• No results found

maar is overigens slechts verschoven ten opzichte van de hoofdcomponent

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "maar is overigens slechts verschoven ten opzichte van de hoofdcomponent"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VERSLAG OVER 1965 VAN DE

STICHTING SCHEIKUNDIG ONDERZOEK IN NEDERLAND

bruikt wordt voor chlorofylbepalingen kunnen hier syste- matische fouten worden gemaakt.

Carotenoïden uit jonge bladeren van mannelijke planten van Ceratozamia mexicana

In dit jaar kon één geschikt blad worden onderzocht. De chloropiasten tonen hexagonale insluitsels, die mogelijk het (resp. de) spéciale carotenoïde(n) bevatten. De hoofd- component Staat mogelijk met de tweede belangrijkste component in relatie van cis-transisomerie: de tweede component neemt na isolering relatief toe, het spectrum toont een nieuwe band rond 350 mp. maar is overigens slechts verschoven ten opzichte van de hoofdcomponent.

De spectra lijken het meest op die van ketocaroteno'iden.

Rhodoxanthine is het zeker niet.

Vetzuurbepaling

In samenhang met het onderzoek van het cutinemetabo- lisme werd de micro-vetzuurbepaling volgens Iwayama

fig. 1. Johann Conrad Barchusen 604 CHEMISCH WEEKBLAD (1966) 62

en volgens Duncombe verder ontwikkeld. Het is nu mo- gelijk hogere vetzuren colorimetrisch te bepalen in con- centraties van 10-2000 pg/ml.

Publikaties:

W. Heinen, H. de Vries: A combined micro- en semi- micro colorimetric determination of long-chain fatty acids, Anal. Biochem. ter perse.

J. F. G. M. Wintermans: Changes in lipid components in isolated chloroplasts, NATO Conference Biochem- istry of chloroplasts’, Aberystwyth (Wales), 1965, ter perse.

J. F.G. M. Wintermans: Observations on changes in lipid components of isolated chloroplasts, Symposium

‘Croissance et vieillissement des chloroplastes’, Gorsem (België), 1965, ter perse.

J. F. G. M. Wintermans & A . M. de Mots: Spectrophoto- metric characteristics of Chlorophylls a and b and their Pheophytins in Ethanol, Biochim. Biophys. Acta 109, 448 (1965).

92 J. C. Barchusen

Barchusen 1666-1723 De eerste Utrechtse chemie-hoogleraar Johann Conrad Barchusen,

werd 300 jaar geleden geboren J. W. VAN SPRONSEN

Nadat de iatrochemicus Francisais Sylvius de la Boë (1614-1672), als medisch hoogleraar te Leiden ongetwijfeld college in de chemie gegeven had, werd in 1669 Carel de Maets tot eerste officiële chemie docent benoemd. Deze medicus, die in 1672 gewoon hoogleraar in de chemie werd, was in 1668 privaat docent in Utrecht geweest, doch naar Leiden gegaan onder andere omdat er in Utrecht geen laboratorium voor hem beschikbaar kwam. Het duurde tot 1694 voor er in Utrecht weer chemie-college werd gegeven. Toen werd de arts Barchusen als privaat- docent toegelaten, die direct nadat hem in 1698 het ere- doctoraat in de medicijnen werd verleend, tot lector werd benoemd. In 1703 werd hij buitengewoon hoogleraar en is dat gebleven tot zijn dood in 1723.

Johann Conrad Barchusen (hij noemde zieh ook wel Barckhausen), (fig. 1) werd geboren op 16 mei 1666 in Horn, een plaatsje bij Detmold aan de voet van het Teuto- burger Wald. Op zeventienjarige leeftijd verliet hij zijn geboortestad om scheikunde en farmacie te gaan studeren

(2)

aan de hogescholen van Berlijn, Mainz en Wenen. Het lag in de bedoeling van Barchusen zieh na zijn Studie te vestigen als apotheker in zijn geboortestad. Daar hij daarin niet slaagde, leisde Barchusen eerst door Hongarije en daarna naar Italie, om in dienst der Venetianen, die evenals de Oostenrijkeis en de Polen in 1684, onder bescherming van de Paus, de Heilige Liga gesloten hadden, als arts de strijd tegen de Türken mee te maken. Na deze période in zijn leven kwam Barchusen zoals we reeds zagen naar ons land, waar hij aan de Utrechtse Universiteit chemie ging doceren.

