• No results found

Culemborg - Nieuwstad (Gld.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /04

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Culemborg - Nieuwstad (Gld.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /04"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Culemborg - Nieuwstad (Gld.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek

Steekproefrapport 2007-05/04

(2)

Culemborg - Nieuwstad (Gld.)

Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek

Een onderzoek in opdracht van NIPA Milieutechniek bv

Steekproefrapport 2007-05/04 ISSN 1871-269X

auteur: drs. A. Vissinga

senior archeoloog: dr. J. Jelsma

Foto’s en tekeningen zijn gemaakt door de Steekproef b.v., tenzij anders vermeld.

© De Steekproef b.v., Zuidhorn, juni 2007 Niets uit deze uitgave mag worden

vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder bronvermelding.

De Steekproef b.v. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade

voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

De Steekproef b.v.

Archeologisch Onderzoeks- en Adviesbureau Hogeweg 3

9801 TG Zuidhorn

telefoon 050 - 5779784

fax 050 - 5779786

internet www.desteekproef.nl e-mail info@desteekproef.nl

kvk 02067214

(3)

Inhoud

Samenvatting

1. Inleiding 1

1.1 Aanleiding en doel 1

1.2 Locatie en administratieve gegevens 2

2. Bureauonderzoek 4

2.1 Bronnen 4

2.2 Resultaten bureauonderzoek 5

2.3 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel 12

3. Veldonderzoek 13

3.1 Plan van aanpak 13

3.2 Resultaten veldonderzoek 14

4. Conclusies en advies 17

Appendix: boorprofielen en bodembeschrijving volgens NEN 5104

(4)

Samenvatting

In opdracht van NIPA Milieutechniek bv is op 14 en 15 mei 2007 een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd in het

plangebied Nieuwstad te Culemborg, gemeente Culemborg. Voorafgaand aan het veldonderzoek is een bureauonderzoek uitgevoerd om een

archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied op te stellen. Met de uitvoering van het veldwerk is dit verwachtingsmodel getoetst.

Tijdens het veldonderzoek zijn in totaal 39 grondboringen gezet om de bodemkwaliteit binnen het onderzoeksgebied te bepalen en de bodem te onderzoeken op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Van deze 39 grondboringen zijn 19 boringen na herhaalde pogingen vanwege weerstand vroegtijdig gestaakt. Tijdens het archeologisch veldonderzoek is duidelijk geworden dat de bodem in het plangebied grotendeels tot op grote diepte is verstoord. Dit is een resultaat van de

grondwerkzaamheden die in het verleden binnen het plangebied zijn uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld het ingraven van de bestaande riolering, fundamenten van huidige bebouwing als ook gesloopte gebouwen / industrie.

In een vijftal boringen zijn fragmenten aardewerk aangetroffen die allemaal een subrecent karakter hadden (afkomstig uit de Nieuwe Tijd:

1500-1950 nC). Tevens zijn deze fragmenten in een verstoorde laag aangetroffen waardoor eventueel met deze indicatoren geassocieerde archeologische grondsporen niet meer intact in de bodem aanwezig zullen zijn. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er in het verleden binnen het plangebied menselijke prehistorische (bewonings-) activiteiten hebben plaatsgevonden.Op grond van de huidige staat van kennis zijn beperkende en/of beschermende maatregelen niet

wetenschappelijk verdedigbaar. Archeologisch vervolgonderzoek wordt voor het plangebied Nieuwstad te Culemborg, gemeente Culemborg dan ook niet noodzakelijk geacht.

(5)

143 144 145 440 441

1. Inleiding (KNA 3.1 LS01 & LS02)

1.1 Aanleiding en doel

In opdracht van NIPA Milieutechniek bv is een inventariserend

archeologisch veldonderzoek uitgevoerd in het plangebied Nieuwstad te Culemborg, gemeente Culemborg (zie Figuren 1 en 2). De aanleiding voor het onderzoek is de geplande herinrichting van de wijk waarbij nieuwe riolering gegraven zal worden en bomen worden geplant.

Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een

inventariserend veldonderzoek. Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een archeologisch verwachtingsmodel van het gebied aan de hand van beschikbare fysisch geografische, archeologische en historisch geografische informatie. Tijdens het veldonderzoek is dit

verwachtingsmodel getoetst. Het doel van het veldonderzoek is in de eerste plaats het lokaliseren van eventuele archeologische indicatoren, zoals bewerkt en verbrand vuursteen, bot, aardewerk en houtskool. In de tweede plaats heeft het veldonderzoek tot doel om de mate van gaafheid van het bodemprofiel vast te stellen om te bepalen of eventuele

onverstoorde archeologische grondsporen nog aanwezig kunnen zijn.

Figuur 1. Culemborg - Nieuwstad: overzichtskaart. De begrenzing van het plangebied is met een rode lijn aangegeven. [Naar: ANWB, 2004. Topografische Atlas Gelderland 1:25000. ANWB bv, Den Haag].

(6)

1.2 Locatie en administratieve gegevens

Het onderzochte plangebied ligt in de wijk Nieuwstad, ten zuiden van het centrum van Culemborg. Binnen de wijk zal een afzonderlijke riolering gegraven worden voor de afvoer van het hemelwater en zullen bomen geplant gaan worden. De geplande ontgravingsdiepte zal tussen de 0,2 m en 2 m beneden het maaiveld liggen. De volgende straten zijn archeologisch onderzocht: Jerusalem, Binnen de Wallen, Nieuwstraat, Zalenstraat, Lepelstraat, Grachtstraat en een deel van de Zuiderwal en een gedeelte van de Westerwal. De totale lengte van het onderzochte tracé bedraagt net iets minder dan 1 km (983 m) en heeft een oppervlakte van ruim een halve hectare (gerekend 5 m2 weg per strekkende meter - inclusief enkele parkeerplaatsen). Het plangebied ligt op een hoogte van gemiddeld 3,85 m boven het NAP. Ten tijde van het onderzoek was het onderzochte tracé bestraat en in gebruik als weg en parkeerplaats.

Figuur 2. Culemborg - Nieuwstad: luchtfoto van het plangebied. Met een rode lijn is de begrenzing van het plangebied aangegeven [Naar: GoogleEarth - 4.0.2091, 2007].

(7)

Tabel 1. Culemborg - Nieuwstad: Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied.

Provincie: Gelderland

Gemeente Culemborg

Plaats: Culemborg

Toponiem: Nieuwstad

Kaartblad: 39

ARCHIS-CIS-code: 22255

Oppervlakte: ong. 1000 m tracé - 0,5 ha RD-coördinaten hoekpunten

plangebied:

143,926/440,675 - 143,771/440,525 143,948/440,299 - 144,105/440,454 Opdrachtgever: NIPA Milieutechniek bv

ISSN-nr. 1871 - 269X

Steekproef projectcode 2007-05/04

NAP hoogte maaiveld ca. 3,85 m boven NAP Uitvoering van het veldwerk 14 en 15 mei 2007

(8)

2. Bureauonderzoek (KNA 3.1 LS06)

2.1 Bronnen

Voor het bureauonderzoek is de bestaande kennis van de

onderzoekslocatie verzameld. De onderstaande bronnenzijn gebruikt voor het onderzoek.

Tabel 2: Culemborg - Nieuwstad. Geraadpleegde bronnen

ANWB, 2004. Topografische Atlas Gelderland 1:25000. ANWB bv, Den Haag

Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Paleographic development op the Rhine-Meuse delta, The Netherlands. Koninklijke van Gorcum, Assen.

Centraal Archeologisch Archief (CAA) en Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) [ARCHIS].

De Woonomgeving, 2007. www.dewoonomgeving.nl. Kadastrale Minuutplan 1832.

Gemeente Culemborg, 2007. www.culemborg.nl. Kleine geschiedenis van Culemborg.

Indicatieve Kaart Archeologisch Waarden (IKAW). Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) [ARCHIS].

Stichting voor Bodemkartering, 1981. Bodemkaart van Nederland 1:50000. Blad 39 Rhenen. StiBoKa, Wageningen.

Uitgeverij Nieuwland, 2005. Grote Historische Topografische Atlas ±1905. Gelderland 1 : 25 000.

Uitgeverij Nieuwland, Tilburg.

Utrecht University, 2007. Rhine-Meuse Delta Studies - Avulsions.

http://www.geo.uu.nl/fg/palaeogeography/results/avulsions.

Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990.Grote Historische Atlas van Nederland deel 3: Oost-Nederland 1830-1855, schaal 1:50000. Wolters-Noordhoff, Groningen.

(9)

1 Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Paleographic development op the Rhine-Meuse delta, The Netherlands. Koninklijke van Gorcum, Assen. P 213 & 240.

2 BP = “Before Present”: voor 1950 AD.

3 Utrecht University, 2007. Rhine-Meuse Delta Studies - Avulsions.

http://www.geo.uu.nl/fg/palaeogeography/results/avulsions

2.2 Resultaten bureauonderzoek (KNA 3.1 LS03, LS04)

Sedimentologie en bodem

Op de bodemkaart van Nederland 1: 50000 (blad 39 West) is de bodem in het plangebied vanwege de omliggende bebouwing niet gekarteerd. Ten oosten van Culemborg is de bodem gekarteerd als een kalkhoudende poldervaaggrond met zware zavel en lichte klei (classificatie Rn95A met grondwatertrap VI: gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen 40 en 80 cm en gemiddeld laagste grondwaterstand meer dan 120 cm beneden het maaiveld). Ten westen van Culemborg is de bodem gekarteerd als een kalkhoudende poldervaaggrond met zware zavel en lichte klei (classificatie Rn95A) en met zavel en lichte klei (classificatie Rd66A) en deels als een kalkloze poldervaaggrond met zware zavel en lichte klei (classificatie Rn95C).

Volgens de Geological - Geomorphological map of the Rhine-Meuse delta, The Netherlands (Berendsen & Stouthamer, 20011) ligt het plangebied in het stroomdal Schoonrewoerd (nr. 152 - zie Figuur 3). Dit stroomdal wordt gedateerd tussen 4620 ± 50 BP2 en 3900 ± 90 BP. In de omgeving van het stroomdal van Schoonrewoerd zijn archeologische vondsten gedaan uit het vroege en late Neolithicum, bronstijd, ijzertijd, Romeinse tijd en de

Middeleeuwen. Ten zuiden van het stroomdal ligt een oude doorbraak (grijs aangegeven) van het stroomdal van Hennisdijk (nr. 63). Tijdens een onrustige periode is hier het water door de dijken gebroken en heeft een spoor achter gelaten van zand, in het midden van de doorbraak en siltige klei aan de randen. De kracht van de doorbraak was echter niet sterk genoeg om een nieuwe loop van het stroomdal te vormen. Er wordt dan gesproken van ‘crevasse deposits’3. Het zuidoposten van het plangebied ligt in een terrassen-systeem dat gedurende de laatste periode van de laatste ijstijd (Weichselien) is gevormd, in de zogenaamde Jonge Dryas (periode 12700 tot 11560 BP).

(10)

Figuur 3. Culemborg - Nieuwstad: geologische & geomorfologische kaart. Het plangebied is zwart omlijnd. De verschillende stroomdalen zijn aangegeven met nummers. Het stroomdal Schoonrewoerd is aangegeven met nummer 152 [Naar: Berendsen, H.J.A. & E. Stouthamer, 2001. Paleographic development op the Rhine-Meuse delta,

(11)

Historische Geografie

De historie van Culemborg gaat in ieder geval terug tot het eind van de 13e eeuw. Sinds 1281 komt de naam Culemborg in de historische bronnen voor. Op 6 december 1318 verleende Johan van Beusichem, heer van Culemborg, stedelijke rechten aan de inwoners van Culemborg. Daarmee verkregen zij niet alleen een eigen bestuur, wetgeving en rechtspraak, maar tevens toestemming om de nederzetting verder te versterken. Ten westen van Culemborg was men in 1284 begonnen met de aanleg van de Diefdijk, een ca. 10 km lange waterkering op de grens tussen de graafschappen Holland en Gelre. Met deze dijk wilde men het Hollandse grondgebied vrijwaren van het uit Gelre afkomstige oppervlaktewater. De aanleg van de Diefdijk heeft grote gevolgen gehad voor de stad Culemborg en haar omgeving. De tot Culemborg behorende ontginningen Pavye en Parys konden hun overtollige water nu niet meer kwijt waardoor bewoning onmogelijk werd. De boeren werden gedwongen uit te wijken naar de hogere gelegen oeverwal van de huidige Zandstraat. Zo ontstond een nieuwe nederzetting, de Nieuwstad. Intussen hadden zich tussen de oude stad en de Lek aan de zogeheten Havendijk, steeds meer schippers en vissers gevestigd. Na 1350 werden deze Havendijk en de Nieuwstad in de stad opgenomen en dat maakte de aanleg van nieuwe muren, poorten en torens noodzakelijk. De aldus ontstane driestad werd in z’n geheel omgeven door grachten. Deze zijn bijna nog allemaal aanwezig.

