• No results found

Vraag nr. 43 van 2 december 1999 van mevrouw PATRICIA CEYSENS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 43 van 2 december 1999 van mevrouw PATRICIA CEYSENS"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 43

van 2 december 1999

van mevrouw PATRICIA CEYSENS Kinderopvang – Bijkomende plaatsen

Ingevolge het belang dat het regeerakkoord hecht aan kinderopvang, besliste de minister bij het op-stellen van de begroting geld vrij te maken voor de creatie van 1.500 bijkomende plaatsen.

1. Heeft de minister reeds beslist welke vorm deze 1.500 bijkomende plaatsen aannemen: e r k e n d e en gesubsidieerde plaatsen, of plaatsen bij de diensten voor onthaalgezinnen ?

2. Bij Kind en Gezin liggen nog talloze aanvragen van opvanginitiatieven voor erkenning – en dus subsidiëring – van de afgelopen jaren te wachten.

Worden deze aanvragen in overweging geno-men indien er in het kader van de beloofde 1.500 plaatsen, erkende plaatsen worden toege-kend ?

3. Op dit moment bestaat er geen regelgeving over hoe nieuwe erkende plaatsen moeten worden t o e g e w e z e n . Er bestaat geen programmatie op basis van behoefte, noch een regel die zegt dat de toewijzing chronologisch volgens tijdstip van aanvraag dient te gebeuren.

Is er al beslist hoe de toewijzing van de nieuwe erkende plaatsen zal gebeuren ?

Antwoord

De Vlaamse volksvertegenwoordiger informeert naar de manier waarop bijkomende kinderopvang-plaatsen worden toegekend. Het is belangrijk daar-bij een onderscheid te maken tussen respectievelijk het jaar 2000 en de daaropvolgende jaren. Voor het jaar 2000 kunnen 1.500 plaatsen worden gecreëerd in de gesubsidieerde opvangsector. Het lijkt mij es-sentieel dat voor de jaren die daarop volgen, u i t-sluitend bij het beleidsplan Kinderopvang dat ik in het voorjaar van 2000 finaliseer, werk wordt ge-maakt van een programmatorische aanpak voor de hele sector van de kinderopvang, en niet enkel voor de gesubsidieerde dagopvang.

Het is in deze context dat ik in wat volgt de deel-vragen 1 en 2 samen neem wanneer ik mijn ant-woord formuleer.

1 en 2. De beslissingsruimte voor het toekennen van bijkomende plaatsen in 2000 is relatief. H e t is immers zo dat, zoals de Vlaamse volksverte-genwoordiger zelf aangeeft, op grond van eer-dere aanvragen van organiserende besturen door Kind en Gezin een aantal principiële ak-koorden zijn toegekend die in de loop van 2000 zullen kunnen worden gehonoreerd met een er-k e n n i n g. Zeer-ker in de sector van de er- kinderdag-verblijven verloopt er nogal wat tijd tussen res-pectievelijk het principieel akkoord, de reële startdatum en het moment van de feitelijke er-k e n n i n g. Maar ooer-k bij diensten voor opvangge-zinnen impliceert de toenemende moeilijkheid om opvanggezinnen te vinden dat er een tijds-spanne ontstaat tussen het geven van een princi-pieel akkoord tot uitbreiding door de raad van bestuur van Kind en Gezin en de eigenlijke re-alisatie van de uitbreiding.

Een en ander betekent dat het programmeren in de sector van de kinderopvang neerkomt op een permanent opvolgen en bijsturen van de d o s s i e r s t r o o m . Zo wordt door Kind en Gezin momenteel nauwgezet de evolutie gevolgd van die dossiers waarvoor de raad van bestuur, v a n-uit de zekerheid voor het jaar 2000 te kunnen beschikken over bijkomend 90 m i l j o e n , een er-kenningsgarantie formuleerde.

Een dergelijke pragmatische aanpak is onver-mijdelijk zolang er geen budgettair meerjaren-plan is. De pragmatiek gaat zelfs zover dat een dossier erkenbaar wordt geacht op grond van het gegeven dat de realisatie van een (ver)bouw(ing) wel of niet tijdens een bepaald kalenderjaar kan worden gerealiseerd. Dit bete-kent dat de bijkomende middelen die beogen het totaal aan bijgecreëerde plaatsen op 1.500 te b r e n g e n , toegekend zullen worden rekening houdende met een evaluatie van de voorliggen-de dossiers uit oogpunt van hun realisatieda-tum.

(2)

In deze context is het essentieel dat de V l a a m s e regering vanuit een meerjarenvisie de kwantita-tieve groei van de kinderopvangsector stuurt. I k zal in mijn beleidsplan daartoe de aanzet geven. 3. Om te vermijden dat ook in de toekomst vooral

praktische elementen de erkenning van dossiers blijven bepalen, moeten er in het kader van een structureel programmatiegebeuren twee basis-elementen worden voorbereid.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kind en Gezin – Boekenreeks "Allereerste stapjes" "Allereerste stapjes", een reeks boekjes voor kin- deren tussen 12 en 36 maanden, is zoals de folder vermeldt

Artikel 11, § 2 van dit decreet bepaalt dat, nadat de k a n d i d a a t-adoptant een keuze heeft gemaakt tus- sen een adoptie via gehele of gedeeltelijke bemid- deling van een

Volgende conclusies kwamen naar voor bij het bekijken van de evolutie van het medicatiegebruik bij Vlaamse jongere n : v o o r 11-18-jarige jongens en meisjes blijkt, na aan-

Is de nationale overheid bevoegd om basisnor- men uit te vaardigen, dit wil zeggen normen die gemeen zijn aan een categorie van constructies, zonder dat daarbij in acht wordt

De afgelopen drie jaar gaven volgende redenen aanleiding tot een intrekking : een geregelde ernstige overbezetting, onvoldoende personeel a a n w e z i g, onvoldoende veiligheid,

Verenigingen voor gezinseducatie – Subsidiëring Naar aanleiding van de begrotingsbesprekingen voor het jaar 2000 gaf de minister de lijst van ver- enigingen die in het kader

(ZIV : ziekte- en invaliditeitsverzekering – red.) De toekenning van een tegemoetkoming voor een hulpmiddel of een aanpassing gebeurt bij het Vlaams Fonds op basis van het

We r d e n , naast dit project, ook nog andere pro- jecten in het kader van de internationale adop- t i e, die niet gevat zijn door het decreet terzake, door Kind en Gezin erkend en