• No results found

rapport van het inspectiebezoek aan MoraalZorg B.V. in Utrecht op 2 september 2021

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "rapport van het inspectiebezoek aan MoraalZorg B.V. in Utrecht op 2 september 2021"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

rapport van het inspectiebezoek aan MoraalZorg B.V.

in Utrecht op 2 september 2021

Utrecht, november 2021 V2026185

(2)

Inhoud

1 Inleiding 3

1.1 Taak Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd 3 1.2 Onderzoeksmethode 3

1.3 Aanleiding bezoek 3 1.4 Beschrijving organisatie 4 2 Conclusie en vervolgacties 5 2.1 Conclusie bezoek 5

2.2 Wat zijn de vervolgacties 5

2.2.1 De vervolgactie die de inspectie van MoraalZorg verwacht 5 2.2.2 Vervolgacties van de inspectie 6

3 Resultaten 7

3.1 Thema 1 – De cliënt 7

3.2 Thema 2 – Afgestemde zorg 8 3.3 Thema 3 – Veiligheid 9

3.4 Thema 4 – Indicatie en herindicatie 11 3.5 Thema 5 – Kwaliteit en personeel 11 3.6 Thema 6 – COVID-19 13

Bijlage 1: Geraadpleegde documenten 14

(3)

1 Inleiding

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft op 2 september 2021 een

aangekondigd bezoek gebracht aan MoraalZorg B.V te Utrecht. Het doel van het inspectiebezoek was om te beoordelen of bij MoraalZorg (als beginnende

organisatie in de zorg thuis) de voorwaarden aanwezig zijn om goede en veilige zorg te leveren. In dit rapport beschrijft de inspectie de bevindingen en het oordeel. Indien nodig geeft de inspectie aan welke verbeteringen zij van MoraalZorg verwacht naar aanleiding van deze bevindingen.

1.1 Taak Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd

De inspectie bewaakt en bevordert de kwaliteit en veiligheid van de zorg. De inspectie ziet erop toe of de zorgaanbieder de zorg heeft georganiseerd, zoals is voorgeschreven in wetten, veldnormen, professionele standaarden en in het veld vastgestelde kwaliteitskaders.

De inspectie houdt ook toezicht op kwaliteit en veiligheid bij nieuwe

zorgaanbieders in de zorgmarkt. Het werkveld van nieuwe zorgaanbieders is groot. Zorginstellingen komen en gaan, fuseren en wisselen sneller van doelgroep dan de grote(re) zorgaanbieders. Om een beeld te krijgen van de zorgaanbieders in dit veld, stuurt de inspectie vragenlijsten naar nieuwe en nog onbekende zorgaanbieders. Hiermee maken we een inschatting van mogelijke risico’s. Als de inspectie zich geen goed beeld kan vormen van de risico’s, bezoekt de inspectie een zorgaanbieder.

1.2 Onderzoeksmethode

Tijdens het inspectiebezoek gebruikt de inspectie het toetsingskader ‘Toezicht op de Zorg Thuis – Start’.

Het toetsingskader bevat de volgende thema’s:

1. De cliënt

2. Afgestemde zorg 3. Veiligheid

4. Indicatie en herindicatie 5. Kwaliteit en personeel 6. COVID-19

Het inspectiebezoek bestaat uit de volgende onderdelen:

• Gesprek met management

• Gesprekken met zorgverleners

• Inzage in zorgdossiers

• Inzage in (beleids)documenten

• Afsluitend gesprek met management

1.3 Aanleiding bezoek

MoraalZorg heeft zich bij het CIBG aangemeld als nieuwe zorgaanbieder.

De inspectie vroeg de zorgaanbieder informatie aan te leveren over onder andere de zorg, de cliënten, de zorgverleners en beleid. Bij de ingevulde vragenlijst ontving de inspectie ook (beleids)documenten (zoals klachtenregeling, medicatiebeleid,

incidentenbeleid). De inspectie bezocht MoraalZorg om de voorwaarden voor goede en veilige zorg in de praktijk te toetsen.

(4)

1.4 Beschrijving organisatie

MoraalZorg is een thuiszorgorganisatie en biedt persoonlijke verzorging, begeleiding en verpleging. MoraalZorg heeft de regio Utrecht en omgeving als werkgebied.

Het management bestaat uit een bestuurder en een wijkverpleegkundige niveau 5.

MoraalZorg heeft een raad van commissarissen bestaande uit drie leden.