Figuur 4. Culemborg - Nieuwstad: Kaart van Culemborg van Johan Blaeu uit 1649. Links op de plattegrond is de Nieuwstad te zien.

(12)

Nieuwstad is op al het bestudeerde kaartmateriaal deels bebouwd. Op de kaart van Johannes Blaeu (Toneel der Steden, 1649) zijn de Zandstraat, Zalenstraat, Lepelstraat, Nieuwstraat, en Prijssestraat duidelijk herkenbaar (zie Figuur 4). Ook Jerusalem en de Kloosterstraat zijn te herkennen.

Binnen Nieuwstad staan her en der enkele woningen. Niet alle straten zijn volledig bebouwd.

Ook op het kaartmateriaal van de Kadastrale Minuutplan4 is Nieuwstad deels bebouwd. Het valt op dat in het verlengde van de Zalenstraat een straat aanwezig is, en ook de Lepelstraat sluit in deze periode aan op de Kloosterstraat (zie Figuur 5). De straat Jerusalem is in deze periode niet aanwezig.

Figuur 5. Culemborg - Nieuwstad: Uitsnede van het sectieoverzicht van de Kadastrale Minuutplan 1832.

(13)

Figuur 6. Culemborg - Nieuwstad: Uitsnede uit de Grote Historische Topografische Atlas Gelderland. Deze kaart geeft de situatie van Culemborg en Nieuwstad weer rond 1908.

Tot de lokale herinrichting van de jaren zeventig heeft er verspreid in Nieuwstad een groot aantal boerderijen gestaan. Hierdoor had de wijk een dorps karakter. De aanwezigheid van de boerderijen kon teruggevoerd worden op de aanleg van de Diefdijk en de verhuizing van de boeren naar Nieuwstad.

(14)

Archeologie

Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) heeft het plangebied een hoge trefkans op archeologische waarden (zie Figuur 6).

Binnen het plangebied zijn geen archeologische waarnemingen bekend in het Centraal Archeologisch Archief (CAA) van de Rijksdienst voor

Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) en het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de RACM. Aan de Westerwal is tijdens een archeologisch booronderzoek door de firma Becker en Van de Graaf, op de oeverwal aardewerk gevonden op een diepte tussen 10 en 170 cm beneden het maaiveld (vondstmelding 404208). In de directe omgeving van het plangebied zijn meerdere archeologische vondsten en archeologisch waardevolle terreinen bekend. Deze zijn weergegeven in Tabel 3.

Tabel 3. Culemborg - Nieuwstad. In ARCHIS vermelde vondsten in de omgeving van het plangebied (zie Figuur 6 voor de ligging).

CMA/CAA-nrs. Datering Omschrijving RD-coördinaten CMA

13203 (39A-A75) 15376 (39A-150)

CAA

45178 (39AZ-126) 17031 (39AZ-105) 404208 (vondstm.)

Late Middeleeuwen - Nieuwe Tijd: 1050 - 1950 nC

Neolithicum - bronstijd 5300 - 800 vC

Neolithicum - bronstijd 5300 - 800 vC

Late Middeleeuwen B - Nieuwe Tijd: 1250 - 1950 nC Late Middeleeuwen

1050-1500

Oude stadskern Culemborg Cultuurlaag met aardewerk, bot en leem

Cultuurlaag met aardewerk, bot en leem Restanten Klooster Mariencroon

Aardewerk tussen 10 en 170 cm -mv

143,900/440,800 144,280/440,110

144,280/440,110 143,810/440,870

(15)

2.3 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel (KNA 3.1 LS05)

Op basis van het uitgevoerde bureauonderzoek is het slechts mogelijk een globale verwachting aan te geven voor archeologische sporen en structuren.

