Vraag nr. 12
van 14 december 2000 van de heer JAN LOONES
Campings – Flexibiliteit arbeidsvoorwaarden In de openluchtrecreatieve sector is zeker nog plaats voor bijkomende tewerkstelling (zie "state of the union" van de Federatie Toeristische Indus-trie – FTI op 18 mei 1999) (Campingfederatie CKVB – Jaarboek 2000).
Voorwaarde is evenwel dat de arbeidsvoorwaarden worden versoepeld.
De toeristische sector – en de kampeersector bij uitstek – is namelijk seizoensgebonden en dus in grote mate afhankelijk van allerlei factoren, w a a r-onder de weersomstandigheden. Het personeel moet zich bijgevolg steeds aanpassen aan wisselen-de omstandighewisselen-den, zoals drukke periowisselen-des, d o d e p e r i o d e s, w e e k e n d w e r k , werkuren buiten de nor-male diensturen, enzovoort.
De huidige wetgeving haakt echter niet altijd even vlot in op deze specifieke noden binnen de toeristi-sche bedrijven. Daarom zien veel uitbaters af van permanente aanwervingen.
De kampeersector is dan ook vragende partij voor meer flexibele arbeidsvoorwaarden voor personeel in de toeristische sector in het algemeen en in de openluchtrecreatieve sector in het bijzonder. 1. Onderkent de minister de specifieke noden
rond tewerkstelling in de toeristische sector, vooral in de kampeersector ?
2. Werd de vraag van de Campingfederatie naar een regeling voor flexibele werkvoorwaarden reeds geëvalueerd ? Met welke conclusies ? 3. Op welke manier wordt hieraan eventueel
tege-moetgekomen ?
Antwoord
1. De specifieke noden rond tewerkstelling in de toeristische sector werden uitvoerig geschetst in de Beleidsnota Toerisme 1999-2004 en de Be-leidsbrief Toerisme 2001 ( r e s p. Stuk 156 ( 1 9 9 9-2000) – Nr. 1 en Stuk 453 (2000-2001) – red.).
De toeristische sector – en de kampeersector maakt daarop geen uitzondering – is een
langrijke en groeiende arbeidsmarkt, met als be-langrijkste kenmerken de veelheid van kleine o n d e r n e m i n g e n , het grote aandeel werkgelegen-heid voor laaggeschoolden, het seizoensgebon-den karakter van de werkgelegenheid en de flexibele werkuren, met een groot aandeel aty-pische arbeidscontracten.
2. In het onderzoek naar de mogelijkheden voor een regeling van de flexibele arbeidsvoorwaar-den in de sector werarbeidsvoorwaar-den volgende lacunes vast-gesteld.
– De federale reglementering oefent een be-langrijke invloed uit op de noden van de werkgelegenheid in de sector. Het toerisme-beleid is in hoofdzaak een gemeenschapsma-t e r i e. De verdeling van bevoegdheden gemeenschapsma-tussen Vlaamse en federale overheid houdt het ge-vaar in dat onvoldoende op de specifieke noden van de sector en van de arbeidsmarkt van elk gewest wordt ingespeeld.
Het bestaan van een sectorcommissie To e r i s-me in de schoot van de Sociaal-E c o n o m i s c h e Raad voor Vlaanderen (SERV) is prioritair, wil men een overleg- en programmaplatform hebben op Vlaams niveau dat een geïnte-greerde aanpak kan garanderen en de nodi-ge adviezen en signalen kan nodi-geven over het voorwaardenscheppend beleid. Goede af-spraken met de sociale partners zijn essen-tieel, maar het platform ontbreekt totnogtoe. – Naast tewerkstelling behoren nog diverse
3. Om de hierboven aangegeven lacunes te verhel-p e n , heb ik reeds volgende staverhel-pverhel-pen onderno-men.
– De vraag tot oprichting van een sectorcom-missie Toerisme binnen de SERV : aan de S E RV heb ik via een argumentatienota de oprichting van een sectorcommissie To e r i s-me gevraagd. Als reactie hierop heeft het da-gelijks bestuur van de SERV zich principieel positief uitgesproken over de oprichting ervan.
Via een interne bevraging zal op korte ter-mijn de afbakening van de sector worden ge-f i n a l i s e e r d , zodanig dat de nodige age-fspraken tot operationalisering kunnen worden ge-maakt.
– De interministeriële conferentie voor toeris-me : de oprichting van zulk een conferentie die het overleg en de samenwerking moet bevorderen tussen de federale staat en de gewesten en gemeenschappen, dient te ge-beuren door het Overlegcomité, conform de bepalingen van artikel 31 en 31bis van de ge-wone wet van 9 augustus 1980 tot hervor-ming der instellingen.