• No results found

Dronten (Fl.) Ottolanderlaan 12. Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /08

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Dronten (Fl.) Ottolanderlaan 12. Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /08"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Dronten (Fl.) - Ottolanderlaan 12 Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek

(2)

Dronten (Fl.) - Ottolanderlaan 12 Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek

Een onderzoek in opdracht van Vereecken Fruitkwekerij VOF

Steekproefrapport 2007-11/08 ISSN 1871-269X

auteur: drs. A. Vissinga

senior archeoloog: dr. J. Jelsma

Foto’s en tekeningen zijn gemaakt door de Steekproef b.v., tenzij anders vermeld.

© De Steekproef b.v., Zuidhorn, november 2007 Niets uit deze uitgave mag worden

vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder bronvermelding.

De Steekproef b.v. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade

voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

De Steekproef b.v.

Archeologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Hogeweg 3

9801 TG Zuidhorn

telefoon 050 - 5779784

fax 050 - 5779786

internet www.desteekproef.nl

e-mail info@desteekproef.nl

kvk 02067214

(3)

Inhoud

1. Inleiding (KNA 3.1 LS01 & LS02)...1

• 1.1 Aanleiding en doel ...1

• 1.2 Locatie en administratieve gegevens...2

2. Bureauonderzoek (KNA 3.1 LS06)...4

• 2.1 Bronnen...4

• 2.2 Resultaten bureauonderzoek (KNA 3.1 LS03, LS04)...4

• 2.3 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel (KNA 3.1 LS05)...8

3. Veldonderzoek (KNA 3.1 VS05)...10

• 3.1 Plan van aanpak (KNA 3.1 VS01)...10

• 3.2 Resultaten veldonderzoek (KNA 3.1 VS02, VS03)...10

4 Conclusies en advies (KNA 3.1 VS07)...14

Appendix I: Archeologische periodes

(4)

Samenvatting

In opdracht van Vereecken Fruitkwekerij VOF is op 8 november 2007 een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd in een plangebied ten noorden van de Ottolanderlaan te Dronten, gemeente Dronten. Voorafgaand aan het veldonderzoek is een bureauonderzoek uitgevoerd om een archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied op te stellen. Met de uitvoering van het veldwerk is dit

verwachtingsmodel getoetst. Tijdens het veldonderzoek zijn in totaal zes grondboringen gezet om de bodemkwaliteit binnen het onderzoeksgebied te bepalen en de bodem te onderzoeken op de aanwezigheid van

archeologische indicatoren.

In de uitgevoerde boringen zijn geen eenduidige archeologische indicatoren aangetroffen. In boring 9 werd onder in de top van het (verspoelde) pleistocene zand, op een diepte van 180 cm beneden het maaiveld, een houtskoolspikkel waargenomen. Omdat deze in het verspoelde zand is aangetroffen is het goed mogelijk dat dit houtskool van elders is aangevoerd.

In het verleden zijn in het plangebied en de directe omgeving ervan geen archeologische vondsten gedaan. Op grond van de huidige staat van kennis zijn beperkende en/of beschermende maatregelen niet

wetenschappelijk verdedigbaar. Archeologisch vervolgonderzoek wordt voor het plangebied Ottolanderlaan 12 te Dronten, gemeente Dronten, dan ook niet noodzakelijk geacht.

(5)

1. Inleiding (KNA 3.1 LS01 & LS02)

1.1 Aanleiding en doel

In opdracht van Vereecken Fruitkwekerij VOF, vertegenwoordigd door de heer P. Vereecken, is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Ottolanderlaan te Dronten, gemeente Dronten (zie Figuren 1 en 2). De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen bouw van een fustloods in een deel van het plangebied.

Hierbij zal de bodem tot op een diepte van 5 m beneden het maaiveld worden verstoord. Voor een ander deel van het plangebied is de toekomstige bestemming nog niet bekend.

Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een

inventariserend veldonderzoek. Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een archeologisch verwachtingsmodel van het gebied aan de hand van beschikbare fysisch geografische, archeologische en historisch geografische informatie. Tijdens het veldonderzoek is dit

verwachtingsmodel getoetst. Het doel van het veldonderzoek is in de eerste plaats het lokaliseren van eventuele archeologische indicatoren, zoals bewerkt en verbrand vuursteen, bot, aardewerk en houtskool. In de tweede plaats heeft het veldonderzoek tot doel om de mate van gaafheid van het bodemprofiel vast te stellen om te bepalen of eventuele

onverstoorde archeologische grondsporen nog aanwezig kunnen zijn.

