Vraag nr. 115 van 28 april 2000
van de heer JAN LOONES
Landelijke gebieden in kustgemeenten – Beleid De landelijke gebieden in kustgemeenten verdie-nen bijzondere aandacht uit het oogpunt van be-leidsvisie en concreet beleid van de Vlaamse over-heid.
Het betreft hier landelijke deelgemeenten zoals A d i n k e r k e, Wu l p e n , R a m s k a p e l l e, S l i j p e, L e f f i n g e, Wi l s k e r k e, S i n t-P i e t e r s k a p e l l e, K l e m s k e r k e, V l i s s e-gem en zo meer.
Enerzijds worden ze, in de eigen fusiegemeente, wel beschouwd als landelijk gebied, en de goede gemeentebesturen zorgen er dan ook voor dat ze niet worden prijsgegeven aan het grote toeristische geweld – waardoor die deelgemeenten zich trou-wens soms een beetje uitgesloten voelen.
Anderzijds worden ze door de hogere overheid niet beschouwd als landelijk gebied, waardoor ze niet meer voorkomen in de visievorming over land-schapsbeleid en bijvoorbeeld uitgesloten worden van de Europese ondersteuningsfondsen, z o a l s Leader II Westhoek, enzovoort.
1. Onderkent de minister het boven geschetste probleem van de landelijke kustdeelgemeen-ten ?
2. Op welke wijze vertaalt de eigenheid van die deelgemeenten zich in een specifieke behande-ling op Vlaams niveau, zoals dat het geval is op lokaal niveau ?
3. Hoe worden deze gemeenten concreet gesteund in hun betrachting om de landelijke delen van hun grondgebied ook als landelijk gebied te be-waren ?
N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan me-vrouw Vera Dua, minister van Leefmilieu en Landbouw.
Gecoördineerd antwoord
1. De landelijke gebieden in kustgemeenten ver-dienen inderdaad bijzondere aandacht van de Vlaamse overheid, en dit zowel in het kader van het plattelandsbeleid, als in het ruimtelijk beleid en het milieubeleid. De problematiek van de landelijke gebieden wordt beleidsmatig
bena-derd in het kader van de ruimtelijke structuur-planningsprocessen en van het Vlaams platte-l a n d s b e platte-l e i d . Essentieeplatte-l uitgangspunt daarbij is het doelbewust nastreven van een gebiedsge-richte benadering.
Wat het Leader II Westhoek-project betreft rijst het probleem van de afbakening op het niveau van fusiegemeenten, waardoor de specifieke kenmerken van de landelijke deelgemeenten uitgemiddeld worden. Daaruit de conclusie trekken dat die gemeenten door de V l a a m s e overheid niet als landelijk gebied worden bena-derd en gewaardeerd, is evenwel onterecht. 2 en 3. In uitvoering van het Ruimtelijk
Structuur-plan Vlaanderen worden de gebieden van de agrarische en natuurlijke structuur ruimtelijk af-gebakend in een gewestelijk ruimtelijk uitvoe-r i n g s p l a n . De desbetuitvoe-reffende gemeenten zullen betrokken worden bij de visievorming hierover, wat moet toelaten zo maximaal mogelijk in te spelen op de eigenheid van de landelijke kust-d e e l g e m e e n t e n . In het kakust-der van kust-die afbake-ningsprocessen zullen de landelijke gebieden in kustgemeenten met andere woorden nadrukke-lijk in beeld komen, wat impliceert dat specifie-ke beleidsinitiatieven in het vooruitzicht zullen worden gesteld.
Het Vlaams programma voor plattelandsont-wikkeling voorziet in diverse maatregelen die zich hoofdzakelijk concentreren in de gebieden binnen de agrarische structuur waar het Ruim-telijk Structuurplan Vlaanderen de verweven-heid van landbouw en natuur voorstaat. De na-tuurgerichte verbreding van de landbouw zal vooral toegespitst worden op dit soort land-b o u w g e land-b i e d . Daarnaast kunnen eventueel ook horizontale maatregelen, zoals ondersteuning van het hoevetoerisme en de verkoop van hoeve- en streekproducten, in de bedoelde lan-delijke deelgemeenten specifieke opportunitei-ten bieden.