• No results found

Vraag nr. 138 van 16 maart 2005 van de heer MARK DEMESMAEKER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 138 van 16 maart 2005 van de heer MARK DEMESMAEKER"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 138 van 16 maart 2005

van de heer MARK DEMESMAEKER

Buitenschoolse kinderopvang – FCUD-subsidi-ering

Op 12 oktober 2004 stelde ik een vraag om uit-leg over de opvolging van het arrest van het Arbitragehof van 16 juni 2004 (nr. 104/2004) met betrekking tot de werking van het federale Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten (FCUD) (Handelingen Commissievergadering nr. 7 van 12 oktober 2004, blz. 12-15).

Zoals de minister weet, stelde de Vlaamse Regering dat de wijze waarop het Fonds werkte in strijd was met artikel 128, § 1, van de Grondwet en artikel 5, § 1, II, 1°, van de Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, omdat "de federale wetgever, door te voorzien in de organi-satie en de financiering van diensten – in de orga-nieke betekenis – voor opvang van kinderen buiten de normale schooluren en van zieke kinderen en voor flexibele en urgentieopvang van kinderen, een aangelegenheid heeft geregeld die moet worden beschouwd als een vorm van hulp en bijstand aan gezinnen en kinderen en die exclusief is toegewe-zen aan de gemeenschappen".

In essentie gaf het Arbitragehof de Vlaamse Regering gelijk en stelde dat de huidige werkwijze van dit Fonds ongrondwettelijk was. Immers, het rechtstreeks subsidiëren van diensten voor bui-tenschoolse kinderopvang, voor opvang van zieke kinderen, voor flexibele opvang of voor urgentie-opvang behoort exclusief tot de bevoegdheid van de gemeenschappen, vermits zij grondwettelijk bevoegd zijn voor het beleid met betrekking tot voorzieningen inzake kinderopvang, met inbegrip van de subsidiëring en de tarifering ervan (arrest, overweging B.8.2). Een federaal Fonds mag dit dus niet doen.

Verder gaf het Arbitragehof ook zeer duidelijk aan hoe het Fonds wel kan werken binnen de fede-rale bevoegdheid inzake sociale zekerheid, en meer specifiek onder welke voorwaarden de tegemoet-komingen van het Fonds wel beschouwd kunnen worden als een socialezekerheidsprestatie die tot de federale bevoegdheid behoort. De tegemoet-komingen van het Fonds zouden als een "aanvul-lende kinderbijslag" uitbetaald moeten worden aan wie de kinderbijslag voor werknemers uitbetaald wordt volgens de huidige kinderbijslagwetgeving.

Verder moet die "aanvullende kinderbijslag" anti-cipatief uitbetaald worden, dit wil zeggen voor nog te verrichten uitgaven voor kinderen die volgens de huidige kinderbijslagwetgeving recht geven op kinderbijslag. Ten slotte moet de "aanvullende kin-derbijslag" uitbetaald worden als tegemoetkoming in de opvangkosten voor de voormelde rechtge-vende kinderen en die onder de wettelijk vastge-stelde omstandigheden toevertrouwd worden aan kinderopvangvoorzieningen warvoor de gemeen-schappen bevoegd zijn (arrest, overwegingen B.7.2 en B.8.3).

Het gevolg hiervan is dat het bestaande systeem van rechtstreekse subsidiëring door het FCUD van de kinderopvangdiensten volledig omgevormd moet worden. Zolang het Fonds dit niet doet, werkt men eigenlijk bevoegdheidsoverschrijdend en dus illegaal.

In haar antwoord van 12 oktober 2004 op mijn vraag om uitleg stelde de minister dat zij contact zou opnemen met het Fonds om uitsluitsel te krij-gen over hun standpunten omtrent het arrest van het Arbitragehof en te vernemen of ze inderdaad hun werkwijze zullen veranderen. In het licht van dit antwoord zou zij zich dan beraden over verdere stappen.

Inmiddels leerden wij uit verklaringen van bevoegd federaal minister Demotte dat het FCUD een nieuw subsidiesysteem zou uitwerken waarbij men zich conformeert aan de lijnen uiteengezet in het arrest van het Arbitragehof. Dit nieuwe subsidie-systeem zou begin dit jaar van start moeten gaan ; het zou worden toegespitst op de betrokken gezin-nen en niet meer op de organisatoren van de buiten-schoolse kinderopvang, en het zou berusten op een forfaitaire tegemoetkoming per opvangdag.

(2)

van 19 augustus 1997 tot vaststelling van de wijze waarop het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten de opbrengst van de ontvangen bijdragen toewijst aan de toekenning van subsidies voor projecten voor de opvang van kinderen van 2,5 tot 12 jaar en sommige projecten voor de opvang van kinderen van 0 tot 3 jaar). En ondertussen zijn we reeds bijna acht maanden na het arrest van het Arbitragehof !