Figuur 1. Dronten - Ottolanderlaan 12: overzichtskaart. Het plangebied is rood omlijnd.

[Naar: ANWB, 2004. Topografische Atlas Utrecht/Flevoland 1:25000. ANWB bv, Den Haag].

(6)

1.2 Locatie en administratieve gegevens

Het onderzochte plangebied ligt aan de Ottolanderlaan, in het ten zuidwesten van Dronten, ten noorden van nr 12 (zie Figuur 2). Direct achter de woning is een gedeelte grasland (40 x 40 m) aanwezig waar de fustloods zal komen. Ten noorden van het huidige bedrijf is een strook grond van de boomgaard onderzocht (42 x 100 m). Het onderzoeksterrein ligt net onder de 4 m beneden het NAP en de totale oppervlakte van het plangebied komt neer op 5600 m2. Ten tijde van het onderzoek was het plangebied dus in gebruik als grasland en boomgaard met (laagstam-) fruitbomen (zie ook Figuur 3).

Figuur 2. Dronten - Ottolanderlaan 12: luchtfoto van het plangebied. Met een rode lijn is de begrenzing van het plangebied aangegeven [Naar: GoogleEarth - 4.0.2091, 2007].

2

(7)

Tabel 1. Dronten - Ottolanderlaan 12: Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied.

Provincie: Flevoland

Gemeente: Dronten

Plaats: Dronten

Toponiem: Ottolanderlaan 12

Kaartblad: 20HZ

ARCHIS-CIS-code: 225173

Oppervlakte: Ca 0,56 ha.

RD-coördinaten hoekpunten

plangebied: 174,865/502,541 – 174,965/502,496 174,926/502,410 – 174,839/502,474 Opdrachtgever: Vereecken Fruitkwekerij VOF

ISSN-nr. 1871 - 269X

Steekproef projectcode 2007-11/09 NAP hoogte maaiveld Ca -4 m Uitvoering van het veldwerk 08/11/2007

Figuur 3. Dronten - Ottolanderlaan 12: foto's van het plangebied.

(8)

2. Bureauonderzoek (KNA 3.1 LS06)

2.1 Bronnen

Voor het bureauonderzoek is de bestaande kennis van de

onderzoekslocatie verzameld. De onderstaande bronnen zijn gebruikt voor het onderzoek.

Tabel 2: Dronten - Ottolanderlaan 12. Geraadpleegde bronnen.

ANWB, 2004. Topografische Atlas Utrecht/Flevoland 1:25000. ANWB bv, Den Haag.

Centraal Archeologisch Archief (CAA) en Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) [ARCHIS].

Geomorfologische Kaart (Alterra) [ARCHIS].

Indicatieve Kaart Archeologisch Waarden (IKAW).

Stichting voor Bodemkartering, 1994. Bodemkaart van Nederland 1:50000. Blad 20 StiBoKa, Wageningen.

Uitgeverij 12 Provinciën, 2006. Atlas van Topografische Kaarten Nederland 1955-1965. Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer.

Vissinga, A. 2007. Swifterbant (Fl.) - Noordertocht H37. Steekproefrapport 2007-05/07. Zuidhorn.

Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990.Grote Historische Atlas van Nederland deel 2: Noord- Nederland 1851-1855, schaal 1:50000. Wolters-Noordhoff, Groningen.

Wat Was Waar, 2007. [www.watwaswaar.nl]. Kadastrale Minuutplan 1832.

2.2 Resultaten bureauonderzoek (KNA 3.1 LS03, LS04)

Sedimentologie en bodem

Op de bodemkaart van Nederland 1: 50000 (blad 20) is de bodem in het plangebied gekarteerd als een kalkloze poldervaaggrond met lichte klei, profielverloop V (classificatie Mn35A met grondwatertrap VI: gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen 40 en 80 cm en gemiddeld laagste

grondwaterstand meer dan 120 cm beneden het maaiveld). Op de Geomorfologische Kaart van Nederland (Alterra – ARCHIS) ligt het plangebied in een vlakte van zee- en/of meerbodemafzettingen

(classificatie 2M33).