De organisatie heeft een toelating in het kader van de Wet Toelating

Zorginstellingen (WTZi) voor de functies persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding. MoraalZorg is niet geregistreerd als locatie in het openbaar locatieregister Wet zorg en dwang (Wzd)/Wet verplichte ggz (Wvggz).

MoraalZorg is in december 2020 gestart met de daadwerkelijke zorg aan cliënten.

Cliënten

Ten tijde van het bezoek levert de zorgaanbieder zorg aan vier cliënten met somatische problematiek. Alle vier cliënten ontvangen zorg vanuit de

Zorgverzekeringswet (Zvw). Het gaat om ongecontracteerde zorg. MoraalZorg heeft geen contract met een zorgverzekeraar voor Zorg in Natura.

Personeel

Vier zorgverleners verlenen de zorg. Het betreft een wijkverpleegkundige niveau 5, twee leerling verzorgenden niveau 3 en een helpende niveau 2. Alle vier zorgverleners zijn in loondienst van MoraalZorg.

De wijkverpleegkundige stuurt, samen met de bestuurder, de zorgverleners aan.

Ontwikkelingen organisatie

Het management vertelt dat er per 1 september 2021 een verzorgende niveau 3 in loondienst is gekomen bij MoraalZorg. Een week na het inspectiebezoek start de nieuwe medewerker met het leveren van zorg. Verder vertelt het management momenteel te streven naar een groei tot tien cliënten. Nadat ze meer cliënten in zorg hebben, willen ze zorgcontracten gaan afsluiten met zorgverzekeraars.

Ook vertelt het management dat zij eind 2021 een cliënttevredenheidsonderzoek willen afnemen. Daarnaast geeft het management aan in de toekomst meer gebruik te willen gaan maken van het elektronisch cliëntendossier (ECD).

Verder vertelt de bestuurder dat hij al eerdere ervaring heeft in het besturen van een zorgorganisatie. Tot begin 2021 was hij ook de bestuurder van een

eenmanszaak in de thuiszorg. Per februari 2021 is deze organisatie opgeheven.

COVID-19

Het management vertelt dat er ten tijde van het bezoek geen (vermoeden van) COVID-19 besmettingen zijn onder het personeel en de cliënten. Het management vertelt dat in de coronaperiode de continuïteit van zorg geborgd is binnen

MoraalZorg. Wel geeft het management aan dat het moeilijk is om in de

coronaperiode voldoende cliënten te vinden, waardoor er in de coronaperiode soms beperkte financiële middelen waren binnen MoraalZorg.

(5)

2 Conclusie en vervolgacties

2.1 Conclusie bezoek

In deze paragraaf geeft de inspectie haar conclusie. Hierin staat hoe de inspectie de voorwaarden voor goede en veilige zorg bij MoraalZorg beoordeelt. Een toelichting op de scores per norm staat in hoofdstuk 3. In dat hoofdstuk beschrijft de inspectie op basis van welke bevindingen zij de scores op de normen geeft.

De inspectie constateert dat MoraalZorg nog niet voldoet aan alle getoetste normen. Vijf van de tien getoetste normen voldoen grotendeels niet en vijf voldoen (grotendeels).

Tijdens het bezoek ziet de inspectie dat MoraalZorg inspanningen verricht om de zorgverlening en de ondersteuning aan de cliënt centraal te stellen. Daarnaast blijkt uit de gesprekken en ontvangen documenten dat de bestuurders en zorgverleners van MoraalZorg zich open, transparant en toetsbaar opstellen.

Daarentegen vraagt het rapporteren en de afspraken rondom medicatie aandacht. Ook dient de organisatie een beter beeld te krijgen van de kwaliteit van zorg die zij leveren en hoe dit gemonitord en verbeterd kan worden. Verder heeft de inspectie nog onvoldoende zicht op het urgentiebesef en de

verbeterkracht van MoraalZorg. De inspectie kan nog niet voldoende inschatten of MoraalZorg alle resterende verbeterpunten op de juiste wijze oppakt. De inspectie wil daarom de verbeteringen volgen.

2.2 Wat zijn de vervolgacties

In deze paragraaf staat wat de inspectie van MoraalZorg verwacht. Daarna geeft de inspectie weer wat zij zal doen naar aanleiding van dit bezoek.