Op de IKAW heeft het plangebied een hoge trefkans op

archeologische waarden. De hoge trefkans is afgeleid van de aanwezigheid van de Schoonrewoerdse stroomrug die door dan wel langs het plangebied loopt. Ten zuiden van het plangebied is een cultuurlaag aangetroffen die gerelateerd kan worden aan deze stroomrug. Het gaat hier om

vondstcomplex met aardewerk, bot, houtskool, verbrande leem en fosfaten. De diepte van de laag varieert tussen 90 en 185 cm beneden het maaiveld. Grenzend aan het plangebied zijn tijdens een booronderzoek diverse fragmenten aardewerk aangetroffen afkomstig uit de 15e eeuw (meldingsnr. 404208). Ten noorden van het plangebied zijn enkele vondsten gedaan uit het Middeleeuwse Culemborg.

De mogelijkheid bestaat dat tijdens het archeologisch veldonderzoek vondsten worden gedaan uit de periode Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd (5300 vC - 1950 nC). Deze zouden kunnen bestaan uit bewerkt en/of verbrand vuursteen, houtskool, aardewerk, baksteen en bot. Ook bestaat de kans dat tijdens de werkzaamheden fundamenten worden aangetroffen.

Wanneer de bodem in het plangebied intact is zullen eventueel aanwezige archeologische indicatoren en archeologisch grondsporen ook intact zijn.

De kans is echter groot dat de bodem tot op grote diepte is verstoord vanwege de aanleg van de huidige ondergrondse infrastructuur (met name riolering) en de bouw van de huidige - en de sloop van vroegere

bebouwing.

(16)

3. Veldonderzoek (KNA 3.1 VS05)

3.1 Plan van aanpak (KNA 3.1 VS01)

In het plangebied Nieuwstad te Culemborg zijn in totaal 39 grondboringen gezet, dit komt neer op ongeveer 1 boring per 25 m. De boringen zijn zo gelijkmatig mogelijk over het te onderzoeken terrein verdeeld.

Voorafgaand aan het onderzoek is een Klic-melding gedaan om inzicht te krijgen in de ondergrondse kabels en leidingen en de locatie van de riolering binnen de te onderzoeken wegen. Hieruit bleek dat de grond onder zowel de wegen als de stoep tot aan de huizen vol lagen met kabels en leidingen. Op de Klic-kaarten staan vaak maten en afstanden aangegeven zodat deze makkelijker in de straten opgezocht kunnen worden. Dit zijn slechts globale indicatieve maten waardoor men nooit met zekerheid kan zeggen dat een kabel op een exacte afstand van een gevel ligt.

Om het risico zoveel mogelijk te beperken kabels, of riool te raken is zoveel mogelijk naast de wegen en de stoep geboord. Op een

overzichtskaart waarop alle leidingen waren ingetekend zijn de boringen zo geplaatst dat deze op locaties terecht kwamen waar geen ondergrondse infra aanwezig was (zoals parkeerplaatsen, perkjes, steegjes tussen huizen en stoepen zonder kabels). Indien tijdens de werkzaamheden weerstand zou worden ondervonden is besloten de boring niet dieper door te zetten, om kabelbreuken te voorkomen. Voor de precieze locaties van de boringen wordt verwezen naar Figuur 7.

De boringen zijn in eerste instantie uitgevoerd met een 7 cm edelmanboor. Dit om eventuele weerstand in de bodem sneller op te merken. Wanneer met de edelmanboor een diepte van 2 m beneden het maaiveld bereikt werd, is de boring voortgezet met een 2 cm steekguts.

Opgeboorde klei en zand werd in de guts met een gutsmes onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals houtskool,

aardewerk en bewerkt of verbrand vuursteen. Met de edelman opgeboord zand en klei werd op een zeef onderzocht op de aanwezigheid van

archeologische indicatoren. De hoogtes van de boringen zijn bepaald aan de NAP-hoogtes van de putdeksels binnen het plangebied.

3.2 Resultaten veldonderzoek (KNA 3.1 VS02, VS03)

Het veldwerk vond plaats op 14 en 15 mei. De beschrijving van de boringen is weergegeven in de boorstaten. Deze zijn bijgevoegd (zie Appendix). In Figuur 7 zijn de boorlocaties weergegeven. Van de 39

(17)

geplande boringen zijn 19 boringen na herhaalde pogingen gestaakt

vanwege weerstand op de boor. Het risico was hier te groot om de boring door te zetten en zo kabels of leidingen te raken. In Tabel 4 is een

overzicht opgenomen van de boringen ingedeeld naar bodemverstoring.