4

(9)

Onstaansgeschiedenis1

De pleistocene ondergrond van Flevoland loopt in westelijke richting sterk af. In het oosten dagzomen de pleistocene afzettingen terwijl deze in het westen door holocene afzettingen van meer dan tien meter bedekt kunnen zijn. De bovenste pleistocene afzettingen in Flevoland dateren uit het Eemiën2 en het Weichseliën3. Op de meeste plaatsen is aan het einde van het Weichseliën een dik pakket matig fijn dekzand afgezet. Dit dekzand bestaat uit het Oud dekzand I en II dat van elkaar gescheiden wordt door een grind houdend uitstuivingslaagje (het laagje van

Beuningen). Boven het Oud dekzand ligt het Jong dekzand I en II dat van elkaar gescheiden wordt door het tijdens het Allerød gevormde laagje van Usselo.

Vanaf het begin van het holoceen raakte het dekzand overgroeid met veen. Vanaf ongeveer 5000 vC. werd over dit veen klei afgezet. De afzetting van deze klei vond plaats vanuit geulen die vanuit het

noordwesten het gebied binnendrongen. Op locaties die ver van dergelijke geulen af lagen, kon de vorming van veen ongehinderd doorgaan. Rond 1500 vC werd de invloed van de zee zodanig sterk dat afbraak van veen plaatsvond en er meren ontstonden. Hierin werd het eerder verslagen veen, samen met klei en waterplanten, opnieuw afgezet.

Deze detritus-achtige klei wordt Flevo-afzetting genoemd. Kort na het begin van de jaartelling begon de afzetting van aanmerkelijk minder organisch materiaal. Deze Almere-afzettingen worden naar boven toe bovendien steeds klastischer en minder organisch.

Vanaf 1600 nC drong zout water het Zuiderzeegebied binnen waardoor mariene Zuiderzeeklei werd afgezet. De onderkant hiervan bestaat uit een enkele centimeters dik laagje schelprijk zand. Na de aanleg van de afsluitdijk vond uiteindelijk nog de afzetting plaats van een laagje IJsselmeerslik. De laatste twee afzettingen zijn vrijwel overal in de bouwvoor opgenomen en zijn daardoor nog slechts zelden afzonderlijk herkenbaar.

1 Naar: Vissinga, A. 2007. Swifterbant (Fl.) - Noordertocht H37. Steekproefrapport 2007-05/07. Zuidhorn.

2 Het Eemiën is een interglaciaal, een relatief warme periode tussen twee glacialen - ijstijden. De gemiddelde globale temperatuur lag in het Eemien een paar graden boven de huidige temperatuur (128.000 tot 117.000 jr geleden)

3 Het Weichseliën (117.000 tot 11.500 jr geleden) is het laatste glaciaal voor het Holoceen, de warme periode (vermoedelijk een interglaciaal) waarin we nu leven.

(10)

Historische Geografie

De Zuiderzee ontstond in de loop van de Middeleeuwen uit een

merencomplex dat in de Romeinse tijd al bekend stond als Flevo Lacus.

De soms woeste binnenzee was zowel een vloek als een zegen voor de bewoners van het omliggende land. In 1886 richtten enkele notabelen de Zuiderzeevereniging op, die moest onderzoeken of drooglegging haalbaar was. Ir. Cornelis Lely trad in 1886 als ingenieur bij deze vereniging in dienst. Hij ontwierp in 1891 het eerste plan voor de afsluiting van de Zuiderzee. In 1913, toen Lely inmiddels voor de derde maal minister van Waterstaat was, werd inpoldering opgenomen in het regerings-

programma, ondanks protesten van de visserijsector.

In juni 1920 werd het eerste deel van de Zuiderzeewerken aanbesteed: de aanleg van de 2,5 kilometer lange Amsteldiepdijk van Noord-Holland naar het eiland Wieringen. Bij dat project werd nuttige ervaring opgedaan die later van pas kwam bij de aanleg van de Afsluitdijk.

