• No results found

H3 De deelnemers aan het debat over genetische modificatie

In het vorige hoofdstuk is uitgelegd wat genetische modificatie is en wat er mee gedaan kan worden. Het is nu van belang om te gaan kijken welke partijen er betrokken zijn bij het debat en wat hun belangen zijn. Het is niet gemakkelijk om verschillende groepen in een debat te onderscheiden, omdat hun argumenten vaak op elkaar lijken en elkaar overlappen.122 Maar een beter beeld van de betrokken partijen is zeker nodig om later in dit onderzoek de artikelen beter te kunnen analyseren en de argumenten van de verschillende partijen te kunnen

herkennen. Dit hoofdstuk zal de belangen en argumenten van de belangrijkste partijen (milieubewegingen, wetenschappers, industrie, boeren en de Nederlandse politiek) beschrijven en hiermee hopelijk de wisselwerking tussen de verschillende partijen verduidelijken.

3.1 De milieubewegingen en de wetenschap

De milieubewegingen richten zich in hun argumenten vooral op de risico‟s en mogelijke nadelen van genetische modificatie. In Europa is genetische modificatie controversieel, maar in China en Noord- en Zuid-Amerika niet of nauwelijks. Volgens de Amerikaanse ecoloog en moleculair bioloog Neal Stewart komt dit doordat een aantal activisten gelooft dat genetisch gemodificeerde gewassen slecht voor het milieu kunnen zijn. Ze geloven bovendien dat biotechnologie per definitie gevaarlijk is en dat de ontwikkelde planten niet goed genoeg getest zijn om milieuveiligheid te kunnen garanderen. Ecologische interacties zijn echter complex en worden nog niet goed begrepen. De meeste genetisch gemodificeerde gewassen bevatten slechts één extra gen en zijn gericht op insectenresistentie of herbicidentolerantie. De grootste angsten van de milieubewegingen zijn dan ook dat insecten resistent worden tegen pesticiden, dat er genuitwisseling plaatsvindt tussen het gemodificeerde gewas en andere gewassen waardoor een superonkruid kan ontstaan en dat er door virusresistente planten een supervirus zou kunnen ontstaan. Sceptici geloven dat als een genetisch gemodificeerdeplant

120 van Lelyveld, Veredeling En Manipulatie: Tumult Rond Biotechnologie in Industrie, Wetenschap En Politiek, 64-71.

121

Ibidem, 115.

47 eenmaal in het milieu is, de plant en zijn genen nooit meer helemaal uit de natuur kunnen worden verwijderd. Stewart was zelf eerst ook sceptisch over de nieuwe technologieën, maar nu hij er veel onderzoek naar gedaan heeft, is hij voorzichtig optimistisch. Hij verdedigt genetische modificatie als volgt: In de Verenigde Staten kwamen zijn sinds 1988 ongeveer 38 triljoen genetisch gemodificeerde planten verbouwd. Er zijn tot nu tot echter geen problemen geweest en dat zonder strenge regels. Stewart is daarom van mening dat genetische

modificatie de wereld niet zal vernietigen, maar juist schoner, groener en veiliger zal maken.123

De discussie over genetische modificatie verloopt moeizaam doordat er verschillende wetenschapsgebieden met verschillende tijdsschalen bij betrokken zijn, ecologen werken met tijdsschalen van maanden en jaren, terwijl moleculair biologen in minuten en dagen denken. Deze twee vakgebieden moeten echter samen een biotechnologische risicoanalyse opstellen. Verder is het maar de vraag of biotechnologie de natuur meer zal veranderen dan landbouw al gedaan heeft of dat het de landbouw meer in harmonie met de natuur zal brengen.124 Zoals eerder gezegd staat de vraag wat natuurlijk is centraal in het debat over genetische

