BESLUIT
Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 37 van de Mededingingswet.
Nummer 1666/ 10
Betreft zaak: 1666/ United Technologies Corporation – Holland Heating Carrier Holding
I. MELDING
1. Op 25 november 1999 heeft de directeur-generaal van de Nederlandse
mededingingsautoriteit een melding ontvangen van een voorgenomen concentratie in de zin van artikel 34 van de Mededingingswet. Hierin is medegedeeld dat United Technologies Corporation, voornemens is zeggenschap te verkrijgen in de zin van artikel 27, onder b, van de
Mededingingswet over Holland Heating Carrier Holding B.V.. Van de melding is mededeling gedaan in Staatscourant 232 van 1 december 1999. Naar aanleiding van de mededeling in de Staatscourant zijn geen zienswijzen van derden naar voren gebracht.
II. PARTIJEN
2. United Technologies Corporation (hierna: UTC) is opgericht naar het recht van de staat Delaware, Verenigde Staten van Amerika.
3. UTC is wereldwijd actief op het gebied van de productie en verkoop van industriële materialen en systemen. Deze kunnen als volgt worden gegroepeerd: Otis (liften, roltrappen, lopende banden en shuttle-systemen), Pratt & Whitney (vliegtuigmotoren, raketmotoren, voortstuwingssystemen voor de ruimtevaart), UTC Flight Systems (vluchtcontrolesystemen en propellers), Carrier (verwarming, ventilatie- en airconditioningsystemen voor huishoudelijke en bedrijfsmatige toepassingen), Turbo Power and Marine (industriële gasturbines).
5. Holland Heating Carrier Holding B.V. (hierna: HHCH) is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. UTC, via haar dochteronderneming Carrier B.V., en de heer H.G. Dekkers, via Dewoh Beheer B.V., hebben gezamenlijke zeggenschap over HHCH.
6. HHCH is door middel van verscheidene dochterondernemingen actief op het gebied van de productie en/ of verkoop van luchtbehandelingssystemen (air handling units, fan coils, splits en andere onderdelen voor commerciële en industriële airconditioningsystemen en close control systems voor computerruimten).
7. Dewoh Beheer B.V. is een besloten vennootschap naar Nederlands recht. De heer H.G. Dekkers is indirect aandeelhouder in Dewoh Beheer B.V.. Dewoh Beheer B.V. is
houdstermaatschappij voor Dekkers’ aandelen in HHCH. Dewoh Beheer B.V. en de heer Dekkers zijn uitsluitend actief door middel van HHCH.1
III. DE GEMELDE OPERATIE
8. De gemelde operatie is neergelegd in een Memorandum of Understanding van 29 september 1999, waarin wordt verwezen naar een Sale and Joint Venture Agreement van 21 mei 1997 en een Option Agreement van 21 mei 1997. Van de aandelen in HHCH houdt Carrier thans 75,1% en Dekkers/ Dewoh 24,9%. Carrier en Dekkers/ Dewoh hebben - op grond van bepaalde vetorechten2 - gezamenlijke zeggenschap in HHCH. De gemelde operatie wordt in de volgende
stappen gerealiseerd.
9. Stap 1. Dekkers/ Dewoh zal zijn 24,9%-belang in HHCH overdragen aan UTC in ruil voor 13,45% van de aandelen in Carrier. UTC zal na deze transactie via haar dochteronderneming Carrier 99,5% van de aandelen in HHCH bezitten.3 Dekkers/ Dewoh zal de in punt 8 beschreven
vetorechten behouden; deze zullen echter geen betrekking meer hebben op HHCH, maar op Carrier. Dekkers/ Dewoh verkrijgt hierdoor gezamenlijke zeggenschap over Carrier.
10. Stap 2. UTC en Dekkers/ Dewoh hebben elkaar verkoop- en koopopties toegekend, die van toepassing zijn op Dekkers/ Dewoh’s belang van 13,45% in Carrier. De koopopties geven UTC het recht om Dekkers/ Dewoh’s belang in Carrier te kopen tegen het eind van 2001 of 2002. De
1 In het hierna volgende zal worden geabstraheerd van het feit dat de heer Dekkers indirect aandelen houdt en zal worden
gesproken over Dekkers/ Dewoh.
2 Artikel 7 van de Sale and Joint Venture Agreement bepaalt dat voor onder meer de volgende besluiten van de algemene
vergadering van aandeelhouders unanimiteit is vereist in een vergadering waarin het gehele geplaatste kapitaal is vertegenwoordigd: vaststelling van de jaarrekening en het jaarlijkse businessplan, benoeming van de directie.
3 Carrier heeft het voornemen om, onmiddellijk voor stap 1, 0,5% van de aandelen in HHCH over te dragen aan een nog op
verkoopopties geven Dekkers/ Dewoh het recht om zijn belang in Carrier te verkopen tegen het eind van 2000, 2001 of 2002. Uitoefening van de opties zal leiden tot uitsluitende zeggenschap van UTC in Carrier, en daarmee in HHCH.
