• No results found

Verandering in adnominale modificatie in heritage Wenzhounees. Een vergelijking tussen twee generaties sprekers Wenzhounees in Nederland en China

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verandering in adnominale modificatie in heritage Wenzhounees. Een vergelijking tussen twee generaties sprekers Wenzhounees in Nederland en China"

Copied!
58
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verandering in adnominale modificatie in heritage

Wenzhounees

Een vergelijking tussen twee generaties sprekers Wenzhounees in

Nederland en China

Martina Faber

6120245

Master Nederlandse taal en cultuur

Universiteit van Amsterdam

Januari 2016

Supervisie: Dr. S.P. Aalberse

Tweede lezer: Dr. S.J. Andringa

(2)

2

Voorwoord

Allereerst een kort woord van dank aan mijn scriptiebegeleider Suzanne. Dankjewel voor je aanstekelijke enthousiasme voor dit onderwerp. Dank ook voor al je hulp, kennis en support, maar ook zeker dank voor je geduld.

Dank aan Xiaoli Dong voor de data, de transcripties en beantwoording van mijn vragen hierover.

Dank aan Franscesca Moro voor inzage in haar methode en verwerking van data. Dankjewel Phine voor het coderen en het samenwerken aan dit onderwerp.

(3)

3

Verandering in adnominale modificatie in heritage Wenzhounees

Een vergelijking tussen twee generaties sprekers Wenzhounees in Nederland en

China

Martina Faber1

Universiteit van Amsterdam

Due to language contact, linguistic changes can occur depending on interaction between social factors and more typological aspects of both languages. In the Netherlands there is a situation where the Chinese language Wenzhounese is considered to be a heritage language, dominated by Dutch. Since Dutch has an article system based on definiteness and

Wenzhounese lacks an article system and definiteness is optional, it is possible that there is transfer from Dutch onto the domain of adnominal modification in Wenzhounese. A previous study shows that second generation heritage speakers of Wenzhounese use more nominal modification than first generation speakers of Wenzhounese in the Netherlands. The current study examines if this increase could be attributed only to the language contact by comparing two generations of speakers of Wenzhounese in the Netherlands and China for their uses of adnominal modification.This study shows that second generation speakers in the Netherlands modify nouns more frequently than the first generation. However, second generation speakers in China tend to modify nouns more than the first generation in China as well. Besides the first generation in the Netherland shows a preference for modification compared to the first generation in China. Innovations in the second generation were already set of by the first generation in the Netherlands due to language contact. This study shows a generational effect as well as a contact effect. Speakers in the Netherlands are more likely than peers in China to use nominal modification. In short we could say that an on-going change accelerated in the Netherlands.

Keywords: language contact - Chinese languages – heritage language - nominal modification

- transfer

1 Martina Faber, masterstudent, Universiteit van Amsterdam. Het onderzoek dat in dit artikel gepresenteerd

wordt, is tot stand gekomen met hulp van Phine Lippe, masterstudent, Universiteit van Amsterdam en Xiaoli Dong, PhD, Universiteit Utrecht

(4)

4

Inhoudsopgave

Introductie ... 5

1. Heritagetalen en -sprekers ... 7

1.1 Heritagesprekers ... 7

1.2 Wenzhounees in Nederland en China ... 8

1.3 Factoren voor verandering in heritagetalen ... 11

2. Definietheid en taalcontact ... 14

2.1 Definietheid ... 14

2.2 Contactgestuurde taalverandering ... 16

2.3 Synchrone effecten voor contactgestuurde verandering ... 19

3. Definietheid in het Nederlands en het Wenzhounees ... 21

3.1 Definietheid in het Nederlands ... 21

3.2 Definietheid in het Wenzhounees... 23

4. Onderzoeksvraag ... 27 5. Methode ... 30 5.1 Participanten ... 30 5.2 Elicitatieprocedure ... 31 5.3 Verwerking data ... 31 6. Resultaten ... 36

6.1 Nederland – eerste versus tweede generatie ... 36

6.2 China – eerste versus tweede generatie ... 40

6.3 Nederland versus homeland ... 44

6.3.1 Vergelijking eerste generaties Nederland en China ... 45

6.3.2 Vergelijking tweede generaties Nederland en China ... 47

6.4 Samenvatting resultaten ... 49

7. Conclusie ... 52

8. Referenties ... 54

(5)

5

Introductie

In deze scriptie worden twee generaties sprekers van de Chinese streektaal Wenzhounees in Nederland en China vergeleken voor het domein van nominale modificatie. Chinese talen maken in hoge mate gebruik van kale nomina (Cheng & Sybesma, 2008). In het Nederlands wordt op nomina in de meeste gevallen verplicht definietheid gemarkeerd door bijvoorbeeld lidwoorden. Gekeken wordt hoe beïnvloeding vanuit het Nederlands mogelijk kan leiden tot verrijking van de heritagetaal Wenzhounees door toevoeging van een nieuwe grammaticale categorie definietheid. Door twee generaties in Nederland te vergelijken met twee gelijke generaties in China wordt bovendien duidelijk welke rollen taalinterne ontwikkelingen en taalcontact spelen voor taalverandering.

Het Wenzhounees is een Chinese streektaal die al aan het begin van de 20ste eeuw met de komst van immigranten in Nederland terecht is gekomen. In dit onderzoek wordt echter gekeken naar een recentere groep van immigranten uit China. Zij kwamen in de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw naar Nederland (Gijsberts et al., 2011). Het Wenzhounees is in Nederland een heritagetaal. Dit betekent dat het een taal is die in de huiselijke omgeving wordt gesproken, maar niet de dominante taal is van het land (Valdes, 2000). In dit geval gaat het om een minderheidstaal die gesproken wordt in een gesloten gemeenschap van

immigranten. De eerste generatie sprekers van deze heritagetaal is pas op latere leeftijd naar Nederland gekomen en dominant in het Wenzhounees. De tweede generatie daarentegen heeft thuis Wenzhounees geleerd, maar dit is niet de taal die zij het beste beheersen. Ze zijn sinds hun vroege jeugd blootgesteld zijn aan Nederlands op school en andere domeinen waardoor er een dominance shift (‘dominantie verschuiving’) naar het Nederlands heeft plaatsgevonden.

In deze scriptie wordt onderzocht wat de invloed van het Nederlands is op het

Wenzhounees van deze twee generaties sprekers voor het domein van nominale modificatie, waarin deze talen van elkaar verschillen. Dit vergroot de kans op beïnvloeding (Muysken, 2013). Eerder onderzoek naar beïnvloeding van het domein van nominale modificatie heeft bovendien al laten zien dat er beïnvloeding is van het Nederlands op heritage Turks (Backus et al., 2011), heritage Ambonees Maleis (Moro, 2016) en heritage Wenzhounees (Lippe, 2015). In deze laatste studie is echter niet gekeken dat er mogelijk ook verandering bij Wenzhounese sprekers in China optreedt en wat dan de rol van taalcontact met het Nederlands is.

Vanuit verwervingsstudies is er vaak aandacht voor de rol van de eerste taal op de verwerving van een tweede taal. Het huidige onderzoek heeft echter als bijzondere insteek dat

(6)

6 de eerste taal niet de dominante taal is. Focus van dit onderzoek is dan ook hoe een dominante taal, die later verworven is, van invloed is op de heritagetaal. Voor heritagetalen wordt vaak gekeken naar aspecten die verloren gaan of niet verworven worden door dominantie van een andere taal (Polinsky & Kagan, 2007). Beïnvloeding vanuit het Nederlands kan echter ook leiden tot verrijking van de heritagetaal door het toevoegen van een nieuwe grammaticale categorie in plaats van incomplete acquisitie of taalverlies als gevolg van dit taalcontact (Mougeon, 2005). Daarnaast onderstreept dit onderzoek het belang van kijken naar de kwaliteit van de input (Rothman & Pires, 2009). Door verschillen tussen generaties in Nederland te onderzoeken en te vergelijken met de generaties in het homeland (‘land van herkomst’) wordt inzicht geboden in de input die heritagesprekers hebben ontvangen en het ontstaan van de verandering. Als bij de eerste generatie in Nederland al een verandering in gang is gezet, versterkt dit het idee dat niet alleen incomplete acquisitie leidt tot

taalverandering. Verandering van modificatie is namelijk ook zichtbaar in de eerste generatie, die Wenzhounees dominant is en tot op latere leeftijd in China heeft gewoond. Haar

verwerving is niet incompleet te noemen, maar toch zijn er al sporen van beïnvloeding zichtbaar. Verandering hoeft dus niet het gevolg te zijn van incomplete acquisitie.

Voor nu is er een eerste verkenning uiteengezet over welke factoren in ogenschouw worden genomen voor taalcontact in heritagesprekers en het belang van vergelijken tussen generaties, maar ook tussen Nederland en China. In deze scriptie wordt een antwoord gegeven op de vraag in hoeverre nominale modificatie in heritage Wenzhounees beïnvloed wordt door het Nederlands. Om tot beantwoording van deze vraag te komen wordt in het volgende hoofdstuk dieper ingegaan op definities van heritagetalen en –sprekers, maar ook welke factoren van invloed zijn op veranderingen in heritagetalen. In hoofdstuk 2 wordt vervolgens een verbinding gelegd tussen het domein van onderzoek en taalcontactstudies. Het domein van nominale modificatie wordt in het Nederlands bepaald door definietheid. Deze notie wordt uitgelegd in de eerste paragraaf (2.1). Hierop volgt hoe taalcontact sturend kan zijn voor verandering in dit domein (2.2). Aansluitend volgt de bespreking van twee studies over beïnvloeding voor dit domein vanuit een dominante taal op een heritagetaal. In hoofdstuk 3 wordt dieper ingegaan op de typologie van Wenzhounees en Nederlands voor het domein van nominale modificatie. Op basis van deze contrastieve analyse wordt in hoofdstuk 4 de

onderzoeksvraag met bijbehorende hypothesen geformuleerd. In hoofdstuk 5 wordt de methodologie beschreven om deze hypothesen te testen. In hoofdstuk 6 worden de resultaten en interpretaties hiervan gepresenteerd. In hoofdstuk 7 volgt de conclusie en beantwoording van de onderzoeksvraag.

