Probleem van de week 0 VWO 5 redox
Geef telkens eerst de reactievergelijking van de reactie en daarna de twee correcte, zo eenvoudig mogelijke halfreacties.
Bedenk dat:
- de stoffen F2, Cl2, Br2, I2, H2, N2 en O2 zijn en niet F, Cl, Br, I, H, N en O!
- je de volgende elektrovalenties (“ionladingen”) moet kennen: 1. Li, Na, K, Ag 1+
2. Mg, Ca, Ba 2+
3. Al 3+
4. Fe 2+ of 3+ 5. overige metalen meestal 2+ 6. F, Cl, Br, I 1-
7. O, S 2- (O 1- in H2O2)
8. N, P 3-
9. H 1+ (soms 1-)
- Je veel elektrovalenties ook in het PS kunt checken:
groep1 1+, groep 2 2+, groep 13 3+, groep 15 3-, groep 16 2-, groep 17 1-. Ook kun je in tabel 45A “spieken”.
Opgaven:
1 magnesium reageert met zwavel tot magnesiumsulfide 2 kalium reageert met broom tot kaliumbromide
3 barium reageert met jood tot bariumjodide
4 magnesium reageert met zuurstof tot magnesiumoxide 5 zilver reageert met zuurstof tot zilveroxide
6 aluminium reageert met chloor tot aluminiumchloride 7 zink reageert met fosfor tot zinkfosfide
8 natrium reageert met stikstof tot natriumnitride 9 ijzer reageert met zuurstof tot ijzer(III)oxide