• No results found

CULTUUR verschijnt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "CULTUUR verschijnt"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

APRIL 1967

De CPN en de gemeentelijke autonomie C. IJmkers 145

Het einde van het districtenstelsel

in Nederland M. Bakker 152

De discussie over het verdrag over de

niet-spreiding van kernwapens Jaap Wolff 160

Dollars en guldens voor

het generaalsbewind J. Morriën 172

PARTIJDOCUMENTEN:

Communiqué van het partijbestuur van de CPN 186

Brief van het partijbestuur van de CPN aan het centraal comité van de

Franse Communistische Partij 186

Besluit partijbestuur CPN 191

Mededeling van het partijbestuur 192

POLITIEK EN CULTUUR

verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 23.11.38 De abonnementsprijs is

f

7.20 per jaar,

f

3.60 per halfjaar, losse nummers

f

0.70

(2)

27e jaargang no. 4 april 1967

POLITIEK

EN

CULTUUR

maandblad, gewijd aan de theorie en praktijk van het marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der C.P.N.

De CPN en de gemeentelijke

autonomie

Eén van de centrale eisen in het anti-monopolieprogram van de CPN is die tot verdediging en vernieuwing van de demo-cratie. De grote monopolies pogen de parlementaire democra-tie uit te hollen, de bevoe~dheden van het parlement over te laten dragen aan een Europees parlement, dat door niemand is gekozen, alsmede het kiesstelsel van de evenredige vertegen-woordiging te vervangen door een districtenstelsel.

In de strijd voor het tot stand brengen van eenheid van actie om de macht van de monopolies te beperken, nemen de gemeen-teraden een belangrijke plaats in. De communisten beschouwen dan ook de handhaving en versterking van de gemeentelijke autonomie als een onderdeel van de anti-monopoliestrijd, te-meer daar hardnekkige pogingen in het werk worden gesteld om ook de positie van de gemeenten te ondergraven.

De gemeentelijke autonomie is in de grondwet vastgelegd in art. 152, dat begint met de zin: "Aan het hoofd der gemeente staat een raad", en art. 153: "Aan de raad wordt de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente overgelaten". In de "Proeve van een nieuwe grondwet", in 1966 door het ministerie van binnenlandse zaken uitgegeven, zijn beide arti-kelen vervangen door de schimmige artiarti-kelen 81 en 82 waarin niets van de oorspronkelijke opzet is terug te vinden, maar die de gehele taakomschrijving van de raad in feite door "de wet"

(3)

146

Deze veranderingen, die in de grondwet zouden moeten worden aangebracht, zijn kennelijk ingegeven door de wens, aan het groeiende verzet van de gemeenteraden tegen de door de respec-tieve regeringen gevoerde politiek te ontkomen.

Door hetzelfde ministerie wordt echter ook gewerkt aan een "herschrijving" van de Gemeentewet, zodat waakzaamheid dubbel is geboden.

Naast openlijke aanvallen op de gemeentelijke zelfstandigheid is er ook sprake van een meer bedekt offensief.

Om de huishouding van de gemeente te kunnen besturen, dient de gemeenteraad over de daarvoor nodige gelden te kunnen beschikken. Sedert in 1865 de gemeentelijke accijnzen werden afgeschaft, is de financiële verhouding tussen rijk en gemeente altijd een twistappel geweest en ook steeds door het rijk ge-hanteerd om de gemeentelijke autonomie naar willekeur te beperken.

De gevolgen zijn dan ook dat de eigen inkomsten van de ge-meenten een steeds kleiner deel van het totaal vormen. Dl~ huidige rijksregeling is vastgelegd in de "Financiële verhou-dingswet 1960", die in dat jaar in werking trad. Het gemeente-fonds, dat de uitkeringen aan de gcmcenten doet, wordt ge-vormd door een bepaald percentage van de opbrengst der rijksbelastingen. Doordat van de aanvang in 1960 af dit per-centage te laag is gesteld, krijgen de meeste gemcenten een onvoldoende uitkering uit dit gemeentefonds, waardoor zij hun begroting niet, of alleen ten koste van de aantasting van het verzorgingspeil, sluitend kunnen maken. Van de ca. 500 ge-meenten die hun begroting voor 1967 bij Gedeputeerde Staten, het dagelijks bestuur van de procinciën, hadden ingediend, had-den 154 een begrotingstekort. Bij de overige (ca. 440) gemeen-ten, die hun begroting nog niet klaar hadden, zullen ongetwij-feld nog zeer vele met een tekort zijn. Dat blijkt wel uit de aanvraag van 330 gemcenten om in aanmerking te komen voor een aanvullende uitkering van het gemeentefonds.

Uitkeringen uit gemeentefonds onvoldoende Welke uitkeringen ontvangen de gemcenten uit het gemeente-fonds? De voornaamste is de "algemene uitkering" die o.m. bestaat uit:

a. een bedrag per ha. grondgebied van de gemeente;

b. een bedrag gebaseerd op de door de gcmeenten geheven grondbelasting;

c. 80 pct van de goedgekeurde uitgaven van de bijstandswet; d. een bedrag per inwoner, dat vcrschilt naar het inwonertal der gemeenten. Hiertoe wordt een indeling gemaakt in gemeenten: 1. van minder dan 2.000 mwoners:

!

50,25 per tnwoner; 2. van 2.000 tot 50.000 mwoncrs:

!

55,25

"

"

3. van 50.000 tot 250.000 inwoners:

!

66,-"

"

4. van 250.000 tot 500.000 mwoners:

!

74,50

"

"

5. en van meer dan 500.000 mwoners:

!

(4)

Gemeenten beneden 2.000 inwoners ontvangen tevens een uit-kering van f 1 0.000,-.

Dan ontvangen de gemeenten ook nog uit het gemeentefonds een vergoeding voor de kosten van het lager, voortgezet ge-woon lager en uitgebreid lager onderwijs, welke door het minis--terie van onderwijs en wetenschappen aan het gemeentefonds worden vergoed. Dit bedrag dekt echter de kosten niet, omdat met de normen, zoals die door het ministerie zijn vastgesteld, geen. gemeente kans ziet een enigszins redelijk onderwijs te fi-nanoeren.

Uit het vorenstaande blijkt dus wel, dat de uitkeringen uiteen-lopen en dat grote gemcenten in verhouding meer ontvangen dan kleinere.

Een groepering die zich aanduidt als Friese Nationale Partij, zag hierin aanleiding, in januari j.l. een memorandum aan de ministers van financiën en binnenlandse zaken te zenden. Ze voelde zich kennelijk gesteund door oud-minister Vondeling, die bij de behandeling van het gemeentefonds in de Eerste Kamer verklaarde, niet te kunnen inzien waarom een grote gemeente meer geld nodig had dan een kleine. In het memorandum wordt dan ook gesteld, dat de centrumfunctie van Amsterdam, Rotter-dam en Den Haag gering is en zelfs beneden het gemiddelde zou liggen. Dat is echter een onjuiste benadering van het gehele complex van vraagstukken van de gemeentcfinanciën. De prak-tijk is, dat kleine gcmeenten kleine tekorten en grote gemeenten grote tekorten op hun begrotingen vertonen, waaruit maar één conclusie te trekken is: de regering doet alle gemeenten tekort, zowel grote als kleine! Het gaat niet om het verbeteren van de positie van de ene groep gemcenten ten koste van de andere, maar om een totale verbetering voor alle gemeenten.

De grootste drie gemeenten hebben voor 1967 hun tekort raamd op een bedrag dat de 200 miljoen gulden nadert. De ge-zamenlijke Kamers van Koophandel van deze drie gcmeenten hebben er bij de kabinetsformatie op aangedrongen, dat voor de zorgwekkende financiële toestand zonder uitstel door de centrale overheid oplossingen moeten worden geboden, omdat anders de algemene voorzieningen ernstig in gevaar zullen ko-men. Een duidelijk voorbeeld dat het beleid van de monopolies, zoals dat door de diverse kabinetten - met of Z·Jnder PvdA-ministers - is gevoerd, in strijd komt met het belang van alle niet-monopolistische krachten in ons land.

Verfijningen, aanvullingen en eigen inkomsten Bij het opstellen van de Financiële verhoudingswet is rekening gehouden met enkele uitwijkmogelijkheden.