modificatie. Het is echter moeilijk om „natuurlijk‟ te definiëren. „Natuurlijk‟ en „natuur‟ zijn volgens Stewart geen objectieve begrippen, maar gebaseerd op emoties en esthetiek. Voedsel en gewassen zijn daarmee lang niet zo natuurlijk als we denken. Er worden immers allerlei bewerkingen op uitgevoerd voor we het in onze handen krijgen. Het onderscheid tussen een plant en een onkruid bepalen we ook zelf. Een zonnebloem in een maïsveld beschouwen boeren als onkruid. Geen enkel gewas dat we vandaag de dag kennen, bestond 12.000 jaar geleden. Gewassen zijn zo veredeld dat ze op hetzelfde moment een maximum aan zaden produceren, opdat de boer in een keer alles kan oogsten. Gewassen zijn door deze veredeling echter niet meer tegen hun natuurlijk concurrenten opgewassen en daarom zijn

onkruidverdelgingsmiddelen noodzakelijk geworden. Gewassen hebben dus menselijke hulp nodig om te overleven. Critici geloven dat het introduceren van een enkel nieuw gen hetzelfde is als een nieuwe soort introduceren. Onderzoek laat tot nu toe echter zien dat de kans op een superonkruid erg klein is als er maar een paar genen geïntroduceerd worden. Bij genetische modificatie worden genetische veranderingen gecontroleerder ingebouwd dan met andere veelgebruikte technieken zoals mutaties door UV-straling (zie ook 2.1). Tegenstanders brengen daar tegenin dat we nooit de consequenties van genetische modificatie kunnen

123 C. Neal Stewart, Jr., Genetically Modified Planet: Environmental Impacts of Genetically Engineered Plants, (Oxford, New York: Oxford University Press, 2004), 3-8.

48 voorspellen, maar bij nieuwe veredelde soorten is dit ook zo en deze worden zonder tests toegelaten.125

Alle commerciële genetisch gemodificeerde gewassen zijn gemaakt met behulp van

Agrobacterium tumefaciens of een vergelijkbare techniek waarbij genen rechtstreeks in de

plant worden geschoten met een zogenaamd genenkanon. Veel landen willen geen

proefvelden met genetisch gemodificeerde gewassen omdat ze niet genoeg informatie over milieuveiligheid hebben. Maar met proefvelden kan deze informatie nu juist worden

verzameld. Alleen onder realistische condities kunnen ecologen opbrengst, expressie van het nieuwe eiwit en ecologische consequenties van een nieuw gewas onderzoeken.126

Milieubewegingen gebruiken de aanwezige angst en kennis over aantasting van de natuur door exotische planten en dieren en koppelen die aan de biotechnologie, dat voor de meeste mensen een mysterieuze technologie is. Ze hebben zo het beeld gecreëerd dat een nieuw gen hetzelfde is als een nieuwe soort. Hierdoor is in veel landen een moratorium op veldproeven ontstaan. Volgens Stewart is tot op heden echter nog geen superonkruid ontstaan. Bij het ontwerpen van genetisch gemodificeerde gewassen wordt namelijk rekening gehouden met naar welke planten het nieuwe gen zich zou kunnen verplaatsen via bijvoorbeeld pollen die door de wind of door dieren worden verspreidt. Bovendien zijn er erg veel verschillende herbiciden, dus als een plant immuun is voor een of twee herbiciden zijn er altijd nog andere opties om het onkruid uit te roeien. Ook de boeren zelf moeten opletten en niet ieder jaar dezelfde plant verbouwen met dezelfde onkruidbestrijdingsmiddelen. Wanneer dit wel gebeurt, ontstaat er zogenaamde selectiedruk: de resistente plant heeft een

