Vraag nr. 43
van 10 september 1996 van mevrouw NELLY MAES
Laaggeschoolde vrouwen – Werkgelegenheid Volgens het jaarboek "De arbeidsmarkt in V l a a n-deren" verricht de helft van de laaggeschoolden (lager of lager secundair onderwijs) betaalde arbeid, terwijl dit bij de hooggeschoolden 84,4 % is. Vooral vrouwen worden het slachtoffer van hun gebrekkige opleiding. Van de laagst geschoolde mannen (diploma lager onderwijs) heeft 54 % w e r k , bij vrouwen met dat diploma vindt maar 2 3 , 9 % betaald werk. Veel vrouwen met een baan werken deeltijds, namelijk 225.000 of 33 % van het totaalaantal werkende vrouwen, tegenover 26.000 deeltijds werkende mannen.
De maatregelen om arbeidsherverdeling te bevor-d e r e n , hebben bevor-dus maar weinig praktische gevol-gen gehad. Integevol-gendeel : volgevol-gens het jaarboek is de arbeidsduur voor de mannen tussen 1990 en 1994 zelfs gestegen met 1,02 %, terwijl er juist minder mannen gaan werken.
Welke inspanningen heeft de Vlaamse regering geleverd om mannen meer deeltijds te laten wer-k e n , om de beschiwer-kbare arbeid beter te verdelen, en om laaggeschoolde vrouwen aan betaalde jobs te helpen ?
N.B. : Deze vraag werd eveneens gesteld aan de heer Theo Ke l c h t e r m a n s, Vlaams minister van Leefmilieu en Tewerkstelling.
Antwoord
Samen met de Vlaamse volksvertegenwoordiger heb ik ook vastgesteld dat de verschillende arbeidsherverdelende maatregelen niet enkel een positieve invloed hebben op de gelijke kansen voor vrouwen en mannen en hun deelname aan het arbeidsproces.
Naast de mogelijkheid die deeltijdse arbeid creëert met betrekking tot bijvoorbeeld de combinatie werk en gezin, stelt men anderzijds vast dat het vooral vrouwen zijn die kiezen/terechtkomen in dergelijke systemen. De gevolgen hiervan zijn ne-fast te noemen : beperkte carrièremogelijkheden, onregelmatige uren en problemen met kinderop-vang, precaire statuten, ...
Het is trouwens zo dat de feminisering van de armoede in extremis hiervan een gevolg is.
In dit kader heb ik een onderzoeksopdracht gege-ven aan de UIA (Universitaire Instelling A n t w e r-pen) om na te gaan hoe de participatie van vrou-wen en mannen in het arbeidsproces wordt beïn-vloed door de arbeidsherverdelende maatregelen. Het is de bedoeling vanuit deze onderzoeksop-dracht nieuwe beleidsindicatoren inzake de gelijke kansen voor vrouwen en mannen te vinden, o m vervolgens de arbeidsherverdelende maatregelen bij te sturen.
Als minister van Gelijke Kansen, met een horizon-tale bevoegdheid, kan ik zelf geen maatregelen nemen om op de arbeidsmarkt in te grijpen. A a n-gezien dit een inhoudelijke bevoegdheid van colle-ga Theo Kelchtermans is, verwijs ik voor dit deel van het antwoord naar hem. Met het kabinet van de betrokken minister worden wel onderhandelin-gen opgestart om de arbeidsherverdelende maatre-gelen te evalueren.