In augustus 1930 werd de Wieringermeerpolder drooggelegd. Het is de enige Zuiderzeepolder geweest. De polder werd voor de afsluiting van de zee drooggelegd omdat er veel vraag was naar landbouwgrond. De aanleg van de Afsluitdijk begon in januari 1927 en op 28 mei 1932 werd de dam gesloten. Tussen 1936 en 1968 is gewerkt aan de IJsselmeerpolders

(Noordoostpolder, Oostelijk Flevoland en Zuidelijk Flevoland, de huidige provincie Flevoland).

Op al het bestudeerde kaartmateriaal4 is het plangebied

onbebouwd. Op het kaartmateriaal uit 1962 (Atlas van Topografische Kaarten van Nederland 1955-1965) is al een duidelijk kavelpatroon te herkennen. In tegenstelling tot Dronten zijn de landerijen rondom Swifterbant in deze periode nog in verkaveling. In de directe omgeving van het plangebied zijn de Rietweg (ten zuiden) en de Roodbeenweg (ten noorden) al wel aanwezig. De Ottolanderlaan is pas later aangelegd.

4 Wat was waar, 2007. www.watwaswaar.nl. Kadastrale Minuutplan 1832.

Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990.Grote Historische Atlas van Nederland deel 2: Noord- Nederland 1851-1855, schaal 1:50000. Wolters-Noordhoff, Groningen.

Uitgeverij 12 Provinciën, 2006. Atlas van Topografische Kaarten Nederland 1955-1965. Uitgeverij 12 Provinciën, Landsmeer.

6

(11)

Archeologie

Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) heeft het plangebied een hoge trefkans op archeologische waarden (zie Figuur 4).

Binnen het plangebied zijn geen archeologische waarnemingen bekend in het Centraal Archeologisch Archief (CAA) van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) en het

Centraal Monumenten Archief (CMA) van de RACM. Ook in de directe omgeving van het plangebied zijn geen archeologische waarnemingen of waardevolle terreinen bekend.

(12)

2.3 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel (KNA 3.1 LS05)

Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek is het slechts mogelijk een globale verwachting aan te geven voor archeologische sporen en

structuren. Voorafgaand aan het bureau en veldonderzoek is een KLIC- melding gedaan om inzicht te krijgen in de aanwezigheid van kabels en leidingen binnen het plangebied. Zover bekend zijn hier geen kabels en leidingen bekend van de bij het KLIC aangemelde instanties. De

fruitkweker zelf heeft wel kabels en leidingen in de boomgaard liggen.

Deze werden voorafgaand aan het veldonderzoek aangewezen.

Op de IKAW heeft het plangebied een hoge trefkans op

archeologische waarden. Uit het Rivierduingebied Swifterbant (tussen Swifterbant en het IJsselmeer) zijn vele archeologische nederzettingen en vondsten bekend uit het Mesolithicum en het Neolithicum. Deze

nederzettingen concentreerden zich op de hoger gelegen rivierduinen en oeverwallen. Rivierduinen kunnen gezien worden als opduikingen van het pleistocene zand. Door hun hogere ligging in het landschap waren het uitgelezen locaties voor prehistorische menselijke bewoning.

Op de pleistocene zandkaart (ARCHIS) staat aangegeven dat binnen het plangebied het zand op een diepte van 2 tot 4 meter beneden het maaiveld aanwezig is. Dit pleistocene zand raakte tussen 4500 en 3100 vC begroeid met veen. Vanaf deze periode zal het plangebied door vernatting minder geschikt zijn geweest voor menselijke bewoning.

Echter tot aan het begin van de veengroei kan het plangebied geschikt zijn geweest voor menselijke (bewonings-) actiteiten. Indien binnen het plangebied een verhoging van het pleistocene zand (dekzandrug) aanwezig is bestaat de kans dat het plangebied de gehele periode (tot aan 3100 vC) bewoond is geweest.

De mogelijkheid bestaat dus dat binnen het plangebied, voorafgaand aan de veengroei, menselijke (bewonings-) activiteiten hebben plaatsgevonden. Deze zullen dan waarschijnlijk uit de midden en de nieuwe steentijd dateren. Indien archeologische indicatoren worden aangetroffen zullen deze voornamelijk op de hogere delen van het

pleistocene landschap en het plangebied aanwezig zijn. Indien tijdens het veldwerk archeologische indicatoren worden aangetroffen kunnen deze bestaan uit houtskool, aardewerk en bewerkt en/of bewerkt vuursteen.