(7)

7

1. Heritagetalen en -sprekers

In dit hoofdstuk is het allereerst zaak om meer duidelijkheid te scheppen over wie heritagesprekers zijn en wat een heritagetaal definieert. Vervolgens wordt er specifiek

gekeken naar de sociolinguistische geschiedenis voor het Wenhounees in Nederland en China. Als laatste volgt een verkenning van factoren die naast taalcontact een rol spelen voor

verandering in heritagetalen.

1.1 Heritagesprekers

Heritagesprekers zijn opgegroeid in een thuissituatie waarbij de eerste taal die zij hoorden of leerden een minderheids- of migrantentaal was en die niet de dominante taal van het land is waar zij wonen (Polinsky & Kagan, 2007). Voor de term ‘heritagesprekers’ worden echter twee varianten onderscheiden: in brede en enge zin. Dit hangt samen met de beheersing van de heritagetaal. In de brede zin van de definitie vallen alle individuen die zijn opgegroeid met een sterke verbinding met een zekere taal door familie-interactie onder de definitie van heritagespreker (Polinsky & Kagan, 2007). Dit kan echter betekenen dat zij de taal, waarmee zij cultureel zijn verbonden, niet daadwerkelijk beheersen. Het is mogelijk dat deze

individuen de taal op latere leeftijd alsnog leren vanuit culturele motieven, maar dit

onderscheidt hen nauwelijks van tweede taalleerders (Polinsky & Kagan, 2007). In de enge zin van het woord wordt vaak de definitie van Valdés (2000) gebruikt: een heritagespreker is een individu die een taal spreekt anders dan de dominante taal van het land en in meer of mindere mate tweetalig is in de dominante taal en de heritagetaal. Polinsky & Kagan (2007) voegen hier aan toe dat de heritagetaal dus thuis de eerst verworven taal door een

heritagespreker is, maar dat deze taal niet volledig verworven omdat de heritagespreker al op jonge leeftijd is geswitcht naar de dominante taal van het land (Polinsky & Kagan, 2007). Voor deze scriptie wordt de definitie van heritagesprekers in enge zin gebruikt. Deze

heritagesprekers hebben vanaf hun vroege jeugd een tweede taal geleerd, die buiten het gezin de dominante taal is. Benmamoun et al. (2013) spreken dan ook van een assymetische

bilingualiteit voor deze sprekers. Hoewel de heritagetaal als eerste is verworven, zijn zij als volwassen sprekers dominant in de taal die de tweede is in de rij van verwerving. Ondanks deze dominance shift (‘dominantie verschuiving’) beheerst een heritagespreker twee talen sinds zijn of haar jonge jeugd en is dus vroeg bilinguaal (Polinsky & Kagan, 2007; Aalberse en Muysken, 2013). Heritagesprekers verschillen van andere tweetaligen dat zij tegelijk onderdeel uitmaken van een vaak hechte tweetalige gemeenschap met dezelfde culturele achtergrond. Al deze zaken bij elkaar vormen volgens Aalberse en Muysken (2013) bepalende

(8)

8 kenmerken voor een heritagetaal: de taal wordt thuis gesproken, is niet de dominante taal van het land, wordt verworven in een natuurlijke setting, heeft culturele waarde voor de spreker en vormt de gedeelde taal van een gesloten gemeenschap (Aalberse en Muysken, 2013: 3). Heritagesprekers onderscheiden zich hierin van hun ouders dat zij een dominance shift hebben ondergaan. Ouders van heritagesprekers hebben eveneens de heritagetaal als eerste taal verworven, maar zijn pas op latere leeftijd in contact gekomen met de dominante taal van het land waar zij zijn gaan wonen. Deze dominante taal hebben zij nauwelijks of grotendeels geleerd op latere leeftijd, maar zij zijn niet tweetalig zoals de heritagesprekers. In de volgende paragraaf volgt een beschrijving van de situatie van de groepen sprekers die in dit onderzoek centraal staan: sprekers van Wenzhounees in Nederland.

1.2 Wenzhounees in Nederland en China

In dit onderzoek wordt gekeken naar twee generaties sprekers van het Wenzhounees in

Nederland. Deze twee generaties worden voor hun Wenzhounees vergeleken met twee gelijke generaties sprekers van het Wenzhounees in China om te kijken wat het effect is van contact voor de variant in Nederland. Voordat hier dieper op ingegaan kan worden, moet duidelijk zijn wat het scenario is voor Wenzhounese sprekers in Nederland. Hierin wordt de benadering van Muysken (2013) gevolgd voor de bestudering van een taalcontactsituatie. Muysken (2013) pleit namelijk voor scenario approach, waarbij het scenario van het taalcontact wordt uitgewerkt. Sociolinguïstische omstandigheden zijn bepalend voor de uitkomst van het taalcontact (Muysken, 2013).

Het Wenzhounees is een Chinese streektaal die al aan het begin van de 20ste eeuw met de komst van immigranten in Nederland terecht is gekomen. De eerste groep Chinese

immigranten werd in 1911 geregistreerd in Nederland en bestond voornamelijk uit havenarbeiders die in Rotterdam gingen werken (Aalberse & Muysken, 2013: 266). Er ontstond een kleine Chinese gemeenschap van voornamelijk ongehuwde mannen in

Rotterdam. Deze gemeenschap verdween grotendeels door de aanhoudende crisis in de jaren ’30 van de vorige eeuw, met als gevolg repatriëring2

. De overgebleven Chinese gemeenschap bleef echter gedurende Tweede Wereldoorlog en bestond voornamelijk uit Kantonees

sprekende migranten uit de buurt van Hong Kong en migranten uit de provincie Zhejiang, waar rond de steden Wenzhou en Qingtian dialecten met overeenkomstige namen gesproken

2 Bron: stadsarchief Rotterdam (n.d.) laatst geraadpleegd op 17 januari 2016, via

(9)

9 worden (Geense & Tsui, 2001: 81). Na het einde van de oorlog werd de vraag naar Chinees-Indisch eten groter en om hierin te kunnen voorzien kwamen mannelijke verwanten over om in restaurants te helpen. Door beperkte mogelijkheden van emigratie uit de Volksrepubliek China sinds eind jaren ‘50 waren veel restauranthouders genoodzaakt om Kantonees sprekend personeel uit Hong Kong aan te nemen. Dit vormt de tweede immigratiegolf. Na wijziging van de immigratiepolitiek van de Volksrepubliek eind jaren ’70 kwam er een nieuwe golf van immigranten uit China (Geense & Tsui, 2001). In dit onderzoek wordt naar de meest recente groep van immigranten uit China gekeken die in de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw naar Nederland kwamen (Gijsberts et al., 2011). De eerste generatie Wenzhounezen uit dit

onderzoek is dus opgegroeid in China en op latere leeftijd naar Nederland gekomen. Eerste generaties Chinezen in Nederland beheersen nauwelijks Nederlands en de Chinese taal is dan ook van vitaal belang voor de Chinese gemeenschap. Daarnaast vormt de taal ook een kernwaarde van culture identiteit in migratiecontext (Geense & Tsui, 2001: 78). De tweede generatie Wenzhounezen in dit onderzoek vormt een groep van heritagesprekers in enge zin. Ze zijn opgevoed in het Wenzhounees en maken deel uit van een gesloten gemeenschap waarin veel waarde wordt gehecht aan de Wenzhounese taal. Met het naar school gaan hebben zij Nederlands geleerd en vond er verschuiving in dominantie van taal plaats.

Zoals zojuist al benoemd, is het Wenzhounees een streektaal uit de provincie Zheijing en voornamelijk uit de havenstad Wenzhou in China. Het Wenzhounees wordt gerekend tot de Wu-dialecten. De term Chinees is eigenlijk een overkoepelende term die gebruikt wordt voor zeven Chinese ‘dialecten’: Mandarijn, Wu, Min, Kantonees, Hakka, Gan en Hunan (Cheng & Sybesma, 2008). Deze dialecten verschillen onderling echter zo sterk van elkaar dat er gesproken wordt van verschillende talen. Zo wordt gezegd dat Kantonees en Mandarijn van elkaar verschillen zoals het Engels van het Frans (Juffermans et al., 2014). Het gebruik van de term Mandarijn is ambigu en kan refereren aan het dialect van Noord-China of het Modern Standaard Chinees3, de officiële taal van de Volksrepubliek China en Taiwan (Cheng & Sybesma, 2008). In China heet de officiële standaardtaal Putonghua (‘taal van het volk’), die aan het begin van de vorige eeuw onstaan is en sedertdien via onderwijs en media wordt geïmplementeerd (Geense & Tsui, 2001: 78). Tot halverwege de vorige eeuw kende China geen nationale standaardtaal, maar deelden de verschillende dialecten enkel het geschreven

Klassieke Chinees (Juffermans et al., 2014; Geense & Tsui, 2001). Het bestaan van veel

variatie binnen en tussen de Chinese talen is mede mogelijk doordat het Klassiek Chinees niet

(10)

10 fonografisch is, maar logografisch. Hierdoor kan elke taal een eigen uitspraak aan de

karakters toekennen. Sinds de uitroeping van de Volksrepubliek China in 1949 wordt het

Putonghua echter als de nationale standaardtaal in woord en geschrift gepromoot en gebruikt.

