• No results found

Genetische modificatie in Nederland Een analyse van krantenartikelen tussen 1994 en 2010

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Genetische modificatie in Nederland Een analyse van krantenartikelen tussen 1994 en 2010"

Copied!
132
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Genetische modificatie in Nederland

Een analyse van krantenartikelen tussen 1994 en 2010

Naam student: Djoke Hendriks Studentnummer: 1457748

Hoofdbegeleider: Prof. Dr. J.W. Renders Tweede lezer: Drs. B.B.J. de Haan

Opleiding: Master Journalistiek, studiepad dagbladjournalistiek Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen

(2)

2

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Genetische modificatie en beeldvorming 3

1.1 Publieke opinie, democratie en de media 4

1.2 Illusies en pseudogebeurtenissen 10

1.3 Frames 14

1.4 Technologie en samenleving 15

1.5 Ambivalentie wetenschap en stereotypen wetenschappers 22

Hoofdstuk 2 De wereld van genetische modificatie 25

2.1 Het modificeren van DNA 28

2.2 Wat is het nut van genetische modificatie? 30

2.3 Wat kan groene biotechnologie voor de landbouw betekenen? 34

2.4 Het Europese verzet tegen genetische modificatie 39

Hoofdstuk 3 De deelnemers aan het debat over genetische modificatie 46

3.1 De milieubewegingen en de wetenschap 46

3.2 De industrie 55

3.3 De boeren 59

3.4 De Nederlandse politiek 63

3.5 De machtsverhoudingen tussen de verschillende partijen 71

Hoofdstuk 4 Genetische modificatie in de kranten 72

4.1 Artikelanalyse 75

4.2 1 april 1994 tot 31 maart 1995 77

4.3 1 april 1999 tot 31 maart 2000 81

4.4 1 april 2004 tot 31 maart 2005 92

4.5 1 april 2009 tot 31 maart 2010 96

Hoofdstuk 5 Genetische modificatie in Nederland 103

5.1 Toon van de artikelen en de partijen die aan het woord kwamen 106

5.2 Definities, doelen en toepassingen 109

5.3 Argumenten 114

5.4 Overige conclusies naar aanleiding van de artikelanalyse 117

5.5 Schetsten de kranten een eenzijdig beeld? 119

(3)

3

H1 Genetische modificatie en beeldvorming

De keuze voor het onderwerp genetische modificatie is een gevolg van mijn dubbele

masteropleiding. Als biochemicus en beginnend journalist vind ik het interessant om te kijken hoe de media over een controversiële wetenschappelijke ontwikkeling als genetische

modificatie berichten. Een van de eerste dingen die je aan het begin van je journalistieke carrière leert, is dat objectiviteit niet bestaat. Door selectie van bronnen, tijdgebrek en

beperkte ruimte is een journalistieke weergave van de werkelijkheid nooit volledig. Daarom is het interessant om te kijken of alle kranten evenveel aandacht aan het onderwerp besteedden, of alle partijen evenveel aan het woord kwamen, of alle kranten hetzelfde beeld schetsten, enzovoorts. Genetische modificatie is een heet hangijzer in de hedendaagse politiek en toch verschijnt er naar mijn idee weinig over in de kranten. Milieuactivisten staan lijnrecht

tegenover wetenschappers en politici spreken zich weliswaar genuanceerder uit, maar lijken al jaren besluiteloos. Dit versterkt mijn gevoel dat er in de kranten eenzijdig over genetische modificatie wordt bericht. Ik vermoed dat er vooral over de risico‟s en de conflicten tussen belangengroepen wordt geschreven, terwijl de techniek zelf en haar mogelijkheden nauwelijks worden belicht. Dit onderzoek is te klein om alle mogelijke bronnen mee te nemen, daarom wordt er gekeken naar het beeld dat drie verschillende Nederlandse kranten van genetische modificatie schetsten. Het onderzoek beperkt zich tot genetisch gemodificeerde gewassen en voedsel, discussies over genetisch gemodificeerde dieren en medicijnen worden daarmee buiten beschouwing gelaten. Mijn hoofdvraag is als volgt: Schetsten Trouw, NRC

Handelsblad en De Telegraaf tussen 1994 en 2010 een eenzijdig beeld van genetische

modificeerde gewassen en voedsel? De keuze voor deze drie kranten en de periode worden in hoofdstuk vier uitgebreid toegelicht.

Om deze vraag te kunnen onderzoeken, zijn theorieën over beeldvorming nodig. De in dit onderzoek gebruikte theorieën van Lippman en Boorstin zijn niet erg recent, maar het onderzoek dat Van Dijck naar in-vitrofertilisatie (IVF) deed lijkt erg op dit onderzoek. In haar boek is de wisselwerking tussen technologie en de samenleving mooi te zien. Ze onderzocht hoe de noodzaak voor IVF werd gecreëerd en kijkt daarbij onder andere naar genoemde definities, doelen en toepassingen. Dit onderzoek is weliswaar kleiner dan dat van Van Dijck, maar haar theorieën zijn uiterst geschikt voor genetische modificatie: IVF was minstens zo

(4)

4 die tijdens de colleges van de journalistiek master zijn besproken. Framing theorie alleen is mijns inziens niet genoeg om een veelomvattend onderwerp te bespreken, er zijn veel

verschillende partijen bij betrokken die allemaal op hun eigen manier invloed proberen uit te oefenen. Alleen naar frames kijken zou hier te beperkte resultaten geven. Bovendien maakt het mijns inziens niet zoveel uit of iets als stereotypen, framing of beeldvorming wordt gedefinieerd, het belangrijkste is het inzicht dat het nogal uit maakt hoe een kwestie wordt gepresenteerd. „Nieuws is het raam waardoor je naar de wereld kijkt‟, is een veel geciteerde uitspraak van Tuchman uit 1978.Dat raam zit in een raamwerk dat volgens een bepaalde procedure is gemaakt en daarmee aan bepaalde normen voldoet.1 Het nieuws is dus een interpretatie van de werkelijkheid. Daarom wordt er in deze scriptie naar beeldvorming gekeken en heb ik ervoor gekozen om de boeken van Lippman, Boorstin en Van Dijck als basis voor mijn onderzoek te gebruiken. In de artikelanalyse worden aspecten uit elke in dit hoofdstuk besproken theorie meegenomen. De precieze opzet van de artikelanalyse wordt in hoofdstuk vier toegelicht. In hoofdstuk twee wordt uitgelegd wat genetische modificatie precies is en wat de toepassingen zijn. In hoofdstuk drie wordt gekeken wat de standpunten van en hoe de verhoudingen tussen de verschillende partijen zijn. Tot slot zullen de

artikelanalyse en de daaruit voortvloeiende conclusies besproken worden.

1.1 Publieke opinie, democratie en de media

Walter Lippman beschreef in zijn beroemde boek „Public Opinion‟ in 1922 als eerste de neiging van journalisten om te generaliseren op basis van ideeën. Volgens Lippman geloven mensen eerder „the pictures in their heads‟ dan dat ze via kritisch denken tot een oordeel komen. Lippman ziet een verschil tussen tussen de echte wereld en ons beeld van die wereld. We maken immers mentale voorstellingen van dingen die ver weg of ongrijpbaar zijn en van gebeurtenissen waar we niet bij kunnen zijn. In het sociale leven passen we ons aan onze omgeving aan via representaties van die omgeving die we in meer of mindere mate zelf hebben gecreëerd. Tussen de mens en zijn omgeving staat daardoor een zogenaamde „pseudo-omgeving‟. De mens reageert op zijn pseudo-omgeving, maar beïnvloedt daarmee de echte omgeving. Deze driehoeksrelatie bestaat omdat de echte omgeving voor ons te complex is om te begrijpen. We zijn niet in staat om de vele subtiliteiten, variaties en combinaties die de wereld kent van elkaar te onderscheiden. Maar omdat we wel op onze omgeving moeten reageren, maken we er een versimpelde voorstelling van: de pseudo-omgeving. Wat een mens

1

(5)

5 doet is niet op bepaalde kennis gebaseerd maar op de beelden in zijn hoofd of de beelden die hem door anderen worden aangereikt.2 De wereld waar de politiek over beslist, bevindt zich buiten ons bereik en moet daarom onderzocht, gerapporteerd en voorgesteld worden. Alles dat te maken heeft met gedrag van andere mensen dat ons interesseert en beïnvloedt of

afhankelijk van ons is, noemt Lippman „public affairs‟. De beelden in de hoofden van deze mensen, zijn hun publieke opinies. Publieke Opinie met hoofdletters zijn de beelden waar groepen mensen naar handelen. 3

Ideeën worden uitgewisseld via reizen, post, radio, tv, internet, etc. Iedere techniek of vervoersmiddel heeft echter zijn eigen beperkingen die door hun snelheid, kosten en capaciteit de circulatie van ideeën beïnvloeden. Verder bepaalt je sociale leven in belangrijke mate je wereldwijsheid en daarmee of je nieuwe ideeën opdoet.4 Bij censuur en propaganda wordt bovendien de onafhankelijke toegang tot informatie beperkt, daardoor ontstaat een beeld van de werkelijkheid dat door een bepaalde groep mensen gewenst is. Ook privacyoverwegingen kunnen de toegang tot informatie verhinderen. Onze publieke opinies zijn door deze

communicatieve processen vaak mijlenver van de originele feiten en gebeurtenissen

verwijderd.5 Ook de tijd die we aan nieuws besteden varieert per persoon en bepaalt hoe goed we geïnformeerd zijn. Gemiddeld besteden mensen een kwartier per dag aan het lezen van kranten en dan lezen we het liefst over specifieke onderwerpen die ons al interesseren.6 In ons dagelijks taalgebruik bezitten we bovendien meer ideeën dan woorden om ze mee te

beschrijven. De omgeving die we niet kunnen zien, komt echter tot ons via woorden. Deze kunnen verschillend opgevat worden, het is niet zeker dat hetzelfde woord bij verschillende mensen hetzelfde beeld oproept. In de wetenschap, waar er consensus is over terminologie en betekenissen, wordt daarom het effectiefst gecommuniceerd. Bovendien is ons leven druk en vol, waardoor we aandachtsproblemen hebben met alles, waaronder nieuws en opinievorming. Communicatie heeft dus zo zijn beperkingen.7

