• No results found

Nederlands

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nederlands"

Copied!
19
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2017

Nederlandse taal schrijfvaardigheid

Tijdvak 1 Dinsdag 9 mei 09.00 – 11.30 uur College-examen schriftelijk Opgavenboekje VF-1001-s-17-1-o

(2)

Vwo Nederlandse taal

Schrijfvaardigheid

Algemene instructie bij onderwerp 1 en 2

Als onderdeel van het college-examen maak je een schrijfopdracht. De toets duurt 150 minuten.

Je kiest onderwerp 1 of 2. Het is de bedoeling dat je aan de hand van de

aangeboden teksten een artikel schrijft. Je kiest daartoe slechts één opdracht en maakt in geen geval meerdere opdrachten. Geef bovenaan je tekst duidelijk aan

voor welke opdracht je gekozen hebt door de letter A, B, C of D te noteren.

Gebruik de volgende richtlijnen:

• Ga uit van de tekstsoort en het publiek, zoals in de opdracht is aangegeven.

• Zorg voor een duidelijke alinea-indeling.

• Bedenk een pakkende titel.

• Bedenk minstens drie tussenkopjes van maximaal zes woorden.

• Het is niet de bedoeling dat je de inleiding bij onderwerp 1 of 2 overneemt in je eigen schrijfproduct.

• Let op zinsbouw, stijl en spelling.

Gebruik minimaal 600 woorden en niet meer dan 750 woorden. Vermeld het aantal woorden onder je tekst.

(3)

Inleiding

De robotisering van de zorg

De documentaire 'Ik ben Alice' van regisseur Sander Burger ging in januari 2015 in première op het International Film Festival in Rotterdam. Eenzame ouderen worden in de film verzorgd door de robot Alice. Eind mei won de film de Eurekaprijs, een prijs voor het onder de aandacht brengen van wetenschap bij een breed publiek. Burgers film maakte veel discussie los over de robotisering van de zorg.

Opdracht A

Schrijf voor de lezers van een regionale krant een betoog waarin je jouw mening geeft over de robotisering van de zorg. Je neemt in ieder geval de volgende informatie-elementen op:

1. Een inleiding waarmee je de aandacht van de lezers trekt en waarin je jouw standpunt aan de orde stelt door middel van een stelling.

2. Drie argumenten die pleiten voor jouw standpunt. Gebruik een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen aanhalingstekens.

3. Twee tegenargumenten waarvan je er een weerlegt. Gebruik een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen aanhalingstekens. 4. Een slot met een conclusie die aansluit bij jouw stelling.

Opdracht B

Schrijf voor de lezers van een regionale krant een beschouwing over de robotisering van de zorg. Je neemt in ieder geval de volgende informatie-elementen op:

1. Een inleiding waarmee je de aandacht van de lezers trekt en waarin je het verschijnsel beschrijft. Besluit de inleiding met een hoofdvraag.

2. Een visie van voorstanders onderbouwd met drie argumenten. Gebruik een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen

aanhalingstekens.

3. Een visie van tegenstanders onderbouwd met drie argumenten. Gebruik een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen

aanhalingstekens.

4. Een samenvattend slot waarin je jouw eigen visie opneemt. De teksten die je kunt gebruiken, zijn:

(4)

Scheffelaar, Aukelien en Brechtje Walburgh Schmidt (2015, 23 juli). De zorgrobot wordt uw beste vriend. Geraadpleegd op

http://www.nrc.nl/handelsblad/van/2015/juli/23/de-zorgrobot-wordt-uw-beste-vriend-1520096.

Kaaden, Anne-Martijn van der (2014, 20 maart). Knuffelen met een zorgrobot. Geraadpleegd op http://www.nrc.nl/handelsblad/van/2014/maart/20/knuffelen-met-een-zorgrobot-1357542.

Hintum, Malou van (2014, 28 april). Werken in de zorg: een hondenbaan.

Geraadpleegd op http://politiek.tpo.nl/column/werken-de-zorg-een-hondenbaan.

(5)

De zorgrobot wordt uw beste vriend

Kan een robot de leefomstandigheden van fysiek beperkte mensen en ouderen verbeteren? Ja, kun je al snel concluderen na het zien van de prijswinnende

documentaire 'Ik ben Alice'. Op een ontroerende manier zien we eenzame ouderen in het gezelschap van Alice, een robot in ontwikkeling om in de toekomst te voldoen aan de vraag naar toenemende zorg. Hulpverleners en familieleden zijn sceptisch en dat is niet vreemd. Maar als aan ethische voorwaarden voldaan wordt, heeft de zorgrobot als BFF ('best friend forever') de toekomst.