De Chinese taalwet uit 2000 is zelfs nog explicieter wat betreft de normalisatie en

standardisatie van de standaard voor gesproken en geschreven Chinese taal. Hierin staat dat

Putonghua en vereenvoudigde Chinese karakters verplicht moeten worden gebruikt voor alle

terreinen van de openbare ruimte (Juffermans et al., 2014: 51). In China zijn regionale dialecten hierdoor verdrongen naar de privésfeer. Dit is niet alleen het geval in China, maar ook wereldwijd is de standaardtaal Putonghua al geruime tijd bezig aan een opmars

(Juffermans et al., 2014: 51). Verschillende historische gebeurtenissen hebben hieraan bijgedragen. Zo werd de Volksrepubliek de enige vertegenwoordiger van China bij de Verenigde Naties begin jaren ’70, in plaats van Taiwan4

. Economische hervormingen en openstelling voor handel met het buitenland eind jaren ’70 leidden tot verdere toename van verspreiding van het Putonghua en bijbehorende vereenvoudigde karakterschrift.

In de regio waar het Wenzhounees wordt gesproken, wordt eveneens in het Mandarijn onderwezen. Dit betekent niet alleen dat het Wenzhounees niet onderwezen wordt, maar ook dat de sprekers van Wenzhounees vrijwel altijd meertalig zijn en naast Wenzhounees nog Mandarijn beheersen. Wenzhounees wordt niet onderwezen en kent bovendien geen eigen schrift of gecodificeerde grammatica en er wordt alleen mondeling in gecommuniceerd. Dit maakt het tot sterk gesloten taal, die alleen binnen de gemeenschap geleerd kan worden. De gemeenschappen in China en daarbuiten zijn hierdoor erg hecht en er wordt dan ook veel binnen de gemeenschap getrouwd.

Omdat het Wenzhounees geen geschreven taal is, ontbreekt uitputtende informatie over de grammatica. Om voor dit onderzoek toch uitspraken te kunnen doen over het Wenzhounees is gebruik gemaakt van eerdere studies die verschillende Chinese dialecten vergelijken, waaronder Wu en Mandarijn (Cheng & Sybesma, 2008). Gezien de vroege verwerving van de heritagetaal, heeft een heritagespreker de mogelijkheid om een native-like niveau te behalen (Aalberse & Muysken, 2013). Dat dit in veel gevallen niet het geval is heeft te maken met verschillende factoren. De taalsituatie voor heritagesprekers is dan ook

complexer dan alleen dominantie van een andere taal.

4 Na de scheiding in 1949 onstonden de Volksrepubliek China (het vaste land) en de Republiek China (het eiland

(11)

11

1.3 Factoren voor verandering in heritagetalen

Factoren die ervoor kunnen zorgen dat de heritagetaal afwijkt van de taal zoals gesproken in het land van herkomst zijn bijvoorbeeld de kwaliteit en kwantiteit van input, geletterdheid, incomplete acquisitie, verlies van grammatica of cross-linguïstische beïnvloeding (Aalberse & Muysken, 2013; Polinsky & Kagan, 2007; Pires & Rothman, 2009; Moro, 2016). Deze

factoren hangen met elkaar samen, maar worden hieronder afzonderlijk besproken. Een belangrijke factor die leidt tot het afwijken van de heritagetaal van de

homelandtaal is de kwantiteit van de input. De hoeveelheid input die een heritagespreker ontvangt is beperkt. De taal wordt enkel verworven en gebruikt in familiaire kringen of de gemeenschap. Zeker zodra een kind naar school gaat wordt de dominante taal verworven en niet alleen op school gebruikt, maar ook op veel terreinen daarbuiten. Dit betekent dat de input voor de heritagetaal vermindert. Daarnaast betekent dit voor de kwaliteit van de input dat er vooral taalgebruik voor informele settings wordt verworven. De kwaliteit van input varieert dus ook. Heritagesprekers genieten bovendien veelal geen onderwijs in de

heritagetaal. Dit gebrek aan geletterdheid leidt ook tot verschillen ten op zichte van de homeland variant van de taal. Het is dus belangrijk om voor een vergelijking tussen een heritagespreker en een native uit het homeland rekening te houden met verschillen zoals educatie (Aalberse & Muysken, 2013). Voor het Wenzhounees is deze factor niet aan de orde omdat het Wenzhounees geen geletterdheid noch gecodificeerde grammatica kent.

Een andere factor voor divergentie tussen heritagetaalsprekers en homelandsprekers is in hoeverre gesproken kan worden van taalverlies of incomplete acquisitie bij

heritagesprekers. Het idee dat heritagesprekers als kind hetzelfde presteren als monolinguale kinderen en pas afwijken op volwassen leeftijd, doet Polinsky (2011) concluderen dat dit wel door taalverlies moet komen. Pires en Rothman (2009: 213) nemen incomplete acquisitie verder onder de loep en bepleiten allereerst dat dit apart wordt gezien van individueel taalverlies of ‘slijtage’. Taalverlies heeft volgens hen een aparte rol bij de ontwikkeling van de grammatica van een heritagespreker. In zo’n geval heeft een spreker namelijk wel

grammaticale kennis verworven, maar is deze verloren of maakt er geen gebruik van. De term incomplete acquisitie wordt gebruikt wanneer een volwassen spreker een taal niet volledig heeft verworven. In zo’n geval zijn sommige specifieke eigenschappen van een taal of bepaalde constructies niet voor een kritische periode verworven, waardoor de volwassen spreker niet de vaardigheden in de taal bezit die passen bij zijn leeftijd. Pires en Rothman (2009: 214) pleiten voor onderscheiding van twee subcategorieën van incomplete acquisitie, namelijk (1) echte incomplete acquisitie waarbij eigenschappen die duidelijk in de input

(12)

12 aanwezig waren, toch niet verworven zijn door de heritagespreker en (2) missing-input

competence divergence. In dit tweede geval verwerft een heritagespreker bepaalde

eigenschappen van de taal niet die wel tot de competentie van een educated monolingual behoren doordat zij wel voldoende zijn blootgesteld aan het standaarddialect (bijvoorbeeld door formele educatie), die toch verschilt van spreektaal (Pires & Rothman, 2009: 214). Zonder dit onderscheid is het zelfs mogelijk om dialecten, waarbij een bepaalde eigenschap niet voorkomt, als incompleet te beschouwen: ‘even monolingual ones under this logic’ (Pires & Rothman, 2009: 214. Hoewel het scenario voor heritage Wenzhounees gecompliceerd is door het ontbreken van geletterdheid en scholing in de thuistaal, zelfs in het homeland, is het onderscheid dat Pires en Rothman (2009) aankaarten wel belangrijk. Dat heeft namelijk te maken met de kwaliteit van de input die een heritagespreker heeft gekregen.

Pires & Rothman (2009) kaarten zelfs aan dat de maat waarin een heritagespreker grammatica beheerst van de heritagetaal vergeleken zou moeten worden met met die van een ongeschoolde native uit het homeland. Op deze manier worden mogelijke effecten van geletterdheid en scholing gefilterd. Sommige eigenschappen van een taal komen namelijk alleen tot ontwikkeling door scholing of toegang tot een formeel register. Hier heeft een heritagespreker veelal geen toegang tot voor de heritagetaal. Het gegeven dat een

heritagespreker dan ook een bepaald grammaticaal aspect niet laat zien is niet dan zozeer een kwestie van incomplete acquistie, volgens Pires & Rothman (2009), maar gebrek aan input.

Deze kwestie die Pires & Rothman (2009) aankaarten heeft tevens te maken met het bepalen wat de base line language (‘basislijn taal’) is voor een heritagespreker. Dit is zoveel als de taal waartegen de heritagetaal van de heritagespreker wordt afgezet. Deze kan variëren, afhankelijk van de insteek van een onderzoek. Volgens Polinsky & Kagan (2007) is het bijvoorbeeld een misvatting te denken dat een heritagespreker’s base line de standaardtaal is die via onderwijs, media en literatuur wordt gepromoot (Polinsky & Kagan, 2007). Dit kan tot scheve vergelijkingen leiden. Voor een heritagespreker is de base line language de taal waar hij of zij aan blootgesteld is als kind (Polinsky & Kagan, 2007: 372). In dit onderzoek wordt hier rekening mee gehouden, door eerst tussen eerste en tweede generatie in het zelfde land te vergelijken. De data zijn familiedata, op deze manier wordt de werkelijke input zo goed mogelijk benaderd. Door te kijken naar twee generaties in het homeland en Nederland te onderzoeken is het mogelijk om te kijken naar beïnvloeding of taalverlies in de eerste generatie in Nederland.

Er zijn dus verschillende factoren die een rol kunnen spelen bij verandering in de heritagetaal. Deze factoren zorgen voor divergentie tussen de homelandtaal en de heritagetaal.