Daarom dan ook de volgende opvolgingsvragen. 1. Welke stappen heeft de minister gezet sinds

mijn vraag om uitleg van 12 oktober laatstleden om een einde te maken aan de bevoegdheids-overschrijding gepleegd door het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten – overigens door het Arbitragehof vastgesteld op vraag van de Vlaamse Regering – en welke stappen zal de minister eventueel verder nog zetten ?

Heeft de minister dit probleem reeds aange-kaart op het Overlegcomité en zo niet, gebeurt dit alsnog ?

2. Heeft de minister reeds zicht op de nieuwe sub-sidieregeling die het Fonds moet uitwerken ? Is die nieuwe regeling in overeenstemming met

de krijtlijnen uiteengezet in het arrest van het Arbitragehof van 16 juni 2004 ?

3. Wordt de minister betrokken bij het uitwerken van die nieuwe regeling ?

Is er terzake in samenwerking met de gemeen-schappen voorzien, vermits de gemeengemeen-schappen exclusief bevoegd zijn voor de regeling van de diensten die in casu in de kinderopvang moeten aangeboden ?

4. Het is duidelijk dat, als het FCUD in de toe-komst zijn toekenningen moet baseren op de kinderen die volgens de huidige kinderbijslag-wetgeving recht geven op kinderbijslag en niet meer op de subsidieaanvragen van kinderop-vangprojecten, dit een verschuiving van de toe-gekende middelen tot gevolg zal hebben.

Heeft de minister zicht op de gevolgen die deze nieuwe regeling zal hebben voor de sector van de buitenschoolse kinderopvang, onder meer met betrekking tot een eventuele verschuiving

van middelen tussen de betrokken gemeen-schappen onderling ?

In welke mate anticipeert haar beleid op de wij-ziging van het subsidiesysteem van het Fonds ? 5. Volgens het Vlaams regeerakkoord (blz. 85) is

de splitsing van het Fonds een Vlaamse beleids-doelstelling.

In welke mate neemt de minister die doelstelling mee bij de behandeling van dit dossier ?

Antwoord

1. Op 29 oktober 2004 heb ik een brief ver-stuurd naar minister Demotte met de vraag welke maatregelen het Fonds voor Collectieve Uitrustingen zal nemen in reactie op het arrest van het Arbitragehof van 16 juni 2004. Op 22 december kreeg ik een antwoord van minister Demotte waarin hij stelde dat hij samen met de sociale partners een structureel overleg georga-niseerd heeft waarbij wordt nagegaan op welke wijze de werking van het FCUD kan geherfor-muleerd worden om conform de uitspraak van het Arbitragehof te zijn. Hij antwoordt verder dat hij mij op de hoogte zal brengen van de resultaten van dit overleg. Indien deze resulta-ten lang uitblijven, zal ik niet nalaresulta-ten nogmaals contact op te nemen met minister Demotte. Verder zijn mijn medewerkers ook aan het aftoetsen hoe dit complexe dossier best verder kan aangepakt worden.

2. Er is nog geen zicht op de nieuwe subsidierege-ling van het FCUD.

3. Er is geen uitnodiging geweest naar instanties binnen de Vlaamse Gemeenschap om mee te denken rond een nieuwe subsidieregeling vanuit het FCUD.

(3)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet van de bepaling inzake de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-

Wat de gesco's betreft dient hun overdracht van het OCMW naar de vereniging dan wel de gemeente vooraf goedgekeurd te worden door de Vlaamse minister van Tewerkstelling.. Ik

In dat geval zijn meerdere oplossingen mogelijk zoals: langs- wegen realiseren waarop de school uitgeeft en waarop dan wel een zone 30 haalbaar is, een ongelijkgrondse kruising

Zowel in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaan- deren, als in het goedgekeurde structuurplan van de provincie Vlaams-Brabant wordt de nadruk gelegd op het eigen karakter van dit

In zijn antwoord op mijn schriftelijke vraag nr. 418) maak- te de minister melding van het feit dat de Vlaamse Regering nog geen gebruik heeft gemaakt van de machtiging om

Samen met Kamerlid Devlies heb ik het gevoel dat de houding van de federale minister het gevolg is van het feit dat deze verplichte bijdrage enkel in Vlaanderen wordt geheven..

Dit dossier dient gekaderd te worden in de globale visie die de afdeling Bos en Groen (als eigenaar van dit beschermde monument) heeft voor dit gedeelte van het park van Tervuren

3° Het gevraagde overzicht voor het jaar 2004 tot op heden en per provincie van het aantal bedrij- ven dat niet in orde was met hun milieuvergun- ning is niet beschikbaar evenmin