Praten we over zorgrobots, dan hebben we het over grofweg drie typen robots die in de toekomst van de zorg een rol gaan spelen: de robot die ondersteunt bij dagelijkse handelingen, de robot die toezicht houdt en de robot die gezelschap biedt. Alice valt onder het laatste type en heeft als doel eenzaamheid tegen te gaan. De grootste uitdaging — de zorgrobot als oplossing voor de toenemende zorg — heeft met een aantal ethische voorwaarden te maken. Het is echter niet gemakkelijk om aan alle voorwaarden te voldoen.

Ten eerste moet een robot de autonomie van de mens centraal stellen met respect voor de keuzes van de gastheer. Niels Schuddeboom, door een lichamelijke

handicap gebonden aan een elektrische rolstoel, experimenteert met een 'telepresence'-robot. Daarmee kan hij virtueel aanwezig zijn bij een opleiding in België. Hij had de ervaring onderdeel van de groep te zijn. "Wanneer iemand iets zei, kon ik mij naar die persoon toedraaien en tijdens een tweegesprek met mijn

dialoogpartner konden wij ons een beetje afzonderen voor een betere

verstaanbaarheid. Net als in het echt." Sommigen beargumenteren echter dat een verkeerd ingestelde robot de autonomie kan onderdrukken, omdat ongevoelige communicatie de menselijke waardigheid kan aantasten. Maar wanneer is een robot eerlijk en wanneer wordt deze bot en ongevoelig?

Daarnaast is het van belang dat een robot de privacy van de mens waarborgt en tegelijkertijd de veiligheid vergroot. Niemand wil dat de mantelzorger via een livestream meekijkt als je naar het toilet gaat. Daarom moet een robot geen

informatie kunnen delen zonder toestemming. Het wordt echter lastiger als de robot in een gevaarlijke situatie hulp moet inroepen. Denk aan een extreem geval waarin de robot wordt opgedragen een zelfmoordpoging te faciliteren. Is in zo’n geval veiligheid belangrijker dan privacy en autonomie, en moet de robot hulp vragen? Waar wordt de grens gelegd en vooral: wie bepaalt dat?

Een andere voorwaarde voor een succesvolle inzet van een robot is wanneer de robot gevoelens van sociale verbondenheid vergroot en daarmee eenzaamheid tegengaat. Zo kan een robot contact met dierbare vrienden en familie bijvoorbeeld stimuleren via een ingebouwde Skypemogelijkheid. Of zoals Alice, die een oudere vroeg of ze haar zoon in Portugal nog gesproken had. Alice werd in eerste instantie kritisch ontvangen. We zagen echter dat alle ouderen zich op den duur gingen hechten aan Alice en emotioneel werden bij het afscheid.

(6)

De centrale vraag bij dit dilemma is: is een robot wenselijk in de rol van iemands beste vriend(in)? Een van de zorgverleners vindt van niet: "Intermenselijk contact is een van de belangrijkste dingen die wij kunnen bieden. Het krijgen van een band met de cliënt en daarom iets meer kunnen betekenen als mens met warmte en

aandacht." Maar wat moet een robot doen als de gebruiker zelf beslist dat hij geen behoefte heeft aan sociaal contact met mensen?

Tot slot is er nog één vraag van belang: wie is er verantwoordelijk voor (grote) fouten in de ondersteuning van de robot? Kan een robot verantwoordelijk gehouden worden als hij een hete kop thee over zijn gebruiker heen gooit? De ontwikkelaar definieert de processen en condities waarin een systeem de robot wordt gebruikt. Kan daarom de ontwikkelaar aansprakelijk worden gesteld voor mogelijke fouten in het ontwerp?

Er zijn nog vele hobbels te nemen voordat robots in de reguliere ondersteuning kunnen worden ingezet en daardoor de leefomstandigheden van gebruikers gaan verbeteren. Kant-en-klare antwoorden op de ethische dilemma’s bestaan niet. Wel moet de discussie worden gevoerd. De kans is reëel dat uzelf over enkele decennia met een zorgrobot in huis zit. Nu kunt u iets zeggen over uw toekomst. Hoe ziet uw robot-BFF er later uit?

Bron: Scheffelaar, Aukelien en Walburgh Schmidt, Brechtje (2015, 23 juli). De zorgrobot wordt uw beste vriend. Geraadpleegd op http://www.nrc.nl/handelsblad/van/2015/juli/23/de-zorgrobot-wordt-uw-beste-vriend-1520096.

(7)

Knuffelen met een zorgrobot

Maarten Steinbuch, hoogleraar systeem- en regeltechniek aan de Technische Universiteit Eindhoven, vraagt het publiek te reageren op de stelling die boven zijn hoofd staat geprojecteerd: 'De robot is je allerbeste vriend.'