We definiëren voordat we iets zien, we nemen stereotypes uit onze cultuur over. Daardoor „zien‟ we onze stereotypes en kan zelfs een ooggetuige geen naïeve beschrijving van een gebeurtenis geven. We gebruiken constant stereotypen omdat dit efficiënter en minder vermoeiend is dan alles steeds opnieuw met detail te bekijken.8 Stereotypen maken de

(6)

6 wereld om ons heen begrijpelijk: je past je aan en hoort vervolgens ergens bij. Het is onze garantie voor zelfrespect. Als een ervaring ons stereotype tegenspreekt, kunnen er twee

dingen gebeuren: we zien het als de uitzondering op de regel of we nemen de nieuwe aspecten op en stellen ons beeld bij.9 Een stereotype is niet noodzakelijkerwijs ons ideale beeld van iets. De wereld van stereotypen is niet per se onze ideale wereld, het is de wereld zoals we die verwachten te zien. Stereotypen sluiten dingen uit, het zijn blinde vlekken die door

automatismen afleidende beelden tegenhouden.10 De manier waarop we dingen zien is een combinatie van wat er is en wat we verwachten. Als we iets herkennen, visualiseren we het meestal met de beelden in ons hoofd. Een werkend stereotype benadrukt de feiten die het stereotype ondersteunen en leidt ons af van de feiten die het tegenspreken. We gebruiken de beelden in ons hoofd niet alleen voor het beschrijven van de wereld, maar ook voor het beoordelen van die wereld. Bij elk stereotype hoort een waardeoordeel of gevoel. Morele codes, regels enzovoorts worden ons opgelegd, maar er zijn altijd meerdere interpretaties mogelijk. Elke code gaat uit van een beeld van de mensheid, een wereldbeeld en een versie van de geschiedenis (tradities). Morele codes veronderstellen dus een bepaald beeld van de feiten, dit beeld verschilt per code. Een publieke opinie is daarmee een gecodeerde en gemoraliseerde versie van de feiten en de stereotypen in onze code bepalen welke feiten we zien en hoe we ze zien. Onze tegenstanders zien andere feiten dan wij en tasten daarmee onze realiteit aan, daarom maken wij hen zwart met roddels.11 Stereotypen creëren een vals en absoluut beeld en verdoezelen tegenargumenten. Tijd en afstand komen in onze publieke opinie voor maar zijn moeilijk te bevatten. Om beslissingen te kunnen nemen over het heden en de toekomst vatten we nog meer samen en generaliseren we. We nemen daarbij

voorbeelden, maar dat doen we niet op een statistisch juiste manier: we kiezen voorbeelden die bij onze beweringen passen. We redeneren van mogelijkheid naar waarheid: we verbinden een serie gebeurtenissen in termen van oorzaak en gevolg, terwijl dat helemaal niet zo hoeft te zijn.12

Een idee komt bij ons binnen via een beeld en het lezen van woorden roept de herinnering aan het beeld op. We maken ons het idee eigen als we onszelf met het beeld kunnen identificeren. Het publiek moet daarom worden uitgedaagd via een beeld van passie en strijd. Een in de media populaire weergave van politiek is daarom een weergave in termen

(7)

7 van gevecht.13 Iedereen interpreteert en beleeft hetzelfde verhaal anders, we hebben er onze eigen gevoelens bij. We gedragen ons bovendien verschillend in verschillende situaties, we hebben meerdere karakters. Hoe iemand ergens op reageert, wordt bepaald door eerdere ervaringen: mensen volgen hun belangen, maar hoe ze dat doen staat niet vast.14 Partijen gebruiken symbolen die op zichzelf niets zeggen maar meerdere associaties oproepen. Het gaat erom dat ze een gemeenschappelijke emotie oproepen, zo kan een gemeenschappelijke wil gecreëerd worden.15 Symbolen zijn erg behulpzaam en vaak zo krachtig dat het woord zelf een magisch tintje krijgt. Musea en sprookjes bijvoorbeeld, zitten vol oude symbolen die hun kracht zijn kwijtgeraakt. Symbolen moeten op het juiste moment door de juiste persoon gebruikt worden. Een symbool wordt in ons hoofd gebracht door iemand die we als een autoriteit zien, die we vertrouwen. Om iets te bereiken hebben we een organisatie nodig, deze heeft de macht om ja of nee te zeggen. Er moet daarvoor een concrete keuze gepresenteerd worden. Deze keuze moet met publieke opinie worden verbonden, dit gebeurd via symbolen die verschillende belangen verenigen.16

Symbolen houden de eenheid in stand. Symbolen bezitten de kracht om emoties uit ideeën te halen en zijn daarmee een mechanisme voor zowel solidariteit als uitbuiting. Het zorgt ervoor dat mensen een gezamenlijk doel kunnen nastreven. Als er snel resultaten nodig zijn is de manipulatie van de massa via symbolen misschien de enige snelle manier om iets gedaan te krijgen. Iedere leider moet op de langere termijn echter het vertouwen winnen van het publiek. Daarom gebruikt iedere leider propaganda, hij laat iets weg of vergeet iets te noemen. Dat zijn strategische keuzes om het vertrouwen van het publiek te winnen. Als dat vertrouwen er niet is, kunnen opstand en revolutie volgen. Het creëren van publieke

instemming of consensus is niet nieuw, maar er werd verondersteld dat dit fenomeen met de opkomst van democratie zou verdwijnen. Ironisch genoeg is het creëren van consensus door technische mogelijkheden alleen maar verfijnder geworden. Het is nu gebaseerd op analyse, psychologie en moderne communicatie in plaats van op nattevingerwerk.17 Hoewel Publieke Opinie een erg belangrijk onderdeel van democratie is, is het een mysterie waar het concept vandaan komt. Het ideaal van democratie is dat iedereen spontaan het juiste doet, een goed hart, een goed stel hersens en een gebalanceerd oordeel heeft. In een democratie is niemand minderwaardig maar in de praktijk regeert een selecte club en worden mensen via propaganda

(8)

8 misleid. Maar met al onze moderne communicatiemiddelen weten we wel steeds meer over de wereld die we niet kunnen waarnemen. De informatie die we krijgen zal niet altijd juist zijn, maar het is steeds beter mogelijk geworden om afgewogen keuzes te maken over dingen die we niet kunnen zien.18 We kunnen de onzichtbare wereld, alles wat we zelf niet direct kunnen waarnemen, waarschijnlijk nooit helemaal bevatten, maar met behulp van vele experts die een zo realistisch mogelijk beeld creëren, kunnen we een heel eind komen.19

Genetische modificatie is voor de meeste mensen iets onzichtbaars, ze zien er niets van en weten niet wat het is. Ze zullen er dus een oordeel over vormen via de beelden die ze er in hun hoofd van hebben. De media zijn onze voornaamste bron van informatie over onze onzichtbare omgeving. We verwachten dat de media voor ons doen wat we volgens de

vroegste vormen van democratie zelf zouden moeten doen: dat ze ons iedere dag van een echt en goed beeld van de werkelijkheid waar we in geïnteresseerd zijn, voorzien. We verwachten dat de media ons van waarheid voorzien, maar we willen er zo min mogelijk moeite voor doen en er zo min mogelijk voor betalen. Media zijn daarom van adverteerders afhankelijk voor hun inkomsten. Echter, hoe meer lezers een krant heeft hoe onafhankelijker de krant is van zijn adverteerders: er zijn dan meer adverteerders met minder invloed.20 We beoordelen onze krant op zijn behandeling van nieuws dat we interessant vinden. Als de krant een beschrijving geeft die we herkennen, zijn we blij dat onze eigen opinies worden bevestigd.21 Nieuwsgaring is een gestandaardiseerd proces, een krant heeft vaak vaste bronnen op

belangrijke plaatsen. Voor iets nieuws wordt, moet er uit een serie van gebeurtenissen een feit ontstaan dat zich van alle andere mogelijke waarheden onderscheid. Een goede journalist is hier in getraind, maar op hoe meer plaatsen een gebeurtenis geobjectiveerd, benoemd, gemeten en vastgezet kan worden, hoe meer nieuws er kan ontstaan. De persvoorlichter bemiddelt tussen een groep en de journalist, hij maakt ergens nieuws van door iets te

(9)

9 de lezer moet snel geïnteresseerd raken en door ruimtegebrek worden er vrijwel nooit

onconventionele dingen geplaatst. Bovendien hebben heeft de lezer een eigen mening over alles, maar hij leest pas over een onderwerp als hij al geïnteresseerd is. Hij wil dan geen andere mening of verontrustende feiten lezen. 22