(13)

13 Dominantie van het Nederlands werkt deze factoren in de hand. Zo leidt deze dominantie van het Nederlands niet alleen tot minder input, maar ook andere input. Dominantie van een taal heeft dus consequenties voor de heritagetaal. In een dergelijke situatie, met veel taalcontact en bilingualiteit, valt bovendien te verwachten dat er transfer plaatsvindt van de ene naar de andere taal. Door intensief taalcontact tussen twee talen in een individu kunnen woorden of concepten van de ene in de andere taal worden gebruikt (Backus et al., 2011). Er komen als het ware twee talen samen in het hoofd van de spreker, waarbij beide talen geactiveerd worden tijdens het spreken (Moro, 2016). Hierdoor kunnen categoriëen van de ene taal in de andere taal terecht komen. Niet alle categorieën zijn hier gevoelig voor. Een domein waarvan met name uit verwervingsstudies bekend is dat het kwetsbaar is voor transfer, is het domein van nominale modificatie (Ionin, 2008; Ionin, Ko & Wexler, 2012). In deze studies wordt voornamelijk gekeken naar de invloed van de eerste taal op de verwerving van de tweede taal. In deze scriptie is de eerste taal zoals eerder aangegeven, niet de dominante taal. Er wordt juist gekeken naar de invloed van de dominante taal op de eerste heritagetaal. Wel laten verwervingsstudies zien dat er effecten zijn voor transfer in het domein van nominale modificatie. In het Nederlands wordt in dit domein verplicht (in)definietheid uitgedrukt, terwijl dit voor het Wenzhounees optioneel is. In het volgende hoofdstuk wordt dan ook dieper ingegaan op dit domein en hoe hierin veranderingen kunnen worden gestuurd door taalcontact.

(14)

14

2. Definietheid en taalcontact

In het vorige hoofdstuk is meer duidelijk geworden over de sociale situatie van Wenzhounese sprekers in het homeland en in Nederland en de status van Wenzhounees in beide landen. Daarnaast zijn factoren besproken die tot divergentie tussen heritagetaal en homelandtaal leiden. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar talige karakteristieken in het domein van nominale modificatie en hoe voor dit domein effecten van transfer uit de dominante taal kunnen optreden. Eerst wordt de notie definietheid gedetailleerder uitgewerkt. Daarna wordt gekeken naar hoe taalverandering door taalcontact gestuurd kan worden op het gebied van definietheid in het algemeen. Vervolgens worden twee contactstudies naar

definietheidsmarkering in heritage Turks (Backus et al., 2011) en heritage Ambonees Maleis (Moro, 2016) in Nederland besproken. Op basis van deze studies worden voorspellingen voor mogelijke veranderingen in Nederland geformuleerd.

2.1 Definietheid

Definietheid is een grammaticale categorie waarmee wordt aangegeven of een nominale uitdrukking te identificeren is of niet (Chen, 2004: 1129). Door definietheid wordt duidelijk welke kennis spreker en luisteraar met elkaar delen over een nominale uitdrukking. Een nomen is definiet als zowel spreker en luisteraar weten waar het nomen aan refereert. Deze gedeelde kennis kan voortkomen uit eerdere introductie van het onderwerp, kennis van de wereld of uniekheid van het onderwerp (Ionin et al., 2008). Een nomen is indefiniet als spreker en luisteraar geen kennis delen over datgene waar het nomen aan refereert.

(1) a. Ik heb gisteren een boek gekocht.

b. Het boek gaat over egels en hun winterslaap.

In (1a) delen spreker en luisteraar nog geen kennis en dus wordt boek aan de luisteraar geïntroduceerd met een indefiniet lidwoord. Zin (1b) is het vervolg op zin (1a) en spreker en luisteraar delen kennis over boek: de luisteraar weet waar de spreker het over heeft.

Definietheid kan in vorm op verschillende manieren worden gemarkeerd. Veel talen brengen definietheid overt tot uitdrukking door het gebruik van een lexicaal element, zoals de lidwoorden in de zinnen (1a) en (1b). Het lidwoord een wordt gebruikt om indefinietheid te markeren in het Nederlands. Het en de zijn markeerders van definietheid. Naast het gebruik van lidwoorden kan definietheid ook nog op andere manieren overt gemarkeerd worden. Chen

(15)

15 (2004) onderscheidt verschillende categorieën van definiete uitdrukkingen: definiete noun

phrases (NPs) ‘nominale constituenten’, bezittelijk voornaamwoorden en persoonlijk

voornaamwoorden (Chen, 2004: 1143). Onder definiete NPs vallen uitdrukkingen met definiete lidwoorden zoals de lidwoorden de en het, demonstratieven (deze/die/dit/dat), possessieven (mijn, onze, zijn etc.), maar ook universele kwantificeerders zoals alle, elke of

sommige. Als een taal geen lidwoorden heeft om definietheid uit te drukken, betekent dit niet

dat deze taal de grammaticale categorie van definietheid niet kent. Volgens de benadering van Lyons (1999) kunnen er simple definites en complex definites worden onderscheiden. Een taal zoals het Engels maakt gebruik van een morfofonologisch zwakke vrije vorm zoals the (‘de’) voor de grammaticale categorie van definietheid en is daarmee een simple definite (Chen, 2004: 1132). Een taal zonder lidwoorden maakt daarentegen wel gebruik van complex

definites zoals eigennamen, demonstratieven, possessieven en pronomina. Deze vormen zijn

inherent definiet.

Ionin et al. (2008) beargumenteren bovendien dat in het gebruik van lidwoorden semantisch niet alleen definietheid wordt uitgedrukt, maar ook specificiteit (Ionin et al., 2008: 558). Specificiteit heeft te maken met de intentie van de spreker om aan een unieke referent te refereren (Chen, 2004). Een uitspraak is specifiek als de spreker er mee refereert aan een zekere entiteit in de wereld of in het discourse. Deze kan identificeerbaar zijn of niet (Chen, 2004: 1134). Specificiteit verschilt van definietheid dat alleen de spreker kennis heeft over die- of datgene waaraan hij refereert. De spreker is in zo’n geval in staat om meer

identificeerbare informatie te geven (Chen, 2004: 1134).

(2) a. Ik zoek een collega. - Julia liep zojuist voorbij, ik wilde haar wat vragen. b. Ik zoek een collega. - Mijn werkdruk is veel te hoog

In (2a) bedoelt de spreker met een collega een specifiek persoon, maar hij schat in dat de luisteraar dit niet weet of vindt het niet noodzakelijk meer informatie te verschaffen. De luisteraar kent Julia bijvoorbeeld niet of heeft haar niet zojuist voorbij zien lopen. In (2b) heeft de spreker ook geen kennis van een collega en geeft het eerder een willekeurig iemand aan, waar hij zelf ook niet noodzakelijk meer kennis over heeft. Daarnaast kan specificiteit ook ambigu zijn, zoals blijkt uit het voorbeeld bij (3)5:

5 Voorbeeld ontleend aan Ionin et al. (2008) in ‘Sources of linguistic knowledge in the second language

(16)

16 (3) a. Is de eigenaar van het café ook aanwezig? – Het is mijn buurman en ik moet

hem iets zeggen.

b. Is de eigenaar van het café ook aanwezig? – Ik heb een klacht.

In zin (3a) is eerst niet duidelijk dat de spreker kennis heeft over de eigenaar. Dit blijkt pas later uit de extra informatie die verschaft wordt. Het kan ook zijn dat de spreker geen kennis heeft over de eigenaar, maar toch de keuze maakt voor het lidwoord de door bijvoorbeeld kennis over de wereld: elk café heeft een eigenaar. De keuze voor een lidwoord hoeft volgens Ionin et al. (2008) dus niet alleen op basis van definietheid te gaan. Het kan zijn dat er met lidwoorden alleen specificiteit wordt gemarkeerd, dit doet een taal zoals Samoaans. Het kan ook zo zijn dat er naast defnietheid ook specificiteit wordt uitgedrukt met een lidwoord, maar dat dit uit de context moet worden afgeleid. (Ionin et al., 2008). Belangrijk is dat talen door specificiteit en definietheid een onderscheid aanbrengen tussen bekende (identifiable) en onbekende (nonidentifiable) informatie.

Het niet hebben van lidwoorden in een taal betekent niet dat deze taal niet kan uitdrukken of informatie bekend is of niet. Elke taal kan de informatie markeren, maar het is niet in elke taal verplicht om dit te doen. Er zijn verschillende manieren van markeren. Het Nederlands verplicht een spreker om definietheid te markeren door simple definites, zoals lidwoorden. Voor talen zonder lidwoorden, zoals het Mandarijn, is markering niet verplicht. Maar het is wel mogelijk om definietheid te markeren door gebruik te maken van

woordvolgorde (Li & Thompson, 1975; Chen, 2004). Bekende informatie wordt voor het werkwoord geplaatst in een zin en nieuwe informatie wordt erna geplaatst (Yang & Bergen, 2007). Daarnaast kunnen deze talen lexicaal uitdrukken dat een nominale uitdrukking bekend is of nieuw door gebruik te maken van complex definites zoals eigennamen, demonstratieven, possessieven en pronomina voor het markeren van definietheid (Chen, 2004). In veel talen, waaronder alle Romaanse en Germaanse talen, zijn definiete lidwoorden historisch gezien afgeleid van demonstratieven (Chen, 2004; Heine & Kuteva, 2003). Dit proces wordt beschreven in de volgende paragraaf.