Wanneer de bodem in het plangebied intact is zullen eventueel aanwezige archeologische indicatoren en archeologisch grondsporen ook intact zijn.

8

(13)

3. Veldonderzoek (KNA 3.1 VS05)

3.1 Plan van aanpak (KNA 3.1 VS01)

In het plangebied zijn in totaal negen grondboringen gezet, dit komt neer op gemiddeld 16 boringen per hectare. De boringen zijn zo gelijkmatig mogelijk over het te onderzoeken terrein verdeeld. De boringen zijn in vier raaien over het terrein verdeeld, waarbij de boorlocaties op een raai een onderlinge afstand van 30 m hebben en tussen de boorraaien een afstand van 25 m is aangehouden. De eerste boring is op een afstand van 5 m uit de westelijke en 10 m uit de zuidelijke perceelsgrens gezet.

Vanwege de verharding naast de loods is boring 2 komen te vervallen.

Voor de precieze locaties van de boringen wordt verwezen naar Figuur 6.

In eerste instantie is getracht om met een 7 cm edelmanboor de boringen uit te voeren. Op grotere diepte bleek de klei te nat en te slap om genoeg sediment omhoog te kunnen halen en dieper te komen.

Daarom zijn alle boringen uitgevoerd met een 2 cm steekguts. Hiermee is de opbouw van de bodem bepaald. De boringen zijn tot in de C-horizont gezet om de opbouw van de bodem goed te kunnen bestuderen. In de guts werd de klei en het zand onderzocht op de aanwezigheid van

archeologische indicatoren zoals houtskool, aardewerk en bewerkt en/of verbrand vuursteen. Van de boringen zijn door middel van GPS

(afwijking minder dan 3 m) de RD-coördinaten genomen. Met behulp van deze coördinaten zijn op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) de NAP-hoogtes bepaald van de boorlocaties.

3.2 Resultaten veldonderzoek (KNA 3.1 VS02, VS03)

Het veldwerk vond plaats 8 november 2007. De beschrijving van de boringen is weergegeven in de boorstaten. Deze zijn bijgevoegd (zie Appendix II). In Figuur 6 zijn de boorlocaties weergegeven. Boring 2 is vanwege de verharding naast de loods niet gezet.

Bodem

De bodemopbouw bestaat uit een bouwvoor van ongeveer 30 à 40 cm.

Hieronder is een vemengd kleipakket met zand aanwezig, dat zeer waarschijnlijk geroerd is door het gebruik van de bodem als boomgaard.

Op een diepte van ongeveer 100 cm beneden het maaiveld is het

kleipakket minder geroerd. Vanaf deze diepte bestaat de bodem uit klei met verslagen veen (detritus-achtige klei). In boring 3 was een duidelijke

(14)

laag verslagen veen met klei aanwezig terwijl in de overige boringen het veen grotendeels in de klei is opgenomen. In boring 10 is op een diepte van 215 cm beneden het maaiveld een restant van het veenpakket aanwezig dat hier in het verleden heeft gelegen. Onder de klei met

(verslagen) veen is op een diepte van ongeveer 200 tot 230 cm beneden het maaiveld het pleistocene zand waargenomen. In negen van de tien

boringen is direct de C-horizont waargenomen (zie Figuur 5). In slechts één boring (nr. 8) is een mogelijk restant van een podzolprofiel

aangetroffen.

In een intacte podzolbodem bestaat de kans van gave

archeologische grondsporen. Een podzol begint met een E-horizont (uitspoelings-horizont) waaronder een B-horizont (inspoelingshorizont) volgt. In de E- en de B-horizont zouden archeologische grondsporen aanwezig kunnen zijn. Ook in een niet intacte B-horizont kunnen nog archeologische grondsporen aanwezig zijn maar hier mist dan vaak een bovenlaag met archeologische artefacten. Onder de B-horizont volgt een C-horizont. Dit is het sediment dat niet aan bodemvorming onderhevig is geweest. Ook in een C-horizont kunnen archeologische grondsporen aanwezig zijn. Vaak gaat het hier om de ‘bodem’ van deze sporen, het prehistorische loopvlak ligt hier vaak boven. Voorbeelden hiervan zijn diep ingegraven haardkuilen.