2.2.1 De vervolgactie die de inspectie van MoraalZorg verwacht

Een zorgaanbieder moet voldoen aan de normen uit wet- en regelgeving en veldnormen. De inspectie verwacht dat MoraalZorg verbetermaatregelen neemt op de punten waar de voorwaarden voor goede en veilige zorg niet voldoen aan de normen. De inspectie gaat ervan uit dat de informatie in hoofdstuk 3 hiervoor voldoende handvatten biedt.

De inspectie verwacht dat MoraalZorg alle onderdelen zodanig verbetert dat zij binnen 4 maanden aan ‘alle’ normen voldoet. De inspectie verwacht uiterlijk 3 maart 2022 een resultaatsverslag van MoraalZorg over de normen die

grotendeels niet voldoen (norm 2.1, 3.1, 5,1, 5.2 en 6.1).

In dit resultaatsverslag staat per norm:

- Welke aanpak en acties MoraalZorg heeft ingezet om volledig aan de norm te voldoen.

- Hoe MoraalZorg heeft gemeten dat hij volledig aan de norm voldoet.

Als MoraalZorg bestaande (beleids)documenten aanpast of opstelt in het kader van de verbetermaatregelen, verwacht de inspectie dat MoraalZorg de documenten als bijlagen toevoegt aan het resultaatverslag.

(6)

2.2.2 Vervolgacties van de inspectie

Op basis van het resultaatsverslag bepaalt de inspectie haar vervolgtoezicht aan MoraalZorg. Een onaangekondigd of aangekondigd vervolgbezoek behoort tot de mogelijkheden.

(7)

3 Resultaten

Dit hoofdstuk geeft per thema de beoordeling van de normen. Het oordeel geeft aan in welke mate MoraalZorg voldoet aan de betreffende norm.

De inspectie beoordeelt de normen op een vierpuntenschaal. De kleuren van de vierpuntschaal hebben de volgende betekenis:

Donkergroen: De organisatie voldoet aan de norm. De inspectie constateert op deze norm positieve punten.

Groen: De organisatie voldoet grotendeels aan de norm. De inspectie constateert op deze norm overwegend positieve punten.

Geel: De organisatie voldoet grotendeels niet aan de norm. De inspectie constateert op deze norm deels negatieve punten.

Rood: De organisatie voldoet niet aan de norm. De inspectie constateert op deze norm nauwelijks tot geen positieve punten of een

ernstige bevinding.

Blauw: De norm is niet getoetst.

3.1 Thema 1 – De cliënt Norm 1.1

De wijkverpleging legt de zorgbehoefte van de cliënt vast.

Volgens de inspectie voldoet MoraalZorg grotendeels aan de norm.

In de zorgdossiers leest de inspectie een beschrijving van de zorgbehoefte, mogelijkheden en beperkingen van de cliënt. Zo leest de inspectie in een

zorgdossier dat een cliënt door pijn beperkt mobiel is en daarom ondersteuning bij douchen en aankleden nodig heeft. Het management vertelt dat de bestuurder en de wijkverpleegkundige bij de start van zorg een intakegesprek voeren om de zorg te inventariseren en afspraken te maken. De inspectie ziet dat de

wijkverpleegkundige dit vertaalt naar doelen in het zorgplan. Verder vertellen zorgverleners dat zij aandacht besteden aan wat voor de cliënt belangrijk is in zijn leven. Zo vertellen zorgverleners dat een cliënt ervan houdt om voorgelezen te worden. Ook vertellen zorgverleners over een eenzame cliënt waarmee zij een praatje maken en over een andere cliënt waarvoor zorgverleners boodschappen doen.

Daarentegen ziet de inspectie dat MoraalZorg in het zorgdossier geen beschrijving vastlegt van wat er in het dagelijks leven belangrijk is voor de cliënt.

Norm 1.2

De cliënt heeft inzage in het zorgdossier en inspraak in het zorgplan.

Volgens de inspectie voldoet MoraalZorg aan deze norm.

Het management vertelt de inspectie dat zij de zorgplannen afstemmen met de cliënt(vertegenwoordiger). Zij vertellen dat de bestuurder en wijkverpleegkundige samen een intakegesprek voeren met de cliënt(vertegenwoordiger), waarin zij de zorgbehoeften en de wensen van de cliënt bespreken. De inspectie ziet in de zorgdossiers dat de cliënt(vertegenwoordiger) het zorgplan ondertekent.

(8)

Het management en de zorgverleners vertellen dat zij zoveel mogelijk rekening houden met de wensen van de cliënt bij het leveren van de zorg. Zo vertellen zorgverleners dat zij er rekening mee houden dat een cliënt op een bepaalde wijze gewassen wil worden of dat een cliënt wil dat zorgverleners hun schoenen uit doen.