2.2 Contactgestuurde taalverandering

Dit proces van het ontwikkelen van definiete lidwoorden uit demonstratieven kan niet alleen taal-intern plaats vinden, maar ook gestuurd worden door taalcontact betogen Heine en Kuteva (2003). Grammaticalisatie is een proces waarbij een lexicaal element verandert naar

(17)

17 een grammaticaal element of het proces dat een grammaticaal element een nog sterker

grammaticale vorm aanneemt. In dit laatste geval functioneert het eens lexicale element als een zelfstandig grammaticaal of syntactisch element. Zo heeft de persoonsvorm ‘ga’ in zin (4a) een beweging in zich. In zin (4b) heeft ‘ga’ niet langer met verplaatsing of beweging te maken. De functie van dit lexicale element is veranderd.

(4) a. Ik ga naar de supermarkt. b. Ik ga erover nadenken.

Dit proces van grammaticalisatie kan ook worden gestuurd door taalcontact. In dat geval wordt een grammaticaal concept uit de ene taal overgebracht naar de andere taal. De

totstandkoming van deze conceptuele transfer wordt uitgelegd aan de hand van het voorbeeld van Slavische talen, dat door Heine en Kuteva (2003) wordt beschreven. Slavische talen worden in Oost- en Midden-Europa gesproken. Onder meer Russisch, Pools, Tsjechisch, maar ook Servisch en Sloveens worden tot deze groep talen gerekend. Het zijn talen zonder

lidwoorden, maar varianten van Slavische talen met veel contact met Duits, dat wel

lidwoorden kent, hebben lidwoorden ontwikkeld. Heine en Kuteva (2003) geven het proces van contactgestuurde grammaticalisatie vereenvoudigd weer zoals in (5). Hierbij wordt een grammaticaal concept uit de model-language (M), naar de replica language (R) wordt overgebracht.

(5) a. Sprekers taal (R) merken grammaticaal concept op in taal (M); categorie Mx. b. Een soortgelijke categorie wordt gevormd (Rx) uit materiaal dat reeds beschikbaar is in R.

c. Op basis van universele strategieën van grammaticalisatie gebruikt spreker taal (R) Ry voor het maken van Rx.

d. Ry grammaticaliseert tot Rx

Voor Slavische talen zou de ontwikkeling van lidwoorden door beïnvloeding vanuit het Duits zoals in (5) als volgt verlopen zijn: sprekers Slavische taal merken lidwoorden in het Duits op (5a) en kopiëren de kenmerken van deze structuur naar hun eigen taal (5b) en maken hiervoor gebruik van het beschikbare materiaal in de Slavische taal; het telwoord één (5c). De functie van dit telwoord verandert en grammaticaliseert tot indefiniet lidwoord (5d). Hierbij plaatsen Heine en Kuteva (2003: 532) overigens de kanttekening dat het ontwikkelen van lidwoorden

(18)

18 een universeel proces is dat in tal van talen plaats heeft gevonden, zonder enig bewijs dat contact hierbij een rol speelde. In het voorbeeld van Heine en Kuteva (2003) lijkt het er echter sterk op dat de ontwikkeling van lidwoorden in Slavische talen contactgestuurd is.

Een belangrijk aspect dat net nog niet genoemd is voor het proces van

grammaticalisatie is abstractie. Hoe meer een woord zijn specifieke betekenis verliest hoe abstracter het woord wordt. Dit verlies van betekenis wordt desemanticization

(‘betekenisverlies’) genoemd en maakt het mogelijk dat de functie van een woord of

constructie verandert. Aan de hand van (6) 6 wordt geïllustreerd hoe voor het telwoord één de oorspronkelijke betekenis steeds verder vervaagd. Hierdoor kan één gaan functioneren als indefiniet lidwoord.

(6) a. Telwoord ‘één’

Ik heb een uur gedaan over de terug weg. b. Presentatie van nieuwe informatie

Zojuist is een man de hoek om gelopen. c. Specifiek indefiniet

Sam heeft een huis gekocht vorige maand. d. Niet-specifiek indefiniet

Chiel wil een huis kopen in de omgeving van Bolsward, maar heeft nog niks gevonden.

e. Generieke markeerder

Een goede student studeert minstens 40 uur per week.

Uit de voorbeelden in (6) blijkt dat de betekenis van een steeds minder sterk verbonden wordt met het telwoord. In (6b) is nog duidelijk dat het maar om een persoon gaat en niet om twee, bovendien is er geen algemene uitleg mogelijk van een man: de referent is bekend en

specifiek. In (6c) is er ook nog sprake van een specifieke referent, namelijk een huis van iemand waar de spreker meer informatie over heeft. Toch is de verbinding met het telwoord

een aan het vervagen en een wordt abstracter zoals Backus et al. (2011) het omschrijven. In

(6d) wordt er niet een specifiek huis bedoeld. Het kan elk huis zijn in de omgeving; er is geen beeld bij voor de spreker niet en voor de luisteraar zeker niet. De verbinding met het telwoord

6 Voorbeeld naar idee van vijf fasen van grammaticalisatie (Heine, 1997), waar Backus et al. (2011) gebruik van

(19)

19 is hier minimaal. Bij een generieke markeerder zoals in (6e) wordt een heel abstract gebruikt voor een algemene bewering. Deze voorbeelden van grammaticalisatie en daarmee

samenhangende desemantisatie zoals in (5) en (6) hebben voor veel talen plaatsgevonden. Op deze manier konden zoals eerder genoemd bijvoorbeeld definiete lidwoorden onstaan uit demonstratieven. Het proces van grammaticalisatie dat Heine en Kuteva (2003) beschrijven voor (5) beslaat echter een periode van eeuwen aan taalcontact. Door te kijken naar het taalcontact tussen heritagetalen en dominante talen is het mogelijk om voor een veel korter tijdsbestek te kijken hoe effecten van taalcontact synchroon verlopen.

2.3 Synchrone effecten voor contactgestuurde verandering

Backus et al. (2011) beschrijven de effecten van taalcontact tussen de dominante taal Nederlands en heritagetaal Turks. In Nederland is er sinds de jaren ’60 van de vorige eeuw een grote gemeenschap van Turken . Backus et al. (2011) laten zien dat er in heritage Turks vaker gebruik wordt gemaakt van het telwoord bir (‘één’) in een indefiniete context. Het Turks kent geen lidwoorden en het telwoord bir gebruiken als indefiniet lidwoord is mogelijk, maar onconventioneel. Wat Backus et al. (2011) zien voor het telwoord bir is dat dit door heritagesprekers veel vaker wordt gebruikt als indefiniet lidwoord: het telwoord krijgt een nieuwe functie en is bezig te grammaticaliseren. In Turks-Turks zinnen vergelijkbaar met (6a), (6b) is het mogelijk om bir te gebruiken. Daarnaast is het wel mogelijk om bir te

gebruiken voor niet-specifiek indefiniete referentie zoals in (6d), maar dit komt niet veel voor. In heritage Turks wordt bir echter steeds vaker gebruikt voor zowel niet-specifiek als

specieke referentie. Dit komt volgens Backus et al. (2013) door conceptuele transfer van indefinietheid uit het Nederlands, maar enige abstractie van bir draagt hier aan bij. Door deze abstractie is het eenvoudiger mogelijk dat het telwoord bir zijn specifieke betekenis kan verliezen, waardoor het geschikt wordt voor meer contexten. In het heritage Turks zijn door Backus et al. (2013) nog geen voorbeelden van generieke markering gevonden voor het telwoord bir. Dit betekent dat het proces van grammaticalisatie nog niet voltooid is.

Voorbeelden van het gebruik van bir in contexten zoals (6c) en (6d) zijn wel gevonden en zijn toe te schrijven aan de invloed van het Nederlands. Het proces van grammaticalisatie van bir is nog gaande en het eindstadium, een established change, is nog lang niet in zicht.

Moro (2016) laat voor definietheid een opkomende contactgestuurde verandering zien voor het enclitische element –nya door sprekers van heritage Ambonees Maleis. Het

enclitische element –nya kan naast definietheid ook bezit markeren. Het gebruik van –nya als definietheidsmarkeerder is optioneel en komt frequent voor in de heritage variëteit van het

(20)

20 Ambonees Maleis (Aalberse & Moro, 2014). Het gegeven dat –nya al definietheid uitdrukt, maakt het een geschikte kandidaat om het concept van definietheid uit het Nederlands te repliceren in heritage Ambonees Maleis. Moro (2016) vindt onder heritagesprekers een verhoogd gebruik van –nya ten opzichte van de homelandsprekers. Moro (2016) schrijft dit enerzijds toe aan transfer van het concept van definietheid uit het Nederlands, maar ook aan de input van heritagesprekers: de eerste generatie in Nederland toonde reeds frequenter gebruik van –nya dan de sprekers op Ambon. In vergelijking met de homelandsprekers heeft er voor heritage Ambonees Maleis een heranalyse van de optie tot possessief markering door

-nya plaatsgevonden. Er is een sterkere verbinding met het markeren van definietheid gemaakt

voor –nya door de heritagesprekers. Het element –nya is nog niet gegrammaticaliseert tot definietheidsmarkeerder, maar er is wel sprake van een contactgestuurde tendens van grammaticalisatie. Naast de invloed van taalcontact, speelt ook de input een belangrijke rol, omdat er ook een verhoogd gebruik gevonden werd voor -nya onder de eerste generatie. Dit onderschrijft het belang van kijken naar de eerste generatie.