Volgens Lippman is nieuws is niet hetzelfde als de waarheid. Nieuws signaleert een gebeurtenis, terwijl waarheid verborgen feiten aan het licht brengt, deze met elkaar verbindt en een beeld van de werkelijkheid creëert waar we naar kunnen handelen.23 Nieuws is immers een interpretatie van de werkelijkheid doordat nieuwsgaring een gestandaardiseerd proces is, in dit proces wordt informatie omgevormd tot nieuws.24 Journalisten zijn erg afhankelijk van bronnen omdat ze niet zelf alle kennis ter wereld kunnen vergaren. De betrouwbaarheid van die bronnen is daarmee cruciaal. De media worden geacht de Publieke Opinie te creëren, zij moet in een democratie aangeven wat wel en niet kan, maar het moge ondertussen duidelijk zijn dat dit onmogelijk is. De media zijn op zijn best een dienaar en waakhond van instituties, op zijn slechts bieden de media mogelijkheden voor een kleine groep om sociale organisaties voor hun eigen doeleinden te misbruiken.25 Lippman ziet de oplossing in meer expertise, volgens hem hebben we meer experts nodig om de wereld goed te kunnen begrijpen.26 Maar de expert functioneert alleen goed als hij onafhankelijk is van degenen die de beslissing nemen. Het moet hem niet kunnen schelen welke beslissing er wordt genomen, hij

representeert slechts wat we niet kunnen zien. Bovendien houden overheidsinstanties houden allerlei statistieken bij en maken daarmee onzichtbare dingen zichtbaar.27 De tussenkomst van een expert moet er voor zorgen dat partijdigheid en stereotypen met logica en dialoog worden doorbroken. Door kritiek komt een idee verder van ons af te staan en kunnen we aan censuur en stereotypen ontkomen.28 Bij genetische modificatie staat de rol en de onafhankelijkheid van experts, meestal wetenschappers, vaak ter discussie. Milieubewegingen proberen regelmatig de resultaten van een onderzoek te ontkrachten door te zeggen dat de

wetenschapper in kwestie banden met het bedrijfsleven heeft en daardoor wel partijdig moet zijn. In sommige gevallen zal dit zo zijn, maar in de meeste gevallen niet, omdat zowel de wetenschapper als het bedrijfsleven geen baat heeft bij onjuiste informatie over genetische modificatie. De rol van de expert in het debat over genetische modificatie is daarom

22 Ibidem, 214-225.

23 Ibidem, 226. 24

Van Dijck, De nieuwsmakers; „Kenmerken van de professionele informatieoverdracht‟, 86.

25 Lippman, Public Opinion, 227-230. 26 Ibidem, 233-238.

27

Ibidem, 239-241.

(10)

10 ingewikkeld. Aan de ene kant kan hij het publiek laten zien wat het inhoudt zodat men een afgewogen oordeel kan vormen, aan de andere kant wordt de geloofwaardigheid van de expert constant in twijfel getrokken.

1.2 Illusies en pseudogebeurtenissen

Daniel Boorstin schreef in 1961 het beroemde boek „The Image‟ waarin hij een verschuiving in de Amerikaanse cultuur laat zien: de herhaling of simulatie van een gebeurtenis is

belangrijker geworden dan de gebeurtenis zelf. Volgens Boorstin hebben we onze rijkdom, technologie en vooruitgang gebruikt om tussen onszelf en de feiten van het leven een deken van onwerkelijkheid te creëren. We geloven in deze illusies omdat we teveel van het leven en de wereld verwachten. Terwijl de mensheid nooit eerder zoveel invloed op zijn omgeving had, hebben we ons ook nog nooit zo bedrogen en teleurgesteld gevoeld. Dit komt doordat mensen nooit eerder zoveel meer van de wereld verwachtten dan de wereld hen kan bieden. We worden zogezegd geregeerd door overdreven verwachtingen en zijn zo aan onze illusies gewend geraakt dat we ze als realiteit aannemen.29 We verwachten bijvoorbeeld teveel „nieuwheid‟ van de wereld. Vroeger dacht men: wat is de wereld vandaag saai. Nu denken we: wat is de krant vandaag saai! Vroeger schreef een journalist op wat er gebeurde en dat was dan nieuws. Tegenwoordig is nieuws alles wat de lezer wil lezen en wat een goede redacteur selecteert. De verantwoordelijkheid om de wereld interessant te maken is van God naar de media verschoven. Vroeger accepteerden we dat er slechts een bepaald aantal gebeurtenissen waren, nu willen we altijd nieuws en dus wordt er nieuws gemaakt.

Een pseudogebeurtenis is een geplande gebeurtenis, zoals een persconferentie of een interview. Het is geen spontane gebeurtenis, bedoeld om te worden gepubliceerd in de media en interessant omdat het maar de vraag is of er echt iets gebeurt. Public relations mensen weten wat nieuwswaarde is en zijn daarom in de positie om gebeurtenissen en nieuws te creëren. Pseudogebeurtenissen zijn een gevolg van de nieuwe communicatietechnieken zoals de telegraaf, drukpers, fotografie, radio, tv en niet te vergeten internet. Het nieuwe levendige beeld ging daardoor de bleke realiteit overschaduwen. Media kwamen in een 24/7 situatie terecht, waardoor er steeds meer pagina‟s in minder tijd gemaakt moeten worden.30 Door pseudogebeurtenissen verdwijnt het onderscheid tussen hard nieuws (politiek, economie, wetenschap, internationaal) en zacht nieuws (sensationeel en emotioneel).31 Gebeurtenissen veranderen omdat mensen graag op tv willen zijn, onze rollen als acteur en publiek vervagen.

29 Daniel J. Boorstin, The Image: A Guide to Pseudo-Events in America, (New York: Vintage Books, 1992), 3-6. 30

Ibidem, 7-13.

(11)

11 Pseudogebeurtenissen creëren bovendien meer pseudogebeurtenissen. Een nieuwslek is

bijvoorbeeld een misleidende term, het is juist een geplande actie om belangrijke informatie te communiceren.

Pseudogebeurtenissen zijn niet hetzelfde als propaganda. Propaganda is bewust bevooroordeelde informatie en de effectiviteit ervan hangt af van de emotionele

aantrekkingskracht. Een pseudogebeurtenis is een dubbelzinnige waarheid, propaganda is een goedverpakte leugen. Pseudogebeurtenissen komen voort uit ons verlangen om geïnformeerd te zijn, alle feiten te kennen en om zelfs meer feiten te kennen dan er daadwerkelijk zijn. Propaganda vervangt meningen met feiten, pseudogebeurtenissen zijn synthetische feiten die mensen onbewust beïnvloeden. Propaganda simplificeert de wereld, pseudogebeurtenissen maken de wereld onnodig ingewikkeld. Het ontstaan van pseudogebeurtenissen valt samen met de ontwikkeling van de beroepscodes in de journalistiek. De persvrijheid schiep de mogelijkheid om pseudogebeurtenissen te creëren en hoe meer informatie, hoe meer pseudogebeurtenissen. We leven in een wereld waar fantasie echter is dan de realiteit, ons beeld van de werkelijkheid heeft meer waarde dan het origineel. Pseudogebeurtenissen overschaduwen echte gebeurtenissen omdat: ze dramatischer zijn; duidelijk nieuwswaarde hebben; herhaling mogelijk is; het geld kost en iemand er dus belang bij heeft dat de

informatie wordt verspreidt; ze begrijpelijker en geruststellender zijn; de kennis erover de test wordt of je wel geïnformeerd bent; pseudogebeurtenissen nieuwe pseudogebeurtenissen creëren, er zijn er dus gewoon meer van.32 Pseudogebeurtenissen leggen de nadruk op pseudokwalificaties, een debat op tv gaat tegenwoordig niet meer over de inhoud maar over hoe je overkomt op tv. Onze ogenschijnlijke bekwaamheid om onze overdreven

verwachtingen te vervullen, laat ons vergeten dat onze verwachtingen overdreven zijn. In een democratie past de realiteit zich aan naar de pseudogebeurtenissen. 33

Vroeger dacht men dat de grootste helden al geleefd hadden. Tegenwoordig zijn er minder helden omdat door democratie de macht bij de mensen zelf kwam te liggen en iedereen in principe gelijkwaardig werd. Oude helden zijn nu mythes, we gaan er

tegenwoordig van uit dat ze niet bestaan hebben, ze zijn sociale illusies.34 In de gebieden waar de mens grote vooruitgang boekt, zoals wetenschap en technologie, werken innovatieve mensen in de schemerwereld net voorbij ons begrip. Het mysterie van een nieuwe ontdekking is wat we interessant vinden, ons begrip van de ontdekkingen wordt echter steeds minder

32 Ibidem, 29-39.

33

Ibidem, 43-44.

(12)

12 omdat het onderwijs de wetenschap niet meer kan bijbenen. Dit betekent dat het voor het publiek steeds moeilijker is om te begrijpen wat wetenschappers precies doen.