Gehoorzaam pakken de mensen in de zaal hun telefoon om te stemmen via de speciale app die ze zojuist hebben geïnstalleerd. Met de uitslag die even later op het scherm verschijnt, is Steinbuch niet ontevreden: 44 procent is het met zijn stelling eens. "Heel goed", zegt de hoogleraar lachend. "Dan is het nu misschien tijd om Amigo het podium op te roepen."

Vanuit de coulissen komt Amigo aangereden. Anderhalve meter hoog, knipperende ledlampjes en een onderstel op wieltjes — een robot zoals een robot eruit hoort te zien. In een van zijn armen heeft de robot een flesje Spa geklemd. "Ik heb het hoor Amigo, laat maar los", zegt Steinbuch. Hij richt zich weer tot de zaal. "Dit is de zorgrobot die wij aan de TU Eindhoven hebben ontwikkeld. U ziet dat het allemaal nog wat langzaam gaat."

De aanwezigen op het Health Valley Event in Nijmegen krijgen een kijkje in de toekomst van de gezondheidszorg. Ze houden zich niet alleen bezig met het produceren van geavanceerde medische apparatuur, maar de laatste jaren ook steeds meer met toepassingen van ICT. Daardoor wordt het bijvoorbeeld mogelijk online een afspraak te maken in het ziekenhuis of met behulp van 'telemonitoring' een chronische aandoening in de gaten te houden. Samen zetten de bedrijven in deze sector naar schatting jaarlijks 10 miljard euro om.

Topsector

Medische technologie valt onder 'Health & life sciences', een van de negen

topsectoren waarin de overheid sinds 2011 extra investeert. Dat is niet verrassend: de sector was in dat jaar met een omzetgroei van ruim 6 procent een van de snelst groeiende takken van industrie. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek omvat de sector 39.000 banen, verdeeld over 2.290 bedrijven.

Het merendeel van die bedrijven behoort tot het midden- en kleinbedrijf. Ongeveer 90 procent van alle bedrijven in de sector heeft minder dan vijftig werknemers. "Je krijgt eerst Philips, en dan een hele tijd niets", zo laat een woordvoerder van werkgeversorganisatie FME-CWM weten.

Dat Philips een steeds grotere speler wordt op het gebied van medische technologie, bleek onlangs nog. In januari werd bekend dat het bedrijf op de ranglijst van het Europees Octrooibureau de grootste internationale aanvrager is in de categorieën medische technologie en instrumentmetingen. De gezondheidstak van Philips beslaat inmiddels 42 procent van de bedrijfsactiviteiten, aanzienlijk meer dan verlichting (34 procent) en consumentenelektronica (21 procent).

In zijn praatje bij de opening van het Health Valley-congres gaat Hans de Jong, directeur van Philips Benelux, in op deze ontwikkelingen. "We merken dat het huidige

(8)

stelsel vraagt om veranderingen." Hij ziet een aantal trends in de gezondheidszorg. We kunnen continu alles meten en uit allerlei verschillende bronnen informatie verkrijgen, en die 'big data' stellen ons in staat gezondheidszorg te personaliseren. Daarnaast vindt zorg steeds vaker plaats buiten de muren van het ziekenhuis en staat iedereen dankzij internet altijd in verbinding. De techniek is volgens De Jong dan ook niet meer het grootste struikelblok. "Het succes van innovatie in de zorg wordt niet langer bepaald door technologische mogelijkheden, maar door het gedrag van de patiënt en betaalmodellen."

Betaalmodellen

Naar die betaalmodellen wordt steeds kritischer gekeken. Volgens zorgverzekeraars is technologische innovatie een van de belangrijkste redenen dat de kosten van de zorg in Nederland nog altijd stijgen. Deze hebben inmiddels het astronomische bedrag bereikt van 93 miljard euro per jaar.

Zo is er veel kritiek op de door zeventien Nederlandse ziekenhuizen aangeschafte Da Vinci-robot, een gevaarte van 550 kilo dat zo’n 2 miljoen euro moet kosten. Die operatierobot wordt met name ingezet voor verrichtingen die even secuur en veel goedkoper door een mens verricht kunnen worden. Er zijn wel alternatieven ontwikkeld, maar die kunnen vanwege patenten voorlopig niet worden ingezet. Maar er klinkt ook andere kritiek op het congres in Nijmegen. Hebben zieke of oude mensen niet een ‘warme hand’ nodig in plaats van een kille robotarm? Hoogleraar Maarten Steinbuch beantwoordt deze vraag met een wedervraag: "Stelt u zich eens voor dat het 2040 is. Dan is 25 procent van de mensen in Nederland ouder dan tachtig. Wat moeten we dan doen? Deze mensen laten vereenzamen of zorgen dat er in hun huiskamers robots zijn, die meelopen en extra zorg en communicatie mogelijk maken? Ik denk dat we geen keuze hebben. We knuffelen straks met aangeklede elektronica."