overlevingsvoordeel en zal dus in aantal toenemen. Het is daarom verstandiger om ieder jaar een ander gewas of een ander bestrijdingsmiddel te gebruiken. Veelverbouwde gewassen zoals maïs, soja, katoen, aardappel zijn zover veredeld dat er geen natuurlijke verwanten meer bestaan waarmee ze kunnen kruisen en zullen dus geen genen uitwisselen. Andere gewassen zoals rijst, tarwe en zonnebloemen kunnen wel genen uitwisselen met wilde verwanten. 127 Deze genuitwisseling vindt altijd plaats, dus de vraag moet niet zijn of het gebeurt, maar of het erg is en wat de consequenties kunnen zijn. De mengvormen (hybrides) zijn vaak steriel en het is maar de vraag of een wilde plant voordeel ondervindt van het nieuwe gen. De angst is dat genetische gemodificeerde gewassen de biodiversiteit zullen verminderen, om

daarachter te komen zijn langlopende veldonderzoeken nodig. Maar omdat dit soort

125 Ibidem, 10-22.

126

Ibidem, 34-37.

49 onderzoek lang duurt en veel geld kost, is het moeilijk om financiering te krijgen.

Biodiversiteit is belangrijk omdat het een buffer tegen ziekten vormt. Genen erven bovendien nooit alleen over, dit principe kan worden gebruikt om het overlevingsvoordeel van het nieuwe gen voor een andere plant te minimaliseren. Dit kan bijvoorbeeld door een nieuw gen op een plaats naast de genen voor het vasthouden van zaden in te bouwen, onkruiden hebben juist baat bij het constant laten vallen van hun zaden en hybriden zullen waarschijnlijk niet lang leven.128 Een controverse op dit gebied was de ontwikkeling van „terminator‟-zaden door het Amerikaanse biotechnologie- en chemieconcern Monsanto in 1998. Het idee hierachter was dat de plant zijn eigen zaden onvruchtbaar maakt en hiermee genuitwisseling voorkomt. De originele naam van de techniek was „technology protection system‟ maar de

milieubeweging maakte hier al snel „terminator‟ van en onder deze naam werd de technologie bekend bij het publiek. Het idee achter de technologie lijkt op het copyright van boeken, cd‟s en films. Boeren kunnen niet langer zaden bewaren en het volgende jaar weer inzaaien, ze moeten voortaan elk jaar nieuwe zaden kopen. Het is een manier van de industrie om gemaakte investeringen terug te verdienen. Milieubewegingen beweerden echter dat kleine arme boeren geen geld hebben om elk jaar nieuw zaden te kopen. Maar het is maar de vraag of boeren in derdewereldlanden überhaupt zaden van de grote bedrijven kunnen betalen en bovendien zijn ook niet gemodificeerde zaden tegenwoordig vaak steriele hybriden die zichzelf niet kunnen voortplanten. Terminator en gerelateerde technieken zijn dan ook een kans om eventuele schadelijke effecten van genuitwisseling te voorkomen.129 Maar door alle controverse gaat Monsanto de terminatorzaden voorlopig niet op de markt brengen.130

In de jaren tachtig droomden chemici bij van milieuvriendelijkere en specifiekere bestrijdingsmiddelen. De chemische middelen hadden namelijk nogal wat neveneffecten: ze doden ook nuttige insecten en planten, ze zijn gevaarlijk voor de gezondheid van de boeren die ermee werken en voor de mensen die bespoten gewassen eten en ze kunnen in het milieu terecht komen en daar water vervuilen en voedselketens vergiftigen. Een beroemd voorbeeld is DDT, haar ontdekking in 1942 was dé doorbraak voor krachtige insecticiden. Het gif bleek echter slecht biologisch afbreekbaar, kwam via de voedselketen in vogels terecht en

verhinderde de voorplanting. Het gevolg was dat veel vogelpopulaties bijna uitgestorven raakten. Toen deze gevolgen in de jaren vijftig en zestig aan het licht kwamen, werd DDT