Wetenschappers werken bovendien samen en daardoor zijn er geen individuele helden zichtbaar.35 De beroemdheid is de held gaan overschaduwen net zoals een pseudogebeurtenis een echte gebeurtenis overschaduwt. Door tv, film, radio en krant is het nu mogelijk om snel beroemd te worden. De enige echte helden die we volgens Boorstin nog hebben zijn anoniem: de leraar, zuster, moeder, eerlijke agent, etc.36

Vroeger reisden mensen om nieuwe dingen te zien, reizigers brachten controversiële ideeën mee naar huis en zorgeden zo voor vernieuwing. Tegenwoordig willen we elke dag avonturen beleven en speciale dingen zien. We reizen meer dan ooit maar door

pseudogebeurtenissen is onze ervaring uitgedund, gekunsteld en gemonteerd. We verwachten er simpelweg teveel van. Vroeger was een reiziger een avonturier die vele gevaren moest overwinnen om veilig op zijn bestemming te arriveren. Door de aanleg van wegen, spoor en internationaal vervoersmogelijkheden zijn de risico‟s van georganiseerde reizen nu minimaal. We zijn passieve toeristen geworden.37 Op reis zijn overal pseudogebeurtenissen, musea halen kunststukken uit hun context en exposities worden speciaal voor buitenlanders opgezet. Reisgidsen vertellen ons precies wat we kunnen verwachten. Door de moderne

communicatiemiddelen komt de wereld in onze huiskamers, de wereld wordt steeds

homogener. Daarmee is het reizen zelf een pseudogebeurtenis geworden. Het buitenland is net als de beroemdheid een pseudogebeurtenis, we testen de realiteit door te kijken of ons beeld ervan klopt en niet andersom.38

Er is meer en meer leesmateriaal beschikbaar en dus willen we meer lezen. Om geïnformeerde burgers te kunnen zijn, moeten we steeds meer weten. Maar omdat we geen tijd hebben om alles te lezen, ontstonden samenvattingen. Ervaringen werden steeds meer tweedehands, de schaduw verkoopt beter dan de inhoud en de schaduw wordt daardoor de inhoud. Alles kan tegenwoordig gedramatiseerd worden, er worden bijvoorbeeld steeds meer boeken verfilmd. Maar de film is een versimpelde versie van het boek, want er is minder tijd beschikbaar en het moet constant spannend zijn.39 De betekenis van origineel verandert ook, er zijn nu gefilmde en opgenomen optredens waardoor het verschil tussen origineel en kopie

(13)

13 steeds kleiner wordt.40 We geloven dat we onze eigen ervaringen kunnen produceren: dit is volgens Boorstin de climax van onze overdreven verwachtingen. We hebben de betekenis van waarden uitgehold: de meest beschaafde mensen zijn de mensen die zich aan hun zelf

verzonnen waarden houden. In plaats van ethische richtlijnen zijn waarden nu gedrag en gewoontes geworden. We geloven dat onze omgeving door onszelf gemaakt kan worden. Wanneer we over onszelf praten, praten we in beelden. Vroeger zeiden we: hij heeft zijn ideaal niet kunnen nastreven. Nu zeggen we: Hij past niet in ons beeld van hem. Bedrijven schetsen een neutraal en onpartijdig beeld of imago van zichzelf. Het beeld is een pseudo-ideaal, net zoals pseudogebeurtenissen feiten vervangen. Het beeld is synthetisch, het is bedoeld om een bepaalde indruk te maken. Er is een onderscheid te maken tussen publieke persoonlijkheid en zijn privépersoon. Het beeld impliceert dat het gerepareerd kan en moet worden als het beschadigend of onacceptabel is. Het beeld moet wel geloofwaardig zijn om een doel te hebben, daarvoor worden vaak understatements gebruikt. Het beeld is passief en kan perfect zijn. Het is het soort ideaal dat alleen echt wordt als het openbaar wordt. Het opbouwen van een reputatie gebeurt via beelden.41

We hebben geen idee wat wetenschappers en bedrijven daadwerkelijk uitvoeren. Ons beeld van hen vervangt daarom specifieke beschrijvingen van wat ze doen. Van genetische modificatie hebben we alleen bepaalde beelden, de techniek zelf kunnen we nauwelijks bevatten. Dit is echter precies waarom de discussie erover zo moeizaam verloopt. We zijn blij met deze beelden, ze zijn concreet en begrijpbaar. Volgens Boorstin is er eigenlijk geen manier om beelden te ontmaskeren. Hoe meer we over beeldvormingtrucage te weten komen, hoe meer we zien hoeveel tijd en moeite er in een beeld is gestoken, hoe meer we een beeld waarderen. We worden erdoor gerustgesteld, als er zoveel werk in is gestoken dan zullen we wel niet belazerd worden. We gingen van idealen, iets wat je actief na kon streven, naar beelden waar je in kunt passen. Dit werd veroorzaakt door de technische revolutie in de media en de opkomst van advertenties, waardoor er nu meer beelden dan ooit worden verspreid.42 Waarheid werd geloofwaardigheid, we zijn minder geïnteresseerd in of iets waar is dan in of het geschikt is om te geloven. Vaardige adverteerders brengen ons illusies en laten ze waar lijken. De verbeelding van de adverteerders maakt onze wereld groter. Er zijn meer beelden dan ooit maar scherpere beelden hebben onze ervaringen en traditionele grenzen vervaagd. Volgens Boorstin is het moeilijk om onszelf van onze overdreven verwachting te genezen, nu

40 Ibidem, 173-179.

41

Ibidem, 181-189.

(14)

14 niet waarheid maar geloofwaardigheid de moderne test voor echtheid is geworden.43

Geïnformeerd zijn betekent nu kennis van pseudogebeurtenissen hebben. Met het vervagen van kennis en de opkomst van beelden, vervaagden ook onze intenties en verlangens. Hierdoor ontstond belangstelling voor publieke opinie en polls. Publieke opinie werd een beeld: de krant laat „zien‟ wat het publiek denkt. Publieke opinie werd een pseudogebeurtenis: polls en marktonderzoeken werden uitgevoerd om nieuws te creëren. Publieke opinie wordt daardoor steeds meer een beeld waarnaar het publiek zich voegt.44

1.3 Frames

Frames zijn ideeën die betekenis aan een tekst geven, het is de organiserende structuur die er een logisch geheel van maakt.45 Frames selecteren en laten dingen opvallen. Ze definiëren problemen, identificeren oorzaken, geven een moreel oordeel en doen suggesties voor oplossingen. Frames werken door de interactie tussen tekst en ontvanger en kunnen het beste uitgelegd worden via voorbeelden. Zo moesten mensen in een onderzoek kiezen tussen twee programma‟s voor de bestrijding van een ernstige ziekte. In het eerste experiment had men de keuze tussen programma A waarin tweehonderd mensen werden gered of programma B waarin een één derde kans was dat alle zeshonderd mensen werden gered en een tweederde kans dat niemand werd gered. 72 procent van de mensen koos A en 28 procent B. In het tweede experiment werden bovenstaande programma‟s op een andere manier gepresenteerd. Men moest nu kiezen tussen programma C waarin vierhonderd doden vielen en programma D waarin er een één derde kans was dat iedereen niemand doodgaat en een tweederde kans dat iedereen doodgaat. Nu koos 22 procent progamma C en 78 procent programma D. Uit dit voorbeeld wordt duidelijk zichtbaar hoe de manier waarop iets wordt gepresenteerd, een dramatische impact kan hebben. In het voorbeeld worden duidelijk bepaalde aspecten van de realiteit benadrukt en andere weggelaten.46 Framing is belangrijk in de vorming van publieke opinie. In een democratisch proces is framing een centrale kracht, omdat politieke elites de framing van kwesties controleren. Deze frames kunnen zelfs bepalen wat publieke opinie is, het bovenstaande voorbeeld laat duidelijk zien dat de publieke opinie afhankelijk is van de manier waarop een kwestie wordt gepresenteerd.47

43 Ibidem, 211-228.

44 Ibidem, 232-238. 45

Z. Pan en G. Kosicki. "Framing Analysis. An Approach to News Discourse." Political Communication 10, (1993): 56.

46 Robert Entman, "Framing: Towards Clarification of a Fractured Paradigm." Journal of Communication 43,

(1993): 52-54.

(15)

15 Door gebeurtenissen op een bepaalde manier te presenteren, beïnvloeden de media de publieke opinie. Framing is een proces, communicatie is immers niet een statisch maar een dynamisch proces. Frames bestaan niet alleen in de tekst, maar ook in de cultuur, de ontvanger en de verzender. Frames ontstaan in de constante interacties tussen journalisten, elites en sociale bewegingen. Frames die in het nieuws voor komen, beïnvloeden de interpretatie en evaluatie van kwesties en gebeurtenissen. Een individu kan door de frames anders over zaken gaan denken, frames beïnvloeden echter ook politieke beslissingen die genomen moeten worden. Frames zijn een onderdeel van politieke argumenten, journalistieke normen en de discours van sociale bewegingen. Het zijn manieren om de wereld te

definiëren.48 Bepaalde frames zijn specifiek voor bepaalde gebeurtenissen. Er zijn echter ook een aantal universele frames te onderscheiden die vaak in de media voor komen. Het

menselijke impact of human interest frame focust zich op beschrijvingen van individuen en groepen die bij een kwestie betrokken of erdoor getroffen zijn. Dit frame beschrijft de neiging van journalisten om verhalen interessant en aantrekkelijk te maken via human interest: hierbij wordt het verhaal verteld door er een emotionele draai aan te geven of door een persoon of een individueel centraal te stellen. Het machteloosheidframe verwijst naar dominerende krachten die zwakkere groepen of individuen onderdrukken. Het economieframe benadrukt winst, opbrengst en verlies, en stelt economische consequenties centraal. Het morele waarden frame refereert vaak indirect naar moraliteit en sociale normen. Het conflictframe is de journalistieke neiging om berichten in termen van conflict weer te geven. Hieronder valt ook de beschrijving van politiek als een spel met winnaars en verliezers. Het

verantwoordelijkheidsframe presenteert een kwestie zo dat de verantwoordelijkheid om het probleem op te lossen of het veroorzaken ervan bij de overheid of bij individu of groep komt te liggen. Deze frames zijn gerelateerd aan journalistieke conventies en worden over de hele wereld gebruikt.49

1.4 Technologie en samenleving

Een nieuwe technologie is niet uitsluitend een wetenschappelijke aangelegenheid. De discussie over en de uiteindelijke implementatie van een nieuwe techniek zijn een cultureel proces.50 De beelden in wetenschappelijke media en populaire cultuur, zoals boeken en films,

48

Claes H. De Vreese, "News Framing: Theory and Typology." Information Design Journal + Document Design 13, 1, (2005): 51-53.