Voor Barchusen kwam reeds spoedig een laboratorium be- schikbaar, nog voordat hij lector werd. Dit ‘Laboratorium Chemicum’ werd gevestigd op het boiwerk bij de hortus, genaamd Zonnenburg, in de kelders van de huidige Sterren- wacht. Een beschrijving van het Instrumentarium dat de chemiedocent tot zijn beschikking had, gaf hij in zijn in 1698 versehenen Pyrosophia (fig. 2), de eerste druk van de in 1718 uitgegeven ‘Elementa Chemiae’. Aldaar is ook een prent van de laboratoriumzaal opgenomen (fig. 3). Zijn

‘Vuurleer’ was een leerboek dat Barchusen ongetwijfeld voor zijn college zal hebben gediend. Achterin het werk treft men een programma aan, waaruit blijkt dat van 1695 tot 1697 zowel praktische demonstraties als colleges zijn gegeven. Aan de tweede druk gaf de schrijver een rationeiere naam: Elementa Chemiae. Dat Barchusen op de hoogte van de wetenschap uit zijn tijd was blijkt behalve uit zijn eigen boeken ook uit zijn omvangrijke bibliotheek.

Deze, nu door de Utrechtse Universiteitsbibliotheek be- heerde wetenschappelijke privé-bibliotheek, bestaat uit meer dan 150 folianten.

Welk experimenteel werk Barchusen zelf verricht heeft, is moeilijk na te gaan, evenmin wie precies zijn Studenten waren. Aangenomen moet worden dat alleen a.s. medici en farmaceuten belangstelling voor de scheikunde hadden.

Promovendi heeft hij in ieder geval niet gehad.

Over zijn theoretische inzichten weten we meer, niet alleen uit zijn boeken, doch ook uit zijn intreerede, ge- titeld ‘De antiquitate chemiae’, die hij publiceerde in zijn in 1703 te Utrecht uitgegeven ‘Acroamata’. In zijn leer is Barchusen eigenlijk iatrochemicus d.w.z. in wezen aan- hanger van Paracelsus (1493-1541), die de chemie, zowel de anorganische als de organische, ondergeschikt maakte aan de geneeskunde. Barchusen was daarbij aanhanger van de affiniteitsleer die o.a. door zijn tijdgenoot Wilhelm Homberg (1652-1715), van een numerieke basis werd voorzien. In zijn boek ‘Acroamata’ leren we Barchusen als criticus van bestaande meningen kennen. Hij trok o.a.

te velde tegen de vei brandingsleer van de bekende Engelse chemicus John Mayow (1641-1679), waarin deze de twee soorten gas die zieh in de lucht bevinden, karakteriseerde.

Ook becritiseerde hij de zuur-base-theorie van Sylvius, volgens wie vele reacties tot dit type zijn terug te brengen.

Nadat Barchusen in 1723 overleden was, nam Christiaan Bernhard Albinus (1696-1752), die kort tevoren tot hoog- leraar in de medieijnen was benoemd, de lessen in de chemie over en maakte gebruik van het laboratorium dat in 1725 of 1726 werd verplaatst naar de Lange Nieuw- straat achter de nieuwe hortus, waar het als ‘Theatrum

JOANN IS CONRADI BARCHUSEN PYROSOPHIA,

Sticdnäc atque brevirer

UTR.O-CHEMIAM, REM METALLE CAM n CHRYSOPOEIAM

Fcrveftiganj.

OPUS

Medien, Wkfßeis, Chemtch, Thamtttftu, Metaiheis Scc.

NON INUTILE.

L V G D U N I r.'J T A r O tt V M, Irapcofo COR.NEtl‘1 BOUTESTEtH,

M DC XCVIII.

fig. 2. Titelblad ‘Pyrosophia’

fig. 3. Laboratorium van Barchusen

62 (1966) CHEMISCH WEEKBLAD 605

(3)

BARCHUSEN 1666-1723

Chemicum’, tezamen met andere laboratoria onderdeel werd van het pas gebouwde Theatrum Academicum’.

Lang heeft Albinus geen colleges gegeven. Zij werden in 1726 overgenomen door E\ ert Jacob van Wachendorff (1703-1758), die pas in 1742 tot hoogleraar in de genees- kunde, botanie en chemie werd benoemd.

Werken

Barchusen, J. C., Pyrosophia, succincte atque breviter Iatro- Chemiam, Rem metallicam et chrysopoeiam,

Leiden 1698

Barchusen, J. C., Elementa chemiae, quibus subjuncta est confectura, Lapidis philosophiae imaginibus Re- praesentata, Leiden 1718

Barchusen, J. C„ Historia Medicinae, Amsterdam 1710 Barckhausen, J. C., Pharmacopoeus synopticus, plerasque

medicarum compositiones ac formulas, Frankfurt 1690; 2e ed. Utrecht 1696; 3e ed. Leiden 1698

Barchusen, J. C., De Medicinae origine et progressu. Disserta- tiones in quibus Medicorum, Utrecht 1723 Barchusen, J. C„ Acroamata, in quibus complura ad Iatro-

Chemiam atque Physicam spectantia, Jocunda rerum varietate explicantur, Utrecht 1703 Barchusen, J. C., Compendium Ratiocinii chemici more Geo-

metrarum Concinnatum, Leiden 1712 Lilteratuur

Cohen, E., Chemisch Historische Aanteekeningen XVIII, De chemie te Utrecht in den loop der eeuwen I, Chem. Weekbiad 38, 299 (1941)

Kernkamp, C. W., De Utrechtse Universiteit 1636-1936, Utrecht 1936, deel I, p. 208

Hannaway, O., Early University Courses of Chemistry, Thesis, Glasgow University 1965

Banga, J., Geschiedenis van de Geneeskunde en van hare beoefenaren in Nederland, Leeuwarden 1868 p. 718

Boekzaal der geleerde werelt XVII, p. 505 (1723)

Over boekbesprekingen

Discussie naar aanleiding van een bespreking van vele boeken op eenzelfde gebied in één artikel.