128 Ibidem, 57-70.

129

Ibidem, 82-85

50 werd verboden. 131132 In de jaren zeventig ontstond de milieubeweging en bedrijven dachten dat die de omschakeling naar schonere en groenere bestrijdingsmiddelen zouden omarmen.133 De eerste genetisch gemodificeerde gewassen bevatten een Bt- gen, een middel dat ook als natuurlijk bestrijdingsmiddel werd gebruikt (zie 2.3). Na een artikel in 1999 in Nature dat beweerde dat de monarchvlinder nadelige gevolgen van de Bt-gewassen ondervond, volgde een controverse die 2,5 jaar duurde. Het bleek uiteindelijk een slecht onderzoek te zijn, latere onderzoeken vonden geen effecten. Maar de media pakten het nieuwe tegensprekende

onderzoek niet op: biotechnologie was verdacht geworden.134135 De controverse was een domper voor de biotechnologie maar de industrie betaalt nu wel mee aan

milieuveiligheidsonderzoeken en heeft geleerd om zich wat nederiger op te stellen in de discussie. Er waren meerdere schandalen maar deze bleken na enkele jaren weinig steekhoudend te zijn. Dit kwam vaak doordat de labresultaten geïnterpreteerd en

geëxtrapoleerd moesten worden, dit is ingewikkeld en er kunnen daardoor gemakkelijk fouten worden gemaakt. Stewart vindt dat er meer onderzoek naar de gevolgen van genuitwisseling en goede en duidelijke regelgeving moet komen. Hij zou het liefst zien dat bedrijven en universiteiten gezamenlijk onderzoek naar genetische modificatie en haar milieugevolgen doen.136

Hoewel de mogelijke voordelen van genetische modificatie steeds duidelijker worden, zijn de risico‟s nog steeds onduidelijk. Dat zou kunnen betekenen dat er weinig risico‟s zijn, aangezien er wereldwijd al behoorlijk wat genetisch gemodificeerde gewassen verbouwd worden. Volgens Stewart zijn de risico‟s van genetisch gemodificeerdeplanten vergelijkbaar met die van conventionele gewassen. Toch zijn er veel mensen die de techniek in zijn geheel veroordelen en de voordelen betwisten. Milieuactivisten zijn vaak ook tegen de conventionele grootschalige landbouw. Dit zou kunnen komen doordat mensen vervreemd zijn van hun eten, ze zien alleen het eindproduct en niet het proces dat er aan voorafgaat. Milieuactivisten zijn volgens Stewart stadsmensen die niet weten wat er op een boerderij gebeurd. Grote

milieubewegingen zoals Greenpeace ontstonden in de jaren zeventig uit protesten tegen kernwapens, later bestreden ze walvisjagers en protesteerden tegen de dump van nucleair afval in zee. De doelen van de actievoeders waren zo overduidelijk goed dat de intenties van

131 Stewart, Genetically Modified Planet: Environmental Impacts of Genetically Engineered Plants, 87-88.

132 van Gysel, Genen Op Je Bord,21-22 en 187.

133

Stewart, Genetically Modified Planet: Environmental Impacts of Genetically Engineered Plants, 89.

134 Ibidem, 95-106.

135http://www.agrobio.org/documents/Biblioteca/the%20monarch%20butterfly%20controversy%20scientific%2 0interpretation.pdf bezoekdatum 1-9-2010.

51 hun tegenstanders, vaak de industrie, wel slecht moesten zijn. Een van de oprichters van Greenpeace verliet de organisatie omdat het volgens hem niet meer om de originele ideeën ging, maar er sprake was van activisme om het activisme. Greenpeace zou de voorkeur geven aan confrontatie en extremisme boven duurzame ontwikkeling en het bereiken van consensus. Dit klimaat van „zero tolerance‟ ontstond al voordat biotechnologie in de landbouw werd gebruikt, het vertrouwen in de industrie bereikte daardoor een dieptepunt. Wat zijn de