49 Ibidem, 56. 50

(16)

16 vormen onze publieke kennis over nieuwe technologieën. De noodzaak van een technologie is vaak niet vanzelfsprekend, de vraag ernaar wordt gecreëerd met behulp van argumenten over economische haalbaarheid en het recht op de technologie. Om geaccepteerd te worden heeft technologie een verhaal nodig. Dit verhaal moet de technologie niet alleen aan de man brengen, het moet ook de hoeveelheid tijd, moeite en geld die erin is gestoken,

rechtvaardigen. Noodzaak is vaak gebaseerd op zowel hoop als angst: de techniek biedt mogelijkheden om vermeende problemen op te lossen. Wetenschappelijke projecten zijn politieke en sociale aangelegenheden, ze vinden plaats in een samenleving die hun wettigheid bepaalt. Volgens Van Dijck leidt technologische vooruitgang alleen niet tot nieuwe

technieken, sociale en economische vooruitgang zijn minstens zo belangrijk. De impact die een technologie heeft, hangt af van zijn diffusie in een cultuur, dat wil zeggen de mate waarin ideeën in een groep of tussen groepen worden verspreidt en de mate waarin ideeën veranderen onder verschillende omstandigheden. Hoe bekender een techniek is en hoe vaker het gebruikt wordt, hoe meer mensen het idee krijgen dat het noodzakelijk is. De acceptatie van

technologie is gerelateerd aan de sociale normen en waarden waarop de deugdelijkheid ervan wordt gebaseerd. Het gebruiken en opstellen van een nieuwe technologie is afhankelijk van de consensus over de waardering van zijn doel. Het bereiken van consensus is een belangrijk onderdeel van een publiek debat. Een publiek debat is een proces van betekenisgeving, verschillende betekenissen, definities en concepten worden besproken en gewogen.

Verschillende stemmen laten van zich horen, deze hebben verschillende belangen en proberen elk hun eigen stempel op het debat te drukken. De winnaar is degene die zijn interpretatie tot een geaccepteerd feit maakt dat buiten de discussie staat. Deze manier van betekenis geven is belangrijk, het informeert de officiële instanties en beïnvloedt zo rechterlijke of politieke beslissingen en reguleert sociale praktijken. De strikte scheiding tussen publiek en privé is verdwenen doordat privé beslissingen steeds vaker door de nieuwe technologie worden beïnvloed.51

Van Dijck vindt een model waarin uitsluitend de institutionele krachten van de massamedia ideologische consensus creëren te simpel. Macht wordt in de samenleving niet alleen maar van bovenaf uitgeoefend. De macht om te bepalen welke normen geaccepteerd en gelegaliseerd worden, ligt bij diverse groepen. In een publiek debat hebben verschillende groepen een verschillende mate van autoriteit. De ene groep heeft daardoor betere toegang tot publieke kanalen zoals de media en kan dus makkelijker zijn argumenten in het debat

(17)

17 inbrengen dan een groep met minder autoriteit. Maar de interesses van de verschillende

groepen overlappen gedeeltelijk, het is daardoor moeilijk om erachter te komen wie voor en wie tegen is. In dit onderzoek zal desalniettemin gekeken worden welke groepen er aan het woord komen en wat zij over genetische modificatie zeggen. Het publieke debat vindt niet alleen plaats in de media: ook in boeken, films, wetenschap en politiek worden betekenissen besproken en veranderd. De media spelen een belangrijke rol in het creëren van publieke consensus maar de andere domeinen beïnvloeden dit proces doordat alle representaties elkaar beïnvloeden en bevatten. Cultuur bestaat zodoende uit de beelden die verbeelding mogelijk maken in de media waardoor we ervaringen beleven. Discours is het complexe geheel van tekens en praktijken die onderscheid maakt tussen verschillende sociale en professionele groepen. Het is als het ware de taal die de verschillende groepen spreken. Er bestaat een wetenschappelijk discours, maar ook een journalistiek en een politiek discours. Tussen institutionele en sociale discoursen bestaat een op ideologie gebaseerde hiërarchie:

Institutionele discoursen worden vaak als ongeïnteresseerd en neutraal beschouwd, terwijl sociale discoursen geacht worden ideologische standpunten te verkondigen. Door hun vermeende neutraliteit hebben institutionele discoursen meer autoriteit in een publiek debat. Heersende meningen en oppositionele meningen bestaan naast elkaar en voeren een

machtsstrijd. De oppositie moet echter vaak via alternatieve kanalen te werk gaan omdat de media weinig aandacht aan ze besteden. Ze worden echter nooit helemaal genegeerd. Een techniek is niet goed of slecht, het gaat erom hoe ze ons beeld van iets verandert, dat is de betekenis van een techniek. Betekenis en definitie betekenen niet hetzelfde. In een publiek debat strijden meerdere betekenissen om een definitie te worden. Een betekenis is daarmee een mening over iets, een definitie is een officieel geworden betekenis die ons vertelt hoe iets is.52 Het is daarom voor dit onderzoek interessant om te kijken welke verschillende definities er in de artikelen worden gebruikt voor genetische modificatie.

Het legitimeren van feitelijke claims uit wetenschap en journalistiek gebeurt in onderhandelingen met andere discoursen. De grenzen van de verschillende discoursen zijn echter onduidelijk. Wetenschap overlapt met advertenties en informatie en

wetenschapsjournalistiek is verweven met commerciële en fictieve discoursen. Journalistieke en wetenschappelijke discoursen legitimeren zichzelf omdat het institutionele discoursen zijn. Ze worden geacht feitelijke en objectieve informatie te verspreiden. Het wetenschapsdiscours wordt als het privédomein van wetenschappers beschouwd. De constructie van feiten vindt

(18)

18 plaats door een debat over hypothesen, het publiceren van artikelen dient als bewijs. Het is echter een sociaal gebeuren en er zijn dus ook ideologische, politieke en sociale invloeden. De artikelen laten dat door retorische stijlmiddelen niet zien, het artikel maakt aannemelijk dat het nou eenmaal zo gebeurde, waardoor het proces natuurlijk lijkt. Er staan echter wel tegenstrijdige artikelen in de wetenschappelijke bladen en zo ontstaat discussie onder wetenschappers. Er zijn veel verschillende soorten en maten tijdschriften, waaronder mengvormen van wetenschappelijke informatie en commentaar van redacteuren.

Verschillende publicaties dienen verschillende doelen, maar ze dragen allemaal bij aan het beeld dat het publiek van de wetenschap heeft. Een artikel in een populair wetenschappelijk blad zorgt voor publieke erkenning, een artikel in een officieel blad zorgt voor

geloofwaardigheid. 53

Het journalistieke discours kenmerkt zich door zijn idealen van objectiviteit,

eerlijkheid en balans. Journalisten proberen immers altijd meerdere zijden van een verhaal te belichten. Voor de jaren zeventig bemoeide de journalistiek zich niet met de wetenschap. Toen wetenschappers echter de impact van een artikel in de media ontdekten begonnen ze steeds meer op de wensen van de journalisten te anticiperen met behulp van persvoorlichters. Van Dijck beschouwt journalistieke verslagleggingen van wetenschap als een manier om het publiek van een bepaald gezichtspunt te overtuigen. Het publieke imago van de wetenschap dient niet alleen om fondsen te werven, maar ook als een mechanisme om de vraag naar technologie te creëren. Sinds de jaren tachtig komt er meer wetenschap in de media dan ooit tevoren. De media zien wetenschappers steeds meer als bronnen voor informatie. Verhalen over doorbraken en successen domineerden het nieuws. Maar dit promotionele enthousiasme overschaduwt een onderstroom van ambivalentie tegenover de wetenschap, wetenschappers schijnen zelfs waardering te verdienen als ze controversiële theorieën als feiten presenteren. Journalistieke vooroordelen vallen in zo‟n geval samen met publieke opvattingen en

vooroordelen. Volgens Van Dijck neemt wetenschapsjournalistiek vaak de vorm van een institutionele advertentie aan. Met behulp van plaatjes en grafieken worden de

wetenschappelijke theorieën aannemelijk gemaakt. Het journalistieke discours beweert niet vrij van subjectiviteit te zijn, maar claimt wel meningen van feiten te kunnen onderscheiden. Het creëert een onzichtbaar gordijn van geloofwaardigheid en objectiviteit door sommige posities als feitelijk en andere als mening aan te wijzen. Het vervagen van de grenzen van wetenschappelijke en journalistieke discours laten zien dat beide eerder een onderdeel van

(19)

19 onze cultuur dan een institutionele discours zijn. De fictieve discours speelt ook een

belangrijke rol in het verspreiden van wetenschappelijke ideeën. Wetenschappers noemen een niet-geloofwaardige bewering vaak fictie, maar wetenschappelijke projecten zijn vaak

gebaseerd op speculaties en denkbeeldige concepten. Populaire cultuur kan niet zulke geloofwaardige beweringen staven als andere discoursen. Maar ze kan wel nieuwe ideeën en tegenargumenten inbrengen en heeft daardoor toch invloed op het publieke debat.54

