Vraag nr. 145 van 20 mei 2005
van de heer JOS DE MEYER
Stedelijke gebieden – Overheveling van taak-stellingen
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft als doelstelling: de concentratie bevorderen van de functie wonen en werken in stedelijke gebieden en een rem zetten op ongebreidelde uitbreiding van het buitengebied.
Binnen de globale doelstelling moet het mogelijk zijn om in te spelen op specifieke regionale situa-ties, zodat verschuivingen tussen gemeenten moge-lijk zijn, maar waarbij de doelstelling regionaal gerespecteerd wordt. Indien binnen een stedelijke afbakening de taakstelling niet volledig kan wor-den gerealiseerd, lijken verschuivingen naar nabu-rige gemeenten voor de hand liggend.
Ik illustreer dit met een voorbeeld. In het stede-lijk gebied Sint-Niklaas kan het Vlaams Gewest in overleg met de stad Sint-Niklaas op korte ter-mijn tweederde van de bedrijventerreinen binnen haar taakstelling aanduiden. Anderzijds is er de gemeente Sint-Gillis-Waas, die gezien haar speci-fieke ligging nabij de E34 en de Waaslandhaven, vragende partij is voor meer bedrijventerreinen dan de haar toegewezen hectaren.
Dan rijst inderdaad de vraag naar de mogelijkheid van overheveling en de schaal waarop de doel-stellingen ingevuld kunnen worden: naar andere gemeenten binnen het E17-netwerk, naar het rui-mere Wase kader, of uitsluitend naar Temse? Zijn er voldoende mogelijkheden om in te spe-len op zulke specifieke regionale situaties? Welke beleidsuitgangspunten worden daarbij gehan-teerd?
Antwoord
In antwoord op uw vraag verwijs ik in eerste instantie naar mijn toelichting, verstrekt d.d. 19 februari 2004 in de Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening, in ant-woord op uw vraag om uitleg inzake betreffende problematiek.
1. Het bestaande beleidskader biedt voldoende mogelijkheden om op specifieke regionale situ-aties in te spelen, in de mate dat de verschui-vingen van de taakstellingen gebeuren tussen economische knooppunten onderling én in gezamenlijk overleg.
In de provincie Oost-Vlaanderen werd deze flexibele aanpak tevens meer specifiek vertaald in het provinciale ruimtelijk structuurplan. De verschillende economische knooppunten en kleinstedelijke gebieden krijgen in betreffend provinciaal structuurplan enerzijds een bepaald gewicht toebedeeld, doch anderzijds wordt er tegelijkertijd uitdrukkelijk gekozen voor ver-schuivingsmogelijkheden tussen de economi-sche knooppunten via een reservepakket. In het kader van het regionaalstedelijk gebied
Sint-Niklaas werd de zoektocht naar bij-komende bedrijventerreinen uitgevoerd. Er werden voldoende ruimtelijke potenties gevon-den, doch het gevoerde overlegproces leverde geen maatschappelijk draagvlak op m.b.t. alle geformuleerde voorstellen. De afspraken die gemaakt werden in het kader van het geweste-lijk ruimtegeweste-lijk uitvoeringsplan, dat op 24 maart in plenaire vergadering werd besproken, zijn op dit vlak duidelijk. Ongeveer 75 ha van de totale taakstelling die 125 ha omvat wordt vastgelegd in consensusterreinen. Bovendien voorziet het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan de moge-lijkheid om op lange termijn een bijkomend deel van 'De Winningen' als bedrijventerrein aan te snijden. Het overige deel wordt niet overgehe-veld naar andere economische knooppunten, maar blijft behouden als reserve op de lange termijn voor het regionaalstedelijk gebied Sint-Niklaas. Voor de inplanting van deze reserve werden een aantal alternatieve locaties vermeld in de toelichtingsnota bij het gewestelijk ruim-telijk uitvoeringsplan. Een overheveling naar andere Wase economische knooppunten is dus vanuit dit afbakeningsproces niet aan de orde. Een overheveling naar de gemeente Sint-Gillis-Waas is op dit ogenblik niet mogelijk vermits betreffende gemeente niet geselecteerd is als economisch knooppunt.
eco-nomische knooppunten. Het is evenwel volgens het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen niet mogelijk om de taakstelling over te hevelen van een economisch knooppunt naar een gemeente die geen economisch knooppunt is.
Doorschuifoperaties tussen economische knooppunten zijn mogelijk volgens volgende beleidslijnen:
– In sommige afbakeningsprocessen voor stedelijke gebieden blijkt het, omwille van allerlei redenen, niet haalbaar om de taak-stelling voor bijkomende bedrijventerreinen effectief te realiseren. In gezamenlijk overleg wordt er dan in eerste instantie onderzocht op welke wijze dan toch een zinvol aanbod-beleid kan worden gevoerd in betreffend stedelijk gebied. In tweede instantie kan ver-volgens worden nagegaan in hoeverre nabij-gelegen economische knooppunten bereid zijn om desgevallend een deel van de taak-stelling bedrijventerreinen over te nemen. Dergelijk scenario's zijn bijvoorbeeld onder-zocht voor de overheveling van een deel van de taakstelling van het regionaalstedelijk gebied Mechelen naar de gemeenten van de Brabantse Poort (Willebroek, Puurs e.d.). – In het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen
werd reeds geanticipeerd op mogelijke ver-schuivingen door specifiek aan te geven dat dit aan de orde zou kunnen zijn met betrek-king tot het grootstedelijk gebied Antwerpen en het Vlaams stedelijk gebied rond Brussel, waarvan op voorhand werd ingeschat dat de theoretisch berekende ruimte wellicht moei-lijk lokaliseerbaar zou zijn op het terrein. – In de provinciale ruimtelijke
structuurplan-nen kan een beleid worden geformuleerd ten aanzien van specifieke economische knoop-punten en kleinstedelijke gebieden. Op basis van de betekenis van een economisch knoop-punt voor de economische subregio kan een grootte-orde van taakstelling worden voor-opgesteld, en naderhand worden vertaald in een provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan. Dit provinciaal beleid kan verschuivingen tussen economische knooppunten voorzien en mogelijk maken.
Tot slot dient vermeld dat in de afbakenings-processen voor de stedelijke gebieden uitzon-derlijk ook niet-economische knooppunten worden betrokken. Het betreft situaties waar-bij de gemeentegrenzen geenszins correspon-deren met de bestaande ruimtelijke structuur. Daardoor kan een uitbreiding van een bedrij-venterrein in bepaalde gevallen gedeeltelijk op het aansluitend grondgebied van een niet-gese-lecteerde gemeente terechtkomen. Deze moge-lijkheid werd eveneens voorzien in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. Het betreft in casu telkenmale ruimtelijk motiveerbare en dus aan-vaardbare uitbreidingen over uit ruimtelijk oog-punt onlogisch gesitueerde gemeentegrenzen heen.
De voorstellen beantwoorden aan het principe van de gedeconcentreerde bundeling. Het gaat dus niet over geïsoleerde ontwikkelingen in niet-economische knooppunten die ruimtelijk niet aansluiten op het stedelijk gebied.