Vraag nr. 271 van 3 juli 2000
van de heer JAN LOONES
Zwembaden op campings – Redders
Naar verluidt zou de campingfederatie CKVB (Na-tionale Centrale voor Kampeer- en Va k a n t i e b e s t e-dingsbedrijven) een beargumenteerd document tot voorstel van wijziging van de milieuwetgeving inza-ke zwemgelegenheden op kampeerterreinen voor-leggen aan de minister (Recrea-magazine Nr. 0 0 4 van 6 juni 2000).
Ongeveer 20 % van de terreinen voor openluchtre-creatieve verblijven beschikt over een zwemgele-genheid voor de kampeerders.
De milieuwetgeving (Vlarem 11) heeft terzake een reeks normen opgelegd omtrent toezicht, i n f r a-structuur, hygiëne en waterbehandeling.
Volgens de campingfederatie CKVB ontsnapt de h o t e l- en appartementsector (in tegenstelling tot de campingsector) aan deze wetgeving op het punt van verplicht toezicht, en dient deze sector enkel te voldoen aan de voorwaarden die betrekking heb-ben op het waterbehandelingssysteem, de kwali-teitsvereisten van het water en de opslag van che-micaliën.
Het aanwerven van een redder is voor kampeeruit-baters nochtans een waar probleem.
Redders verdienen nu eenmaal veel beter op het strand of in een publiek zwembad, en willen in het beste geval ook pas aan het werk met een contract voor een volledig seizoen. Aangezien het bij cam-pings meestal om openluchtzwembaden gaat, m o e t de redder bij sluiting ervan wegens slecht weer toch worden doorbetaald. In het voor- en nasei-zoen is het daarenboven, door de geringe bezet-t i n g, financieel onhaalbaar om een redder aan bezet-te stellen voor een paar enkelingen. Maar zelfs al heeft de uitbater voldoende middelen, dan nog krijgt hij meestal de kans niet om ook maar één redder aan te werven.
Komt daarbij dat de concurrentiepositie van de kampeersector in Vlaanderen tegenover het bui-tenland onhoudbaar wordt. Zo krijgt in Fr a n k r i j k – campingland bij uitstek – de campinguitbater de vrijheid om al dan niet een redder op te stellen. Volgens de campingfederatie CVKB kan deze dis-criminerende situatie niet langer blijven duren en moeten de zwembaden op terreinen voor
open-luchtrecreatieve verblijven op dezelfde manier worden behandeld als deze verbonden aan hotels en appartementen, aangezien deze verblijfsvormen volgens haar volkomen vergelijkbaar zijn.
1. Werd er reeds overlegd met de campingsector over het voorstel tot wijziging van de milieuwet-geving inzake het verplicht toezicht op zwemba-den op kampeerterreinen ?
Zo ja, met welk resultaat ?
2. Wordt er ook bij ons gestreefd naar een soepe-lere houding tegenover de campingsector inza-ke de aanstelling van redders voor zwembaden op kampeerterreinen, naar het Franse voor-beeld ?
Antwoord
1. Vooreerst kan worden opgemerkt dat volgens de Vlarem-indelingslijst (indelingsrubriek 32.8.1) enkel baden die verbonden zijn aan privé-woningen en die niet voor het publiek worden opengesteld, niet zijn ingedeeld en bij-gevolg ook niet zijn onderworpen aan de mi-lieuvoorwaarden van titel II van het Vlarem. Voor de baden verbonden aan hotels of appar-tementsgebouwen die niet voor het publiek worden opengesteld, zijn volgens artikel 5 . 3 2 . 9 . 1 . 1 , § 1 van titel II van het Vlarem slechts een beperkt aantal bepalingen van de sectorale milieuvoorwaarden van afdeling 5.32.9 van toe-passing.
Tot dusver werd geen nieuw overleg gevoerd over een verdere soepeling van deze recente re-glementering.