Om een indefinite lidwoord uit de model language te repliceren, lijkt het voor de hand liggend dat sprekers hiervoor het telwoord één gebruiken. Voor replicatie van definiete lidwoorden, komen demonstratieven in aanmerking (Heine & Kuteva, 2008: 79). Bij Backus et al. (2011) is er voor heritage Turks in Nederland al een tendens waargenomen waarbij bir de verbinding met het telwoord meer en meer verliest (desementicization). Hierdoor kan bir uiteindelijk de functie van indefiniet lidwoord gaan vervullen. Moro (2016) laat voor de contactsituatie tussen Nederlands en Ambonees Maleis zien dat er een tendens gaande is waarbij het concept van definietheid uit het Nederlands wordt gerepliceerd naar heritage Ambonees Maleis. Het enclitische element –nya wordt sterker verbonden met de functie van definietheidsmarkeerder door heritagesprekers van Ambonees Maleis. Het taalcontact tussen heritage Ambonees Maleis en Nederlands, maar ook tussen Nederlands en heritage Turks leidt tot conceptuele transfer vanuit het Nederlands. Deze transfer wordt vaak beschouwd als taalverlies. Een andere invalshoek is echter dat door cross-linguïstische beïnvloeding van een dominante taal een ‘innovatie’ ontstaat (Mougeon et al. 2005). Voor het heritage Turks innoveert het telwoord bir en in heritage Ambonees Maleis innoveert –nya sterker tot een markeerder van definietheid.

Voor heritage Wenzhounees zouden soortgelijke tendensen kunnen bestaan. In het volgende hoofdstuk wordt dan ook gekeken naar het tot uitdrukking brengen van

(in)definietheid in het Nederlands en het Wenzhounees en mogelijke innovaties voor het telwoord één en complex definites in het Wenzhounees.

(21)

21

3. Definietheid in het Nederlands en het Wenzhounees

In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de typologie van de betrokken talen, die bepalend is voor welke linguïstische aspecten in aanmerking komen voor verandering (Backus et al., 2011: 738). Uit de studies naar (in)definietheid van Moro (Aalberse & Moro, 2014; Moro, nog niet gepubliceerd) en Backus et al. (2013) is gebleken dat nominale modificatie een sensitief domein is voor veranderingen onder invloed van het Nederlands. Om tot een verandering te komen, of een van de voorstadia zoals beschreven door Backus et al. (2013), wordt beschikbaar materiaal in de eigen taal sterker in verband gebracht met definietheid, zoals bij Moro (2016) het geval was voor -nya. Het is dan ook mogelijk dat reeds beschikbaar materiaal in het Wenzhounees wordt gebruikt om definietheid uit te drukken. Om te bepalen of er invloed vanuit het Nederlands is op definietheidsmarkering in heritage Wenzhounees, wordt in dit hoofdstuk uitgewerkt hoe definietheid in beide talen wordt gemarkeerd. Omdat het Wenzhounees zowel in het homeland als daarbuiten onder druk staat van het Mandarijn, wordt ook aandacht besteed aan verschillen en overeenkomsten tussen Mandarijn en

Wenzhounees. Zo moet duidelijk worden wat de rol van contact met het Nederlands is. Hieruit volgt uiteindelijk welke constructies in heritage Wenzhounees kwetsbaar zijn voor beïnvloeding. Dit leidt tot de formulering van de onderzoeksvraag en hypothesen.

3.1 Definietheid in het Nederlands

In het Nederlands wordt een spreker in vrijwel alle gevallen verplicht een nomen overt te markeren op basis van definietheidheid door een determiner (‘determinator’). De keuze voor een determiner hangt af van de kennis die spreker en luisteraar delen (definietheid), maar ook van specificiteit. Voor de markering van nomina worden veelal lidwoorden gebruikt; definiet (de of het) of indefiniet (een/-). Dit wordt in tabel 1 geïllustreerd.

Tabel 1. Definietheidsmarkering in het Nederlands

Definiet Indefiniet

Enkelvoud De De man ziet de hond. Een Een man ziet een hond. Het Het kind ziet het hondje. Een Een kind ziet een hondje. Meervoud De De man ziet de honden.

Het kind ziet de hondjes.

- Een man ziet honden. Het kind ziet hondjes.

(22)

22 Enkele uitzonderingen waarbij nomina niet worden gemodificeerd door een determiner in het enkelvoud zijn bijzondere gevallen zoals: ‘Man en vrouw zijn één’ of ‘Jan speelt piano’7. Nominale constituenten zonder een vorm van overte (in)definietheidsmarkering worden beschouwd als indefiniet (Lyons, 1999: 33). Dit is bijvoorbeeld ook het geval voor mass

nouns (‘ontelbare nomina’) en in het meervoud bij count nouns (‘telbare nomina’). Vergelijk

hiervoor de voorbeelden uit (7):

(7) a. Floris drinkt bier. (Bier is een mass noun)

b. Konijnen zijn knaagdieren (Knaagdieren; meervoud van count noun knaagdier) In (7a) heeft bier geen markering van definietheid, maar ook niet van indefinietheid. Derhalve wordt bier als indefiniet beschouwd. Het meervoud van knaagdieren in (7b) is ook indefiniet omdat definietheidsmarkering ontbreekt. Daarbij heeft knaagdieren eerder een generieke betekenis zonder directe referentie. Er wordt een algemene bewering gedaan over een inherente eigenschap van konijnen.

Andere manieren om definietheid uit te drukken in het Nederlands, komen voort uit demonstratieven (deze, die, dit en dat) en possessieven (mijn, zijn, haar etc.). Zoals benoemd in hoofdstuk 2 geeft definietheid aan in hoeverre spreker en luisteraar kennis delen. Deze kennis kan textueel zijn en volgen uit het discourse. Maar er bestaat ook kennis van de wereld, ook wel situationele kennis genaamd (Ionin et al., 2008). Dit laatste is bijvoorbeeld het geval als er een superlatief gebruikt wordt, of als er over een object gesproken wordt waar er maar één van is, zoals de zon (Ionin et al., 2008; Chen, 2004). De zin in (7a) laat zien hoe tekstuele kennis bijdraagt aan het markeren van definietheid. Zin (7b) is een voorbeeld van situationele kennis.

(8) a. Ik zag een man lopen op straat. Ineens viel de man. b. Hij zag de zon in de zee zakken en reed terug naar huis.

In (8a) wordt man eerst geïntroduceerd door het indefiniete lidwoord een. Spreker en luisteraar bezitten op dat moment nog geen gedeelde kennis. Vervolgens kan de spreker verdergaan met de man omdat voor de luisteraar bekend is waaraan gerefereerd wordt. In (8b)

7 Deze voorbeelden zijn ontleend aan voorbeelden uit ‘Interpretation of Bare Nominals and Yi Nominals in

(23)

23 behoeft zon niet eerst een introductie met een indefiniet lidwoord omdat de zon een uniek object is, waarvan er maar één bestaat. De luisteraar weet dit door kennis van de wereld.

Met lidwoorden in het Nederlands wordt tegelijk specificiteit uitgedrukt. Specifieke en niet-specifieke referentie is gebaseerd op het (vermoedelijke) beeld dat een spreker wel of niet heeft van een entiteit (Rozendaal & Baker, 2008: 775). In het Nederlands moet uit de context afgeleid worden of de spreker refereert aan iets specifieks of niet. Vergelijk daarvoor de voorbeelden in (9)8:

(9) a. Ik wil een nieuwe jurk kopen, dus ik ga morgen winkelen.

b. Ik wil een nieuwe jurk kopen, ik heb een leuke gezien bij de H&M.

c. Waarom draag je de nieuwe jurk die je in Berlijn hebt gekocht niet? Die jurk heb je al een tijd niet gedragen.

In (9a) wordt een nieuwe jurk geïntroduceerd, waar de luisteraar in elk geval nog geen kennis over heeft. Bovendien heeft de spreker zelf ook nog geen specifiek beeld bij de jurk. In (9b) daarentegen heeft de spreker wel een specifiek idee bij de jurk. De luisteraar heeft echter niet dat beeld en voor de interpretatie van specificiteit is de informatie ‘ik heb een leuke gezien bij de H&M’ noodzakelijk. In (9c) heeft niet alleen de spreker een beeld bij de jurk, maar hij/zij weet ook dat de luisteraar kennis heeft over een specifieke jurk. Het is dan ook niet ongepast om gebruik te maken van de demonstratief die. Op basis van specificiteit en het wel of niet bekend zijn van die- of datgene waaraan gerefereerd wordt bij spreker of luisteraar komt de keuze voor een determiner tot stand (Rozendaal & Baker, 2008).

3.2 Definietheid in het Wenzhounees

Chinese talen kennen geen lidwoorden en het markeren van indefinietheid of definietheid op een nominale constituent is niet verplicht (Chen, 2004: 1177). In Chinese talen worden dan ook veel kale nomina gebruikt (Chen, 2004; Cheng & Sybesma, 2008). Dit zijn nomina die zonder lidwoorden, telwoorden of demonstratieven voorkomen. Om toch definietheid uit te drukken wordt voornamelijk gebruik gemaakt van lexicale markering of positie (Chen, 2004: 1151). Definietheid wordt duidelijk zichtbaar door lexicale markering door demonstratieven, pronomina, eigennamen, possessieven en universele kwantificeerders (Chen, 2004).