En als hij de keuze wel zou hebben? Dan heeft hij natuurlijk liever een mens, bekent de hoogleraar. "Mag ik dan ook kiezen wat voor mens? Dat lijkt me wel belangrijk." De zaal stemt toe. Steinbuch: "Dan kies ik voor een blonde. Met mooie lippenstift."

Bron: Kaaden, Anne-Martijn van der (2014, 20 maart). Knuffelen met een zorgrobot. Geraadpleegd op http://www.nrc.nl/handelsblad/van/2014/maart/20/knuffelen-met-een-zorgrobot-1357542.

(9)

Werken in de zorg: een hondenbaan

In alle discussies over bezuinigingen op de thuiszorg hoor je er niemand over: het inzetten van honden. Hulphonden zijn relatief goedkoop, kunnen wel 70

vaardigheden aanleren inclusief een banaan pellen , hebben geen

afgebakende werktijden en zijn, anders dan apparaten, echte maatjes voor een mens.

Aanmodderen en afwachten

Mensen die zo lang mogelijk thuis willen of moeten blijven wonen, zullen

afhankelijker worden van de bereidheid van anderen om een helpende hand toe te steken. De 'zelfregie' in de zorg betekent nu vaak aanmodderen en afwachten. Op zorg die eerst vanzelfsprekend was, wordt bezuinigd. De mantelzorg die daarvoor in de plaats moet komen, is vaak lastig te regelen. En dat is ook logisch. Kinderen wonen lang niet altijd in de buurt, werken buitenshuis, en hebben zelf kinderen om voor te zorgen. Ze hebben geen tijd om de dagelijkse zorg voor hun ouder(s) op zich te nemen. Het sociale netwerk rond de oudere zelf is meestal ook al van zekere leeftijd. Een 83-jarige die wordt geholpen door iemand van 78; mooi dat het gebeurt, maar het zal niet lang meer duren of die 78-jarige heeft zelf hulp nodig.

Dit probleem wordt urgenter, maar is niet nieuw. In de zorg wordt al langer

nagedacht over technologische innovaties die mensen ondersteunen bij zelfzorg en die zorg op afstand mogelijk maken. 'Smart lock', beeldschermzorg en het

zorghorloge zijn er voorbeelden van.

Daarnaast worden er dure robots ontwikkeld, die mensen in de toekomst moeten helpen met praktische taken, herinneren aan hun eten en medicijnen, en aanzetten tot lichaamsbeweging. 'Sociale' robots worden ze genoemd, maar het knuffelgehalte is niet erg hoog. En dat terwijl veel oudere mensen zoveel baat hebben bij een echt levend wezen om hen heen.

Helpende poot

Dat er wordt geïnvesteerd in technologie, begrijp ik wel. Maar dat volkomen wordt genegeerd wat een helpende poot kan, daar begrijp ik niets van. Want dat is heel wat, zoals de hulphond Kaiko demonstreert: de was doen, boodschappen halen, alarm slaan, het uittrekken van jas, broek en schoenen, het omdraaien in bed, helpen met injecteren en wat al niet meer. Honden kunnen bovendien dingen die gewone mensen — laat staan apparaten — niet voor elkaar krijgen.

50 miljard versus 43.000 euro

De Europese Commissie heeft de afgelopen 7 jaar ruim 50 miljard euro uitgetrokken voor het programma 'Domotica & Smart Living'. Dat had wel een onsje minder

gemogen. De opleiding van een hulphond kost 43.000 euro. Daarna werkt de hond 8 tot 9 jaar tegen kost en inwoning, met plezier. Vierentwintig uur per etmaal

(10)

In Nederland zijn op dit moment 304 hulphonden actief. Stichting Hulphond hoopt dit jaar 89 honden op te leiden. 'Dogs & Smart Living', ik vind het best een paar miljoen waard.

Bron: Hintum, Malou van (2014, 28 april). Werken in de zorg: een hondenbaan. Geraadpleegd op http://politiek.tpo.nl/column/werken-de-zorg-een-hondenbaan.

(11)

Inleiding

Geef het onderwijs terug aan de leraar

In 2015 ontstond het initiatief voor het oprichten van een Nationale Lerarenraad waarin docenten van alle schoolniveaus samen bepalen wat kinderen in het basis-, voortgezet, speciaal en middelbaar (beroeps)onderwijs moeten leren. Zij legden hun ideeën neer in een manifest. Volgens deze leraren is het lesprogramma

dichtgetimmerd en klagen leerlingen over een gebrek aan samenhang en kwaliteit. Door voor- en tegenstanders wordt veel gediscussieerd over de toekomst van het onderwijs.

