Vraag nr. 33
van 1 december 2000 van de heer JAN LOONES
Opleiding industrieel ingenieur – A c a d e m i s ch e graad
Dat het opleidingsniveau van de industrieel ingeni-eur in ons land erg hoog ligt in vergelijking met de andere Europese landen, is reeds lang bekend en bovendien erkend door de industrie en de universi-teiten.
Vanuit deze vaststelling hielden alle gastsprekers hun referaat op het congres van de VZW V l a a m s e Ingenieurskamer (VIK), met als thema "De Vlaamse ingenieur in een Europees perspectief" (18 november 2000 – Vlaams Parlement).
De sprekers waren unaniem in hun oordeel dat de huidige opleiding tot industrieel ingenieur recht heeft op een academische graad en dat deze erken i erken g, door de Sorboerkenerkene-B o l o g erken a-P r a a g b e s p r e k i erke n-gen heen, ook politiek moet worden vertaald. Naast de toekenning van een academische graad aan de industrieel ingenieur enerzijds (wat volgens de VZW VIK op korte termijn kan gebeuren), vraagt de VZW anderzijds (op lange termijn en in het kader van de Europese hervormingen) een cor-recte inschaling van de opleiding van industrieel in-genieur in de toekomstige Europese structuren van het hoger onderwijs.
De VIK is van oordeel dat de finaliteit van een "masters degree", uitgereikt door een universiteit, de enige aanvaardbare graad is, rekening houdende met wat in andere landen gebeurt en met het hoge niveau van de opleiding.
Verder pleit de VIK voor een totaaloplossing met behoud van de bestaande complementaire oplei-dingen tot industrieel en burgerlijk ingenieur. 1. Werd het opleidingsniveau van de industrieel
ingenieur in ons land reeds geëvalueerd ? Wa t zijn de conclusies ?
2. Werd de vraag van de VZW Vlaamse Ingeni-eurskamer tot opwaardering van het diploma van industrieel ingenieur door toekenning van een academische graad reeds bestudeerd ? Met welke conclusies ?
3. Hoe snel kan eventueel tot deze maatregel wor-den overgegaan ?
4. Welke visie hanteert de minister m.b. t . de in-schaling van de opleiding van industrieel ingeni-eur in de toekomstige Europese structuren van het hoger onderwijs ?
5. Worden er stappen ondernomen met het oog op een totaaloplossing met behoud van de bestaan-de complementaire opleidingen tot industrieel en burgerlijk ingenieur ?
Antwoord
De evaluatie van het opleidingsniveau van de op-leidingen tot industrieel ingenieur past binnen het kwaliteitszorgsysteem dat geldt voor het hele hoger onderwijs. De hogescholen staan zelf in voor de interne en externe kwaliteitszorg. Deze laatste concretiseert zich door middel van visitatiecommis-s i e visitatiecommis-s, die van hun bevindingen een openbaar rap-port opstellen. De overheid bewaakt de mete v a-l u a t i e. De hogeschoa-len bereiden vandaag de exter-ne visitatie van de opleidingen tot industrieel inge-nieur voor.
De problematiek inzake de positionering van de twee cycli opleidingen aan de hogescholen, en de ingenieursopleidingen in het bijzonder, is vandaag meer dan ooit actueel. Ik ben deze discussie zeker niet ongenegen. De vraag van de Vlaamse Ingeni-eurskamer geniet mijn volle aandacht.
Ik acht het evenwel belangrijk dat initiatieven inza-ke de positionering van de twee cycli opleidingen zowel beantwoorden aan de maatschappelijke re-aliteit en de vooropgestelde finre-aliteit van deze op-l e i d i n g e n , aop-ls een opop-lossing ten gronde bieden. Overeenkomstig het hogescholendecreet zal vóór 1 mei 2002 een evaluatie plaatsvinden van het oplei-dingsaanbod aan de Vlaamse hogescholen. D e z e evaluatie betreft de toetsing van de opleidingen op hun leefbaarheid in het kader van de bepalingen van het decreet, hun maatschappelijke relevantie, het beroepsprofiel en de inhoudelijke kwaliteit. D e aanzet tot deze evaluatie is gegeven. De evaluatie is decretaal bedoeld als het kader waarbinnen eventuele wijzigingen en herschikkingen kunnen gebeuren en doel is de grondstoffen te leveren voor een globale optimalisering van het opleidings-aanbod.
deze evaluatie aanpassingen aan de huidige toe-stand aan te brengen. Particuliere maatregelen creëren daarenboven een precedent naar andere opleidingen toe. Dit resulteert onvermijdelijk in een sneeuwbaleffect, dat een gunstig klimaat voor de evaluatie in het gedrang brengt.
De beslissingen van de Vlaamse overheid op grond van de decretaal voorgeschreven evaluatie kunnen, naargelang de regelgevende initiatieven die zij ver-e i s ver-e n , in principver-e in wver-erking trver-edver-en mver-et ingang van het academiejaar 2002-2003 of met ingang van het academiejaar 2003-2004.
De Bolognaverklaring nodigt uit om de structuren van het hoger onderwijs in Europa op elkaar af te s t e m m e n . De Vlaamse overheid zal het proces van heel dichtbij blijven volgen en haar actieve mede-werking blijven verlenen aan de implementatie e r v a n . Het proces bevindt zich vandaag echter nog in een te prematuur stadium om nu reeds concrete standpunten in te nemen over de consequenties voor de Vlaamse opleidingen in het algemeen en de ingenieursopleidingen in het bijzonder. Een en ander zal daarenboven ook gerelateerd zijn aan de resultaten van de decretaal voorgeschreven evalu-atie van het opleidingsaanbod, zoals hierboven be-schreven.