Bodem

De uitgevoerde boringen laten een afwisselend beeld van de bodem zien. In de boringen die binnen de Westerwal en de Zuiderwal zijn gezet bestaat de eerste 10 tot 90 cm uit opgebracht bestratingszand. Hieronder is de bodem tot op een diepte variërend tussen 130 cm en 2 m beneden het maaiveld verstoord met modern baksteen, puinsporen en recent vensterglas. Onder de verstoorde lagen bevind zich een intact kleipakket met in de meeste gevallen ook een zandige laag. Deze zandige laag kan geïnterpreteerd worden als het stroomdal van Schoonrewoerd. In de boringen waarin deze zandige laag niet als zodanig is herkend is deze zeer waarschijnlijk door bodemverstoringen met de klei boven en onder het zand vermengd. In twee boringen (nr. 34 en 36) die op de Wester- en Zuiderwal zijn

uitgevoerd is de zandlaag van het stroomdal Schoonrewoerd aangeboord, in de overige boringen is deze vermengd met boven en onderliggende klei- dan wel zandlagen. In Tabel 4 is een overzicht te zien van de kwaliteit van het bodemprofiel per boorlocatie.

Archeologie

Tijdens het onderzoek is de bodem onderzocht op intactheid en

archeologische indicatoren. Tijdens het veldwerk zijn in alle, tot op grote diepte uitgevoerde boringen, recente puinresten aangetroffen. Ook zijn in enkele boringen fragmenten recent vensterglas waargenomen. Ook

baksteen is regelmatig in de boringen aangetroffen. Dit is logisch aangezien hier in het verleden bebouwing heeft gestaan die gesloopt is.

Enkele brokken baksteen zijn gedateerd en waren subrecent; uit de Nieuwe Tijd 1500-1950 nC). In vijf boringen (4, 8, 10, 11 en 20) zijn fragmenten aardewerk aangetroffen. Het aardewerk uit boring 8 en 20 is meegenomen om gedetermineerd te worden. In beide gevallen ging het hier om subrecent aardewerk (Nieuwe Tijd 1500-1950 nC). Op dezelfde diepte als het aardewerk is in boring 8 ook houtskool aangetroffen. De aardewerkscherven en het houtskool zaten beide in een verstoorde laag waardoor eventueel met deze vondsten geassocieerde archeologische grondsporen ook verstoord zullen zijn. Vanwege de aanwezigheid van bestrating had de uitvoering van een veldkartering geen zin. Tijdens het

(18)

archeologisch veldonderzoek zijn geen indicatoren aangetroffen die duiden op menselijke activiteiten in de periode voor 1500 nC.

Tabel 4. Culemborg - Nieuwstad. Overzicht van alle in het plangebied uitgevoerde boringen, ingedeeld naar het bodemprofiel en archeologische indicatoren.

Beschrijving Boringen

Gestaakte boring vanwege weerstand 3, 4, 7, 12, 14, 15, 17, 19, 22, 23, 24, 25, 27, 28, 30, 31, 32, 34, 39.

Boring met herkenbare zandlaag (stroomdal Schoonrewoerd) 1, 2, 5, 8, 9, 13, 15, 16, 18, 21, 26, 27, 29, 33, 36, 37, 38.

Boring met vermengde / verstoorde zandlaag 6, 10, 11, 12, 20, 28, 34, 35, 39.

Boring met aardewerk 4, 8, 10, 11, 20.

Boring met houtskool 8, 34, 37.

Boring met baksteen 5, 15, 19, 21, 34, 35, 39.

(19)

1

2 3

4

5

6 39

7

9 8 10

11 12

13

14 15

16 17

18

19 20

22 21 23 24

25 26 27

28

29 30

31 32

33

34

35

36

38 37

Figuur 7. Culemborg - Nieuwstad: situatietekening met de boorlocaties. De genummerde punten geven de uitgevoerde boringen weer. (RD-coördinaat boring 1:

143,818/440,563)

(20)

4 Conclusies en advies (KNA 3.1 VS07)

Voorafgaand aan het veldwerk is een archeologisch verwachtingsmodel opgesteld.