Zo bestaat er een z.g. "verfijningsregeling", die een extra uit-kering wegens bijzondere omstandigheden mogelijk maakt. Zo ontvingen 365 gemcenten in "probleemgebieden" in 1965 13 miljoen gulden, 277 gemeenten met een "ongewoon bevolkings-verloop" 2 miljoen gulden en 611 gemeenten met uitgaven voor

"monumenten" 27 miljoen gulden, 7 gemeenten (met meer dan 147

(5)

150.000 inwoners) kregen echter 26,8 miljoen gulden in het kader van de verfijning wegens "bevolkingsagglomeraties". Op dit moment zijn tien verfijningen in werking.

Opgemerkt dient hierbij te worden dat de verfijning "mijnge-meenten" door de voorgenomen mijnsluitingen een aflopend ka-rakter heeft, omdat deze uitkering plaats vindt op basis van de gewonnen hoeveelheid steenkolen. Door de communistische

~·aadsleden in de mijngemeenten is dan ook terecht gesteld dat deze uitkering gehandhaafd dient te worden. De regering heeft tot de mijnsluitingen besloten en zal dan ook de financiële ge-volgen voor de mijngemeenten moeten dragen.

Als tweede mogelijkheid is er de z.g. "aanvullende uitkering". Van de reeds eerder genoemde 330 aanvragen zijn er een 80 door het departement afgewezen, zodat er toch nog altijd een 250 gemcenten in principe in aanmerking komen. Zolang ech-ter de Financiële verhoudingswet in werking is, heeft nog geen enkele gemeente een aanvullende uitkering ontvangen! Daar-onder gemeenten, die jaar op jaar met een steeds groter tekort op de begroting kampen.

Inmiddels is door minister Verdam (de minister van binnen-landse zaken in het kabinet-Zijlstra) aan de gemeenten bekend-gemaakt, dat zij hun eigen inkomsten aanzienlijk moeten op-voeren, hetgeen overigens nog niet betekent dat zij in dat ge-val een aanvulling zullen krijgen. Wel zijn Gedeputeerde Staten in sommige provincies zover gegaan dat zij weigeren begrotin-gen goed te keuren, indien de verlangde tariefsverhoginbegrotin-gen niet door de raa:d worden aanvaard.

Ooi: waren de eisen van deze minister niet gering. De straatbe-lasting zou 10 en 20 procent van de belastbare opbrengst voor resp. onbebouwde en bebouwde eigendommen moeten bedragen, de rioolbelasting zou per aansluiting per jaar

f

50,- en

f

100,-, resp. zonder en met zuiveringskasten moeten opbren-gen, reinigingsrechten

f

24,- per emmer, terwijl 200 opcenten van de personele belasting geheven moeten worden. De minister ontleent dit recht aan art. 12 lid 2 van de Financiële verhou-dingswet.

Dit artikel zegt echter dat "aan de aanvullende bijdrage voor·· schriften (zijn te) verbinden". Geen enkele aanvrager heeft ech-ter een uitkering gekregen en toch zijn voorschriften opgelegd aan de gemeenten: het zoveelste bewijs van de aantasting van de gemeentelijke zelfstandigheid door het rijk.

Ook van de communistische raadsleden zal echter een stand-punt worden gevraagd, als in hun gemeente een herziening van de tarieven aan de orde wordt gesteld.

Vooropgesteld zij, dat het niet mogelijk is, een voor alle ge-meenten eensluidend antwoord op deze vraag te geven. Daar-voor lopen hun omstandigheden te zeer uiteen. Wel kan wor-den gezegd, dat ten aanzien van dit vraagstuk een heroriëntatie nodig is. Het is lange tijd de gewoonte geweest, dat onze raads-leden zich verzetten tegen elke tariefswijziging, daarbij geleid door de gedachte dat de positie van de werkers hierdoor werd aangetast en dat het rijk maar moest betalen. Nu de financiële

(6)

het verzorgingspeil in gevaar komt en desondanks het rijk blijft weigeren een hogere uitkering te verstrekken, zullen de com-munistische raadsleden met de andere leden van de raad moeten nagaan op welke verantwoorde wijze de eigen inkomsten van de plaats vergroot kunnen worden. De taak van een gemeente-bestuur is het uitbreiden van de openbare voorzieningen. De daarvoor beschikbare middelen dienen door de raad zo goed mogelijk te worden verdeeld. Verhoging van tarieven behoeft nog geen aantasting van het levenspeil der werkers te beteke-nen, indien de opbrengst wordt benut voor het verhogen van

het peil der algemene voorzieningen. Door op deze basis en met de belangen van de bevolking steeds voor ogen te hande-len, wordt de mogelijkheid vcrgroot om met de raad met des te meer kracht voor een hogere rijksuitkering op te treden. Op basis van een beter verzorgingspcil zal het ook mogelijk zijn, delen van de bevolking en hun organisaties voor dit doel in beweging te brengen. Bij het wijzigen van tarieven en belastin-gen dienen we met twee hoofdzaken rekening te houden: dat de minst draagkrachtigen, de AOW- en bijstandtrekkers, wor-den vrijgesteld van, of compensatie krijgen voor, tariefsver-hogingen en dat grote fabrikanten, grote warenhuizen en groot-grondbezitters meer kunnen en moeten opbrengen.

Om een enkel voorbeeld te noemen, bij de jongste verhoging van de reinigingsrechten in Amsterdam van

f

6,- tot

f

9,-per emmer (overigens nog lang geen

f

24,- zoals de minister wil) zijn op voorstel van de CPN-fractie de bejaarden en ge-zinnen met lage inkomens van de vcrhoging vrijgesteld. Grote warenhuizen en instellingen die veel afval hebben, werden tege-lijkertijd veel zwaarder belast. In Oost-Groningen is door een andere verdeling van straatbelasting op gebouwde en onge-bouwde eigendommen bereikt, dat een arbeider of midden-stander met een eigen huisje slechts een paar gulden meer moet betalen, maar een grootgrondbezitter een paar honderd gulden meer.

Het kabinet-De Jong heeft bij zijn eerste optreden aangekon-digd, dat het plannen heeft te komen tot een verruiming van het gemeentelijk belastinggebicd. Gezien het gehele karakter van deze regering valt te verwachten, dat het hierbij zal gaan om belastingen, die vooral zullen drukken op de gewone men-sen. En tevens, dat deze verruiming wordt nagestreefd om aan een verhoogde uitkering uit het Gemeentefonds te ontkomen, zodat de gemeenten er uiteindelijk niets beter van zullen wor-den.

Ook in het vcrleden is herhaaldelijk over uitbreiding van het gemeentelijke belastinggebied gesproken. Daarbij bleek steeds dat de grote bedrijven en de rijksten alles doen om er aan te ontkomen.

\"!/at dat betreft is de gang van zaken rond de verhoging van de precario-rechten op motorbrandstofstations duidelijk ge-weest. Deze precario-rechten, die voor 80 pct door de grote oliemaatschappijen worden betaald, zijn over het algemeen zeer laag. Vcrscheidene raden besloten deze precario-heffing van een vast bedra~ te veranderen in heffing naar de omzet. In

verschil-11

(7)

lende plaatsen, o.m. Haarlem en Eindhoven, hebben de olie-maatschappijen processen aanhangig gemaakt tegen de beslis-singen van deze gemeentebesturen. fn Den Haag is een derge-lijk voorstel tot twee maal toe door B. en W. tijdens de vcrga-dering van de raad van de agenda gevoerd. Als men nu weet dat grote olieconcerns zeer grote bedragen aan gemeentebe-sturen betalen voor het vcrkrijgen van een vcrgunning voor een tankstation (Alphen a.d. Rijn

f

300.000,-, Laren

f

250.000,-cnz.) dan is het wel duidelijk dat deze monopolies ook langs deze weg hun invloed aanwenden op de gang van zaken in de r:;emeentcn.

Communistische raadsleden zullen daarom op basis van samen-werking met PvdA- en andere raadsleden in de raad zo optre-den, dat tariefs- en belastingverhogingen zoveel mogelijk wor-den betaald door hen die dat kunnen dragen. Daarnaast is het noodzJ:kelijk ook buiten de raadszaal op te treden voor de een-heid van actie van arbeiders, kantoorbedienden en ambtenaren voor het vcrwezenlijken van hun looneisen. Er is een niet weg te redeneren vcrband tussen de actie (loonstrijd, strijd voor de vrede, woning- en huuracties enz.) en het werk in de gemeen-teraad. Eenheid van actie buiten de raad zal haar weerklank kunnen vinden in eenheid in de raad. Daarom kan ons raads-werk niet losgezien worden van het overige partijraads-werk.