argumenten van een extreme milieuorganisatie als Greenpeace tegen genetische modificatie? Ten eerste hebben milieuorganisaties een anti-humanistisch wereldbeeld: de mens maakt de aarde kapot. Activiteiten die gericht zijn op het verhogen van de wereldpopulatie en het verbeteren van de gezondheid zijn uiterst verdacht. Biotechnologie heeft nu juist zijn grootste impact op geneeskunde en landbouw, twee uitermate verdachte activiteiten. Ten tweede zijn milieubewegingen tegen technologie en tegen wetenschap. Ongefundeerde opinie wordt daarom hoger gewaardeerd dan bewezen feiten. Milieubewegingen halen wetenschappelijke data vaak uit zijn context om er hun gelijk mee te kunnen bewijzen. Wetenschap is volgens hen per definitie nooit objectief. Ten derde zijn milieubewegingen tegen handel en bedrijven. Bedrijven zijn corrupte organisaties die op hebzucht drijven. Kapitalisme is voor hen het tegenovergestelde van wat goed is voor de aarde. Ten vierde zijn activisten tegen de huidige beschaving. Ze willen terug naar de samenlevingen van een eeuw of meer geleden, ze bezitten daar een soort utopisch beeld van. Maar ze vergeten daarbij dat de gemiddelde

levensverwachting toen een stuk lager was. Hun ideaal is biologische landbouw, maar volgens Stewart kan deze ons nooit genoeg voedsel leveren (zie ook 3.3).137138

Genetische modificatie is slechts een van de verschillende onderwerpen waar

Greenpeace zich mee bezig houdt. Op hun website wordt uitgebreid uitgelegd wat er allemaal mis mee is. Direct op de beginpagina staat al: „Greenpeace vindt dat gentech op het open veld gestopt moet worden.‟139

Het taalgebruik valt op: „Biotechnologen knutselen met erfelijke eigenschappen…Je kunt het zo gek niet bedenken of er wordt naar hartenlust

geëxperimenteerd met eigenschappen die soorten van nature niet hebben…Consumenten en boeren hebben niet om gentechproducten gevraagd. Blunders en schandalen zijn de orde van de dag. Met zulke grote nadelen voor mens en milieu is er maar één conclusie: niet doen dus!‟140

Greenpeace doet onderzoek naar alternatieven, doet steekproeven bij scheepsladingen

137

Ibidem, 173-180.

138http://www.greenspirit.com/key_issues/the_log.cfm?booknum=12&page=1 essay op de website van Greenpeace medeoprichter Patrick Moore, bezoekdatum 1-9-2010.

139

http://www.greenpeace.nl/campaigns/gentech/ bezoekdatum 8-6-2010.

52 om genetische modificatieop het spoor te komen, lobbyt bij de Nederlandse en Europese overheden, voert acties op proefvelden, spant rechtszaken aan en informeert burgers en consumenten. Ze vindt haar eigen campagne een succes want: „Nederland is nog steeds gentechvrij!‟ Een van de laatst genoemde activiteiten was het met een confettikanon schieten van biologische bloemen op een proefveld met genetisch gemodificeerdemaïs van Monsanto. De bloemen groeien sneller dan de maïs en het proefveld werd hiermee dus effectief vernield. Greenpeace formuleert het anders, de bloemen voorkomen volgens hen de verspreiding van genetisch gemodificeerd stuifmeel.141

Een andere internationale organisatie is Friends of the Earth. Zij hebben een

wereldwijde campagne genaamd „food sovereignity‟ waar genetische modificatie onder valt. Doel van de campagne is om de traditionele kleinschalige landbouw te beschermen tegen grote multinationals.142 De organisatie heeft geen Nederlandse afdeling, maar op de website van de Europese afdeling kunnen deelnemers hun minister via een standaardbrief vragen om Europa GM-vrij te houden en staat allerlei nieuws over genetische modificatie.143 Op de website van de Engelse afdeling kun je een door de organisatie opgesteld mailtje sturen naar een aantal supermarkten, doel van de actie is genetische modificatie uit de supermarkten te weren. Bij deze actie vind je ook meer informatie over genetische modificatie in voedsel en veevoer. De beweging wil duidelijk geen genetisch gemodificeerde gewassen in veevoer of voedsel.144 In 2004 publiceerde de organisatie een boekje over genetisch gemodificeerde gewassen. Het valt op dat alleen de nadelen worden genoemd en dat er erg selectief naar bronnen wordt verwezen.145 Zo worden onderzoeken als het beruchte monarchvlinder

