• No results found

Vraag nr. 191 van 21 april 1999 van mevrouw VERA DUA

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 191 van 21 april 1999 van mevrouw VERA DUA"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 191 van 21 april 1999

van mevrouw VERA DUA

Sidmar Gent – Dioxine-uitstoot

De aandacht voor de dioxineproblematiek werd de laatste tijd vooral geconcentreerd op de huisvuil-verbrandingsinstallaties. Dat ook nog andere en belangrijke bronnen van dioxine-uitstoot aanwezig zijn in Vlaanderen, wordt daarbij soms over het hoofd gezien.

Ik denk daarbij in de eerste plaats aan de ferro-in-dustrie, waarbij het Gentse staalbedrijf Sidmar de grote koploper is. Emissiemetingen in 1996-1997 wezen uit dat Sidmar een dioxine-uitstoot heeft van 8,6 tot 18,8 ng TEQ/Nm3(ng : nanogram ; TEQ : toxisch equivalent ; Nm3: normaal kubieke meter), terwijl 0,1 ng TEQ/Nm3als norm wordt gehanteerd voor verbrandingsinstallaties.

Door de afdeling Milieu-inspectie van Aminal (ad-ministratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbe-heer) werd in overleg met het bedrijf een actiepro-gramma tot vermindering van de dioxine-uitstoot opgesteld (cfr. mijn actuele vraag van 10 juni 1998 ;

Handelingen nr. 47 van 10 juni 1998, blz. 16-17 – red.). Volgens dit actieprogramma moest Sidmar

tegen eind 1998 de norm van 2,5 nanogram per ku-bieke meter toxisch equivalent halen, en tegen eind 1999 moet de norm van 0,5 nanogram worden ge-haald.

Graag had ik van de minister vernomen wat de stand van zaken op dit moment is.

1. Er werden rond de jaarwisseling nieuwe dioxi-nemetingen bij Sidmar uitgevoerd.

Wat zijn de resultaten van deze metingen en welke reducties van de dioxine-uitstoot van Sid-mar werden opgemeten ?

2. Welke maatregelen werden ondertussen door het bedrijf genomen teneinde de dioxine-uit-stoot te reduceren ?

Werd daarbij de vooropgestelde waarde van 2,5 ng TEQ/m3, die tegen eind 1998 moest worden bereikt, overschreden en zo ja, wat is daarvan de oorzaak ?

3. Indien de vooropgestelde waarde van 2,5 ng TEQ/m3 eind 1998 niet werd gehaald, welke maatregelen werden dan genomen door de af-deling Milieu-inspectie ?

4. Welke saneringsmaatregelen worden door het bedrijf voor de nabije toekomst in het vooruit-zicht gesteld en binnen welke termijn ?

5. Welke maatregelen worden door de minister in het vooruitzicht gesteld indien blijkt dat Sidmar in de toekomst de vooropgestelde milieudoel-stellingen niet haalt ?

Antwoord

Vooraf wil ik verduidelijken dat in het gevoerde beleid met betrekking tot de reductie van de dioxi-ne-uitstoot niet alleen aandacht is besteed aan de huisvuilverbrandingsinstallaties, maar ook aan an-dere afvalverbrandingsinstallaties en aan de be-trokken industriële sectoren.

In het MINA-plan 2 (Plan voor Preventie en Sane-ring inzake Milieu en Natuur), is hieromtrent ove-rigens een specifieke actie 26 opgenomen.

Reeds op 16 december 1997 heb ik de bevoegde administratie samen met vertegenwoordigers van de geviseerde industriële installaties in een werk-vergadering samengeroepen, met de opdracht drin-gend werk te maken van een actieplan tot vermin-dering en beheersing van de dioxine-uitstoot van industriële installaties.

Als gevolg van deze opdracht hebben de geviseer-de bedrijven ongeviseer-derzoeken aangevat en maatrege-len getroffen. De afdeling Milieu-inspectie van haar kant heeft terzake in haar hoedanigheid van toezichthoudende overheid op 6 april 1998 een aanmaning gestuurd aan de NV Sidmar.

Ten slotte werden bij besluit van 19 januari 1999 voor de relevante industriële sectoren dwingende dioxinenormen ingeschreven in titel II van Vlarem. Vlaanderen is daarmee koploper in Europa. Op de concrete vraagstelling kan ik het volgende antwoorden.