Daarnaast is definietheid ook indirect afleidbaar uit woordvolgorde (Li & Thompson, 1975;

(24)

24 Chen, 2004). Afhankelijk van de positie van een nomen ten opzichte van het werkwoord is het nomen namelijk definiet of indefiniet. Bekende informatie wordt voor het werkwoord

geplaatst in een zin en nieuwe informatie wordt erna geplaatst (Yang & Bergen, 2007). Zin (10) in het Mandarijn toont het kale object shu ‘book’ in post-verbale positie en de

bijbehorende indefiniete interpretatie. Voorbeeld (11) uit het Mandarijn9 illustreert hoe door woordvolgorde de definietheid van shu ‘book’ wordt gemarkeerd:

(10) Ta nian-le shu He read-PERF book “He has read a book”

‘Hij heeft een boek gelezen’

(11) Shu ta nian-le Book he read-PERF “He has read the books’ ‘Hij heeft de boeken gelezen’

Hoewel het Wenzhounees geen modificatie van nomina kent in de vorm van lidwoorden, is het wel verplicht om alle nomina te classificeren. Veel Zuid-Oost Aziatische talen zijn dan ook zogeheten classifier languages (Chen, 2003: 1170). Door classifiers (‘classificeerders’) wordt aangegeven naar wat voor soort entiteit een nomen verwijst (Chen, 2004). Grofweg bestaan er twee soorten classifiers (afgekort ‘Cl’), waarvan één overeenkomt met het

Nederlandse maatwoord. In het Nederlands volgt na een telwoord gelijk het nomen, behalve in gevallen van ontelbare woorden zoals water of kleding. Dergelijke nomina vragen om een maatwoord als ze worden gecombineerd met telwoorden (Aalberse en Moro, 2014: 149). Zo wordt voor een glas water het woord glas gebruikt om de maat aan te geven van het ontelbare nomen water. Dit maakt glas een mensural classifier (‘classificeerder van maat’) voor een ontelbaar nomen. Chinese talen classificeren echter alle nomina door het gebruik van sortal

classifiers (Aalberse en Moro, 2014: 149). Het verschil met mensural classifiers is dat een sortal classifier niet een eenheid creeërt om een nomen telbaar te maken, maar benoemt wat

het nomen semantisch al representeert (Cheng & Sybesma, 2008: 273). Zo draagt het nomen

geit al in zich dat het een dier betreft, maar is het gebruik van een sortal classifier zhi ‘dier’

(25)

25 verplicht om geit te classificeren voor de uitspraak yi zhi yang (‘een dier.Cl geit’). Hieruit volgt dat er dus zeer veel verschillende specifieke sortal classifiers zijn waarmee nomina, of zekere eigenschappen van het nomen, kunnen worden geclassificeerd. Zin (12) laat voor het Wenzhounees zien dat de eigenschap hoofd van de muis wordt uitgelicht door de classifier

deu. Dit is in tegenstelling met het gebruik van de universele classifier in het Wenzhounees

(kai) zoals in zin (13):

(12) Ki deu letsi xu hou k'y This CL mouse at there sleep ‘This mouse was sleeping there’

‘Deze muis hier sliep’

(13) Yau kai letsi xu hou ts'I soy Have CL mouse at there look book ‘A mouse was reading a book’

‘Een muis las een boek’

Nomina die voorafgegaan worden door een classifier (Cl-NP) kunnen een definiete of indefiniete (niet-specifieke) interpretatie krijgen, afhankelijk van hun positie in de zin. Dit is hetzelfde als bij de kale nomina. Plaatsing van een Cl-NP na het werkwoord leidt tot een indefiniete of generieke interpretatie. Voor het werkwoord is een definiete interpretatie mogelijk van een Cl-NP in het Wenzhounees. Hierin verschilt het Wenzhounees van het Mandarijn, dat alleen een niet-specifieke indefiniete interpretatie van Cl-NP laat zien (Cheng & Sybesma, 2008).

Het gebruik van een classifier na een telwoord is verplicht in Chinese talen (Aalberse & Moro, 2014; Chen, 2003). Veel indefiniete lidwoorden zijn ontstaan uit telwoorden (Heine & Kuteva, 2003; Chen, 2003) en in het Mandarijn komt ‘yi “één” + classifier’ het meest in de buurt van een indefiniet lidwoord. Aan de hand van de verschillende fasen van

grammaticalisatie laat Chen (2003) namelijk zien dat ‘yi + classifier’ in het Mandarijn in een proces van grammaticalisatie verwikkeld is. Hierbij wordt opgemerkt dat yi ‘een’ in de fasen zoals beschreven bij (3) wordt weglaten bij c t/m e (2003: 1171). Chen (2004) betoogt dat het telwoord yi het eindstadium van grammatialisatie in een indefiniet lidwoord heeft bereikt, ook al is ‘yi + classifier’ dus niet meer zichtbaar in de laatste stadia (2004: 1177). Wat dan

(26)

26 plaatsing voor het werkwoord (bekende informatie). De interpretatie is indefiniet (nieuwe informatie) en niet-specifiek bij plaatsing na het werkwoord. Door het wegvallen van yi ‘een’ is de lezing indefiniet, maar is onduidelijker of er specificiteit mee uitgedrukt wordt.

Het Wenzhounees verschilt dus van het Nederlands in nominale modificatie. Waar classifiers een veelvoorkomende manier van modificatie zijn in het Wenzhounees, kent het Nederlands dit nauwelijks, op mensural classifiers na. Daarbij beschikt het Wenzhounees niet over lidwoorden om informatie te geven over een nomen en inhoeverre spreker en luisteraar kennis delen over hetgeen waaraan gerefereerd wordt. Markering van definietheid in het Wenzhounees geschiedt lexicaal door modificatie van nomina door bijvoorbeeld possessieven en demonstratieven, die van zichzelf definietheid dragen. Deze manier van modificatie en uitdrukken van definietheid komt overeen met het Nederlands. Afwijkend van het Nederlands is het markeren van definietheid door positie in het Wenzhounees, waarbij definiete (bekende) referentie voor het werkwoord wordt geplaatst en indefiniete (nieuwe) referentie erna.

(27)

27

4. Onderzoeksvraag

Uit de theorie in de vorige hoofdstukken is gebleken dat Nederlands dominant is voor

sprekers van heritage Wenzhounees. Als gevolg hiervan kan beïnvloeding ontstaan vanuit het Nederlands op het heritage Wenzhounees voor het domein van nominale modificatie, waar deze twee talen van elkaar verschillen. Eerdere taalcontactstudies laten voor dit domein zien dat er beïnvloeding heeft plaatsgevonden (Heine en Kuteva, 2003) of gaande is (Backus et al., 2011; Moro, 2016). Als gevolg van het intensieve contact tussen Nederlands en Wenzhounees kan definietheid, dat bepalend is voor modificatie van nomina in het Nederlands, worden overgenomen in de heritagetaal. Iets soortgelijks vond Moro (2016) voor het heritage

Ambonees Maleis in Nederland. Door dominantie van het Nederlands is de complex definite markeerder –nya meer gaan functioneren als een gewone determiner in heritage Ambonees Maleis. Lippe (2015) vond al een effect voor toename van modificatie bij de tweede generatie sprekers van Wenzhounees in Nederland in vergelijking met de eerste generatie. Om te onderzoeken wat het effect is van het Nederlands als dominante taal wordt het onderzoek van Lippe (2015) deels gerepliceerd. Daar wordt data van homelandsprekers aan toegevoegd om te kunnen onderzoeken in hoeverre het Nederlands het proces van taalverandering stuurt. De onderzoeksvraag is dan ook als volgt geformuleerd:

I. In hoeverre wordt nominale modificatie in heritage Wenzhounees beïnvloed door het Nederlands?

De eerste hypothese die bij deze onderzoeksvraag hoort, heeft betrekking op het domein van definietheid,

(1) De tweede generatie sprekers Wenzhounees in Nederland modificeert nomina frequenter dan eerste generatie Wenzhounese sprekers in Nederland.

Definietheid wordt in het Nederlands verplicht tot uitdrukking gebracht in tegenstelling tot het Wenzhounees. Onder druk van deze duidelijk zichtbare overte markering van definietheid in het Nederlands, wordt verwacht dat bij de tweede generatie een sterkere voorkeur is voor het gebruik van gemodificeerde nomina dan kale nomina. Daarnaast zal door dominantie van het Nederlands geprobeerd worden om de categorie van definietheid te repliceren in het

(28)

28 demonstratieven of possessieven. Deze complex definites bezitten al de eigenschap van

definietheid en komen daarom in aanmerking om hun functie uit te breiden naar die van overte definietheidsmarkeerder. Verwacht wordt dat de tweede generatie in een context waarin bekende informatie wordt gedeeld, meer gebruik gemaakt wordt van demonstratieven of possessieven. De potentiële markeerder van indefinietheid in het Wenzhounees is de constructie van ‘yi + classifier’. Chen (2004) beargumenteert dat dit telwoord zich in het Mandarijn al ontwikkelt tot indefiniet lidwoord. In het Wenzhounees is dit eveneens de aangewezen kandidaat van waaruit een indefiniet lidwoord kan worden ontwikkeld onder druk van het Nederlands. De verwachting is dan ook dat de tweede generatie indefinietheid meer tot uitdrukking wil brengen en hiervoor het telwoord één zal gebruiken. In de context van nomina die voor het eerst gepresenteerd worden (nieuwe informatie), zal deze generatie dan ook vaker ‘yi + classifier’ gebruiken. De voorspellingen op een rij zijn:

(a) Er worden meer gemodificeerde nomina gebruikt dan kale nomina in beide contexten door de tweede generatie in Nederland.