Opdracht C

Schrijf voor de lezers van een regionale krant een betoog waarin je jouw mening geeft over de toekomst van het onderwijs. Je neemt in ieder geval de volgende informatie-elementen op:

1. Een inleiding waarmee je de aandacht van de lezers trekt en waarin je jouw standpunt aan de orde stelt door middel van een stelling.

2. Drie argumenten die pleiten voor jouw standpunt. Gebruik een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen aanhalingstekens.

3. Twee tegenargumenten waarvan je er een weerlegt. Gebruik een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen aanhalingstekens. 4. Een slot met een conclusie die aansluit bij jouw stelling.

Opdracht D

Schrijf voor de lezers van een regionale krant een beschouwing over de toekomst van het onderwijs. Je neemt in ieder geval de volgende informatie-elementen op:

1. Een inleiding waarmee je de aandacht van de lezers trekt en waarin je het verschijnsel beschrijft. Besluit de inleiding met een hoofdvraag.

2. Een visie van voorstanders onderbouwd met drie argumenten. Gebruik een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen

aanhalingstekens.

3. Een visie van tegenstanders onderbouwd met drie argumenten. Gebruik een relevant citaat uit onderstaande bronnen. Zet dit citaat tussen

aanhalingstekens.

(12)

De teksten die je kunt gebruiken, zijn:

Dijk, M. van (2015, 28 augustus). Luister naar de leraar. Geraadpleegd op https://blendle.com/i/trouw/luister-naar-de-leraar/bnl-trn-20150828-4945740. Truijens, A. (2015, 29 augustus). Ga terug naar de leraar die zelf zijn les bedenkt. Geraadpleegd op http://www.volkskrant.nl/opinie/ga-terug-naar-de-leraar-die-zelf-zijn-les-bedenkt~a4131347/.

Vries, M. de (2015, 25 augustus). Leraren willen meer te zeggen krijgen over

lesprogramma's. Geraadpleegd op https://blendle.com/i/trouw/leraren-willen-meer-te-zeggen-krijgen-over-lesprogrammas/bnl-trn-20150825-4929133.

(13)

Luister naar de leraar

Leraren eisen meer zeggenschap over de inhoud van hun lessen. Is dat terecht? En is het eigenlijk wel zo logisch dat het onderwijs permanent verandert? Leraren hebben te weinig inspraak bij het vaststellen van de lesprogramma's die ze moeten afwerken. Dat vindt een groep leraren die zich verenigd heeft onder de naam 'Leraar2032'. De groep publiceerde een manifest.

Een commissie onder leiding van socioloog Paul Schnabel probeert momenteel te bedenken hoe het Nederlandse onderwijs er in de nabije toekomst uit moet gaan zien. Deze commissie gebruikt daarbij onder andere de ideeën uit de 'nationale brainstorm Onderwijs', waarbij iedereen kon meedenken over de vraag wat kleuters van nu zouden moeten kunnen in 2032. De gemeente Amsterdam schreef een prijsvraag uit waarbij mensen mochten stemmen op verschillende nieuwe schoolmodellen die als in een wedstrijd met elkaar concurreren.

Wie behoort de vorm en inhoud van het onderwijs te bepalen? En is het logisch dat onderwijs voortdurend zo sterk onderhevig is aan vernieuwingen? Ger Groot, docent wijsgerige antropologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam zegt: "In de moderne tijd is de verantwoordelijkheid voor het onderwijs meer en meer bij de staat komen te liggen. In Frankrijk, Spanje en andere Zuid-Europese landen zie je nog altijd heel sterk dat naties het onderwijs gebruiken als instrument voor de vorming van staatsburgers. Dat beantwoordt aan een oud republikeins ideaal. In Nederland en andere van oudsher protestantse landen in noordelijker Europa bleef de invloed van de kerk groot. Het model van de scholen deed hier ook denken aan dat van de protestantse kerk: geen sterke centrale leiding, veel invloed van individuen en lokale gemeenschappen. Dat leidde tot versplintering en decentralisatie. Uit die traditie stammen ook initiatieven als de 'Nationale Wetenschapsagenda' en de 'Nationale Brainstorm Onderwijs', waarbij burgers mogen voorstellen wat wetenschappers moeten gaan onderzoeken en wat leraren moeten gaan onderwijzen. In mijn ogen zet dat soort initiatieven de wereld op zijn kop. Het publiek mag om de haverklap iets roepen en de politiek doet dat al evenzeer. De politiek is weliswaar de mond van de staat, maar ideologisch spreekt deze mond natuurlijk geen neutrale taal. Het gevolg is dat het onderwijs zich almaar moet aanpassen aan wat uit de maatschappij en uit de Kamer opklinkt. Maar de staat zou alleen de cognitieve einddoelen moeten vaststellen: bepalen wat leerlingen uiteindelijk moeten weten."