Ook geven de zorgverleners aan dat zij de zorgmomenten zoveel mogelijk aanpassen op de wensen van de cliënt.

Het management en de zorgverleners vertellen dat zorgverleners rapporteren in het zorgdossier dat bij de cliënten thuis ligt. Ook laten zij zien dat het dossier onder andere een Beoordeling eigen beheer van medicatie (BEM)-formulier, toedienlijst en een tabblad voor rapportage van externe zorgverleners bevat. Daarnaast laat MoraalZorg zien dat er ook een ECD is per cliënt. Het management vertelt en laat zien dat MoraalZorg het ECD momenteel enkel gebruikt om de indicaties en zorgplannen in op te slaan. Het management vertelt dat de informatie in het ECD ook in de papieren dossiers is opgenomen. En dat cliënten daarom geen toegang tot het ECD hebben.

3.2 Thema 2 – Afgestemde zorg Norm 2.1

De wijkverpleging stemt de zorg af met de betrokken zorgverleners van de wijkverpleging.

Volgens de inspectie voldoet MoraalZorg grotendeels niet aan deze norm.

De inspectie leest de afstemming van de zorgverleners niet in de zorgdossiers terug. Echter vertellen de zorgverleners dat zij de zorg met elkaar afstemmen door te rapporteren over de zorg in het zorgdossier. Daarnaast geven de zorgverleners aan dat zij de zorg afstemmen door contact met elkaar op te nemen via de telefoon. Gesprekspartners geven aan, dat MoraalZorg per cliënt vaste zorgverleners inzet. Ook geven gesprekspartners aan dat zorgverleners altijd de bestuurder of wijkverpleegkundige kunnen bellen bij incidenten of wijzigingen in de zorg.

Het management en de zorgverleners vertellen dat de afspraak is dat zorgverleners minimaal één keer per dag rapporteren. Ook bij meerdere zorgmomenten op een dag. De inspectie ziet dat de verslagging gebeurt door een kruisje te zetten bij de omschrijving van de geleverde zorg, zoals ‘wassen’

of ‘insmeren’. De inspectie ziet dat zorgverleners soms bijzonderheden noteren zoals ‘boodschap gedaan voor de cliënt’. Omdat de rapportages niet voorzien zijn van een naam of initialen is niet duidelijk welke zorgverlener die rapportage heeft ingevuld.

De inspectie ziet daarnaast dat de zorgdossiers niet altijd actuele informatie

bevatten over de zorg aan de cliënt (zie ook norm 2.2 en 4.1). Zo leest de inspectie in een zorgplan dat zorgverleners medicatie twee maal per dag moeten aanreiken.

Wanneer de inspectie daar vragen over stelt aan een zorgverlener, blijkt dat de zorgverleners de medicatie niet meer aanreiken. De zorgverleners zien er alleen op toe dat de cliënt de medicatie inneemt (zie ook norm 3.1).

(9)

Norm 2.2

De wijkverpleging werkt waar nodig samen met andere zorgverleners.

Volgens de inspectie voldoet MoraalZorg grotendeels aan de norm.

De zorgverleners vertellen de inspectie dat zorgverleners van buiten MoraalZorg betrokken zijn bij de zorg aan cliënten. Zo vertelt een zorgverlener dat bij een cliënt een huisarts, een fysiotherapeut en een ergotherapeut betrokken zijn.

De zorgverleners geven aan dat zij de zorg met deze zorgverleners op

verschillende manieren afstemmen. Zij vertellen dat deze afstemming meestal schriftelijk of telefonisch plaatsvindt. Ook vertellen zij dat dit contact niet altijd terug te vinden is in het zorgdossier.

De inspectie leest in een zorgdossier dat een ergotherapeut is ingeschakeld om te evalueren of een cliënt voldoende hulpmiddelen heeft. Alleen ziet de inspectie dat de terugkoppeling van deze externe zorgverlener niet is vastgelegd in het zorgdossier (zie ook norm 2.1).

Daarnaast ziet de inspectie in de zorgdossiers dat zorgverleners vastleggen welke andere zorgverleners inclusief contactgegevens, bij de zorg betrokken zijn. Deze vastlegging is niet altijd volledig, zo vertellen de gesprekpartners.

Ook ziet de inspectie dat er in een zorgdossier contactgegevens van een externe zorgverlener ontbreken.