De kans was aanwezig dat tijdens het veldwerk archeologische indicatoren

zouden worden aangetroffen uit de periode Neolithicum - Nieuwe Tijd (5300 vC - 1950 nC). Deze zouden kunnen bestaan uit bewerkt en/of verbrand vuursteen, houtskool, aardewerk, baksteen en bot.

Tijdens het archeologisch onderzoek in Culemborg zijn 19 boringen na herhaalde pogingen vroegtijdig gestaakt vanwege weerstand. Op deze locaties was te veel puin in de bodem aanwezig om de boring door te zetten. Ook was de kans aanwezig dat de boring in de nabijheid van kabels dan wel leidingen lagen.

In de dieper uitgevoerde boringen zijn geen eenduidige archeologische indicatoren aangetroffen. In een vijftal boringen zijn fragmenten aardewerk aangetroffen die allemaal een subrecent karakter hadden (afkomstig uit de Nieuwe Tijd: 1500-1950 nC). Tevens zijn deze fragmenten in een verstoorde laag aangetroffen waardoor eventueel met deze indicatoren geassocieerde archeologische grondsporen niet meer in situ in de bodem aanwezig zullen zijn. In de meeste boringen is de bodem tot op een diepte van 130 tot 200 cm beneden het maaiveld verstoord. Dieper dan 130 tot 2 m is de bodem intact waar in een enkele boring het stroomdal van Schoonrewoerd intact is waargenomen. Er zijn geen aanwijzingen dat er in het verleden binnen het plangebied menselijke prehistorische (bewonings-)

activiteiten hebben plaatsgevonden. Op grond van de huidige staat van kennis zijn beperkende en/of beschermende maatregelen niet wetenschappelijk verdedigbaar.

Uit het bureauonderzoek is echter wel gebleken dat het plangebied sinds de Middeleeuwen bewoond is geweest. De kans is aanwezig dat tijdens de

graafwerkzaamheden fundamenten geraakt zullen worden van Middeleeuwse bebouwing. Indien dergelijke resten worden aangetroffen dient het graafwerk te worden gestaakt en dienen de archeologische sporen gemeld te worden bij de gemeente Culemborg, conform de Monumentenwet 1988 artikel 47. De graafwerkzaamheden kunnen vervolgens onder archeologische begeleiding te worden voortgezet. Een archeologische begeleiding kan alleen door een

gecertificeerd archeologisch bedrijf worden verricht. Op deze wijze kunnen de aanwezige, archeologische sporen worden bestudeerd en getekend en op deze wijze worden bewaard voor toekomstig wetenschappelijk onderzoek.

Ook indien archeologische materialen en/of sporen worden aangetroffen uit andere perioden dienen deze, conform de Monumentenwet 1988 artikel 47,

gemeld te worden bij de gemeente Culemborg.

(21)

Appendix

Culemborg - Nieuwstad

boorprofielen en bodembeschrijving volgens NEN5104.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In verband met de geplande bouw van een loods heeft een inventariserend archeologisch veldonderzoek plaatsgevonden aan de Hearedyk 2 te Itens, gemeente Littenseradiel,

Wegens de ligging binnen de bebouwde kom van Hoogeveen is het plangebied niet gekarteerd voor de Indicatieve Kaart voor Archeologische

Hieronder zijn op het noordwestelijke deel van het plangebied kwelderafzettingen aangetroffen die uit een pakket sterk siltig zand bestaan of uit een pakket sterk zandige

archeologische grondsporen worden aangetroffen en / of archeologische vondsten worden gedaan, dient hiervan direct melding te worden gemaakt bij de gemeente Enschede conform

In verband met de geplande nieuwbouw van een schuur is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Dorpsweg 77 te Maartensdijk, gemeente

Echter het onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van archeologische grondsporen, aangezien er geen vondsten zijn gedaan zoals bewerkt vuursteen of

Driessen, is een inventariserend archeologisch veldonderzoek uitgevoerd aan de Molenlaan te Mildam (Friese naam: 'Mildaam'), gemeente Heerenveen, provincie Fryslân (zie Figuur 1)..

Volgens de archeologische verwachtingskaart van de provincie Gelderland ligt de zuidelijke helft van het plangebied in een zone met een hoge archeologische verwachting en geldt