In boring 8 is op een diepte van 198 cm beneden het maaiveld een restant van een B/C-horizont aangetroffen. Dit geeft aan dat, indien in het plangebied sprake is geweest van bodemvorming (podzol), de

bovenliggende lagen van de podzol zijn verdwenen. Zeer waarschijnlijk is met de afbraak van het veen, door de activiteiten van de zee, ook de top van het pleistocene dekzand meegenomen.

11

(15)

Archeologie

Tijdens het onderzoek is de bodem onderzocht op intactheid en

archeologische indicatoren. De bodem is tot op een diepte van ongeveer 100 cm vermengd en geroerd, hoogstwaarschijnlijk door moderne bodemverstorende activiteiten. Hieronder is de bodem tot in het

pleistocene zand door natuurlijke oorzaken verstoord en geërodeerd. De boringen laten geen duidelijke reliëf zien in de top van het zand. Binnen het plangebied is geen dekzandrug of rivierduin aanwezig.

Uit de boringen is gebleken dat in het plangebied zeer

waarschijnlijk sprake is geweest van bodemvorming. In het pleistocene zand is in boring 8 een restant aangetroffen van een B/C-horizont. Dit geeft aan dat tijdens de prehistorie de bodem geschikt kan zijn geweest voor menselijke (bewonings-) activiteiten. Echter door de afbraak van het veen is ook de top van het zand vernietigd. In geen van de boringen zijn geen eenduidige archeologische indicatoren aangetroffen. Vanwege de begroeiing van het plangebied is geen veldkartering uitgevoerd.

Figuur 5. Dronten - Ottolanderlaan 12: overgang van het klei met het zwarte verspoelde zand en de bruine C-horizont. (boring 4, diepte ± 230 cm = 25,20 op meetlint).

(16)

Figuur 6. Dronten - Ottolanderlaan 12: situatietekening met de boorlocaties. De genummerde punten geven de uitgevoerde boringen weer. De boring met rode punt (nr. 2) is vanwege de verharding niet gezet. Met een witte onderbroken lijn is de begrenzing van het plangebied aangegeven. (RD- coördinaat boring 1: 174,927/502,423).

13

(17)

4 Conclusies en advies (KNA 3.1 VS07)

Voorafgaand aan het veldwerk is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. De kans was aanwezig dat tijdens het veldwerk archeologische indicatoren zouden worden aangetroffen uit de steentijd, voorafgaand aan de veengroei (tot 3100 vC). Deze zouden onder andere kunnen bestaan uit bewerkt en/of verbrand vuursteen, houtskool en aardewerk.

De bodem is tot op 100 cm verstoord, hoogstwaarschijnlijk door moderne landbouwactiviteiten. Dieper dan 100 cm is de bodem tot in het pleistocene zand door natuurlijke processen verstoord en geërodeerd. In slechts één boring (nr. 8) is een restant van een podzolbodem

aangetroffen, de overige boringen waren tot op de C-horizont verstoord.

In de uitgevoerde boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. In boring 9 werd onder in de top van het (verspoelde) pleistocene zand, op een diepte van 180 cm beneden het maaiveld, een houtskoolspikkel waargenomen. Omdat deze in het verspoelde zand is aangetroffen is het zeer waarschijnlijk dat deze van elders is aangevoerd.

Ook tijdens het uitboren van het zand op deze locatie zijn geen

eenduidige archeologische indicatoren aangetroffen. In het verleden zijn vanuit het plangebied of de directe omgeving hiervan geen waarnemingen gemeld aan het CAA en het CMA van de RACM.

Op grond van de huidige staat van kennis zijn beperkende en/of beschermende maatregelen niet wetenschappelijk verdedigbaar.

Archeologisch vervolgonderzoek wordt voor het plangebied Ottolanderlaan 12 te Dronten, gemeente Dronten, dan ook niet noodzakelijk geacht.

Wij wijzen er op dat indien hier onverhoopt toch archeologische materialen en/of sporen worden aangetroffen, deze conform de

Monumentenwet 1988 artikel 53 & 54, gemeld dienen te worden bij de provinciaal archeoloog van de provincie Flevoland en de gemeente Dronten.