Verder vertelt de wijkverpleegkundige dat wanneer er meerdere zorgverleners, van buiten MoraalZorg, betrokken zijn er de mogelijkheid is om een

multidisciplinair overleg (MDO) aan te vragen bij de huisarts.

3.3 Thema 3 – Veiligheid Norm 3.1

De wijkverpleging houdt zich aan de veilige principes in de medicatieketen als zij de zorg voor medicatie (deels) overneemt.

Volgens de inspectie voldoet MoraalZorg grotendeels niet aan deze norm.

De bestuurder geeft aan dat de afspraken over het medicatieproces binnen MoraalZorg zijn vastgelegd in het medicatiebeleid. Deze afspraken leest de inspectie terug in het medicatiebeleid van MoraalZorg. De zorgverleners vertellen dat zij het medicatiebeleid sinds kort via hun telefoon kunnen

raadplegen, maar dat zij de inhoud niet kennen. Gesprekspartners vertellen de inspectie dat het management nog niet borgt of medewerkers voldoende op de hoogte zijn van de afspraken uit het medicatiebeleid. Wel geven zorgverleners aan dat zij de individuele medicatieafspraken per cliënt kennen.

Het management vertelt dat MoraalZorg ten tijde van het bezoek geen medicatie voorschrijft, toedient of aanreikt. Echter ziet de inspectie dat bij één cliënt in het zorgplan staan dat zorgverleners van MoraalZorg tweemaal daags medicatie dienen aan te reiken. De wijkverpleegkundige en zorgverleners geven aan dat dit niet meer actueel is (zie ook norm 2.1). De wijkverpleegkundige en de zorgverleners vertellen dat de zorgverleners in de praktijk erop toezien dat de cliënt de medicatie inneemt.

Ze geven aan dat zij dit doen omdat de cliënt soms vergeet de medicatie in te nemen. Op de toedienlijst van deze cliënt staan dagelijks in de ochtend twee soorten medicatie. Gesprekspartners vertellen dat een zorgverlener (helpende niveau 2) één van de twee medicaties aftekent nadat zij erop toeziet dat de

(10)

cliënt de medicatie inneemt. De inspectie ziet dit terug op de toedienlijst van die cliënt. De wijkverpleegkundige en zorgverleners kunnen ten tijde van het bezoek niet toelichten waarom de zorgverlener één van de twee medicaties aftekent.

De inspectie ziet, net zoals beschreven in het medicatiebeleid, bij iedere cliënt een BEM-formulier en, waar nodig, een toedienlijst in het zorgdossier. Uit het gesprek met het management komt verder naar voren, dat cliënten momenteel geen

medicatie hebben waar een dubbele controle voor nodig is. Het management vertelt dat er wel afspraken zijn vastgelegd binnen MoraalZorg over het controleren en aftekenen bij het verstrekken van risicovolle medicatie. De inspectie leest dit ook in het medicatiebeleid van MoraalZorg.

Norm 3.2

De wijkverpleging let erop dat er een veilige zorgrelatie is tussen de cliënt en zijn formele of informele zorgverleners.

Volgens de inspectie voldoet MoraalZorg grotendeels aan deze norm.

De inspectie ziet dat MoraalZorg een beleid en stappenplan ‘Meldcode huiselijk geweld, kindermishandeling en veilige zorgrelatie’ heeft. De zorgverleners vertellen dat zij weten welke stappen zij moeten ondernemen bij (een vermoeden van) huiselijk geweld of kindermishandeling. De zorgverleners laten zien dat het beleid beschikbaar is via een applicatie op hun telefoon. Het management en de

zorgverleners vertellen en laten zien dat ‘huiselijk geweld’ op de agenda staat van het eerstvolgende teamoverleg.

Daarentegen vertellen gesprekspartners dat de leidraad voor een veilige zorgrelatie nog niet is besproken met de zorgverleners. Ook ziet de inspectie deze niet terug op de agenda van het eerstvolgende teamoverleg.

Norm 3.3

De wijkverpleging voorkomt onvrijwillige zorg zoveel mogelijk. Indien van toepassing, voert zij onvrijwillige zorg zorgvuldig en veilig uit.

Deze norm is niet getoetst.

De inspectie heeft deze norm niet getoetst omdat het management van MoraalZorg aangeeft dat het beleid is dat zorgverleners geen onvrijwillige zorg leveren. En omdat MoraalZorg ten tijde van het bezoek geen psychogeriatrische cliënten in zorg heeft. Wel geeft de inspectie hieronder een toelichting van wat zij is tegengekomen tijdens het bezoek. Dit doet de inspectie omdat zij tijdens het bezoek verschillende informatie heeft ontvangen en ingezien over dit onderwerp.