1. In de loop van 1998 werden in opdracht van de NV Sidmar in totaal 172 emissiebepalingen van dioxinen en furanen uitgevoerd op de schouwen aan de bakzijde van de beide sinterfabrieken. Dit gebeurde door het Duitse laboratorium GfA (tijdens 64 meetdagen, telkens 2 of 3 me-tingen over een periode van 3 uur) en door de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onder-zoek (VITO) (tijdens 40 meetdagen, groten-deels parallel met GfA).

(2)

er sterke schommelingen optreden in de dioxi-ne-uitstoot. Dit hangt samen met het feit dat in de loop van 1998 door de NV Sidmar allerlei ex-perimenten werden uitgevoerd in het kader van de zoektocht naar effectieve maatregelen ter beperking van de dioxine-uitstoot. Tussen begin en eind 1998 viel echter een onmiskenbare da-lende trend waar te nemen.

Tussen 1 januari en 31 maart 1999 werden al op 25 dagen dioxinebepalingen uitgevoerd op de schouwen van de twee sinterfabrieken, en dit door zowel GfA als het Nederlandse laboratori-um Tauw. Dit groot aantal metingen levert dus een bijna continu beeld op van de dioxinecon-centratie in de rookgassen van deze installaties. Op blz. 1791 en 1792 wordt een overzicht gege-ven van de meetresultaten van de VITO en van Tauw (erkende laboratoria in het Vlaamse ge-west) tot en met 30 maart 1999.

2. In de loop van 1998 voerde de NV Sidmar talrij-ke experimenten uit die moeten bijdragen tot een blijvende beperking van de dioxine-emissie van de sinterfabrieken.

Deze experimenten omvatten onder meer : het onderzoek naar de ingezette grondstoffen en reststoffen (gebruik van drinkwater in plaats van kanaalwater, stopzetting van het gebruik van bepaalde producten), de toepassing van in-hibitoren die dioxinevorming tegengaan (onder andere poederkalk, carbamine, ureum, ...), con-tacten met deskundigen en buitenlandse colle-ga's, investeringen in procesaanpassingen (onder andere temperatuur van de rookgassen, waterinjectie, stofbeheersing, snelheid van de sinterketting, additieven, ...), de zoektocht naar een snel implementeerbare end-of-pipe oplos-sing en onderzoek naar alternatieve emissiebe-perkende maatregelen. Tijdens overleg met bui-tenlandse staalbedrijven werd het sinterproces onderling vergeleken. De NV Sidmar trad toe tot de "Arbeitsgemeinschaft" van Duitse staal-bedrijven, die samen werken aan de ontwikke-ling van een nageschakelde techniek voor dioxi-neverwijdering uit de rookgassen, via de injectie van bruinkool.

De implementatie van een aantal maatregelen leidde tot de waargenomen reductie van de dioxine-uitstoot, op verschillende dagen zelfs tot een concentratie van minder dan 2,5 ng TEQ/Nm3. Zoals ook blijkt uit de tabel, zorgde dit er echter niet voor dat eind 1998 het door de afdeling Milieu-inspectie vooropgestelde doel, met name het voortdurend bereiken van een

emissieconcentratie van minder dan 2,5 ng TEQ/Nm3, werd gehaald. Volgens het bedrijf kwam dit omdat er, ondanks alle onderzoek en metingen en de massale inzet van middelen en mensen, nog onvoldoende kennis voorhanden zou zijn over de precieze oorzaken en de me-chanismen van de dioxinevorming.

3. De afdeling Milieu-inspectie oordeelde op basis van het evaluatieverslag 1998 dat door de NV Sidmar op 23 februari 1999 werd ingediend dat, ondanks al de inspanningen van het bedrijf, er eind 1998 nog geen procesomstandigheden waren doorgevoerd die ervoor zorgden dat de emissie van de beide sinterfabrieken lager lag dan 2,5 ng TEQ/Nm3.

De afdeling Milieu-inspectie concludeerde daarom dat op 31 december 1998 aan de aan-maning van 6 april 1998 geen afdoend gevolg werd gegeven.