Gert-Jan van der Heiden, hoogleraar metafysica aan de Radboud Universiteit te Nijmegen zegt: "Inderdaad, de staat moet de einddoelen vaststellen. Anders

ontbreekt een centrale regie en regeert de willekeur. Maar de vraag is eerder: naar wie moet de staat daarbij luisteren? Ik denk dat het onterecht is om een tegenstelling te creëren tussen de staat en de individuele docent die ontevreden is omdat hij zijn verhaal onvoldoende kwijt kan, of de liefde voor zijn eigen vak niet genoeg meer kan doorgeven. De inhoud van de vakken zou wel degelijk aan de professionals moeten worden overgelaten. Niet aan individuen, maar aan een kader van specialisten die zelf voor de klas staan. Dat lijkt me ook ongeveer wat in het manifest van Leraar2032 beoogd wordt met een 'Nationale Lerarenraad'. Degenen die de inhoud van het vak kennen, zouden de zwaarste stem moeten hebben in het advies aan de staat ten

(14)

aanzien van de einddoelen. Anders dreigt het gevaar dat de kennis en vertrouwdheid met het vak onvoldoende gewogen worden in het onderwijsbeleid. In die zin zouden staat en staatsburgers inderdaad meer moeten luisteren naar de leraar. Ik denk dat de burgers dit trouwens heel goed aanvoelen: ze brengen hun kinderen naar school. Daaruit alleen al blijkt dat ze denken dat een leraar hun kroost iets gaat bijbrengen. Ze zouden onaangenaam verrast zijn als een leraar hun vervolgens zou vragen: 'Weten jullie misschien wat ik jullie kind zou moeten leren?'"

Groot zegt: "Tot in de jaren zestig waren de eisen vrij cognitief gestuurd. Je moest weten wat en hoe. Wanneer vond de slag bij Nieuwpoort plaats? Hoe maak je een staartdeling? Wanneer spel je 'word' en wanneer 'wordt'? Het grootste probleem van het Nederlandse onderwijs is dat men het aanleren van dit soort elementaire kennis en vaardigheden als achterhaald is gaan beschouwen. Grammaticale regels werden niet belangrijk meer gevonden. Het gevolg is nu dat een bedroevend groot deel van de eerstejaarsstudenten geen foutloze zin meer kan schrijven. Dat heeft niet alleen gevolgen voor het taalgebruik. Door bijvoorbeeld te leren wanneer je een d, een t of een dt moet schrijven, leerde een kind ongemerkt óók een zekere mate van abstract denken. Het leerde begrijpen wat een regel is, een belangrijke grondslag voor de denkvaardigheden die het later zo hard nodig zou hebben. Hetzelfde geldt voor de waarde van parate kennis. Die wordt schromelijk onderschat. Natuurlijk is het steeds belangrijker geworden dat we dingen kunnen opzoeken. De kennis is nu zo groot en complex dat we die niet meer allemaal kunnen onthouden en de hoeveelheid direct beschikbare informatie is bijkans onuitputtelijk. Maar een flinke hoeveelheid parate kennis is wél nodig om te weten wát je moet opzoeken, wat relevant is, ja dát er überhaupt iets op te zoeken valt. Als je niet weet of Karel de Grote voor of na Napoleon kwam, kan je niet over de geschiedenis denken."

Van der Heiden geeft aan: "Toen ik op de universiteit wiskunde doceerde, merkte ik ook dat het niveau van de nieuwe studenten lager werd na de invoering van het studiehuis in de jaren negentig. Toch denk ik dat het iets te simplistisch is om te zeggen dat de nadruk zou moeten blijven liggen op kenniseisen en klassieke methodes als stampen en hoofdrekenen. We leven in een snel veranderende maatschappij en die stelt begrijpelijkerwijs ook andere eisen aan het onderwijs. Bovendien moeten we uitkijken dat wij op onze beurt niet op de stoel van de leraar gaan zitten. Dan doen we precies waar die leraren ons in hun manifest op proberen te wijzen: we pretenderen dat wij hun moeten vertellen wat goed onderwijs is." Groot merkt op: "Waar het mij vooral om gaat, is dat een leraar nooit gedegradeerd

(15)

dergelijke rol te spelen."

Bron: Dijk, M. van (2015, 28 augustus). Luister naar de leraar. Geraadpleegd op https://blendle.com/i/trouw/luister-naar-de-leraar/bnl-trn-20150828-4945740.

(16)

Tekst 2

Ga terug naar de leraar die zelf zijn les bedenkt

Er moet een Nationale Lerarenraad komen, vindt een groep aan de weg timmerende docenten. In organen als de VO-Raad en de PO-Raad zitten geen docenten, zoals je zou denken, maar schoolbestuurders en managers, die niet per se de belangen dienen van leraar en leerlingen. Die raden, met hun schimmige status, beslissen óver docenten, samen met het ministerie. Docenten, altijd hardnekkig en zoetsappig 'professionals' genoemd, zijn de uitvoerders van wat anderen hebben bedacht. Dat maakt het leraarschap niet aantrekkelijk.