De inspectie ziet dat MoraalZorg beschikt over een werkinstructie ‘Omgaan met vrijheidbeperkende middelen’ waardoor het lijkt alsof MoraalZorg niet uitsluit onvrijwillige zorg toe te passen. Zorgverleners geven aan niet te weten wat het beleid van MoraalZorg is over het wel of niet toepassen van onvrijwillige zorg.

Verder leest de inspectie dat in de exclusiecriteria (zie ook norm 5.1) geen uitsluitingsgrond voor het toepassen van onvrijwillige zorg.

(11)

3.4 Thema 4 – Indicatie en herindicatie

De wijkverpleegkundige handelt professioneel en autonoom.

Norm 4.1 1

De wijkverpleegkundige stelt de (her-)indicatie en vertaalt deze indicatie naar een individueel zorgplan.

Volgens de inspectie voldoet MoraalZorg grotendeels aan deze norm.

De bestuurder laat de inspectie zien dat een gekwalificeerde

wijkverpleegkundige de indicaties stelt. De inspectie leest in deze informatie, dat de wijkverpleegkundige in het BIG-register staat en dat zij een HBO-V diploma heeft. De bestuurder vertelt dat hij afspraken heeft gemaakt met de

wijkverpleegkundige over het bewaken van de zorg en het stellen van een nodige herindicatie. Zo vertelt de bestuurder dat is afgesproken, dat

wijkverpleegkundige na zes maanden evalueert of eerder wanneer het om een korte indicatie gaat. Bijvoorbeeld nadat de indicatie afloopt. Ook de

zorgverleners bevestigen dit.

De bestuurder en zorgverleners vertellen dat de wijkverpleegkundige een intake doet bij de cliënt (thuis) om zo tot de indicatie en het zorgplan te komen.

De bestuurder en de zorgverleners vertellen dat de wijkverpleegkundige de enige zorgverlener is binnen de organisatie die de zorgplannen aanpast.

De inspectie leest in de zorgdossiers dat de wijkverpleegkundige de indicaties vertaalt naar een individueel zorgplan. Verder ziet de inspectie zorgplannen die niet ouder zijn dan zes maanden.

Daarentegen blijkt dat de indicaties en zorgplannen niet altijd actueel zijn (zie ook norm 2.1).

3.5 Thema 5 – Kwaliteit en personeel

De organisatie stuurt op kwalitatief goede zorg.

Norm 5.1

De zorgaanbieder draagt zorg voor het bewaken, beheersen en verbeteren van de kwaliteit van zorg.

Volgens de inspectie voldoet MoraalZorg grotendeels niet aan deze norm.

Het management vertelt dat MoraalZorg alleen nog op beperkte wijze

kwaliteitsgegevens verzamelt en gebruikt voor het evalueren en verbeteren van de zorg. Wel vertelt het management dat de bestuurder regelmatig contact heeft met de cliënten. Zo vertelt het management dat de bestuurder wekelijks koffie drinkt met cliënten. Het management en de zorgverleners geven aan dat er voldoende ruimte is voor cliënten om verbeterpunten tijdens de zorglevering te bespreken met de zorgverleners. Maar dat MoraalZorg dit niet structureel uitvraagt en vastlegt. Ook vertellen gesprekspartners dat er geen

cliëntmedezeggenschap is georganiseerd binnen MoraalZorg.

1 Norm 4.1 geldt niet voor cliënten die thuis Wlz-zorg ontvangen en vallen onder het

addendum bij het kwaliteitskader verpleeghuiszorg. Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) verzorgt de indicatie bij deze cliëntengroep. De verantwoordelijkheid voor het opstellen van

(12)

Het management vertelt dat zij zorgverleners ook nog niet structureel betrekken bij het verbeteren van de kwaliteit van de zorg. Wel vertelt het management dit op de agenda te zetten voor de toekomstige teamvergaderingen. Ook vertelt het management dat MoraalZorg de wijkverpleegkundige, als onderdeel van het management, betrekt bij kwaliteitsverbeteringen.

