• No results found

Vraag nr. 50 van 7 februari 2000 van de heer JOS DE MEYER

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 50 van 7 februari 2000 van de heer JOS DE MEYER"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 50 van 7 februari 2000

van de heer JOS DE MEYER

Onroerende voorheffing – Vrijstellingsregime Artikel 253 en artikel 12 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (WIB) bepalen dat onroe-rende goederen die zonder winstoogmerk zijn be-stemd voor het openbaar uitoefenen van onder an-dere onderwijs, vrijgesteld zijn van onroerende voorheffing.

Vele scholen signaleren echter dat zij eerst de ver-schuldigde onroerende voorheffing dienen te beta-len en achteraf een bezwaarschrift moeten indie-n e indie-n . Eeindie-n kaleindie-nderjaar later krijgeindie-n zij daindie-n de be-taalde voorheffing, weliswaar verhoogd met mora-toriumintresten, teruggestort.

Niet alleen betekent de onroerende voorheffing voor vele scholen een aanzienlijk bedrag, ook de moratoriumintresten zijn vermijdbare kosten voor de belastingbetaler.

1. Is het juist dat het bij de toepassing van het vrij-stellingsregime van artikel 253 van het WIB tot de gangbare procedure behoort om eerst de be-lastingplichtige te laten betalen, en dan na de in-diening van een bezwaarschrift over te gaan tot een terugbetaling ?

Is het niet zo dat de logica van een vrijstelling inhoudt dat het gaat om een a priori vrijstelling, en dus niet om een teruggave achteraf ?

2. Welke maatregelen heeft de minister-p r e s i d e n t reeds genomen om de vrijstelling op voorhand te kunnen toekennen ?

Antwoord

1. Het is één van de uitgangspunten van het de-creet van 9 juni 1998 houdende bepalingen tot wijziging van het Wetboek op de Inkomstenbe-l a s t i n g e n , om de verminderingen inzake onroe-rende voorheffing zoveel mogelijk automatisch toe te kennen aan de belastingplichtigen.

Om deze automatische verplichtingen te kun-nen realiseren, zijn van een aantal organisaties gegevens nodig op een informatiedrager. Bij de opstelling van de databank van de belasting-plichtigen werden externe gegevens gekoppeld. Deze gegevens werden aangeleverd door het K a d a s t e r, het ministerie van Financiën – A d m

i-nistratie Directe Belastingen en A d m i n i s t r a t i e der Pensioenen, de Kruispuntbank Sociale Ze-k e r h e i d , de Personenbelasting, het RijZe-ksregister, de administratie Ruimtelijke Ordening, H u i s-vesting en Monumenten en Landschappen (Arohm) en instanties die instaan voor de ver-huur van sociale woningen.

Het nieuwe systeem voor het automatisch ver-werken van de gegevens heeft zijn aanloop-periode nodig bij de opstartfase. De verminde-ringen werden soms niet toegekend, ook al was voldaan aan alle voorwaarden, omdat in som-mige gevallen de gegevens van de verschillende externe organisaties niet volledig identiek w a r e n , en aldus niet aan elkaar werden gekop-peld.

De belastingplichtigen dienen voor de propor-tionele vermindering en de vermindering 50 % trouwens zelf een aanvraag in te dienen.

De vrijstellingen dienen tot nader order nog steeds te worden verkregen door de indiening van een bezwaarschrift.

De hoofdcontroleur der belastingen, vanaf 1999 dus de gedelegeerde ambtenaar voor het Vlaamse gewest, en de bevoegde ambtenaar van het Kadaster onderzoeken om de twee jaar, ieder wat hem betreft, of de voorwaarden tot vrijstelling nog steeds aanwezig zijn.

De commentaren op het WIB (nr. 253/61) stel-len nog altijd dat : "om vrijstelling, zoals overi-gens de kwijtschelding of de vermindering, v a n de OV te bekomen, de belastingschuldige, in be-g i n s e l , een rebe-gelmatibe-g bezwaarschrift moet in-dienen overeenkomstig de regelen die van toe-passing zijn inzake inkomstenbelasting. I n d e r-d a a r-d , r-de art. 3 6 6 , 3 6 7 , 371 en 372 WIB 92 zijn van algemene aard ..." ( OV : onroerende voor -heffing – red.).

2. Gelet op de wettelijke beschikkingen, z o a l s hierboven aangehaald, is het dus niet mogelijk de vrijstelling op voorhand toe te kennen, t e n z i j van nieuwe onroerende goederen voor de on-roerende voorheffing van de eerstkomende j a r e n . Zoals echter bepaald, dient de vrijstelling na verloop van tijd op zijn geldigheid te worden g e t o e t s t . Meer concreet dient men na te gaan of nog aan alle voorwaarden wordt voldaan om deze vrijstelling te genieten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

– Milieubeleidsplan 1997-2001 – Karakterisatie bodems voor bevaarbare waterlopen – Biolo- gisch onderzoek : gegund aan de Universiteit Gent voor een bedrag van 3 miljoen fr.

Een gecoördineerd antwoord zal worden verstrekt door de heer Dirk Van Mechelen, Vlaams minister van Economie, Ruimtelijke Ordening

Indien de kosten voor het onderhoud door scha- penhouders lager liggen dan de kosten voor onder- houd door anderen, kan worden verondersteld dat de schapenhouders verder deze

Zo neen, werd hiervoor reeds een procedure gestart en voor wanneer mag de bescherming worden verwacht2. Wat is een vermoedelijke en mogelijke kostprijs van

Door de afdeling Zeeschelde wordt dan ook onder- zocht of een herverdeling van de beschikbare per- celen niet aangewezen is, en op welke wijze in de toekomst

Ik heb nog geen principiële beslissing genomen omtrent de herbouw van de steiger van Fo r t Liefkenshoek3. Het horizontale deel is in zeer slechte toestand, maar wordt

Wanneer vangt de sanering aan en welke timing wordt vooropgesteld voor de herbestemming van deze gronden2. Welke engagementen heeft de Vlaamse rege- ring via OVAM op zich

Leerlingen-stagiairs – Bescherming op het werk De welzijnswetgeving bepaalt dat leerlingen in stu- dierichtingen waarvan het opleidingsprogramma in een vorm van arbeid voorziet,