De dringende en vriendelijke uitnodiging van Dr. F. H.

A. Rummens tot commentaar op zijn bespreking en masse van nieuwe boeken op het gebied van de molecuulspectro- metrie (Chem. Weekblad 62, 401 (1966)) mag niet on- beantwoord blijven. Alvorens enkele kritische kantteke- ningen te plaatsen bij de wijze waarop hij zijn taak heeft verricht, wil ik Rummens gaarne complimenteren met het lofwaardige initiatief.

Van de lange lijst van nieuwe boeken, die regelmatig in de vakbladen wordt gesignaleerd, wordt slechts een fractie besproken. Terwijl nieuwe uitgaven van gevestigde auteurs of hernieuwde drukken van standaardwerken in verschillende bladen aandacht krijgen, gaat de grote meerderheid van nieuwe boeken onopgemerkt aan de mogelijke lezer voorbij. Dit geldt met name op een gebied, dat door een snelle groei of een buitengewone belangstelling aanleiding geeft tot een litteratuurexplosie;

dit is het geval bij de door Rummens gesignaleerde mole- cuulspectrometrie, bij de chromatografie (speciaal de gaschromatografie), en naar te verwachten valt, binnen- kort bij de atoomspectrometrie.

Op deze terreinen schiet de normale wijze van recense- ren in haar belangrijkste taak tekort: de lezer een overzicht te geven van wat er verschijnt en hem te helpen bij het selecteren van een boek door te waarschuwen voor siechte werken en hem te attenderen op goede uitgaven. Wie is die

hypothetische lezer? Zijn scala kan lopen van belang- stellende leek tot gevorderd wetenschapsman, maar stellig is hij niet een specialist op het gebied van het besproken boek. Ware dit wel het geval, hij zou het boek zelf kunnen bespreken en zijn keuze zelfstandig maken. Dit wordt door recensenten (zelf specialisten!) wel eens uit het oog verloren, getuige het feit dat aan de didactische eigen- schappen van een boek zo weinig aandacht wordt ge- schonken, tenzij het een specifiek leerboek is. In werke- lijkheid is de acadamicus buiten het terrein van zijn specialisme eerder slechter dan beter geprepareerd dan de gemiddelde student. Het is niet moeilijk boeken te eiteren, die overal levende kritieken weten te verwerven, maar die falen op dit ene punt: de inhoud is zo weinig beider gepresenteerd, dat het boek alleen na jaren voor- studie verteerbaar wordt.

Het za! nu duidelijk zijn, in welke richting mijn kritiek op Rummens werkwijze zieh beweegt. Zijn artikel geeft een globale indeling van alle versehenen boeken, maar verschaft te weinig specifieke informatie; de uiteindelijke selectie wordt aan de lezer zelf over gelaten (enkele uit- zonderingen daargelaten). Mocht deze wijze van boek- bespreken navolging vinden - en nogmaals, dit is alleen maar toe te juichen - dan zal het goed zijn als de redactie van dit tijdschrift regels opstelt en stipuleert welke aspec- ten daarbij tenminste geëvalueerd moeten worden.

606 CHEMISCH WEEKBLAD (1966) 62

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gerrit Krol, De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels.. Een goede roman is autobiografisch. Niet door de gebeurtenissen die erin beschreven worden, maar als verslag van de

Welnu, in dit opzicht heeft Tim zich getoond een karakteristieke vertegenwoordiger van wat de doorsnee-Nederlauder zich van de Groninger pleegt voor te

Leerlijn Toegankelijke Onafhankelijke cliëntondersteuning.. MAARTEN VAN DEN

Gezamenlijke scholings- en intervisie- bijeenkomsten voor alle Meedenkers, nog beter

• Wat kan ik de komende weken bijdragen binnen mijn organisatie om een prettige werkcultuur te creëren voor ervaringsdeskundigen. • Welke kennis ontbreekt wellicht nog binnen

• Niet altijd bewust dat cliëntondersteuning óók is voor vraagstukken rond schulden, werk & inkomen. • SCP over participatiewet: geen sprake

• Presentatie door Frits Dreschler van Divosa over het project ‘Rechtshulp en het sociaal domein’1. • In gesprek met Wil Evers, beleidsmedewerker bij

Een evaluatie levert kennis op voor de doorontwikkeling van beleid of aanpak of voor nieuw te ontwikkelen beleid of projecten.?. Vijf stappen voor monitoren