11. UTC stelt zich op het standpunt dat de verschillende stappen als één geheel gezien moeten worden met als uiteindelijke doel en gevolg de verkrijging door UTC van uitsluitende zeggenschap over HHCH. Het is UTC’s bedoeling om uiteindelijk synergievoordelen te bereiken door integratie van HHCH en Carrier. Naar het oordeel van UTC zijn, in deze omstandigheden, de gevolgen voor de mededinging en de materiële juridische gevolgen van de gecombineerde koop- en verkoopopties gelijk aan een “ gewone” koop- en verkoopovereenkomst, die voorziet in een aandelenoverdracht op termijn. Net als in het geval van een overeenkomst kunnen partijen i.c. slechts aan hun verplichtingen ontkomen, indien beiden gezamenlijk besluiten om hun rechten niet uit te oefenen, aldus partijen.
IV. TOEPASSELIJKHEID VAN HET CONCENTRATIETOEZICHT
12. De in punt 10 beschreven koop- en verkoopopties zullen niet in de nabije toekomst op grond van juridisch bindende overeenkomsten uitgeoefend moeten worden.4 Het al dan niet
uitoefenen van de opties is afhankelijk een toekomstige beslissing van UTC of Dekkers/ Dewoh. Deze zullen bij het nemen van deze beslissing rekening kunnen houden met toekomstige ontwikkelingen5, waarvan de uitkomst niet op voorhand vaststaat. Nu het derhalve onzeker is of
de koop- en verkoopopties daadwerkelijk uitgeoefend zullen worden, kunnen deze thans niet in samenhang met de transactie zoals vervat in stap 1 (zie punt 9) worden behandeld.6 Wanneer
daadwerkelijke uitoefening van de koop- en/ of verkoopopties op enig moment vaststaat, zal de
4 Een koop- en verkoopovereenkomst schept wederzijds een rechtsplicht, maar ook een morele plicht, tot nakoming, terwijl
er geen enkele verplichting bestaat gebruik te maken van koop- of verkoopopties – opties vertonen meer gelijkenis met een (onherroepelijk) aanbod van degene die de opties uitgeeft. De stelling van UTC dat de materiële juridische gevolgen van de gecombineerde koop- en verkoopopties gelijk zijn aan een “ gewone” koop- en verkoopovereenkomst kan dan ook niet worden onderschreven.
5 Zoals de winstgevendheid van Carrier (incl. HHCH) en de mate waarin, als gevolg van stap 1, Carrier en HHCH al
geïntegreerd zijn. In ieder geval lopen de belangen van UTC en de heer Dekkers met betrekking tot Carrier en haar dochteronderneming HHCH na stap 1 parallel.
6 Benadering overeenkomstig Zaak T-2/ 93 (Air France/ Commissie); arrest van 19 mei 1994, HvJEG, Jurispr. 1994, p. II-323,
daaruit resulterende transactie afzonderlijk aan het concentratietoezicht getoetst moeten worden.7
13. Stap 1 van de gemelde operatie heeft tot gevolg dat Dekkers/ Dewoh en UTC gezamenlijke zeggenschap in Carrier zullen krijgen (zie punt 9). Carrier vervult thans reeds duurzaam alle functies van een zelfstandige economische eenheid. Dekkers/ Dewoh ontwikkelt geen economische activiteiten anders dan door middel van Carrier (en haar dochteronderneming HHCH); het is derhalve niet aannemelijk dat de voorgenomen concentratie zal leiden tot
coördinatie van het marktgedrag van Dekkers/ Dewoh en UTC.
14. Gelet op het gestelde in punt 13 kan worden geconcludeerd dat stap 1 van de gemelde operatie een concentratie is in de zin van artikel 27, onder c, van de Mededingingswet. De hierboven, onder punt 9, omschreven transactie leidt ertoe dat Dekkers/ Dewoh gezamenlijke zeggenschap, met UTC, verkrijgt in Carrier.
15. Betrokken ondernemingen, in de zin van het Besluit vaststelling formulieren Mededingingswet (Staatscourant 1 van 2 januari 1998), zijn UTC en Dekkers/ Dewoh. 16. Uit de bij de melding ter beschikking gestelde omzetgegevens blijkt dat de gemelde concentratie binnen de werkingssfeer van het in hoofdstuk 5 van de Mededingingswet geregelde concentratietoezicht valt.
V. BEOORDELING EN CONCLUSIE
17. Na onderzoek van deze melding is de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot de conclusie gekomen dat stap 1 van de gemelde operatie, zoals beschreven in punt 9, binnen de werkingssfeer valt van het in hoofdstuk 5 van de
Mededingingswet geregelde concentratietoezicht. Hij heeft geen reden om aan te nemen dat als gevolg van de concentratie, zoals beschreven in punt 9, een economische machtspositie kan ontstaan of worden versterkt die tot gevolg heeft dat een daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt of een deel daarvan op significante wijze wordt belemmerd.
7Het thans wel in aanmerking nemen van de opties zou ertoe kunnen leiden dat de definitieve transactie aan het
18. Gelet op het bovenstaande deelt de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit mede dat voor het tot stand brengen van de concentratie, zoals beschreven in punt 9, geen vergunning is vereist. Wanneer stap 2, zoals beschreven in punt 10, de uitoefening van koop- en/ of verkoopopties, op enig moment daadwerkelijk tot uitvoering gebracht zal worden, zal de daaruit resulterende transactie afzonderlijk aan het
concentratietoezicht getoetst moeten worden.
Datum: 23-12-1999
De directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit, voor deze:
w.g. Drs. R.J.P. Jansen Hoofd Concentratiecontrole
Tegen dit besluit kan degene, wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit een gemotiveerd beroepschrift indienen bij de