Een goed idee dus van Jasper Rijpma en negentien anderen, die zich Leraar2032 noemen en een manifest schreven. Zij willen een raad waarin leraren uit het basis-, voortgezet, speciaal en middelbaar (beroeps)onderwijs samen bepalen wat hun leerlingen moeten leren. Het manifest is een open brief aan de commissie-Schnabel, die momenteel werkt aan het ontwerpen van 'toekomstbestendig' onderwijs. Dit is een vervolg op #onderwijs2032, de actie waarbij heel Nederland ideeën over

onderwijs in de Twitterbus mocht werpen. Niet alleen docenten, maar ook allerhande aanbieders van cursussen mindfulness en yoga wierpen hun duiten.

In hun manifest Leraar2032 staan vervelende neologismen als 'feedbackloops', 'stakeholders' en 'mesoniveau', maar inhoudelijk is het hoopgevend. De schrijvers zijn voorstanders van een 'kerncurriculum', waarin de minimaal vereiste kennis en vaardigheden zijn vastgelegd, maar het is aan de leraren om daaraan vorm te geven, in overleg met elkaar. Niet slaafs werken uit een al dan niet digitaal schoolboek, maar zelf programma's bedenken, die aansluiten bij andere vakken, bij het echte leven en die precies voor de eigen leerlingen geschikt zijn. Eigenlijk zoals de beste leraren dat deden, voordat zij werden bekogeld met leerplannen, kerndoelen en ontwikkeltrajecten, en voordat hordes onderwijsadviseurs zich op die groeimarkt stortten.

Zelf je lessen bedenken, dat vergt wel goede leraren, die creatief en ondernemend zijn en uit eigen kennis kunnen putten. Dat is altijd het pijnpuntje. De kwaliteit van de opleidingen, met name de pabo's, laat al enkele decennia te wensen over. Niet alleen volgens hoogopgeleide zeur-ouders, ook volgens de studenten. Van de pabo-afgestudeerden klaagt, volgens de Onderwijsinspectie, 20 procent over het lage niveau van examens en toetsen. Basisschoolleerkrachten moeten straks Engels

(17)

geschiedenis, aardrijkskunde en natuur & techniek, als ze in die vakken geen eindexamen hebben gedaan. Het werd een bloedbad, deze zomer. Nog niet alle gegevens zijn verwerkt, maar volgens 'Het Onderwijsblad' wordt gevreesd voor een afname van 30 tot 50 procent van het aantal eerstejaars. Door het afschrikeffect van de tentamens zijn er ook minder aanmeldingen. Ook nu zakken vooral voormalige mbo'ers. Dat is vreselijk jammer voor die studenten, vooral als ze bevlogen zijn voor het vak.

Toch moet het. Ook AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen, bang voor een dreigend lerarentekort, roept dat we de meeste afhakers keihard nodig hebben. Dat denk ik niet. Er is maar één begin van een oplossing voor de slepende problemen in het onderwijs: strenger selecterende lerarenopleidingen. Bij de academische pabo's is er géén leegloop. Een opleiding waar je niet zomaar naartoe mag, trekt betere en ambitieuzere studenten, en levert betere leraren af: zelfbewuste mensen die geïnspireerde manifesten schrijven. Zo raakt de pabo haar reputatie van 'gezellig knutselen met kinderen' kwijt. Dáár trek je op den duur weer goede studenten (m/v) mee.

Bron: Truijens, A. (2015, 29 augustus). Ga terug naar de leraar die zelf zijn les bedenkt. Geraadpleegd op http://www.volkskrant.nl/opinie/ga-terug-naar-de-leraar-die-zelf-zijn-les-bedenkt~a4131347/.

(18)

Tekst 3

Leraren willen meer te zeggen krijgen over lesprogramma's

Er moet een Nationale Lerarenraad komen waarin docenten van alle schoolniveaus samen bepalen wat kinderen op school moeten leren. Volgens de groep Leraar2032 hebben leraren nu veel te weinig inspraak in wat er op het lesprogramma staat. Door de grote hoeveelheid 'kerndoelen' waaraan scholen moeten voldoen, is het onderwijs dichtgetimmerd en klagen leerlingen over een gebrek aan samenhang tussen wat zij leren. Dat gaat ten koste van de kwaliteit van het onderwijs en het werkplezier van leraren, stelt de groep. "Als docenten samen nadenken over wat kinderen moeten leren, zullen schoolvakken beter op elkaar aansluiten", stelt Jasper Rijpma, mede-initiatiefnemer en leraar van het jaar.