Rijk moet meer betalen De financiële gevolgen van de regeringspolitiek hebben vele gemeentebesturen tot rebellie gebracht. Door de grootste drie wordt reeds enkele jaren gezamenlijk opgetreden om tot ver-betering van hun toestand te komen. Met name schreeuwen de problemen van de verkeersvoorzieningen en van het openbare vervoer om extra maatregelen van de zijde van het rijk ten einde tot een oplossing te komen. Bovendien hebben Amsterdam en Rotterdam uit eigen middelen grote onderhouds- en investe-ringskosten aan hun havens en toegangskanalen te betalen, waarvan het rijk echter de voordelen in de vorm van belasting en invoerrechten opeist. De stemmen die de mening laten ho-ren, dat het rijk deze kosten zelf voor zijn rekening dient te nemen. worden dan ook steeds luider.

In verband met de financiële toestand van de lagere organen wordt met spanning uitgezien naar het Conp;rcs van de Ver-eniging van Nederlandse Gemeenten, dat op 10 mei a.s. te Eindhoven zal plaatsvinden en dat in het teken van de "Finan-ciën der gemeenten" staat.

Alle gcmcenten in ons land zijn lid van de VNG en worden daarin vertegenwoordigd door bur[',cmcester en wethouders. Nu in een aantal gcmcenten communistische wethouders aan het bestuur van hun plaats deelnemen, is de mogelijkheid aan-wezig dat ook in de VNG constructief kan worden meegewerkt aan het succesvol verloop van haar congres. Naast de inbreng van een eigen geluid zal ook in de vereniging het streven naar

(8)

overheidspolitiek met succes bestreden kunnen worden, nood-zakelijk zijn.

De VNG kan een belangrijke rol spelen inzake de financiële verhouding; zij benoemt n.l. de voorzitter en de gewone leden van de Raad voor de Gemeentefinanciën. Het indertijd gedane voorstel was zelfs de Raad te belasten met het beheer van het gemeentefonds. De regering heeft dat voorstel niet overgeno-men, zodat de Raad niet meer is dan een adviesorgaan.

De Raad voor de Gemeentefinanciën doet jaarlijks voorstellen aan de regering over de begroting van het gemeentefonds en de uitkeringen aan de gemeenten. Vastgesteld moet worden, dat - zolang de Financiële verhoudingswet in werking is - de regeringen zich maar ten dele aan het advies van de Raad van de Gemeentefinanciën hebben gehouden. In de regel werden lagere uitkeringen verstrekt dan door de Raad was geadviseerd. Over de jaren 1963 t/m 1966 was dit 165,3 miljoen minder. Zeer zeker zal dan ook op het congres van de VNG aan de orde dienen te komen, op welke wijze bereikt kan worden dat de Raad voor de Gemeentefinanciën wordt belast met het be-heer van het gemeentefonds alsook hoc de adviezen van de Raad een voor de regering bindend karakter kunnen krijgen. Ons land bestaat uit 940 gemeenten; zonder medewerking van deze gemcenten kan geen enkel kabinet het land regeren. Zon-der financiële medewerking van de regering is echter geen enkele gemeente in staat, haar taak naar behoren te vervullen. Daarvoor is h~t echter noodzakelijk, dat de inkomsten van het gemeentefonds vergroot worden.

Het congres zal er daarom goed aan doen zijn verlangens dui-delijk en krachtig bij de regering op tafel te leggen. Met name zou van de nieuwe regering een duidelijke uitspraak moeten worden verlangd over de aanvullende uitkering van het ge-meentefonds, waarop een kwart van de leden der Vereniging van Nederlandse Gemeenten zit te wachten. Voor een derge-lijk optreden zal de VNG in alle gemeenteraden een meerder-heid kunnen vinden. Daaraan zullen de CPN-raadsleden zeker al hun krachten geven. In het belang van de gemeentelijke zelfstandigheid en voor de verbetering van het voorzienings-pcil is het gewenst dat het congres hiervoor eensgezind optreedt.

C.

IJMKERS

11

I

(9)

Het einde van het districtenstelsel

in Nederland

Het kiesstelsel der evenredige vertegenwoordiging wordt van reactionaire zijde heftig aangevallen. Deze aanvallen worden vergezeld van pleidooien voor de invoering van een districtenstelsel. Of, beter gezegd, herinvoering, want vij /tig jaar geleden werd dit stelsel afgeschaft. De erva-ringen die met het districtenstelsel in ons land zijn opge-daan en de achtergronden van de afschaffing ervan wor-den in deze beschouwing belicht.

De grondwetswijziging van 1917, die het algemeen kiesrecht mogelijk maakte, kwam tot stand op een manier die we in Nederland maar al te goed kennen, namelijk in pakketvorm. Algemeen kiesrecht en onderwijs-pacificatie (wettelijke finan-ciële gelijkstelling van openbaar en bijzonder lager onderwijs) werden in één bundeltje aangeboden en moesten samen aan-vaard, of samen verworpen worden. De techniek van de han-del, die in N cderlandse burgerkringen zo geducht bcheerste vaardigheid, deed zich weer eens in het parlementaire bedrijf gelden.

Wie wat meer ervaring opdoet met Nederlandse regeringen en hun behandeling van de volksvertegenwoordiging, ervaart al gauw, dat deze handelwijze een vast onderdeel van het systeem is geworden. De hele belastingwetgeving wordt tot stand ge-bracht met dit geef-en-neem-systeem; iedere verzwaring wordt verzoet met een kleine verlichting, iedere concessic aan de grote inkomens en vermogens wordt gecombineerd met een klein geschenk voor de kleine man. De ministers Hofstra en Vondeling hebben zich al even vaardig getoond in deze koppel-verkoop als de heren Witteveen en Zijlstra.

Een pakket dus, van algemeen kiesrecht en onderwijs-pacifica-tie. Links moest de financiële gelijkstelling van het godsdiens-tige onderwijs accepteren in ruil voor het algemeen kiesrecht, rechts moest de omgekeerde concessie doen. De gezamenlijke voorstellen werden ten slotte met overweldigende meerderheid van stelnmen aanvaard.

Nu had de onderwijskwestie evenals die van het algemeen kies-recht in het politieke leven van de voorbije periode een grote rol gespeeld. Ze had zelfs belangrijk bijgedragen tot de poli-tieke partijvorming aan confessionele zijde. Al had ze, op een betrekkelijk kleine groep van politiek actieve gelovigen na, bin-nen het volk zelf geen al te grote rol gespeeld, het parlement was door de schoolstrijd regelmatig op kookhitte gebracht en was, zeer onnatuurlijk, feitelijk verdeeld in twee groepen, confessioneel en niet-confessioneel (de antithese).

Dat verklaart het feit, dat bij de grondwetswijziging de onder-wijs-pacificatie het debat vrijwel geheel overheerste en de

(10)

I-~et kiesrecht kreeg de vorm van evenredige vertegenwoordi-gmg.

Dit houdt in, dat, hoewel het land voor de vorm in 18 kies-kringen is verdeeld, de partijen met een landelijke lijst kunnen optreden. Alle stemmen op die lijst, of ze nu in Limburg of in Groningen worden uitgebracht, tellen mee voor het bepalen van het aantal afgevaardigden.

Berekend wordt, hoeveel maal men het aantal stemmen heeft dat nodig is voor één gekozene (vroeger een honderdste, nu een honderdvijftigste van het aantal uitgebrachte stemmen). Voor het verdelen van de overige zetels - men komt namelijk bij de berekening nooit meteen op 150 uit en houdt dus zetels, z.g. restzetels, over - wordt nagegaan, wie het hoogste ge-middelde stemmenaantal per zetel heeft als hij er een, twee of drie bij zou krijgen.

Allerlei uitwerkingen van het systeem .hebben in de loop der jaren na de invoering plaatsgevonden, zoals de restzetelverde-ling en de beparestzetelverde-ling dat men geen restzetel krijgt, indien men met zijn totale stemmenaantal ook maar één stem onder de kiesdeler blijft. Maar het wezen van het stelsel is al deze vijf-tig jaren lang ongewijzigd gebleven.

De evenredige vertegenwoordiging geeft een vrij grote zeker-heid dat een groep van enige betekenis, met een landelijke orga-nisatie en middelen die voldoende zijn om de waarborgsom van 18.000 gulden plus de propagandakosten te betaln, een afvaar-diging kan verwerven. Vrij toegang geeft het systeem bepaald niet. Bij de verkiezingen van 1967 haalden de zgn. CDU, Nood-raad en Ongehuwdenpartij elk meer dan 40.000 stemmen, maar doordat ze ten slotte onder de kiesdeler bleven kregen ze geen zetel.