De bestuurder vertelt dat het management een aantal keer per jaar overlegt met de raad van commissarissen (rvc). In de notulen die de inspectie inziet, leest de inspectie niet terug dat de rvc betrokken is of toeziet op de kwaliteitsverbetering binnen MoraalZorg. De inspectie leest dat vooral organisatorische en financiële onderwerpen op de agenda staan. De bestuurder vertelt dat hij niet goed op de hoogte is van de wijze waarop het intern toezicht binnen MoraalZorg zou moeten functioneren.

De inspectie leest in het ‘beleid melding incidenten en klachten (MIC-beleid)’ dat MoraalZorg (bijna)incidenten, (bijna) fouten (MIC-meldingen) en klachten registreert. Ook leest de inspectie niet terug hoe MoraalZorg de MIC-meldingen analyseert. Daarnaast leest de inspectie niet hoe MoraalZorg betrokkenen (zoals cliënt en cliëntvertegenwoordigers) informeert naar aanleiding van een incident.

De inspectie ziet dat er binnen MoraalZorg één MIC-melding is gedaan. Hierin leest de inspectie dat een cliënt tijdens het douchen bijna is gevallen. Hierbij is door MoraalZorg gekeken naar oorzaken en naar verbetermaatregelen. Het management vertelt dat er nog te weinig MIC-meldingen zijn om een analyse te maken en bijvoorbeeld te kijken naar trends.

MoraalZorg laat zien dat zij beschikken over een klachtenregeling. De inspectie ziet dat MoraalZorg deze klachtenregeling op haar website heeft gepubliceerd.

Echter leest de inspectie in de klachtenregeling niet terug wat de contactgegevens van de onafhankelijke klachtenfunctionaris zijn.

Verder vertelt het management dat MoraalZorg over in- en exclusiecriteria beschikt. Het management vertelt dat de exclusiecriteria niet gedeeld zijn met de cliënten. Zorgverleners vertellen de inhoud van de in- en exclusiecriteria niet te kennen. Verder leest de inspectie geen uitsluitingsgrond voor het toepassen van onvrijwillige zorg (zie ook norm 3.3). Daarnaast geeft de

wijkverpleegkundige aan dat MoraalZorg, in verband met het niveau van de zorgverleners, momenteel geen verpleging levert. Zo vertelt ze dat als er verpleging nodig is, zij samenwerken met een andere zorgaanbieder. Echter leest de inspectie in de inclusiecriteria en op de website van MoraalZorg dat MoraalZorg wel verpleging levert.

Norm 5.2

De zorgaanbieder draagt zorg voor kwalitatief en kwantitatief voldoende personeel.

Volgens de inspectie voldoet MoraalZorg grotendeels niet aan deze norm.

De bestuurder geeft aan dat MoraalZorg niet werkt met een rooster of zorgroute.

Het management geeft aan dat dit komt omdat er ten tijde van het bezoek maar drie cliënten actief in zorg zijn (de vierde cliënt is op vakantie). Ook geeft het management aan dat dit komt omdat zij werken met vaste medewerkers.

Hierdoor is er geen zorgroute en ook geen overzicht van de planning.

Het management vertelt dat de wijkverpleegkundige zorgvraag op het aanbod afstemt. De zorgverleners geven aan dat zij voldoende tijd hebben om de dagelijkse zorg te verlenen.

(13)

De bestuurder geeft aan dat MoraalZorg een plan heeft voor de scholing en opleiding van de zorgverleners. De inspectie ziet dat in dit opleidingsplan verschillende e-learningmodules zijn opgenomen gericht op de doelgroep van cliënten en hun zorgbehoeften. In het opleidingsplan leest de inspectie dat zorgverleners scholingen kunnen aanvragen gericht op bijvoorbeeld medicatie, diabetes en dementie. Een aantal zorgverleners volgen daarnaast opleidingen tot een hoger niveau. Echter ziet de inspectie hier niet alle actieve zorgverleners binnen MoraalZorg in terug.

Het management vertelt en laat zien dat MoraalZorg de bevoegdheden van de zorgverleners in beeld heeft. Het management laat de inspectie diverse diploma’s en certificaten zien. Het management laat zien dat MoraalZorg een overzicht heeft van de bekwaamheden van de wijkverpleegkundige en de verzorgende niveau 3 (die sinds 1 september 2021 in dienst is). De inspectie kan niet zien of deze

bekwaamhedenoverzichten actueel zijn. De inspectie ziet bijvoorbeeld niet wanneer de bekwaamheden verlopen. Ook vertelt het management dat ze niet weet wanneer de zorgverleners voor het laatst een bepaalde scholing hebben gevolgd of wanneer hun bekwaamheid verloopt.