Momenteel buigt een commissie onder leiding van socioloog Paul Schnabel zich over de vraag hoe het Nederlandse onderwijs toekomstbestendig kan worden gemaakt. De commissie gebruikt daarbij de ideeën die in de 'Nationale Brainstorm Onderwijs' werden geopperd, nadat staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs heel

Nederland vroeg om mee te denken over wat kleuters van nu in 2032 moeten weten en kunnen.

Mooi hoor, zo'n brede maatschappelijke discussie, stellen de docenten van

Leraar2032 in hun manifest 'In het curriculum toont zich de meester!', maar de stem van de docent wordt onvoldoende gehoord. De leraren willen voorkomen dat het debat gekaapt wordt door onderwijsadviesbureaus en andere bedrijfjes die er graag aan willen verdienen. "Het gevaar is dat zo'n debat al snel uitdraait op een

boodschappenlijstje voor het onderwijs. Dat zag je op sociale media gebeuren. Onder #2032 werd gepleit voor mindfulness, yoga, leiderschap, gezond eten; zaken waar zulke bedrijven aan denken te kunnen verdienen en die de carrièrekansen van leerlingen zouden moeten vergroten", zegt Alderik Visser, mede-initiatiefnemer en geschiedenisleraar.

De docenten pleiten voor een curriculum waarin evenwichtig aandacht is voor persoonlijke vorming, sociale ontwikkeling en voorbereiding op een baan. Nu draait het op school wel heel sterk om het laatste, vinden Rijpma en Visser. De docenten willen bovendien minder zaken verplicht stellen. Leraren moeten nu zoveel

verschillende thema's behandelen dat ze massaal naar de standaardlesmethoden grijpen, zegt Visser. "Docenten in Nederland zijn methodevolgers. Maar het kan echt

(19)

vernieuwing van de onderwijscurricula.

Een Nationale Lerarenraad zou daarvoor de lijnen moeten uitzetten, menen de docenten van Leraar2032. "We moeten geen doelen in graniet gaan beitelen", zegt Rijpma. "Als we vinden dat we het onderwijs moeten vernieuwen omdat de toekomst ongewis is, is het gek om dan weer allerlei zaken vast te leggen waarvan we niet weten of we ze over vijf of tien jaar nog nodig vinden", vult Visser aan. "We moeten permanent nadenken over wat we met onderwijs willen en wat voor mensen wij willen in de samenleving van de toekomst."

Zo'n Lerarenraad kan bovendien de politiek afremmen, die steeds nieuwe dingen van scholen vraagt. Tegelijkertijd kan in de gaten gehouden worden of het lesprogramma nog wel aansluit bij maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Hoe precies, dat is best ingewikkeld, erkennen Rijpma en Visser.

Bron: Vries, M. de (2015, 25 augustus). Leraren willen meer te zeggen krijgen over lesprogramma's. Geraadpleegd op

https://blendle.com/i/trouw/leraren-willen-meer-te-zeggen-krijgen-over-lesprogrammas/bnl-trn-20150825-4929133.

De bovenstaande teksten zijn bewerkt om ze geschikt te maken voor dit examen. Dit is gebeurd met respect voor de opvattingen van de auteur(s). Voor de oorspronkelijke tekst(en) kun je terecht in de vermelde bronnen. De Dienst Uitvoering Onderwijs is verantwoordelijk voor vorm en inhoud van dit examen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En andersom, welke kansen zou NOREA hebben gepakt wanneer het ook met een verhuizing op eigen benen zou zijn gaan staan, zich losrukkend van de perikelen die accoun- tancy eigen is

[r]

Mensen waarvan wordt ver- wacht dat zij niet binnen twee jaar aan het werk zijn, worden terug gemeld aan de gemeente voor alternatieve trajecten zoals vrijwilligerswerk of

WEGENS OVERWELDIGEND WEGENS OVERWELDIGEND WEGENS OVERWELDIGEND WEGENS OVERWELDIGEND WEGENS OVERWELDIGEND WEGENS OVERWELDIGEND WEGENS OVERWELDIGEND WEGENS OVERWELDIGEND

Mensen waarvan wordt ver- wacht dat zij niet binnen twee jaar aan het werk zijn, worden terug gemeld aan de gemeente voor alternatieve trajecten zoals vrijwilligerswerk of

OPEL Nederland B.V., handelende onder de naam OPEL Nederland, Lemelerbergweg 12, 1101 AJ Amsterdam, Nederland, Opel Automobile GmbH, Bahnhofsplatz, 65423 Rüsselsheim am

In het Dorpshuis van Noorderwijk vindt de zitdag elke voorlaatste maandag van de maand plaats, in het Dorpshuis van Morkhoven elke laatste maandag van de maand.. Van 18 tot 19

wijsvinger: iets wat je wel of niet leuk vindt aan de winter. middelvinger: hoe je je