Om deze reden werd door het afdelingshoofd van de afdeling Milieu-inspectie op 26 maart 1999 een nieuwe aanmaning gegeven in uitvoe-ring van artikel 64 van titel I van Vlarem. Uit het evaluatierapport van de NV Sidmar leidde de afdeling Milieu-inspectie af dat het bedrijf in de loop van november 1998, door het nemen van een specifieke set van maatregelen, erin geslaagd was de dioxine-uitstoot voortdu-rend te beperken tot minder dan 2,5 ng TEQ/Nm3.

Omdat dit pakket van maatregelen op dat mo-ment de meest sluitende garantie leek te bieden dat deze doelstelling aanhoudend kon worden bereikt, maande de afdeling Milieu-inspectie de NV Sidmar op 26 maart 1999 aan om vanaf 19 april 1999 te werken onder de condities die wer-den aangehouwer-den tijwer-dens de periode van 4 tot en met 20 november 1998, zoals beschreven in het evaluatierapport van de NV Sidmar.

Deze maatregelen waren concreet :

– het niet inzetten van de recuperatiebedding (met onder meer het slib van de staalfabriek, walsoxiden en hoogovenstof) ;

– het gebruik van drinkwater in plaats van ka-naalwater ;

– het inzetten van elektrofilterstof enkel af-komstig van het eerste veld van de elektrofil-ter ;

(3)

– het gebruik van fijne kalksteen (CaCO3). De afdeling Milieu-inspectie gaf de NV Sidmar de kans per kerende een volwaardig alternatief voor de voornoemde maatregelen voor te stel-len, dat door empirische vaststellingen onder-bouwde en sluitende garanties bood dat min-stens hetzelfde emissieniveau kon worden be-reikt.

Verder werd in deze nieuwe aanmaning het uit-eindelijke streefdoel, opgenomen in de oor-spronkelijke aanmaning van 6 maart 1999, her-nomen : tegen uiterlijk 31 december 1999 dient de NV Sidmar een verdere reductie van de dioxine-uitstoot te realiseren, met een beper-king van de emissieconcentratie tot minder dan 0,5 ng TEQ/Nm3 (omgerekend naar 16 volume-procent zuurstof in de droge rookgassen) op alle schouwen van de twee sinterfabrieken. Hiertoe dient de NV Sidmar zo snel mogelijk alle maatregelen te (laten) onderzoeken die deze emissiebeperking binnen het aangegeven tijdsbestek moeten mogelijk maken, en deze aldus te implementeren op de beide sinterfa-brieken.

In antwoord op deze aanmaning stelde de NV Sidmar op 15 april 1999 dat men niet wenste af te stappen van het gebruik van de recuperatie-bedding en dat men het eigen programma on-verminderd wenste voort te zetten. Men trok in deze brief ook de correlatie tussen de dioxine-emissie van de sinterfabrieken en de in de om-geving vastgestelde dioxinecontaminatie (depo-sitie, hoevemelk) in twijfel.

De afdeling Milieu-inspectie reageerde op 30 april 1999 met onder meer de vraag aan de NV Sidmar om duidelijk aan te geven waarin de ge-kozen aanpak bestaat die moet verzekeren dat de vooropgestelde doelstelling (2,5 ng TEQ/Nm3) zou worden gehaald. Verder werd opnieuw gevraagd naar een duidelijke planning van de maatregelen voor de komende maanden die ertoe moeten leiden dat de doelstelling voor eind 1999 (0,5 ng TEQ/Nm3) zal worden ge-haald. De afdeling Milieu-inspectie stelde dat, indien verdere experimenten aanleiding zouden geven tot een dioxineconcentratie in de rook-gassen van meer dan 2,5 ng TEQ/Nm3, dit uiter-aard volledig op de verantwoordelijkheid van de NV Sidmar zou gebeuren en zou ingaan tegen de in de aanmaning van 26 maart 1999 vooropgestelde doelstelling.

Op 6 mei 1999 reageerde de NV Sidmar op deze brief van de afdeling Milieu-inspectie. Hieruit blijkt dat het bedrijf de experimenten wil

voort-zetten om de rol van de fysische parameters van de ingezette grond- en reststoffen op het dioxi-nevormingsproces duidelijk te maken. Het be-drijf herhaalt dat men geen sluitende garantie kan geven over de resultaten die zullen worden bereikt, maar dat men alles in het werk wil stel-len om zo snel als mogelijk alle bepalingen inza-ke dioxine-emissies te bereiinza-ken.