(18)

Appendix I

Dronten - Ottolanderlaan 12 Archeologische periodes

Paleolithicum tot 8.800 vC Paleolithicum vroeg: tot 300.000 BP Paleolithicum midden: 300.000 - 35.000 BP Paleolithicum laat: 35.000 BP - 8.800 vC Paleolithicum laat A: 35.000 - 18.000 BP Paleolithicum laat B: 18.000 BP - 8.800 vC Mesolithicum: 8.800 - 4.900 vC

Mesolithicum vroeg: 8.800 - 7.100 vC Mesolithicum midden: 7.100 - 6.450 vC Mesolithicum laat: 6.450 - 4.900 vC

Neolithicum: 5.300 - 2.000 vC

Neolithicum vroeg: 5.300 - 4.200 vC Neolithicum vroeg A: 5.300 - 4.900 vC Neolithicum vroeg B: 4.900 - 4.200 vC Neolithicum midden: 4.200 - 2.850 vC Neolithicum midden A: 4.200 - 3.400 vC Neolithicum midden B: 3.400 - 2.850 vC Neolithicum laat: 2.850 - 2.000 vC Neolithicum laat A: 2.850 - 2.450 vC Neolithicum laat B: 2.450 - 2.000 vC

Bronstijd: 2.000 - 800 vC

Bronstijd vroeg: 2.000 - 1.800 vC Bronstijd midden: 1.800 - 1.100 vC Bronstijd midden A: 1.800 - 1.500 vC Bronstijd midden B: 1.500 - 1.100 vC Bronstijd laat: 1.100 - 800 vC

IJzertijd: 800 - 12 vC

IJzertijd vroeg: 800 - 500 vC IJzertijd midden: 500 - 250 vC IJzertijd laat: 250 - 12 vC

Romeinse tijd: 12 vC - 450 nC

Romeinse tijd vroeg: 12 vC - 70 nC Romeinse tijd vroeg A: 12 vC - 25 nC Romeinse tijd vroeg B: 25 - 70 nC Romeinse tijd midden: 70 - 270 nC Romeinse tijd midden A: 70 - 150 nC Romeinse tijd midden B: 150 - 270 nC Romeinse tijd laat: 270 - 450 nC Romeinse tijd laat A: 270 - 350 nC Romeinse tijd laat B: 350 - 450 nC

Middeleeuwen: 450 - 1.500 nC

Middeleeuwen vroeg: 450 - 1.050 nC Middeleeuwen vroeg A: 450 - 525 nC Middeleeuwen vroeg B: 525 - 725 nC Middeleeuwen vroeg C: 725 - 900 nC Middeleeuwen vroeg D: 900 - 1.050 nC Middeleeuwen laat: 1.050 - 1.500 nC Middeleeuwen laat A: 1.050 - 1.250 nC Middeleeuwen laat B: 1.250 - 1.500 nC

Nieuwe tijd: 1.500 - heden

Nieuwe tijd A: 1.500 - 1.650 nC Nieuwe tijd B: 1.650 - 1.850 nC Nieuwe tijd C: 1.850 – heden

(19)

Appendix II

Dronten - Ottolanderlaan 12

boorprofielen en bodembeschrijving volgens NEN5104

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In verband met de geplande bouw van een loods heeft een inventariserend archeologisch veldonderzoek plaatsgevonden aan de Hearedyk 2 te Itens, gemeente Littenseradiel,

Tevens zijn deze fragmenten in een verstoorde laag aangetroffen waardoor eventueel met deze indicatoren geassocieerde archeologische grondsporen niet meer intact in de bodem

Wegens de ligging binnen de bebouwde kom van Hoogeveen is het plangebied niet gekarteerd voor de Indicatieve Kaart voor Archeologische

Hieronder zijn op het noordwestelijke deel van het plangebied kwelderafzettingen aangetroffen die uit een pakket sterk siltig zand bestaan of uit een pakket sterk zandige

Driessen, is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd aan de Molenlaan te Mildam (Friese naam: 'Mildaam'), gemeente Heerenveen, provincie Fryslân (zie Figuur 1)..

Volgens de archeologische verwachtingskaart van de provincie Gelderland ligt de zuidelijke helft van het plangebied in een zone met een hoge archeologische verwachting en geldt

archeologische grondsporen worden aangetroffen en / of archeologische vondsten worden gedaan, dient hiervan direct melding te worden gemaakt bij de gemeente Enschede conform

In verband met de geplande nieuwbouw van een schuur is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Dorpsweg 77 te Maartensdijk, gemeente