(b) Demonstratieven worden vaker gebruikt bij nomina waarvan al duidelijk is waar ze aan refereren door de tweede generatie in Nederland.

(c) Possessieven worden vaker gebruikt in already mentioned context door de tweede generatie in Nederland.

(d) ‘yi + classifier’ is een potentiële markeerder van indefinietheid en wordt meer in first mention context gebruikt door de tweede generatie in Nederland.

(e) Uit de studie van Chen (2004) blijkt dat bij constructies met ‘yi + classifier’ ‘yi’ voor de laatste stadia van grammaticalisatie veelvuldig wordt weggelaten. Bij een Cl-NP is het dus niet duidelijk zichtbaar of ‘yi’ weggelaten is of niet. De

voorspelling is dat Cl-NP door de tweede generatie sterker in verbinding gebracht wordt met first mention context vanwege mogelijke weglating van yi.

Omdat een verandering niet alleen contactgestuurd hoeft te zijn, maar ook taalintern al in ontwikkeling kan zijn, wordt de eerste hypothese aangepast voor de homelandsprekers. Op deze manier kan getoetst worden in hoeverre er al veranderingen tussen de eerste en tweede generatie homelandsprekers gaande zijn. De tweede hypothese kent dezelfde verwachtingen en voorspellingen als de eerste, hierbij wordt dan niet uitgegaan van beïnvloeding vanuit het Nederlands, maar taalinterne grammaticalisatie. De tweede hypothese luidt dan ook als volgt:

(29)

29 (2) De tweede generatie sprekers Wenzhounees in China modificeren nomina frequenter

dan eerste generatie Wenzhounese sprekers in China.

Niet allen de factor taalcontact of taalinterne processen van grammaticalisatie kunnen verantwoordelijk zijn voor taalverandering. Het is ook mogelijk dat de kwaliteit van input in Nederland al verschilt van de input in het homeland (Rothman & Pires, 2009). Het is dan ook van belang om beide eerste generaties tegenover elkaar te zetten en te kijken of

taalverandering door taalcontact met het Nederlands niet al in gang gezet is bij de eerste generatie sprekers Wenzhounees in Nederland. Daarom is de derde hypothese:

(3) Eerste en tweede generatie sprekers Wenzhounees in Nederland gebruiken meer nominale modificeerders in vergelijking met de generaties homelandsprekers. Als er daadwerkelijk sprake is van enkel contactgestuurde verandering, betekent dit dat de tweede generatie sprekers Wenzhounees in Nederland een categorie uit het Nederlands overneemt. Als de tweede generatie sprekers in Wenzhou echter eenzelfde patroon laat zien als de tweede generatie in Nederland, dan kunnen er twee processen gaande zijn: taalinterne grammaticalisatie en contactgestuurde verandering.

(30)

30

5. Methode

Dit hoofdstuk beschrijft de methode die gebruikt is voor dit onderzoek. Om te onderzoeken of er een toename is in gebruik van nominale modificatie door heritagesprekers en of dit

contactgestuurd kan zijn, is een case study uitgevoerd met behulp van data die is verzameld in het kader van het ‘Traces of Contact Project’10. In dit project is voor diverse heritagetalen in Nederland gekeken naar taalveranderingen door beperkte input, beperkt gebruik en transfer vanuit het Nederlands bij heritagesprekers. Het Wenzhounees is een van de heritagetalen waarvoor data is verzameld. Dit is uitgewerkt in ELAN11 door Xiaoli Dong, maar behalve door Lippe (2015) nog niet verder onderzocht. Allereerst volgt een beschrijving van de participanten. Vervolgens wordt de elicitatieprocedure uitgewerkt. Als laatste wordt een overzicht gegeven van de verwerking van de verzamelde data.

5.1 Participanten

De participanten (n=20) zijn per familie verzameld. Dit houdt in dat een ouder (40-55 jaar) en een kind (16-24 jaar) hebben meegewerkt aan het onderzoek. De groep kinderen (n=10) vormt de tweede generatie sprekers van Wenzhounees, de eigenlijke heritagesprekers. Als eerste taal hebben zij Wenzhounees geleerd. Dit wordt thuis ook nog gesproken. Deze groep is dominant in het Nederlands en spreken dit buitenshuis. Daarnaast beheersen zij Engels en in veel

gevallen ook Mandarijn. De eerste generatie Chinezen in Nederland in deze studie (n=10) is op latere leeftijd naar Nederland gekomen. Zij spreken naast Wenzhounees vooral Kantonees en soms Mandarijn. In China zijn de data verzameld via een medisch centrum in Wenzhou. Hierbij is gelet op overeenkomst in leeftijden tussen de eerste en tweede generaties met de Nederlandse families. Zowel de eerste als tweede generatie beheerst Mandarijn en daarnaast vermoedelijk Engels. Voor deze families geldt eveneens dat zij Wenzhounees niet of

nauwelijks in het publieke domein spreken, waar Mandarijn dominant is. In deze studie is data van vijf families homelandsprekers gebruikt (n=10) en vijf families in Nederland (n=10). Het aantal sprekers per generatie is hierbij gelijk verdeeld: n=5 per generatie.

10 Het Traces of Contact programma wordt geleid door Pieter Muysken (Radboud Universiteit Nijmegen).

Onderzoek naar heritagetalen is onderdeel van het subproject ‘Multilingualiteit in Nederland’, waar deze scriptie overigens geen deel van uitmaakt.

(31)

31

5.2 Elicitatieprocedure

De dataset in deze studie bestaat uit beschrijvingen van videoclips die tijdens het kijken ervan door de participanten werden beschreven. De clips zijn onafhankelijk van elkaar en toonden echte personen en objecten, maar er waren ook diverse cartoons van een antropomorfe muis en olifant. Een overzicht van deze clips is te zien in appendix I. Nomina zijn in navolging van Moro (2016) gescoord op already mentioned (‘eerder genoemd’) en first mention (‘voor de eerste keer genoemd’). Met already mentioned wordt dus bedoeld dat duidelijk is waaraan gerefereerd wordt. Bij first mention is er nog geen duidelijk referent. De verwachting is dat adnominale markeerders die bepaaldheid markeren (demonstratieven en possessieven) vaker gebruikt worden in de context van already mentioned en ‘yi + classifier’ of Cl-NP bij first mention. Het gebruik van videoclips zorgt ervoor dat demonstratieven in de beschrijvingen veelal anaforisch (verwijzen naar een eerder genoemde antecedent) zijn. Bovendien zorgt het ervoor dat specificiteit geen rol van betekenis speelt omdat participanten refereren aan personen of objecten in de videoclips en die zijn daarom per definitie specifiek12.

5.3 Verwerking data

Voor het classificeren van de woorden in ELAN is het volgende systeem gehanteerd. Alle constituenten die nominaal zijn of zo gebruikt zijn, zijn als nominale constituent vermeld. Pronomina zoals 3rd pp (3e persoon enkelvoud) zijn wel vermeld als nominale constituent, maar vanwege het ontbreken van een nomen dat gemodificeerd kan worden, is dit verder niet verdeeld over de verschillende categorieën. Een nomen is kaal als er geen lidwoorden, telwoorden, demonstratieven of andere woorden op de positie voor het nomen staan.

Potentiële overte markeerders van (in)definietheid die voor een nomen staan zijn gecodeerd:

classifier (‘classificeerder’) of numeral (‘telwoord’). Bij numerals zijn alle telwoorden

meegenomen, maar hierbij is yi+classifier (‘telwoord een’) apart bijgehouden. Overte markeringen van definietheid zoals determiners (‘demonstratieven’) en possession (‘possessieven’) zijn apart gecodeerd, maar vormen bij elkaar de categorie van simple

definites. Daarnaast zijn er nog categorieën meegenomen die overte markering kunnen

hinderen doordat ze de positie voor het nomen vullen, hierbij is een onderscheid gemaakt voor

determiner other (‘kwantificeerders’) of GEN (‘genitief’).

12 Definiete en specifieke nomina verschillen in semantische eigenschappen. Een specifiek nomen is niet per se

definiet. Specifieke nomina kunnen namelijk referenen aan een entiteit of eigenschappen ervan, die alleen bij de spreker bekend zijn, maar niet bij de luisteraar, en daarmee indefiniet zijn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In die tien jaar zullen experimenten en vooroplopers zeker nuttig zijn, maar aan het eind ervan zal de omzetting van de huidige onderbouw van alle scholen voor voortgezet

Door de fouten die zijn gemaakt gedurende de afgelopen jaren door de institutie van accountants, vindt de belegger het noodzakelijk om een tweede accountant goedkeuring te

Trouw noemt in 1999 percentages uit een onderzoek van een onderzoeksbureau: een op de drie Nederlanders heeft nog nooit van de termen genetische modificatie of genetische

Cooperation in Science and Technology (COST) Actions are a European framework to support research on topics of global relevance. This paper introduces Action TD1202

Bij twee keer in de week verplaatsen van zeugen naar de kraamstal is het mogelijk de zeugen gemiddeld zes dagen voor de verwachte werpdatum in de kraamhokken te plaatsen.. Voor

(H1.4) Zij V de vierdimensionale vectorruimte van polynomen over R van graad ten hoogste 3.. (ii) Is

(H1.4) Zij V de vierdimensionale vectorruimte van polynomen over R van graad ten hoogste 3.. (ii) Is

(H1.4) Zij V de vierdimensionale vectorruimte van polynomen over R van graad ten hoogste 3.. (ii) Is