Vraag nr. 172 van 21 maart 2002
van mevrouw MARLEEN VAN DEN EYNDE Omloopstraat Roosdaal – Bodem- en grondwater-onderzoek
In de gemeente Roosdaal, meer bepaald in de Om-l o o p s t r a a t , wordt voor twee Om-loten een stedenbouw-kundig attest aangevraagd met de bedoeling ze binnen enige tijd te kunnen bebouwen.
Op deze loten werden in het verleden activiteiten ontplooid door een ijzerhandelaar, die koelkasten, autowrakken en dergelijke op een niet al te milieu-vriendelijke manier recycleerde en in vele gevallen v e r b r a n d d e. Na stopzetting van de werkzaamheden van de ijzerhandelaar werden deze gronden door het gemeentebestuur van Roosdaal afgedekt. De vrees bestaat dat door de praktijken van de ij-zerhandelaar een zware verontreiniging kan wor-den vastgesteld op deze gronwor-den en in de ruime o m g e v i n g. Het is opvallend dat er, ondanks het lage aantal inwoners in deze straat, toch veel kan-kergevallen zijn. In vergelijking met de omliggende straten is het een eigenaardig fenomeen, dat op zijn minst ongerustheid creëert.
Door de aanwezigheid van talrijke bronnen in de omgeving van de Omloopstraat is een verontreini-ging van het grondwater niet ondenkbaar.
1. Werd de Openbare A f v a l s t o f f e n m a a t s c h a p p i j voor het Vlaams Gewest (OVAM) belast met een bodemonderzoek op de twee loten in de O m l o o p s t r a a t , met name lot 1 : R o o s d a a l , 1e af-deling Pamel, Sie E nr. 745 m deel, en lot 2 : R o o s d a a l , 1e afdeling Pamel, Sie E nr. 745 m deel ?
2. Wat is het resultaat van dit bodemonderzoek, en worden deze resultaten ter inzage gelegd bij het gemeentebestuur ?
3. Werd gezien de bronrijke omgeving ook onder-zoek gedaan naar verontreiniging van het grondwater ?
4. Heeft het gemeentebestuur van Roosdaal OVAM ervan op de hoogte gebracht dat de mo-gelijk verontreinigde site opgehoogd werd met een grondlaag ?
5. Wie dient er verantwoordelijk te worden ge-steld als er sprake is van verontreiniging ?
Antwoord
1. Op 25 juni 2001 ontving OVA M , in het kader van een mogelijke overdracht, gelijktijdig een oriënterend en een beschrijvend bodemonder-zoek voor een perceel in de gemeente Roos-d a a l , kaRoos-dastraal bekenRoos-d als RoosRoos-daal, 1E afRoos-de- afde-ling Pamel, Sie E nr. 745 m.
Deze bodemonderzoeken werden uitgevoerd door de erkende bodemsaneringsdeskundige Becewa.
2. Op basis van het oriënterend bodemonderzoek werden verhoogde concentraties in het vaste deel van de aarde teruggevonden voor een aan-tal zware meaan-talen.
Voor cadmium (1,12 x de norm), lood (1,42 x de norm) en zink (1,70 x de norm) werd de bodem-saneringsnorm overschreden. Voor chroom werd de bodemsaneringsnorm benaderd (0,8 x de norm). Er werd tevens een verhoogde waar-de voor EOX (extraheerbare organische halo-genen) in het vaste deel van de aarde terugge-vonden (10,8 mg/kg ds) (ds : droge stof – red.). Uit het beschrijvend bodemonderzoek bleek dat de verontreiniging van het vaste deel van de aarde met lood, zink en cadmium voornamelijk in de toplaag werd waargenomen. De verontrei-niging met lood en zink werd voornamelijk waargenomen in boringen met bijmenging met p u i n . De concentraties lood en zink namen snel af met de diepte. De verontreiniging met cadmi-um wordt voornamelijk waargenomen op het centrale gedeelte van het terrein.
Op basis van deze gegevens kon worden aange-nomen dat de vastgestelde verontreiniging van het vaste deel van de aarde met zink, lood en cadmium gerelateerd was met de aanwezige p u i n l a a g. Vooraan het terrein werden geen ver-hoogde concentraties aan EOX waargenomen. Aangezien de historische verontreiniging geen ernstige bedreiging vormde, diende er geen bo-demsaneringsproject opgesteld te worden. H e t onderzochte perceel werd wel opgenomen in het register van verontreinigde gronden.
3. Tijdens het oriënterend bodemonderzoek werd onderzoek verricht naar een mogelijke veront-reiniging van het grondwater.
Voor zink werd de toenmalige norm van 100 µg/l overschreden (1,79 x). Momenteel ligt de norm voor zink op 500 µg/l (µg : microgram – r e d . ). Uit het onderzoek werd besloten dat deze verhoogde zinkconcentraties een regionaal ver-schijnsel zijn.
Voor andere zware metalen werd een verhoog-de concentratie ten opzichte van verhoog-de achter-grondwaarde waargenomen, doch de bodemsa-neringsnorm of de waarde voor opname in het register werden niet overschreden.
4. Uit het bodemonderzoek bleek dat er op het terrein een puinlaag aanwezig was.
5. Volgens artikel 10 van het decreet betreffende de bodemsanering rust de verplichting om tot bodemsanering over te gaan op volgende perso-nen :
a) indien op de grond waarop de verontreini-ging totstandkwam een inrichting gevestigd is of een activiteit uitgeoefend wordt die ver-g u n n i n ver-g- of meldinver-gsplichtiver-g is, op de exploi-tant ;
b) in de andere gevallen op de eigenaar van de grond waar de verontreiniging totstand-k w a m , zolang deze niet heeft aangetoond dat een andere persoon voor eigen rekening de feitelijke controle over deze grond heeft. L e-vert de eigenaar dit bewijs, dan rust deze ver-plichting op deze andere persoon.
De saneringsplichtige kan de kosten verhalen op de saneringsaansprakelijke. De sanerings-aansprakelijke is diegene die door emissie bo-demverontreiniging heeft veroorzaakt.