Nieuwe technieken worden vaak afgedaan als fictie tot er concrete resultaten zijn. Daarna verschuift de focus naar voor wie de technologie bedoeld is: de noodzaak en de doelgroep moeten gedefinieerd worden. De journalist heeft de macht om het imago van de wetenschapper te maken en te vernielen. Tussen wetenschappers en journalisten bestaat rivaliteit om als eerste iets te publiceren, beide hebben echter ook een plicht om het publiek te informeren. De welwillendheid van de techniek wordt vaak geprojecteerd op de

wetenschapper als persoon, het verpersoonlijken van wetenschap is een krachtig middel van de journalist om een nieuwe techniek te definiëren. De journalist kan deze kracht ook tegen de wetenschapper gebruiken. Dit gebeurt bijvoorbeeld als de wetenschapper de journalist niet wil vertellen wat hij in zijn lab aan het doen is omdat hij het nog moet publiceren of omdat het erg gevoelig ligt. De journalist gaat dan speculeren wat er allemaal wel niet in dat lab gebeurt. De vermenging van de wetenschappelijke en journalistieke discours zorgen voor rivaliteit over de macht om te definiëren. De journalist kan het verhaal framen zoals hij wil en kan de

wetenschapper daarmee chanteren. De frames van journalisten zijn echter niet geschikt voor het werk van wetenschappers, het 24-uurs nieuws biedt bovendien weinig ruimte om

technieken goed uit te leggen. De drang van journalisten om nieuws te verkrijgen tot elke prijs kan tot misinformatie over het werk van wetenschappers leiden, de echte informatie kan in de machtsstrijd verloren gaan. Economische en commerciële argumenten worden in de

wetenschapsdiscours niet als zodanig benoemd, maar wel gebruikt om een definitie autoriteit uit te laten stralen. Er wordt zo van noodzaak naar verkoopbaarheid geredeneerd. Door de vermenging van discoursen worden argumenten uit de ene in de andere discours gebruikt en worden beide uiteindelijk van elkaar afhankelijk voor elkaars legitimering. Journalistieke conventies worden door wetenschap en industrie gebruikt om een specifieke techniek aan een specifieke groep te verkopen. Journalisten gebruiken wetenschappelijke bewijsvoering en metaforen om een specifieke interpretatie te introduceren. In zowel journalistiek als

wetenschap wordt een markt voor de nieuwe techniek gecreëerd. Volgens van Dijck werden

(20)

20 in het geval van IVF verkeerde statistieken over onvruchtbaarheid gebruikt en werd dit

ondanks tegensprekende onderzoeken nooit rechtgezet. Het gebruik van statistieken is populair bij journalisten, het laat verhalen objectief en wetenschappelijk onderbouwd overkomen. Maar een statistiek is altijd een interpretatie van gegevens en de gegevens zijn verzameld op basis van een bepaalde onderzoeksmethode. Voor de lezer zijn deze getallen echter feiten. Statistieken worden vaak vergezeld van sterke beelden en analogieën. Op deze manieren kunnen journalisten en wetenschappers mythes creëren. In het geval van IVF was er achteraf bijvoorbeeld helemaal geen sprake van een onvruchtbaarheidepidemie.55

Tegenstanders van een techniek hebben allemaal zo hun eigen mening. Ze

simplificeren vaak de tegenstellingen tussen bijvoorbeeld zichzelf en wetenschappers. De alomtegenwoordige aanwezigheid van een technologie draagt bij aan de drang om de technologie te gebruiken en versterkt de suggestie dat het veilig en onschuldig is terwijl de gevolgen mogelijk nog helemaal niet duidelijk zijn. De tegenstanders bevestigen de mythe over de technologie door dezelfde terminologie te gebruiken, ze bevestigen ook het beeld dat macht iets is dat je hebt terwijl het in werkelijkheid via meerdere discoursen wordt

uitgeoefend. De discours van tegenstand wordt vaak gezien als niet feitelijk en emotioneel. Taal wordt gebruikt om de hiërarchie tussen de discoursen te bevestigen, het is daardoor bijna onmogelijk om op een democratische manier tot publieke consensus te komen. Technologie wordt door tegenstanders vaak voorgesteld als een instrument waar je voor of tegen moet zijn, dit beperkt de publieke discussie.56

Zodra de noodzaak van een technologie duidelijk is verschuift de discussie naar het recht op die technologie. Argumenten over technische vindingrijkheid worden vervangen door argumenten over economische haalbaarheid. De techniek wordt een normaal product, de tegenstand verdwijnt niet maar is moeilijker te onderscheiden. De vervaging van de grenzen tussen de verschillende discoursen zorgt voor het natuurlijk laten lijken van de techniek: wetenschap en journalistiek bevestigen elkaar. De markt voor de techniek wordt nu de

gedachte achter zijn ontwikkeling, er wordt geschermd met ondoorzichtige succespercentages waarvan niemand weet wat ze precies betekenen. De oorspronkelijke mythe wordt bewezen met getallen. Het woord winst wordt niet genoemd, de discussie verloopt in termen van effectiviteit en kosten. Economische belangen onderscheiden goed van slecht. Successen worden uitgebreid besproken, mislukkingen niet. De dominante definitie wordt steeds

subtieler en daardoor steeds effectiever. De argumenten van de tegenstanders worden door de

55

Ibidem, 61-83

(21)

21 heersende meningen geabsorbeerd en getransformeerd. Ze worden zo aangepast dat ze in de heersende definitie passen. Er wordt vaak een vergelijking met de natuur getrokken, mensen doen het beter dan de natuur. Tegenargumenten die eerder actief werden besproken, worden nu achteloos genoemd als geaccepteerde feiten. Deze feiten kunnen in politieke eisen worden omgezet. De techniek wordt vaak vanuit een technologisch oogpunt belicht, dit veranderd perspectieven in doelen. De techniek wordt zo onpersoonlijk en onopvallend. Afbeeldingen kunnen samen met een verhaal mythische dimensies aan een techniek geven. De techniek wordt een natuurlijke oplossing voor een algemeen probleem. De nadruk ligt op de

instrumenten die de technologie gebruikt en niet op zijn gevolgen voor diegene of hetgeen de techniek moet ondergaan. 57

De volgende stap in het debat is het legaliseren van de techniek. Er moet worden uitgevochten wie verantwoordelijk is voor de gevolgen ervan. De institutionele discoursen van wetenschap en technologie benadrukken de heersende definitie van de technologie en de instrumenten die werden gebruikt om de noodzaak aan te tonen zijn nu onmisbaar bewijs om aan te tonen wie de eigenaar van de technologie is. Door selectie en het framen van

gebeurtenissen onderschrijven journalisten de uitkomst van een rechtszaak, terwijl ze pretenderen het alleen te beschrijven. De rechtbank probeert de implicaties van de nieuwe technologie te definiëren, maar heeft daar wetenschappelijke terminologie en bewijs voor nodig. De rechtbank neemt daardoor definities over. Rechtszaken worden vaak geframed als een zaak met twee kanten en slechts een van beide heeft gelijk. De wet moet

wetenschappelijke bewijs bevestigen, maar wetenschap moet voor de wet getuigen, dit is een cirkelredenering. Zowel de journalistiek als het recht worden geacht de feiten weer te geven maar beide helpen om de feiten te produceren. De wetenschap moet de definities

geloofwaardig laten lijken. Een legale definitie is dus minder democratisch dan een betekenis, alternatieve definities worden ermee uitgesloten.58

Het besef dat een nieuwe techniek onze traditionele, sociale en culturele relaties zal veranderen, vertaalt zich in een maatschappelijke roep om regelgeving. Vaak wordt er niet over de techniek in zijn geheel gesproken maar over geïsoleerde incidenten. Het debat wordt bovendien constant gereduceerd tot een kwestie van voor of tegen. Veel kranten beschuldigen de technologie ervan mensen met morele dilemma‟s te confronteren. De dilemma‟s zijn volgens Van Dijck echter het resultaat van sociale en culturele hiërarchie in plaats van uit de hand gelopen technologie. Het probleem met nieuwe technologieën is niet zozeer dat ze de

57

Ibidem, 120-144.

(22)

22 natuur trotseren, ze trotseren onze cultuur. Ze betwisten onze aannames over een

maatschappij die over natuurlijke assen verdeeld is en ze betwisten traditionele sociale structuren. Natuurlijke barrières zijn vaak sociale barrières. De natuurlijke barrières versterken vaak sociale praktijken, houden sociale hiërarchieën in stand en verdedigen bestaande belangen. Het idee dat een publiek debat publieke consensus creëert is nooit onder de loep genomen. Onze regelgeving is hier echter wel op gebaseerd. Maar publieke consensus wordt niet zo zeer bereikt als wel geconstrueerd. De neiging van wetenschappers om snelle beslissingen te forceren, leiden volgens Van Dijck tot het idee dat je simpel ja of nee tegen een technologie kunt zeggen. Zij mist het bredere sociale, politieke, economische en culturele perspectief in het publieke debat over IVF en vergelijkt het binaire raamwerk van de media met een quizshow, zoals je die vaak op tv ziet. Deze shows bieden een concrete keuze, net zoals de media de kwesties vaak in een voor of tegen frame zetten. Volgens Van Dijck zou een publiek debat de productie van afwijkende ideeën moeten promoten in plaats van het bereiken van overeenstemming. Het zou mensen aan het denken moeten zetten in plaats van ze te laten kiezen. Journalisten en wetenschappers zijn geen samenzweerders maar hebben door het samenvallen van hun discoursen een voordelig beeld van nieuwe technologieën centraal gesteld en daarmee kritische geluiden gesmoord. Een publiek debat is een complex fenomeen dat zich niet gemakkelijk in termen van groepen of discoursen laat vangen. 59

Van Dijck draagt vele punten aan die voor dit onderzoek relevant zijn. IVF wasook een

controversiële techniek en is het daarom interessant om Van Dijcks observaties te vergelijken met de observaties die in dit onderzoek gedaan zullen worden. In hoofdstuk vier wordt de artikelanalyse uitgebreid toegelicht, maar deze is voornamelijk gebaseerd op Van Dijcks opmerkingen over definities, doelen en toepassingen. Door deze te onderzoeken in de krantenartikelen, kan gekeken worden in welke fase het debat over genetische modificatie zich bevindt. Mijn vermoeden is dat het debat over genetische modificatie nog in de fase van het creëren van een noodzaak zit. Het wordt in Europa nog nauwelijks gebruikt, maar er wordt wel veel over gepraat. De noodzaak van genetische modificatie lijkt nog niet evident en er is bovendien een verschil tussen de verschillende soorten genetische modificatie die in

hoofdstuk twee onderscheiden worden.