In 1917 werd de evenredige vertegenwoordiging vrijwel meen gezien als de natuurlijke vorm, die het in te voeren alge-meen kiesrecht zou moeten krijgen. De minister-president van die dagen, Cort van der Linden, die zelf als de grote ijveraar voor dit systeem optrad, stond op het standpunt, dat in de Tweede Kamer de belangrijke politieke stromingen in het land ook feitelijk tot hun recht moesten komen.

Tegenwerpingen hiertegen kwamen eigenlijk alleen van Anti-Revolutionaire zijde. De Anti's stonden op het standpunt van het zogenaamde organische kiesrecht. Abraham Kuyper, hun voorman in de jaren rond de eeuwwisseling, had dat eens in een nota uitgewerkt en het bleek neer te komen op een soort ge-zinshoofden-kiesrecht, met natuurlijk weer de nodige beper-kingen en aanvullingen.

Kiesrecht, zei de AR-spreker bij de grondwetswijziging, is geen politiek recht. Het is "een bevoegdheid, die voortvloeit uit de roeping die de mens van godswege in een kring, waarin hij gezet is te vervullen heeft". En verder: "niet de individuen, maar het organisch bestaande volk moet in al zijn geledingen vertegenwoordigd zijn".

Als dit Anti-Revolutionaire gebrabbel al iets te betekenen had, dan was het dat men blijkbaar toch de voorkeur gaf aan het

11

(11)

bekende kiessysteem van de margarinefabrikant Prinzen in Helmond. Die placht het kiezersvolk op bier, en het bestuur van de kiesvereniging op wijn te tracteren als bij weer eens ge-kozen wilde worden. "De kring waarin hij gezet was" aarzelde dan meestal niet, de heer Prinzen diens "roeping" weer voor een viertal jaren te laten vervullen.

Overigens was het Anti-Revolutionaire pleidooi minder tegen de evenredige vertegenwoordiging dan tegen het algemeen kies-recht als zodanig gericht. Geheel volgens de Groen-traditie was in die kring de neiging sterk om diegenen die in de strijd om het bestaan aan meer aardse middelen hadden weten te komen dan hun naaste, ook te beschouwen als lieden met een navenant luidere roeping dan die naaste.

Ook bij het verdelen van de banken in de kerk was het ge-woonte, dit begrip "naaste" te vervangen door "voorste" en "achterste" - en gemeenlijk niet op strikt geestelijke gronden. Over het geheel genomen echter ontmoette de invoering van de evenredige vertegenwoordiging nauwelijks weerstand, in dat jaar 1917, toen het in Europa gistte, in Rusland de revolu-tie was uitgebroken en ook in Nederland een opstandige be-weging tegen de misdadige oorlogsprofiteurs en tegen de schan-delijke voedselpolitiek van de regering zich begon te ontwik-kelen.

De bekwaamheid om, voordat de storm der volkswoede een hoogtepunt zou bereiken, van "zeer conservatief tot zeer libe-raal" te worden bestond niet alleen bij de oude Willem II. De fundamentele reden was echter, dat het districtenstelsel door en door gecompromitteerd was en dat het in het geheel niet meer in overeenstemming was met de allengs gegroeide partij-verhoudingen.

Die districtsafvaardiging had eeuwenlang een natuurlijke func-tie vervuld, vooral in de lange tijd dat er in Nederland wel een soort parlementair systeem bestond, maar dat van enige vorm van democratie volstrekt geen sprake was.

De districten stamden, zoals feitelijk overal in Europa waar ze nog een functie vervullen in het kiesrecht, uit de middeleeuwen, de tijden van graven, hertogen en bisschoppen-met-aardse-macht.

De eerste keer dat in Nederland een soort Staten-Generaal bij-een kwamen, was in 1464, toen Philips de Goede de vertegen-woordigers van de Staten van graafschappen en steden bijeen-riep, omdat hij geld van ze wilde hebben.

In de eeuwen die volgden, en waarin de Staten-Generaal meer gestalte kregen, bestonden die steeds uit zulke vertegenwoor-digers van de bestuurscolleges in diverse delen van het land; lange tijd, en wel tot 1848, waren het de Provinciale Staten die hun mannetj,es naar Den Haag zonden - en wel altijd meer als onderhandelaars namens de provincies dan als vertegen-woordigers van de natie.

(12)

de merkwaardige dubbelrol speelden van opperst landsbestuur en vertegenwoordigers der provinci::de belangen. Het was een van de hinderpalen waarover eerzuchtdingen met een hang naar de absolute macht plachten te struikelen).

Bij de overgang van de provinciale vertegenwoordiging naar de directe verkiezing, die in het midden van de vorige eeuw plaatsvond en die gewettigd en nodig was doordat de oude vormen volledig onvruchtbaar en onwerkelijk waren geworden, was het districtenstelsel nog intact gebleven - het vervulde toen nog een functie.

Het moderne kapitalisme was in opkomst. Maar dit kapitaal was nog niet nationaal georganiseerd. Havensteden, textiel-industrie en aardewerkfabrieken lagen nog betrekkelijk ver uiteen, de grote graanlanderijen zowel als het grote weidebe-drijf waren sterk streeksgewijze geconcentreerd.

Het was daarom begrijpelijk, en binnen het kapitalistische sys-teem zelfs nuttig, dat in die tijd de verschillende, op bepaalde belangen geconcentreerde streken en steden hun eigen man naar Den Haag konden sturen. Uit Twente kwam de textielonder-nemer of de aan hem onderhorige advocaat, uit Rotterdam de havenbaron of diens parlementaire loopjongen, uit Amsterdam de handelskapitalist, uit Maastricht een van de Regouts, uit Groningen, Friesland of Zeeland kwamen de mensen die de grote agrarische belangen vertegenwoordigden.

Hun kapitalistische problemen zijn het, die de parlementsde-batten beheersen; behalve de schoolstrijd vindt men jaargangen lang in de Handelingen nauwelijks iets anders afgedrukt. Over al deze kwesties wilde iedere, streeksgewijs vertegenwoordigde, kapitaalgroep zijn zegje hebben. Maar dat niet alleen. Het was voor deze groepen evenzeer, en soms zelfs nog wel meer, van belang, om een vertegenwoordiger duurzaam in Den Haag ge-posteerd te hebben die er het vele praat- en borrelwerk, de be-Ïnvloeding en omkoperij in de kring van regering en ambtena-ren kon verrichten, waardoor het parlementaire systeem altijd heeft uitgemunt.

Maar in het verloop van de tijd worden de verhoudingen an-ders. Het kapitalisme raakt sterk nationaal in plaats van regio-naal georganiseerd.

De verbindingen via spoorwegen, via water- en wegverkeer, met telegraaf, telefoon en auto worden in korte tijd veel snel-ler, de verschillende kapitaalgroepen r<J:ken nauwer verweven, de banken gaan hun centraliserende macht uitoefenen.

De grote burgerij is lang genoeg aan de macht geweest om het staatsapparaat krachtig in handen te hebben en de macht van dit staatsapparaat wordt groter ten opzichte van het parlement. Daardoor gaat de betekenis van de streekvertegenwoordiging afnemen, al zal ze met name op het punt van de landbouw nog van betekenis blijven. De landbouw zelf gaat, nationaal-econo-misch gezien, echter een steeds geringere rol spelen.

Het districtenstelsel, die overgangsfase van feodale naar mo-derne staat, heeft zichzelf na een halve eeuw al overleefd. En dat natuurlijk in het bijzonder in het kleine Nederland dat

11

11

(13)

in vergelijking tot vele andere landen zelf maar net de omvang van een district heeft.

Sommige grapjassen hebben, bij hun pleidooien voor herinvoe-ring van een districtenstelsel, wel eens een vergelijking gemaakt met de Verenigde Staten van Amerika. Afgezien van alle an-dere overwegingen moet men daarbij toch wel opmerken, dat de V.S. in oppervlakte bijna driehonderd maal zo groot zijn <lis ons landje. Alleen al de staat Tcxas k<ln twintig Nederlan-den herbergen! Tegenwoordig kan men bij ons, tenzij men naar Zeeuws-Vlaanderen moet, vanuit Amsterdam in de avond iedere plaats voor een vergadering bezoeken, en toch de nacht in eigen bed doorbrengen.

Dat het districtenstelsel zichzelf overleefd had, had nog een oorzaak, die met de eerste nauw verband hield.