Sinds 5 maart 1999 liggen alle gerapporteerde meetwaarden van de dioxineconcentraties in de schouwen van de sinterfabrieken lager dan 2,5 ng TEQ/Nm3.

4. De NV Sidmar doet in het kader van het pro-gramma voor de beperking van de dioxine-emissie de volgende ingrepen en investeringen. In april 1999 liepen de eerste experimenten met de injectie van een bruinkoolcokesmengsel in de rookgassen van sinterfabriek 1. De bouw van een injectie-installatie voor bruinkool in de rookgassen van sinterfabriek 2 is gepland vanaf mei 1999. De vermoedelijke uitvoeringstermijn voor de bouw bedraagt acht maanden. Indien blijkt dat deze techniek voldoet, zal men ook op sinterfabriek 1 een dergelijke installatie bou-wen. Hierbij moet vooral het gevaar op explo-sies of zelfontbranding van het filterstof worden onderzocht. In mei 1999 zullen de slibcentrifu-ges voor staalfabriekslib in gebruik worden ge-nomen (steekvast maken van het slib). De ver-nieuwde tweede elektrofilter van sinterfabriek 2 zal in augustus 1999 in gebruik worden geno-men. Eind dit jaar wordt de rondkoeler voor sinterfabriek 2 gebouwd, zodat die begin 2000 in gebruik kan worden genomen.

(4)

Sinterfabriek 1 Sinterfabriek 2 (bakzijde) (bakzijde) Datum PCDD/F Datum PCDD/F ng/TEQ/Nm3 ng TEQ/Nm3 VITO 24/04/98 12,20 12/05/98 38,20 25/05/98 4,17 26/05/98 4,28 02/06/98 16,00 11/06/98 6,25 08/06/98 11,00 15/06/98 4,38 16/06/98 2,14 02/07/98 3,40 29/06/98 8,31 14/07/98 2,04 13/08/98 2,49 14/08/98 3,45 17/08/98 3,77 28/08/98 3,65 27/08/98 8,36 01/09/98 2,14 02/09/98 5,88 09/09/98 4,25 08/09/98 2,13 24/09/98 6,61 25/09/98 9,00 01/10/98 5,30 02/10/98 5,13 08/10/98 5,05 07/10/98 11,00 20/10/98 12,7 04/11/98 0,85 05/11/98 0,73 12/11/98 1,71 13/11/98 1,31 18/11/98 0,83 19/11/98 1,09 25/11/98 2,35 26/11/98 2,80 09/12/98 4,09 10/12/98 6,30 16/12/98 3,83 15/12/98 4,26 20/01/99 1,67 21/01/99 1,96 27/01/99 3,15 04/02/99 0,80 03/02/99 0,89 TAUW 16/03/99 1,40 17/03/99 0,42 18/03/99 0,70 23/03/99 0,45 30/03/99 0,84

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aangezien het strand in de gewestplannen geen expliciete bestemming heeft, is het de V l a a m s e regering zelf die rechtstreeks haar toestemming dient te geven voor

Vanaf welke datum zal de definitief toegewezen titularis de facto wonen in zijn ambtsgebied?. Op welke bossen zal de titularis moeten

Bijgevolg ontvingen de Gentse Feesten in 1996 een bedrag van 75.000 frank, en na ontvangst van de afrekening 1997 zal vermoedelijk hetzelfde bedrag in het najaar van 1997 kunnen

In hoeveel gevallen en voor welke oppervlakte werd de aankoop door het Vlaams Gewest ge- eist en wat was de gemiddelde prijs per vierkan- te meter bij deze gedwongen

Heeft de minister reeds initiatieven genomen ten aanzien van zijn collega bevoegd voor Amb- tenarenzaken, teneinde het statuut van de bos- arbeiders te verbeteren.. Wat zijn

In tegenstelling tot wat de titel van deze vraag laat v e r m o e d e n , betreft zij enkel de werking met betrekking tot het aspect waarborgverlening door het

De lokalen die dit wel zijn (volgens rubriek 32.1 van titel I van het Vlarem en omzendbrief van 20 maart 1997 – Belgisch Staatsblad 15 april 1997) moeten voldoen aan de

Naar aanleiding van een dodelijk ongeval op 31 maart 1998 waarbij een veertienjarige jongen ver- o n g e l u k t e, eist de buurt dat er dringend maatrege- len worden genomen,