1.5 Ambivalentie wetenschap en stereotypen wetenschappers

Na de Tweedewereldoorlog was er in Nederland sprake van een grenzeloos optimisme over technische mogelijkheden. Na 1970 waren technici echter milieuvervuilers en

(23)

23 landschapvernietigers. Vanaf de jaren vijftig is er een onderstroom van antiwetenschappelijke gezindheid te herkennen en deze verklaart waarom er, terwijl de bevolking groeide, minder studenten natuurwetenschappelijke en technische opleidingen gingen volgen. Het culturele klimaat voor ingenieurs was ambivalent: aan de ene kant stonden zij in hoog aanzien, want ze hadden grote tot de verbeelding sprekende projecten zoals de Deltawerken voltooid. Maar tegelijkertijd waren mensen bang voor en cynisch over de mechanisering en mathematisering van de samenleving en de ingenieurs belichaamden die in hun ogen. Tijdschriften waren in die tijd positief over technologie, automatisering en kernenergie riepen de meeste

tegenstrijdige reacties op. Dat juist wetenschappers zelf de nadelen van kernenergie

benoemden en er tegen ageerden, zorgde voor een deuk in het vertrouwen in de wetenschap en temperde het optimisme over de onbegrensde technische mogelijkheden. Het valt op dat onderzoekers vaak met hun apparatuur werden afgebeeld. De persoon en de bedoelingen van de wetenschapper leken zo te verdwijnen in het mysterie van zijn werk. Dat mysterieuze maakt de wetenschapper volgens Van Lente tot een ambivalente figuur: „Zijn uitvindingen brachten de mensheid misschien veel goeds, maar ze konden evengoed levensgevaarlijk zijn, of gewoon onzin.‟ De ambivalentie kon bewondering snel in wantrouwen laten veranderen.60 De verwikkelingen rondom kernenergie lijken op die rond genetische modificatie, het zou daarom heel goed kunnen dat bovenstaande ontwikkelingen ook bij genetische modificatie voorkomen.

In strips tussen 1945 en 1965 ziet van Lente dezelfde scherpe tegenstelling. Hij laat aan de hand van verschillende strips een paar stereotypen wetenschappers zien. De beschaafde professor is een van deze types geleerden. Hij is niet creatief maar wel goed op de hoogte van de laatste inzichten. De boosaardige geleerde is een ontspoorde persoonlijkheid die drijft op woede en honger naar macht. In de stripverhalen met deze twee typen geleerden werd de techniek zelf als moreel neutraal gezien, de motieven van de gebruiker kunnen daarentegen goed of kwaad zijn. In een ander stripverhaal komen verontrustender typen geleerden voor. De brave en ijverige professor is naïef en laat zich overweldigen door woede of enthousiasme. Hij veroorzaakt regelmatig ernstige ongelukken en heeft geen oog voor de gevolgen voor zijn omgeving, de mensheid of de natuur. Een ander type is het kwade, miskende genie die alles doet om machtiger te worden. Hij verbindt zwarte magie met de moderne wetenschap. De eeuwige uitvinder is constant bezig allerlei apparaten zonder praktisch doel te maken, zijn doel is kennis vergaren. De verhalen waarin deze drie typen geleerden voorkomen lijken te

60

Van Lente, Dick. „Ingenieurs en het culturele klimaat in Nederland, 1945-1965‟, in Hans Renders ed., Onder

(24)

24 zeggen dat sommige krachten in de natuur maar beter onbekend kunnen blijven en dat de tomeloze drang van wetenschappers een gevaarlijk iets is waar gemakkelijk misbruik van kan worden gemaakt. De bovengenoemde stereotypen zijn niet ontstaan in de jaren vijftig. Ze gaan terug tot de renaissance. Het beeld van natuurwetenschappers in de westerse literatuur is meestal negatief. De oerwetenschapper is immers de middeleeuwse alchemist en het

personage Victor Frankenstein maakte deze figuur onsterfelijk. Het is een „eenzame, gedreven geleerde, ongevoelig voor de schoonheid van de natuur en de liefde van zijn medemensen, en niets en niemand ontziend op jacht naar macht en roem.‟ De tegenhanger van dit negatieve type geleerde was de onbaatzuchtige natuurwetenschapper die zijn resultaten met collega‟s en andere geïnteresseerden deelt en die voor zijn medemensen werkt in plaats van voor macht en glorie. Een ander positief beeld was dat van de wetenschapper als avonturier of

ontdekkingsreiziger. Deze typen geleerden belichaamden de angsten en verwachtingen van de nieuwe technologieën. In het debat over naoorlogse innovaties werden ze echter nog steeds gebruikt, maar dan vaak op de achtergrond. 61

Er heerste na de oorlog een gevoel van onzekerheid en machteloosheid dat volgens velen werd veroorzaakt door een angst voor technische en bureaucratische systemen die associaties met totalitaire macht opriepen. „De mens beschikte over steeds meer technische middelen, maar bezat niet voldoende geestelijke en morele kracht om daar verstandig mee om te gaan.‟ In Nederland onderkende men dat het sociale en culturele onderzoek achterliep bij de natuurwetenschappelijke ontwikkelingen en werden er samenwerkingsverbanden tussen alfa‟s en bèta‟s opgericht. Dit was nodig omdat beide groepen wetenschappers onzeker waren over hun maatschappelijke positie. De oorzaak hiervan was de steeds verregaandere

specialisatie van de wetenschap. Wetenschappers leverden nog wel deskundige bijdragen aan onderzoek maar konden niet meer op een algemener niveau over hun onderzoek spreken. Bovendien was het aantal studenten aan het middelbare en hogere onderwijs flink

toegenomen, de wetenschappers vormden daardoor geen elite met aanzien meer. Veel wetenschappers waren in hun werk afhankelijk van politieke en industriële werkgevers en waren daardoor niet snel geneigd om de samenleving van kritisch commentaar te voorzien. Deze ontwikkelingen verklaren het wantrouwen van het publiek. Men was bang dat

automatisering en kernenergie de samenleving ingrijpend zouden veranderen. Doordat de technieken op moeilijk toegankelijke wetenschappelijke kennis waren gebaseerd, werden ze in de populaire cultuur al snel verbonden met de diepgewortelde eeuwenoude stereotypen van

(25)

25 gevaarlijke wetenschappers.62 De moeizame en verhitte discussie over genetische modificatie laat zien hoezeer wetenschappers en politici gewantrouwd worden. Genetische modificatie is net als kernenergie een ingewikkelde, moeilijk aan het publiek uit te leggen techniek. Het is daarom interessant om te kijken of de stereotypen die Van Lente onderscheidt in

krantenartikelen voorkomen.

Hoofdstuk 2: De wereld van de genetische modificatie

Voordat de artikelanalyse uitgevoerd kan worden, is het verstandig om te inventariseren wat genetische modificatie is en wat je er mee kunt. De Europese richtlijn 2001/18/EG definieert een genetisch gemodificeerd organisme (GGO) als een „een organisme, met uitzondering van

menselijke wezens, waarvan het genetische materiaal veranderd is op een wijze welke van nature door voortplanting en/of natuurlijke recombinatie niet mogelijk is. Hierin is een „organisme‟ gedefinieerd als: “een biologische entiteit met het vermogen tot replicatie of tot overdracht van genetisch materiaal‟.63 In de richtlijn wordt een organisme als een genetisch gemodificeerd organisme beschouwd als het genetisch materiaal met behulp van de volgende technieken is veranderd:

1. „Recombinant-nucleïnezuurtechnieken waarbij nieuwe combinaties van genetisch materiaal worden gevormd door de invoeging van ongeacht op welke wijze buiten een organisme vervaardigde nucleïnezuurmoleculen in een virus, bacterieel plasmide of ander vectorsysteem en de opneming daarvan in een gastheerorganisme waarin ze van nature niet voorkomen maar waarin ze blijvend vermenigvuldigd kunnen worden; 2. Technieken met rechtstreekse inbrenging in een organisme van erfelijk materiaal dat

buiten het organisme vervaardigd is, waaronder micro-injectie, macro-injectie en micro-inkapseling;

3. celfusie (met inbegrip van protoplastfusie) of hybridisatietechnieken waarbij levende cellen met nieuwe combinaties van erfelijk genetisch materiaal worden gevormd door de fusie van twee of meer cellen met gebruikmaking van methoden die van nature niet voorkomen.‟64

De volgende technieken worden echter uitgezonderd: „in-vitrofertilisatie, natuurlijke

processen als conjugatie, transductie of transformatie, polyploïdie-inductie.‟64 In bijlage 1B 62 Ibidem, 112-120. 63http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2001:106:0001:0038:NL:PDF , 4 (artikel 2.1 en 2.2). bezoekdatum 31-8-2010 64

(26)

26 worden uitgezonderd: mutagenese en „celfusie (met inbegrip van protoplastfusie) van

plantencellen van organismen die genetisch materiaal kunnen uitwisselen via traditionele plantenveredelingmethodes‟. Bij de uitgezonderde technieken in bijlage 1B staat wel vermeld dat „daarbij geen recombinant-nucleïnezuurmoleculen of genetisch gemodificeerde

organismen worden gebruikt die zijn vervaardigd met behulp van andere technieken/methoden dan in bijlage 1B worden uitgesloten.‟65