De moderne ontwikkeling vzm het kapitalisme schiep in de tweede helft van de negentiende eeuw ook in Nederland in versnelde mate een modern proletariaat. De arbeidersorganisa-ties ontstonden hier later dan in andere landen van Europa, maar in de zestiger en zeventiger jaren begonnen ze zich dan toch te vormen. En deze organisaties, vakverenigingen en poli-tieke groepen, hadden van de aanvang af geen regionaal of plaatselijk, maar een landelijk karakter. Plaatselijke groepen zochten vrijwel onmiddellijk een landelijke band - hetgeen ook in dit geval door de kleine omvang van ons land vergemakke-lijkt werd.

Het waren deze klasseorganisaties der arbeiders, die de stoot gaven tot de vorming van het politiekc-partijwezen zoals wij dat kennen. Zij het, dat het vraagstuk van de schoolstrijd, dat al vroegtijdig tot de oprichting van Anti-Revolutionaire kies-kringen had geleid, en de achterstelling van Brabant en Lim-burg, die kansen schiep voor katholieke partijvorming, meege-werkt hebben om in het patroon van ons partijwezen die merk-waardige godsdienstige schakeringen aan te brengen, die heden ten dage nog steeds voortbestaan.

Maar het wezen van de partijvorming, zoals we die in de tweede helft van de negentiende eeuw zien ontstaan, corrcspon·-deert met de nieuwe fase van het kapitalisme: grootindustrie, groeiende macht van de banken, moderne verkeersmiddelen, concentratie.

De arbeidersklasse krijgt een dergelijke omvang, ontwikkeling ea kwaliteit dat ze tot partijvorming kan, ja moet komen -en de (liberale) bourgeoisie antwoordt met tegen-partijvorming. Daarnaast ontstaan dus partijen met een niet uitgesproken libe-raal karakter, conservatief van opzet, bcheerst door een deel der bezitters dat van de godsdienst gebruik maakt om te trach-ten de arbeiders weg te houden uit de invloed van de socialisti-sche beweging en via de preekstoel de leiding over hen te be-houden.

Ook in het parlement begint nu de partijvorming gestalte te krijgen.

Voorheen was er van enige officiële fractievorming geen sprake.

(14)

waarbij de roemruchte sociëteit De Witte belangrijke diensten verleende.

Naarmate echter de arbeiderspartij gaat optreden, en met een eigen fractie in het parlement komt, begint die fractievorming ook bij de anderen, in overeenstemming met de partijvorming in het land.

Overigens hebben de partijen van de burgerij voornamelijk het karakter van kiesverenigingen, die alleen kort voordat er ge-stemd zal worden tot leven komen om Jan, Piet en Klaas van de voortreffelijkheid der eigen candidaat te overtuigen.

In het laatste deel van de vorige en het begin van deze eeuw werd dan ook niet het district, maar de landelijke partij beslis-send voor de positie der afgevaardigden.

Formeel en volgens een aftandse formule noemde men Troelstra nog wel "de geachte afgevaardigde van Leeuwarden" maar daar kan men nu om lachen. Dat deed men trouwens toen al. Want een kind wist dat Troelstra niet de burgerij van Leeuwar-den, maar de sociaal-demoeratic vertegenwoordigde. Zoals Domela tevoren niet de "afgevaardigde van Schoterland" was geweest, al hadden de arme boeren hem daar gekozen, maar de eerste vertegenwoordiger van de tot socialistisch bewustzijn komende arbeidersklasse.

Zowel het "nationaal" worden van het kapitalisme als de vor-ming van nationale partijen maakte dus reeds driekwart eeuw geleden het districtenstelsel tot een verouderd en overleefd sys-teem.

En zoals het gaat met alles dat zichzelf overleeft, dat blijft voortbestaan terwijl de maatschappelijke behoefte eraan reeds is geëindigd, begon dit districtensysteem in zijn latere jaren steeds duidelijker verrottingsverschijnsclen te vertonen. Het was een simpel meeste-stemmen-gelden-systeem.

Het berustte op de theorie, die in de tijd dat alleen de meest gegoeden konden kiezen, algemeen geldend was, dat de lokale afgevaardigde alle belangen uit de streek vertegenwoordigde.

De eenvoudige werkelijkheid was toen natuurlijk, dat voor de belangen van de niet-gegoeden niemand een vinger uitstak. Die theorie werd steeds meer onhoudbaar, toen de ontwikkelin~

van het kapitalisme de klassenscheidingen scherper ging trek-ken.

'lo::::1 nu eenmaal de partijvorming een feit was geworden, wer-den ook de regeringen gevormd op een basis van een coalitie en de strijd in de districten werd eveneens een partijen-strijd, maar dooreengemengd met allerlei partieLdiere en groeps-belangen en -belangetjes.

De verkiezingen werden daardoor in de districten onderwerp van de grofste vormen van koehandel en van allerlei dubbel-zinnige compromissen.

Vooral bij herstemmingen, als niemand een absolute meerder-heid had en de twee best geplaatsten opnieuw moesten aantre-den, werd er eindeloos gemarchandeerd met de aanhang der afgewezen candidaten, en werden hele blokken stemmen tegen

11

11

(15)

stemmen m andere districten uitgeleverd - zonder dat de kiezers zelf zich veelal bewust waren waarvoor ze gebruikt werden. Anti-Revolutionairen in Sas van Gent konden bij wijze van spreken de aanmaning krijgen om een katholieke kandidaat te stemmen, niet wetende dat zij dan een christelijke candidaat in Groningen hielpen een liberaal te verslaan.

De compromissen die op die wijze tot stand kwamen, hadden met streekbelangen helemaal niets meer te maken - de begerig-heid naar zetels en de gezamenlijke naijver tegen derden speel-den er de hoofdrol bij.

Het gemarchande,er en geknoei was een zo algemeen bekende zaak, dat De Koo er in 1898 zelfs een satyrisch toneelstuk over schreef, De Candidatuur Van Bommel, waarin beschreven

wordt hoe niet de verlangens der kiezers, maar chantage, fami-liegekonkel en pressic van allerlei groepen de verkiezingen be-palen. De slotspeech van de gekozene is een meesterstukje van spot op de nietszeggende vaagheden, waarmee de "streekver-tegenwoordigcr" letterlijk iedereen te vriend moest trachten te houden:

"De belastingen dienen te worden verlaagd; in de

arbeidersbe-hoeften moet onbekrompen worden voorzien; de

landbouwbe-langen eisen algehele behartiging, en niet minder die van

Han-del, Scheepvaart en Nijverheid. Het vergunningsrecht vordert een mildere toepassing; het drankmisbruik beloof ik te zullen tegengaan. Bij behoud van de keus: scheiding van Kerk en Staat

worden de hoge belangen van de godsdienst geenszins uit het oog verloren, en rake men dus niet aan de subsidies voor geeste-lijke doeleinden. De salarissen der onderwijzers vragen verho-ging, terwijlleerplicht worde ingevoerd, en als middel ter volks-bescha ving de persoonlijke dienstplicht daaraan worde toege-voegd; in één woord, aan het werk ter stoffelijke, verstandelijke en zedelijke vcrheffing der natie moge nu eens voor goed de hand worden geslagen ... "

Dit werkelijke karakter der districtsverkiezingen - geknoei en koehandel bedekt met een dun laagje van hol gebazel over "algemene belangen" - bracht uiteraard met zich mee dat van werkelijke zeggenschap van anderen dan een zeer kleine groep bij de candidaatstelling weinig of geen sprake was. Bij de her-stemmingen was die zelfs geheel uitgesloten. De onderhandelin-gen over de compromis-candidaten en over de stemmenver-koop sluiten vrijwel bij voorbaat iedere democratische menings-vorming uit. Het is dan een kleine groep bestuurders of andere machtigen die beslist.

Men heeft dit nog eens kunnen constateren bij de verkiezingen van maart 1967 voor het Franse (scherts- )parlement, die ge-houden werden op de wijze zoals het hier 50 jaar terug toe-ging. Tussen stemmingen en herstemmingen lag één week. In die week werden de overeenkomsten gesloten over wie zich wel of niet zou terugtrekken. Het is wel duidelijk, dat daarbij voor een uitspraak van anderen dan bestuurders nauwelijks ruimte kon zijn. Zo konden er goede, maar ook vuile overeenkomsten

(16)

Het blijft een opvallend en veelbetekenend feit, dat toen bij de grondwetswijziging van 1917 voorgesteld werd het districten-stelsel te vervangen door het systeem van de evenredige verte-genwoordiging, daarover nauwelijks enige discussie heeft plaats-gevonden.