3.6 Thema 6 – COVID-19 Norm 6.1

De zorgaanbieder borgt de veiligheid van de cliënten en zorgverleners tijdens COVID-19.

Volgens de inspectie voldoet MoraalZorg grotendeels niet aan deze norm.

De zorgverleners vertellen dat zij nog geen kennis hebben van de inhoud van het COVID-19 draaiboek en de hygiëne- en infectiepreventieprotocollen. Daarnaast vertellen de zorgverleners dat dat zij vanuit MoraalZorg geen scholing hebben gekregen over het gebruik van beschermings- en desinfectiemiddelen.

Het management vertelt dat zij de medewerkers niet controleren of zij handelen volgens hygiëne- en infectiepreventie protocollen.

Daarentegen ziet de inspectie dat MoraalZorg een draaiboek heeft voor een (vermoeden) van een besmetting met COVID-19. De inspectie leest hierin hoe MoraalZorg de zorg verleent als zij te maken krijgt met besmettingen van COVID- 19. De inspectie leest hierin (een advies over) welke stappen zorgverleners kunnen nemen wanneer zij te maken krijgen met besmettingen van COVID-19. De inspectie ziet dat MoraalZorg de documentatie rondom COVID-19 en hygiëne– en

infectiepreventie beschikbaar stelt in de applicatie die zorgverleners via hun telefoon kunnen inzien.

De bestuurder geeft verder aan dat MoraalZorg beschermings- en

desinfectiemiddelen voor de zorgverleners heeft. De inspectie ziet een voorraad van niet-medische mondmaskers, gecertificeerde medische mondmaskers (type IIR en FFP2), gezichtsscherm, schorten en desinfectans die minimaal zeventig procent alcohol bevatten. De zorgverleners vertellen dat zij weten waar zij de beschermings- en desinfectiemiddelen kunnen verkrijgen.

(14)

Bijlage 1: Geraadpleegde documenten

- Overzicht cliënt

- Overzicht zorgverleners - Zorgdossiers

- Agenda vergadering 3-9-2021

- Beleid en stappenplan meldcode huiselijke geweld, kindermishandeling en veilige zorgrelatie

- Opleidingsplan 2021 - Inclusie en exclusiecriteria

- Beleid meldingen en incidenten klachten MIC-melding 001 - Procedure melden calamiteiten

- Meldingsformulier incident cliënt (MIC) - Format klacht indienen door cliënt - Klachtenreglement

- Medicatiebeleid - Toedienlijsten

- Registratie klachten, incidenten en signalen - Vergadering intern toezicht

- Werkinstructie omgaan met vrijheidbeperkende maatregelen

- Overzicht bekwaamheden wijkverpleegkundige en de verzorgende niveau 3 - Diploma’s van verschillende zorgverleners

- Corona draaiboek MoraalZorg - Protocol hygiëne corona

- Protocol isolatie van een cliënt met corona

(15)

Duidelijk. Onafhankelijk. Eerlijk.

www.igj.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Volgens de inspectie voldoet Sigma Zorg grotendeels niet aan deze norm.. De inspectie ziet in cliëntendossiers dat de zorgverleners niet altijd methodisch

De zorgaanbieder had geen procedure/werkwijze vastgelegd hoe om te gaan met medische hulpmiddelen die niet geschikt zijn voor klinisch gebruik of afgekeurd waren. De zorgaanbieder

Op basis van bovenstaande bevindingen concludeert de inspectie dat de organisatie de genoemde randvoorwaarden voor veilige en goede zorg onvoldoende heeft beschreven.. Te

Dit neemt niet weg dat ook de zorg aan deze groep cliënten aantoonbaar van goed niveau, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht moet zijn, afgestemd op de reële behoefte van

Dit neemt niet weg dat ook de zorg aan deze groep cliënten aantoonbaar van goed niveau, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht moet zijn, afgestemd op de reële behoefte van

De inspectie wijst Saffier Zorg erop dat wanneer de ZZP’er wel wordt ingezet, er een schriftelijke overeenkomst aanwezig dient te zijn waarin afspraken over de te leveren

3.3.3; Kwaliteitsdocument Verpleging, Verzorging en Zorg Thuis, 2013; Handreiking ondersteuningsplannen VGN, 2013; Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden,

10 Veilig incident melden (VIM) Deels Hoewel een MIC/MIP formulier aanwezig is, dient Hoeve Paradij beleid op te stellen, zodanig dat duidelijk is wat een incident en