Het doel van deze scriptie is niet om bovenstaande technieken uitvoering bespreken. Maar als we de definities van genetisch gemodificeerde organismen en de technieken bekijken, valt op dat het woord „natuurlijk‟ vaak voorkomt. Maar wat is natuurlijk in deze context? Bij alle technieken is het erfelijk materiaal op de een of andere manier veranderd. Mensen modificeren al duizenden jaren lang het erfelijk materiaal van planten. Alle gewassen die wereldwijd worden verbouwd, verschillen van hun wilde verwanten als gevolg van

menselijke bemoeienis. Zo bekeken is landbouw altijd al een onnatuurlijke zaak geweest, planten met een hogere opbrengst of een betere smaak werden doelbewust geselecteerd en verder gekweekt tot de veredelde soorten die wij vandaag de dag eten.66 De wilde verwant van maïs, teosinte, lijkt bijvoorbeeld helemaal niet op maïs zoals wij die nu kennen. Teosinte is vertakt, bevat vele kleine kolfjes en laat zijn zaden op de grond vallen. Maïs stopt al zijn energie in het aanmaken van voedingsstoffen en heeft daarom slechts één grote kolf op één stengel waarin de zaden worden vastgehouden.67

In het klassieke veredelingsproces werden planten doelbewust met elkaar gekruist in de hoop goede eigenschappen uit verschillende planten te combineren in een nieuwe variant. Het resultaat is onvoorspelbaar en er ontstaan veel verschillende combinaties. Na het kruisen moet de variant met de juiste eigenschappen worden gevonden, dat proces wordt selectie genoemd. Alleen de gewenste exemplaren blijven over en vormen het uitgangsmateriaal voor een volgende kruising. De natuurlijke genetische variatie is bij klassieke veredeling cruciaal, er kunnen geen eigenschappen ingebouwd worden die in de natuur niet voorkomen. In het begin selecteerden boeren zelf hun gewassen op gewenste eigenschappen, later werd dit het domein van gespecialiseerde instellingen en zaadbedrijven. Klassieke veredeling is in feite doelgerichte versnelde evolutie en het resultaat zijn nieuwe soorten die beter aan de eisen van landbouwer en consument voldoen. Voor klassieke veredeling worden de wereldwijd

65http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2001:106:0001:0038:EN:PDF, 18 (annex 1B).

bezoekdatum 31-8-2010

66 Mark Henderson, Conny Sykora en Hester Eymers. 50 Inzichten Genetica: Onmisbare Basiskennis (Diemen:

Veen Magazines, 2009), 128.

67

(27)

27 beschikbare soorten en de nog levende wilde voorouders van de gedomesticeerde soorten gebruikt.68 In de loop der tijd kwamen er steeds meer technieken beschikbaar om doelgericht op bepaalde eigenschappen te selecteren. De klassieke genetica begon in de 19e eeuw met de evolutietheorie van Darwin, de erfelijkheidswetten van Mendel en de ontdekking van genen en chromosomen. In de jaren twintig van de vorige eeuw begon men te beseffen dat het begrip van genetica het veredelingsproces zou kunnen versnellen. Met behulp van bestraling kon men nu honderden mutaties tegelijk opwekken, waar misschien nieuwe rassen uit konden voortkomen die langs de natuurlijke weg nooit zouden zijn ontstaan. Toen een paar decennia later de rol van desoxyribonucleïnezuur (DNA) steeds duidelijker begon te worden, kon men nieuwe eigenschappen in organismen gaan inbouwen. De plantenveredelaars hoefden nu niet langer te vertrouwen op een toevalstreffer maar konden nu de genen voor gewenste

eigenschappen doelbewust gaan inbouwen.69

Toen er in de vorige eeuw steeds meer technieken beschikbaar kwamen om het erfelijk materiaal van organismen te veranderen, ontstonden er ook nieuwe mogelijkheden voor het maken van (nieuwe) producten. Volgens de Van Dale is biotechnologie een

„wetenschappelijke techniek die gebruik maakt van micro-organismen om een grote variatie van producten te maken.‟70

Biotechnologie wordt gezien als een recente ontwikkeling, maar het gebruik van micro-organismen voor voedselproductie is heel oud. Zo worden bier en wijn al duizenden jaren met de hulp van micro-organismen gebrouwen in een proces dat

fermentatie wordt genoemd. Fermentatie is een anaeroob proces waarin micro-organismen suikers in alcohol omzetten. Al in 8000 voor Christus had men het gistingsproces in natte granen ontdekt en de voordelen ervan ingezien. Men dronk liever bier of wijn dan water, wat vaak vervuild was. Men had toen nog geen idee dat micro-organismen de drijvende kracht achter dit proces waren. Antonie van Leeuwenhoek zag als eerste de gele gistdruppels in bier en schreef in 1673 een enthousiaste brief naar the Royal Society in Londen waarin hij vertelde over de rondzwemmende diertjes die hij onder zijn microscoop zag. 71 In 1861 ontdekte Louis Pasteur dat gist in een omgeving zonder zuurstof meer glucose verbruikt dan in een omgeving met zuurstof. Dit wordt het Pasteur effect genoemd en is de basis van fermentatie: als de gisten wel zuurstof tot hun beschikking hebben zullen ze geen alcohol produceren.72 Door deze en latere ontdekkingen werd microbiologie een eigen discipline: de biotechnologie.

68

Ibidem, 22-23.

69 Henderson, 50 Inzichten Genetica: Onmisbare Basiskennis, 128.

70 Van Dale, Groot woordenboek der Nederlandse taal, 14e herziene uitgave 71

Renneberg, Biotechnology for Beginners, 2-3.

(28)

28 Er zijn veel verschillende toepassingen van de biotechnologie en men was het erover eens dat het niet handig was om steeds weer te moeten uitleggen wat biotechnologie precies inhoudt. Het nu gangbare kleurensysteem voor de biotechnologie kwam tot stand in een vergadering over communicatie rondom biotechnologie van brancheorganisatie EuropaBio. Er werd afgesproken de term rode biotechnologie te gebruiken voor toepassingen in de

medische, farmaceutische en gezondheidssector, zoals antilichamen en nieuwe

biofarmaceutische eiwitten. Groene biotechnologie staat voor toepassingen in de agro- en voedingssector en witte biotechnologie voor industriële toepassingen. Wit staat voor het schone karakter van de biotechnologie, omdat enzymen chemische processen kunnen vervangen. De versimpeling van het complexe begrip biotechnologie met bovengenoemde kleuren heeft volgens de voorzitter van EuropaBio „enorm geholpen bij de communicatie over biotechnologie en de toepassingen ervan‟.73

De kleurenindeling laat duidelijk zien dat biotechnologie en haar toepassingen erg divers zijn.

2.1 Het modificeren van DNA

Genen zijn specifieke stukjes DNA die voor eiwitten coderen. DNA wordt ook wel de software

van het leven genoemd en bestaat uit slechts vier verschillende nucleotiden die meestal met de letters A, T, C, en G worden aangeduid. DNA bevat alle informatie die nodig is voor de

constructie en het functioneren van een organisme, of dat nu een muis, kikker, aardappel of mens is. 74 Met behulp van gentechnologie kan men een eigenschap van een bepaald gewas wijzigen of in een andere plant inbouwen. Daarvoor worden in het laboratorium de benodigde genen geïsoleerd en vervolgens in het DNA van een ander organisme ingebouwd. Sommige eigenschappen worden door één gen bepaald en zijn dus gemakkelijk te wijzigen. Er zijn echter ook eigenschappen die door meerdere genen worden bepaald en deze zijn dan ook een stuk lastiger te wijzigen.75 Wanneer we nu terugkijken naar de definitie van genetisch

gemodificeerde organismen, kunnen we concluderen dat het van de gebruikte techniek afhangt of een organisme al dan niet als genetisch gemodificeerd wordt beschouwd. Een techniek wordt als natuurlijk bestempeld als het principe erachter in de natuur voorkomt. Gentechnologen zijn namelijk niet de enigen die soortenbarrières overschrijden door DNA van het ene soort organisme in een andere soort in te bouwen. In de natuur komt zulke

genenoverdracht ook voor.

73 Philip van Lelyveld, Veredeling En Manipulatie: Tumult Rond Biotechnologie in Industrie, Wetenschap En Politiek (Amsterdam: Balans, 2009) 134-135.

74

Henderson, 50 Inzichten Genetica: Onmisbare Basiskennis, 28-31.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Omschrijving De eerste verkoper bekijkt de planning van de levering van goederen en de beschikbaarheid van medewerkers, op basis hiervan verdeelt hij het werk, geeft aan op welke

De korrel/stro-verhouding was in de kas groter dan in de open lucht; desondanks was in de kas de hoeveelheid stikstof in de korrel aanzienlijk kleiner (tabel 27). Uit de

Het gaat daarbij niet alleen om voedsel, maar ook om het ontwikkelen van een minder CO 2 pro- ducerende leefstijl, vermindering van de koorts van de planeet aarde, het vinden

Ook aan het schermen overdag moet meer aandacht worden besteed zodat de overgang tussen dag en nacht kleiner wordt. 1.Hoog isolerend scherm bestaande uit 2 gealuminiseerde geweven

S TROMINGEN 20 (2014), NUMMER 1 61 Graag beginnen we ons weerwoord met Frans van Geer (te vinden op pagina 57 van deze editie van Stromingen) te bedanken voor zijn

Het is van belang dat er meer bekend wordt over de onderliggende redenen voor het te weinig signaleren en melden van kindermishandeling, zodat het meldgedrag van professionals

Pour mieux appréhender la problématique de la lutte contre le dopage, au sens large et avec un autre regard, il est utile de discuter de cette problématique

Figure 28: Illustration of the efficiency effect of the intermediate pressure turbine on the Rankine cycle ...47 Figure 29: T-s diagram after programmed on EES for sub-critical