De laatste tijd is hier en daar wel eens het argument naar voren gebracht, dat het feit dat er toen zo weinig over gezegd is op zichzelf al een reden zou vormen om nu de discussie nog eens te hervatten. De beknopte behandeling van toen zou aantonen, dat de zaak eigenlijk niet goed doordacht was.

Degenen die zo redeneren zetten de zaak op zijn kop; hun woor-den zijn zo inhoudsvol als die van Candidaat Van Bommel. De gang van zaken van 1917 toont één ding zonneklaar aan, namelijk dat het districtenstelsel zo gecompromitteerd was, dat niemand daar nog voor in het krijt durfde treden.

Bovendien was het in de praktijk al een wassen neus geworden. De partijen plaatsten de mensen die ze in elk geval gekozen wilden hebben in die districten, waar ze het sterkst waren. Of ze er dan verder in de loop der jaren nog ooit kwamen, speelde geen rol.

Nee, het districtenstelsel was uitgewerkt.

Het had in vcrschillende vormen zo'n vier en een halve eeuw bestaan; al die honderden jaren was er via dit systeem wel een afvaardiging geweest, maar nooit democratie. Het systeem was door en door verbonden met, ja eigenlijk symbolisch voor het on- en anti-democratische karakter van het Nederlandse staats-systeem door de eeuwen heen.

Toen dan het democratische recht - hoe beperkt ook in zijn uitwerking - werd verwerkelijkt dat iedereen zou kunnen kie-zen, moest dit wel tot uitdrukking komen in de beëindiging van een verfoeid en verrot districtenstelsel.

M. BAKKER

11

11

(17)

- ~---~----~---

...

___ _

De discussie over het verdrag over

de niet-spreiding van kernwapens

Eind maart is de UNO-ontwapeningscommissie, die in Genève vergadert en zich sinds geruime tijd vrijwel alleen bezig~houdt met een verdrag over de niet-spreiding van kernwapens, op reces gegaan. Voor zes weken, tot ') mei - wel wat langer dus

d1n voor een Paasvakantie gebruikelijk is. Een dergelijke lang-durige opschorting van de beraadslagingen werd nodig geoor-deeld om medestanders voor het in te dienen verdrag te winnen en aarzelingen tegen te gaan.

Ofschoon de besprekingen in het diepste geheim verlopen en in Genève in de afgelopen maanden alleen nog maar is gepraat over de algemene inhoud van een niet-spreidingsovereenkomst, die door de Verenigde Staten e;1 de Sowjet-Unie gezamenlijk 1:1!1 de orde is gesteld, wordt er tegelijkertijd een drukke cam-pagne voor dit te sluiten verdrag gevoerd. Zonder een ontwerp-tebt te tonen, trekken tllSsen de Geneefse vergaderingen de Amerik1anse onderhandelaar Foster en nu ook de Amerikaanse vice-president Humphrey langs de Westeuropese hoofdsteden. In Oost-Europa wordt er eveneens heel wat afgereisd. Verder wordt getracht de instemming van de communistische partijen in West-Europa met het verdrag te verkrijgen. Dit is ook het doel van de conferentie van een aantal Europese communisti-sche partijen, die aan het eind van april in Tsjechoslowakije zal worden gehouden.

De diplomatie is dus in druk bedrijf om de hervatting voor te bereiden van de zittingen van de UNO-ontwapeningscommis-sie - ook wel de commissie v2_n achttien genoemd, of beter ge-zegel van zeventien, daar Frankrijk nog nooit aan de vergade-ringen heeft deelgenomen. Het is volgens de Amerikaanse on-derhandelaar Fester de bedoeling om dan een door de Verenigde

~taten en de Sowjet-Unie gezamenlijk opgesteld ontwerp-ver-drag aan de commissie voor te leggen, ten einde voor de herfst en de 22ste UNO-Assemblee een flink eind verder te komen.

Verontrusting over kernspreiding Dit verdrag over de niet-spreiding van kernwapens - de di-plomaten gebruiken graag het dure en moeilijke woord non-proliferatie - heeft al een hele geschiedenis.

Er werd reeds over gepraat ten tijde van het afsluiten van het verdrag op de stopzetting van bovengrondse atoomproeven tus-sen de regering-Kennedy en de regering-Chroestsjow in 1963. Kennedy riep toen al uit: "Ik vraag U even na te denken wat het zou betekenen als er kernwapens in vele handen zullen ko-men, in handen van grote en kleine, stabiele en onstabiele, ver-antwoordelijke en onverver-antwoordelijke landen, die vcrspreid

(18)

geen stabiliteit, geen werkelijke veiligheid en geen kans op doel-treffende ontwapening".

Zo'n uitspraak klonk mooi, en ongetwijfeld is het waar, dat de verontrusting over de kernbewapening onder de mensen in alle delen van de wereld groot is en alleen maar groter zal worden als er meer atoom-mogendheden komen. Maar deze fraaie woor-den gingen vergezeld van een onafgebroken vcrsterking van de bewapening, zowel van de nucleaire als de conventionele, door de imperialistische mogendheden en van het zenden van een stroom van soldaten en wapens naar Vietnam om de vrijheids-strijd van het Vietnamese volk te onderdrukken.

Sinds Kennedy in 1963 over de gevaren van kernspreiding sprak (of nog eerder, in 1961, in een UNO-vergadering stappen tegen de spreiding werden verlangd), zijn de technische moge-lijkheden om atoomwapens te maken in een reeks industrieel min of meer ontwikkelde landen enorm toegenomen. Van alle kanten wordt gezegd, dat er op zijn minst een tiental landen is (buiten clan de grote vijf die reeds over kernwapens beschik-ken, t.w. de Verenigde Staten, de Sowjet-Unie, Engeland, Frankrijk en China), die nu of binnenkort in staat zijn om atoomwapens te vervaardigen. Volgens sommige bronnen zou dit tiental landen nog voor 1970 duizend atoombommen per jaar kunnen vcrvaardigen als ze dat zouden willen.

Deze dreiging geldt vooral voor West-Duitsland, waar volgens het Britse Instituut voor Strategische Studies de kernreactors nu reeds genoeg splijtbaar materiaal kunnen voortbrengen om tien atoombommen per jaar te maken. Deze productie zou vrij ge-makkelijk - en binnen drie jaar - opgevoerd kunnen worden tot honderd bommen per jaar en omstreeks 1972 tot honderd-zeventig bommen per jaar.

Daarnaast kunnen Japan en Italië volgens hetzelfde Britse in-stituut in 1972 een potentiële productie hebben van resp. 92 en 120 bommm per jaar. Andere landen, die als ze ertoe be-sluiten in vrij korte tijd atoomwapens kunnen vervaardigen, zijn India, Pakistan, Israël, de Arabische Republiek (Egypte), Canada en Zweden.

Bijgedachten

Er werd al enige tijd in algemene termen over de niet-spreiding van kernwapens gepraat, toen Johnson in de loop van 1964 -niet toevallig juist het jaar waarin de Chinese Volksrepubliek haar eerste kernwapen tot ontploffing bracht - met een voor-stel kwam tot het sluiten van een non-proliferatie-verdrag. Het duurde echter nog een hele tijd, voor de Verenigde Staten een eerste schets van zo'n verdrag indienden bij de commissie van 18 (of zonder Frankrijk 17). Dit geschiedde pas in augustus 1965.

Dat geschiedde nota bene op het ogenblik, dat er naar gestreefd werd de MLF tot stand te brengen - de multilaterale strijd-krachten, waaronder die van West-Duitsland, die de

beschik-king zouden krijgen over atoomwapens. Deze MLF zou eer 161

11

(19)

162

duidelijke en openlijke spreiding van atoomwapens hebben be-tekend, in het bijzonder naar West-Duitsland. Tegen de MLF-plannen werden in enkele Westeuropese landen felle campagnes en demonstraties georganiseerd. Het werd overduidelijk, dat dit MLF-project volstrekt onverenigbaar was met een niet-spreidingsverdrag. De langdurige debatten in de ontwapenings-commissie hadden dan ook geen enkel resultaat.

