hoorzitting weersproken door te stellen dat de onderneming geregeld ten gevolge van het verboden vooroverleg opdrachten verwierf die zij tegen commerciële tarieven aan haar wederpartijen kon factureren.

4 Zie de randnummers 14-20 van het besluit.

5 Zie de randnummers 43-56 van de zienswijze.

6 Randnummers 70-71 van de zienswijze.

(3)

Openbaar

Openbaar 3

18. Het bezwaar dient te worden verworpen.

Correctie Aanbestedingsomzet 2001

19. ETB stelt thans dat één project niet tot de Aanbestedingsomzet 2001 behoort. Zij heeft daartoe een gewijzigde accountantsverklaring laten opmaken.

20. Ter hoorzitting heeft de Raad toegezegd deze documentatie mee te wegen bij het nemen van het besluit op bezwaar.

Beoordeling

21. Gezien de toezegging van de Raad behoeft dit bezwaar geen nadere bespreking.

Slotoverweging

22. Voor zover naast de hiervoor besproken bezwaren nog andere bezwaren zouden kunnen worden gelezen, ontberen deze bezwaren voldoende zelfstandige betekenis om in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen zelfstandig te worden besproken, dan wel acht de Adviescommissie deze onvoldoende geadstrueerd.

4. Slotsom en Advies

23. De Adviescommissie adviseert de Raad het besluit op bezwaar vorm te geven onder toewijzing en verwerping van de bezwaren in voege als voormeld.

W.g.

mr R.E. Bakker

Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet – subcommissie zaak 4897 Voorzitter

W.g.

dr J.F. Appeldoorn

Adviescommissie bezwaarschriften Mededingingswet – subcommissie zaak 4897 Secretaris

-/-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door aldus voor de B&U-sector de minimale boete niet vast te stellen aan de hand van de laagste opgelegde boetes, zoals dat wel in de GWW-sector is gebeurd, ontbreekt naar

Voor het slagen van dit bezwaar dient Heembouw aan te tonen dat de Raad bij het vaststellen van de Aanbestedingsomzet 2001 zijn beleidsruimte zou hebben overschreden.. Ten aanzien

Daarnaast stelt Higler niet aan verboden vooroverleg te hebben deelgenomen en maakt Higler bezwaar tegen de omstandigheid dat de Raad in het besluit niet ingaat op haar bezwaren

Deze overwegingen en de zienswijze versterken, naar het oordeel van de Adviescommissie, de aannemelijkheid dat de onderneming heeft deelgenomen aan de algemene structuur van

Nu de onderneming ten tijde van de inbreuk 100% van de aandelen hield in de onderneming die betrokken was bij de inbreuk en niet heeft aangetoond dat zij geen feitelijke en

Van Oord is van mening dat het meerwerk niet in de aanbestedingsomzet dient te worden betrokken, daar dit steeds één-op-één met de opdrachtgever zou zijn overeengekomen en

Kindeg stelt dat zij wordt geschaad door de omstandigheid dat de Raad het Ondernemingsbegrip in de Installatie-sector anders heeft gedefinieerd dan in de GWW-sector, met als

8 december 2005, waarin de Raad Hollander in de gelegenheid heeft gesteld redenen te vermelden voor een eventuele verschoonbaarheid van de overschrijding van de bezwaartermijn,