Vraag nr. 264 van 28 januari 2005
van de heer JOS DE MEYER Straatgrachten – Onderhoud
Het Vlaams Gewest onderhoudt de waterlopen van eerste categorie, de provincies de waterlopen van tweede categorie en de gemeenten de waterlopen van derde categorie.
Over het onderhoud van straatgrachten en de wettelijke verplichtingen daaromtrent is er in vele gemeenten wel enige discussie. Mede aanleiding daartoe is de hoge kostprijs van de slibanalyse en het afvoeren van het eventueel vervuild slib.
Sommigen beweren dat de gemeenten voor de "helft" verantwoordelijk zijn en de aanpalende privé-eigenaar voor de andere "helft". Anderen stellen duidelijk dat de gemeenten hiervoor de volle verantwoordelijkheid dragen, omdat de straatgrachten het water van het wegdek en het openbaar domein en van de vele percelen en eigen-dommen stroomopwaarts opvangen, en dat uiter-aard niet alleen de toevallige aanpalende eigenaar hiervoor verantwoordelijk is.
Burgers hebben aan deze discussie weinig bood-schap. Voor hen is het belangrijk dat de waterlo-pen, en dus ook zeker de straatgrachten, geregeld onderhouden en gereinigd worden van overtollig slib.
1. Over welke stimuli beschikt de minister om gemeenten aan te moedigen om straatgrachten te ruimen en te onderhouden ?
2. Zal de minister hiervoor op termijn in bijko-mende stimuli voorzien ? Of op welke wijze kan hij hier een aanmoedigingspolitiek voeren ? 3. Gaat de minister ervan uit dat straatgrachten
ruimen en onderhouden een opdracht is voor de gemeenten, aangezien ze minstens voor de helft behoren tot het openbaar domein en omdat het onderhoud van straatgrachten een maatschap-pelijke functie heeft die het privé-belang over-stijgt ?
4. Is de strenge wetgeving (Vlarea en Vlarebo), die voor de waterbeheerders niet altijd even trans-parant is en in vergelijking met onze buurlanden vrij verregaand, mogelijk mee verantwoordelijk
voor het minder goed onderhouden van straat-grachten ?
Zal de minister dit verder evalueren ? Antwoord
1. O p h e d e n b e s c h i k i k ov e r g e e n s t i-muli naar de gemeenten inzake ruiming en onderhoud van straatgrachten.
2. Het is zo dat op vele plaatsen nog afvalwater wordt geloosd in baangrachten. Door het aan-leggen van rioleringen (waarvoor wel subsidies worden verleend) voor de afvoer van het afval-water zal het onderhoud en de ruiming van vele baangrachten allicht vereenvoudigen. Ik kom hierop ook terug in het antwoord op vraag 4. Bij de uitvoering van het decreet integraal
waterbeleid en bij de opdrachtverdeling aan bekkens en deelbekkens zal zeker aandacht moeten besteed worden aan een kwalitatieve ruiming om afvoerproblemen te voorkomen. 3. In de handleiding bij de
samenwerkingsover-eenkomst "Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling" wordt in het model verorde-ning voor de overwelving van baangrach-ten volgende definitie gegeven van het woord "baangracht":
Onder baangracht wordt verstaan een gracht die parallel loopt met een weg en als prioriteit heeft het hemelwater van de weg en van aanpa-lende percelen op te vangen en af te voeren. Als dergelijke grachten aangelegd werden ten
behoeve van de weg, vallen zij onder het beheer van de wegbeheerder (de gemeente, de provin-cie, het gewest), die onder meer moet instaan voor de ruiming. Het onderhoud gebeurt vanaf het domein van de openbare weg.
4. De verplichtingen die verbonden zijn aan het hergebruik van de geruimde specie zijn vastge-legd in het Vlarea (Vlaams Reglement inzake Afvalvoorkoming en -beheer). Op 5 decem-ber 2003 keurde de Vlaamse Regering een besluit goed tot vaststelling van het Vlaams Reglement inzake Afvalvoorkoming en -beheer, dat op 30 april 2004 in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd. Hiermee werd ten dele een oplossing geboden aan de knelpun-ten die ondervonden werden bij de toepassing van deze wetgeving.
Met betrekking tot het ruimen van baan-grachten is artikel 4.2.3.2, §4 van het herziene VLAREA van belang. In overeenstemming met dit artikel zijn "oppervlaktewateren die uitslui-tend hemelwater afvoeren en waarin geen enkele lozing van afvalwater of verontreinigde stoffen gebeurt, vrijgesteld van de monsterneming en analyseprocedure voorafgaand de deponie van de specie op de oever". Dit betekent dat de spe-cie die geruimd wordt uit deze waterlopen, zon-der meer op de oever kan gedeponeerd worden. Afhankelijk van de locatiespecifieke omstandig-heden dient wel geoordeeld te worden of de te ruimen baangracht gecatalogeerd kan worden onder een oppervlaktewater dat uitsluitend hemelwater afvoert en geen enkele lozing van afvalwater of verontreinigde stof ontvangt. Wanneer dit het geval is, legt de