Uit deze episode is echter wel scherp naar voren getreden, dat de Verenigde Staten en Engeland zich niet zozeer zorgen maken over de spreiding van de atoomwapens naar West-Duitsland, dat men, zoals dat in het wensdromen-jargon heet, "onder con-trole" dacht re kunnen houden. Neen, de bezorgdheid blijkt vooral betrekking te hebben op de spreiding van kernwapens naar landen en volken, die een vrijheidsstrijd moeten voeren tegen het kolonialisme en neo-kolonialisnre. De gedachte, dat dergelijke volken de onderdrukkers tegemoet zouden kunnen treden met dezelfde wapens als waarover de laatsten zelf be-schikken, bevalt de imperialisten in het geheel niet. Zo'n sprei-ding werd beslist afgewezen. Zelf willen zij wel de atoomwa-pens als chantagemiddel in handen houden, maar spreiding naar de bedreigden kon niet geduld worden. In dit stramien past ech-ter wel het "op een intelligente manier" betrekken van West-Duitsland bij de atoombewapening en het opvoeren van de eigen atoombewapening. Deze bijgedachten bij het non-prolife-ratie-gepraat zijn zelfs openlijk naar voren gebracht door de Britse minister voor ontwapening, lord Chalfont, in een rede, die hij vorig jaar in Den Haag hield. 1

)

Tijdens de pauze in de besprekingen van de UNO-ontwape-ningscommissie in het najaar van 1965 kwam de kwestie van de niet-spreiding in de Algemene Verga'dering van de UNO aan de orde. In de loop van deze debatten werd een tweede ont-werp van een non-proliferatie-verdrag op tafel gelegd, ditmaal afkomstig van de Sowjet-Unie. Dit ontwerp werd vcrwezen naar de ontwapeningscommissie en in de Algemene Vcrgade-ring beperkte men zich tot het aannemen van een resolutie, waarin gewezen werd op de betekenis van een niet-spreidings-verdrag en aangedrongen werd op een vcrdragtekst, die geen uitwijkmogelijkheden zou bieden.

Daarna gebeurde er weer een hele tijd niets, tot na de hervat-ting van de onderhandelingen in de ontwapeningscommissie de Verenigde Staten in maart 1966 een herzien ontwerp van een verdrag op tafel legden. Daarover werd tot augustus 1966 toe vruchteloos vergaderd. Nog steeds speelde de MLF-kwestic namelijk in de debatten mee.

Verandering In de zomer en vroege herfst van het vorige jaar kwam er even-wel een verandering in de situatie. In geheim diplomatiek

(20)

leg tussen de regeringen van de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie werd een toenadering tot stand gebracht, die zich weldra - en in de eerste plaats in de UNO-Assemblée - deed ge-voelen.

Op 5 november 1966 werd daar een resolutie aangenomen, die de staten opriep, af te zien van elke handeling, die het tot stand komen van een verdrag over het niet-spreiden van kernwapens zou kunnen bemoeilijken. De resolutie was ingediend door de Sowjet-Unie en mede-ondertekend door o.a. de Verenigde Sta-ten. De toenmalige Nederlandse staatssecretaris Van der Stoel zei in een rede in deze UNO-zitting, dat daaruit "de voorzich--tige conclusie kon werden getrokken, dat beide partijen thans het besef hebben gemeenschappelijke doeleinden na te streven". Het was bij de stemming over deze resolutie opvallend, dat deze keer de vertegenwoordiger van het gaullistische Frankrijk v66r stemde, terwijl dit bij vorige gelegenheden niet het geval was geweest. Ook was opvallend, dat de vertegenwoordiger van Cuba tegenstemde en het door de Verenigde Staten onder-steunde Sowjet-initiatief weigerde te steunen.

Na de aanvaarding van deze resolutie werd het diplomatieke overleg tussen de Sowjet-Unie en de Verenigde Staten druk voortgezet, o.a. in de gesprekken die Gromyko met zijn Ame-rikaanse collega Rusk voerde. Er vcrschenen daarna berichten in de pers, dat er tussen beide landen overeenstemming was be-reikt over de algemene inhoud van het verdrag.

Wat de inhoud van de gedachtenwisseling is geweest, wordt nog omgeven door een gordijn van geheimzinnigheid. Wel is echter duidelijl\: geworden, dat naast factoren als de steeds slechter wordende verhouding tussen de Sowjet-Unie en China en de oorlog in Vietnam twee gebeurtenissen een grote rol heb-ben gespeeld: in de eerste plaats het in de mottenkist stoppen van de MLF-plannen en in de tweede plaats het opnemen van West-Duitsland in de nucleaire-planningcommissie van de NAVO, zonder dat de Sowjet-Unie dit voor onaanvaardbaar voor de voortgang der besprekingen verklaarde.

De praatzuchtige Labour-Lord Chalfont deelde dit in de dagen, dat de NAVO-raad bijeen was om over deze nucleaire-plan-ningcommissic te beslissen, al openlijk mee. Op 13 december 1966 zei hij in een gesprek met een corresponclent van de

Frankfurter R~mdschau, dat een inspraak van de Westduitse Bondsrepubliek in de strategische atoomplanning van de NAVO de totstandkoming van een non-proliferatie-overeen-komst niet in de weg zou staan, omdat deze vorm van inspraak in het kader van de NAVO voor de Sowjet-Unie niet langer onaanvaardbaar zou zijn. Dit is sindsdien ook wel gebleken juist te zijn, Want in de onderhandelingen werd dit probleem niet meer aangesneden. Zoals blijkt uit een beschouwing van de commentator G. Sjisjkin in de Prawda van 3 april 1967 werd Westduitse deelneming aan dit lichaam verenigbaar geacht met het praten over een nict-spreidingsovcreenkomst, omdat "dit nieuwe NA VO-orgaan gevormd zou zijn als discussieclub voor kernvraagstukkcn" ...

De beslissing van de NA VO-landcn om West-Duitsland door

11

11

(21)

deelneming aan deze NAVO-commissie een eerste vorm van "inspraak" te geven, was echter een gevaarlijke concessic aan de militaristen in Bonn en betekende een eerste stap op een hel-lend vlak. Wie zich met de illusie voedde dat het toch alleen maar om een "discussieclub" zou gaan, zal uiteindelijk merken, dat deze "discussicclub" alleen maar zal dienen als orgaan om verder te komen. In de afgelopen weken is dat ondertussen al gebleken, want op de eerste zitting van deze NAVO-commis-sie, die op 6 en 7 april te Washington werd gehouden, lieten de Westduitse vcrtegenwoordigers duidelijk blijken, dat hun kern-ambities met deelneming aan deze commissie niet geëin-digd zijn.

Geen stappen naar ontwapening Bij de hervatting van de onderhandelingen in de UNO-ont-wapeningscommissie in Genève in februari van dit jaar, nu op grond van gemeenschappelijke uitspraken van de Amerikaanse en Sowjet-diplomaten over de algemene inhoud die een ver-drag zou moeten hebben, waren twee dingen al duidelijk ge-worden:

1. Het niet-spreidingsverdrag zal niet de uitspraak inhouden geen gebruik te maken van kernwapens; het zal geen beperking van de bestaande atoombewapening en vernietiging van atoom-wapens betekenen.

Reeds tijdens de UNO-debatten van de afgelopen herfst had-den de Verenigde Staten nog eens laten weten, dat zij zich ver-zetten tegen de gedachte dat landen met kernwapens een garan-tie zouden moeten geven aan landen die zulke wapens niet heb-ben, dat ze deze vernictigingswapens niet tegen hen zullen ge-bruiken. En de toenmalige staatssecretaris Van der Stoel vond, dat vastgelegd moest worden, dat niet-nucleaire landen zonder uitdrukkelijke toestemming van bestaande nucleaire mogend-heden nooit gebruik mogen maken van kernwapens.

Deze uitspraken komen er op neer, dat de imperialistische lan-den zich het recht voorbehoulan-den om atoomwapens te gebruiken of te laten gebruiken tegen de landen, die zij willen onderdruk-ken, maar dat de onderdrukten geen enkel recht zouden hebben om zich tegen de chantage met atoomwapens te verzetten. Ook zou een niet-spreidingsverdrag geen einde maken aan het opslaan van atoomkoppen van Amerika op het grondgebied van andere landen. In ons land zijn deze atoomkoppen opge-slagen in Volkei en Soesterberg. De gevaren die dit met zich meebrengt, zijn algemeen bekend, maar deze gevaren zullen door een niet-spreidingsverdrag niet weggenomen worden. Daartoe is het nodig, dat de massa-strijd voor atoomontwape-ning, voor het wegtrekken en vernietigen van kernwapens met kracht wordt gevoerd. Hetzelfde geldt voor de dreigende ver-dere opvoering van de atoombewapening, die nu in aansluiting op de thans gehanteerde terminologie wel wordt aangeduid als "verticale proliferatie", ofte wel spreiding in de diepte. Deze uitbreiding van de kernbewapening wordt bevorderd

(22)

Moskou van 1963 op grote schaal zijn gedaan, zij het nu in hoofdzaak ondergronds. De Verenigde Staten deden in de eerste periode na de ondertekening van het Moskouse verdrag ge-middeld drie ondergrondse proeven per maand en in de loop van het vorige jaar werd dit aant:1l opgevoerd tot vier per ma:1nd. En dat in het kader van een verdrag, dat aangeduid werd als een eerste stap naar atoomontwapening ... ! Door deze ondergrondse proeven zijn steeds verwoestender wapens ontwikkeld.