onderzoek aangehaald en wordt nergens vermeldt dat dit onderzoek erg controversieel was.146 Er wordt diverse keren benadrukt dat genetische modificatie iets anders is dan traditioneel veredelen.De argumentatie tegen genetische modificatie heeft drie onderdelen:

milieubezwaren, gezondheidsproblemen en sociaaleconomische bezwaren. De genoemde milieubezwaren zijn: genuitwisseling, resistente insecten, er zijn meer in plaats van minder chemicaliën nodig en angst voor superonkruiden. Gezondheidsbezwaren zijn: nieuwe allergieën, antibioticaresistentie en verhoogde concentraties gifstoffen in planten. Sociaaleconomische bezwaren zijn: bedrijven willen de macht over landbouw en 141http://www.greenpeace.nl/campaigns/gentech/wat-wij-nu-doen bezoekdatum 8-6-2010. 142http://www.foei.org/en/what-we-do/food-sovereignty bezoekdatum 8-6- 2010. 143http://www.foeeurope.org/GMOs/Index.htm bezoekdatum 8 -6-2010. 144 http://www.foe.co.uk/campaigns/biodiversity/press_for_change/asda_rolls_back_on_gm_23592.html bezoekdatum 8-6-2010.

145 Friends of the Earth International, Genetically Modified Crops: A Decade of Failure, 1994-2004, (Amsterdam: Friends of the Earth International, 2004), 1-51.

53 voedselproductie en er zijn geen voordelen voor consumenten.147 Tot slot geeft de

organisaties tien duidelijke conclusies over hun visie op genetische modificatie:

1. „GM is een radicale nieuwe technologie en genetisch gemodificeerde organismen (ggo‟s) zijn anders dan conventionele organismen.‟

2. „Ggo‟s zijn in het milieu geïntroduceerd zonder begrip van hun milieu, gezondheid en sociaaleconomische gevolgen.‟

3. „De eerste tien jaar van commerciële ggo‟s was een mislukking.‟ 4. „GM -gewassen geven het bedrijfsleven de macht over de landbouw.‟

5. „Landen moeten het recht hebben om GM -gewassen, voedsel of veevoer te weigeren.‟ 6. „GM kan de wereld niet voeden.‟

7. „Originele natuur en diversiteit moeten worden beschermd.‟ 8. „Er is een internationaal aansprakelijkheidsregime nodig.‟

9. „GM -gewassen zijn in strijd met duurzame landbouw en voedselveiligheid.‟ 10. „Er zijn haalbare en praktische alternatieven voor GM.‟148

In deze conclusies en de eerder genoemde argumenten van zowel Friends of the Earth als Greenpeace zijn de kernbezwaren die Stewart onderscheidt duidelijk te herkennen. Zo is de antibedrijfsleven houding duidelijk aanwezig en pleiten beide organisaties voor biologische landbouw.

Veel onderdelen van de milieubewegingen hebben meer met religie en sociologie dan met wetenschap te maken. Toch hebben wetenschappers wel interactie met de

milieubewegingen en bovendien is biotechnologie een multidisciplinaire wetenschap. Zo zijn de wetenschappers die in het bedrijfsleven werken, meestal voor genetische modificatie omdat ze hun brood moeten verdienen, maar als ze ertegen waren, waren ze waarschijnlijk niet in de industrie gaan werken. Wetenschappers die bij bedrijven werken worden vaak gezien als bevooroordeeld, maar volgens Stewart valt dat over het algemeen erg mee. Het tegenovergestelde hiervan zijn de milieubewegingen die tegen het bedrijfsleven ageren, maar