Daarbij komt dan nog, dat Frankrijk verder ging met de ont· wikkeling van zijn gaullistische "force de frappe", door proe-ven in de dampkring bij Tahiti in de Stille Zuidzee en door nu kort geleden ook een atoomduikboot van stapel te laten lopen.

2. Het niet-spreidingsverdrag wil men ook sluiten, als enkele kernmogendheden - en daarbij wordt niet alleen aan China, maar vooral aan Frankrijk gedacht - het niet zullen onder--tekenen.

Dit betekent echter, dat er dan te allen tijde mogelijkheden zijn voor het in de as Bonn-Parijs met Frankrijk verbonden West·· Duitsland om zijdelings aan atoomwapens te komen. Bij de meningsverschillen die zich in de afgelopen herfst en winter binnen Euratom voordeden over de levering van plutonium aan Frankrijk, is reeds gebleken, dat het Westduitse revanchisme en het Franse gaullisme hand in hand gaan om elkaar de beste mogelijkheden voor vcrdergaand atoomonderzoek te verzeke-ren. In het geval van Frankrijk gaat het dan openlijk om mili-taire toepassingen en het steun biedende West-Duitsland zal daarvan kunnen meeprofiteren.

Naast Franse medewerking ondervindt West-Duitsland bij zijn atoomonderzoek ook steun vanuit Zuid-Afrika en Rhodesië, die uranium leveren en dit mede doen om steun te verkrijgen in hun eigen acties tegen UNO-besluiten die op deze landen betrekking hebben (besluiten rondom Zuidwest-Afrika, rondom de apartheid, rondom het rassistische Smith-bewind). Tussen Bonn en Zuidafrikaanse firma's zou een verdrag zijn getekend over grote uraniumleveringen (waartoe zelfs een nieuwe ura-niummijn in bedrijf genomen zal worden) en ook is gemeld, dat Westduitse raketspecialisten zich in Zuid-Afrika bezighouden met onderzoek naar de ontwikkeling van kernwapens. Dit onderstreept trouwens, dat de strijd tegen de atoombewapening van West-Duitsland een aangelegenheid is die alle volken aan-gaat, en niet alleen de volken van het Europese continent. Daarbij komt dan nog het hierboven al eerder gesignalcerdt feit van de Westduitse deelneming aan de NAVO-commissie voor planning van de atoombewapening.

Eis tot verdere concessies Na de hervatting van de onderhandelingen in Genève in febuari 1967 is door de \X!estduitsc militaristen een waar spervuur ge-opend om verdere concessies aan hun verlangens af te dwingen. Zij dreigen daarbij, dat het anders met het hele verdrag niets

zal worden. 165

11

(23)

Deze concessies zouden volgens hun eisen in drieërlei richting moeten gaan.

Het e e r s t e en meest op de voorgrond tredende punt is, dat volgens Bonn de deur naar de vorming van een Europese kern-macht geopend moet blijven. Steunend op de nauwe betrekkin-gen die er bestaan met De Gaulle's Frankrijk wordt er in het bijzonder door Franz-Joseph Strauss op aangedrongen het tot stand brengen van een Europese atoommacht als een directe en in de naaste toekomst te verwezenlijken opgave te beschou-wen, die niet mag worden belemmerd door een overeenkomsè over non-proliferatie. Vlak voor de schorsing van de beraad-slagingen in Genève kwam een Westduitser als Hallstein, die de belangrijke positie van voorzitter van de commissic der EEG bekleedt, in het Europese parlement te Straatsburg dit optre-den van Strauss met een donderrede ondersteunen. Hij riep uit: "Wij zijn er altijd van uitgegaan, dat op een zekere dag het ook op defensiegebied verenigde Europa vorm zou moeten geven aan een eigen defensiepolitiek, ter uitoefening van zijn eigen verantwoordelijkheid. Hoort daar niet noodzakelijkerwijze het probleem van de nucleaire defensie bij?" Met andere woorden: de vorming van een Europese atoommacht met een eigen nu-cleaire politiek wordt verheven tot de hoogste doelstelling van de integratiepolitiek. Deze stelling van Hallstein moet toch wel de grootste bezorgdheid verwekken; ze toont hoe nodig het is de Westduitse militaristen iedere weg of omweg naar het atoomwapen volledig te versperren.

Er zijn echter zowel in de Verenigde Staten als in Europa on-dertussen al geluiden gehoord, die aantonen dat er in sommige kringen wel degelijk gedacht wordt aan een tegemoetkoming aan de verlangens van Bonn.

Ook in ons land is dit gebeurd. Zo werd op 28 november 1966 door het John F. Kennedy- Instituut te Tilburg een gedachten-wisseling over de non-proliferatie gehouden, waar uiteraard over het Duitse vcrlangen naar een Europese atoommacht werd gesproken. Volgens de samenvatting, die dr. L. G. M. Jaquet (secretaris-generaal van het semi -officiële Nederland se Genoot-schap voor Internationale Zaken) van deze discussies heeft ge-geven2), werd door de meeste deelnemers een directe regeling voor een Europese kernmacht "niet gewenst" geacht. Wel werd door sommigen (die overigens ongenoemd bleven) "de wense-lijkheid geuit om een geïntegreerde Europese kernmacht ... als optie te handhaven". M.a.w. de vorming van een Europese kernmacht zou ook bij het tot stand komen van een niet-sprei-· dingsverdrag ah potentieel te verwerkelijken mogelijkheid moe-ten blijven bestaan. Van der Stoel, die toen al niet meer optrad als staatssecretaris van buitenlandse zaken, maar weer gewoon als meneer Van der Stoel van de PvdA, sprak zich uit voor een formulering van het verdrag op een wijze, dat het Bonns eisen "noch uitdrukkelijk verbiedt, noch uitdrukkelijk openhoudt".

(24)

Dit in tegenstelling tot b.v. prof. Alting von Geusau, die zich op dit punt nadrukkelijk uitsprak tegen elke Atlantische of Europese formule, die West-Duitsland medezeggenschap zou geven in het gebruik van kernwapens. Dr. Jaquet zelf ging nog een stapje verder door te verklaren, dat nucleaire discriminatie

van de Duitse Bondsrepubliek vereist is. "Ze schijnt mij", aldus formuleerde hij het, "een absoluut noodzakelijke prijs, die Duitsland als verliezer van de tweede wereldoorlog zal moeten betalen voor een gestabiliseerd Europa waarin het zelf zijn plaats kan vinden".

Deze discussie toont aan, dat er in de kringen rondom het mi-nisterie van buitenlandse zaken hieromtrent twee meningen de ronde doen.3

) De ene richt zich tegen de atoom-aspiraties van Bonn en de ander is bereid om concessies te doen, meer of min-der vergaand, maar steeds met het argument dat West-Duits-land "gebonden" moet worden. Dit is hetzelfde argument, dat vanaf de eerste stap naar de Duitse herbewapening is gehan-teerd en dat alleen maar ten gevolge heeft gehad, dat steeds vcrdergaande concessies aan de Westduitse militaristen worden gedaan.

Tijdens Humphrcy's reis langs de Westeuropese hoofdsteden is gebleken, dat ook in de Verenigde Staten tegemoetkomingen aan de Westduitse eisen in overweging worden genomen. Wat dat betreft heeft een bericht in de N ew Y ark Times (afkom-stig van een journalist die met Humphrey meereisde) grote aan-dacht getrokken. In dit bericht werd gemeld, dat president Johnson in een brief aan de Westduitse hondskansdier Kiesinger deze de verzekering zou hebben gegeven, dat de schepping van een Europese kernmacht in een niet-spreidingsverdrag niet zal worden verboden. De juistheid van deze formulering is later ontkend, doch iets dergelijks moet wel aan de orde zijn geweest. In de perscommentaren op het bericht van de New York Times werd voornamelijk de vraag aan de orde gesteld, of het hier zou gaan om een formulering, die een vorming op korte termijn van een Europese kernmacht niet zou tegengaan, of om een formulering dil.', net als op de hierboven aangehaalde Tilburgse conferentie het geval was, betrekking zou hebben op de "optie" op een Europese kernmacht, indien de Europese integratie zich ook op politiek gebied (in de vorm van het tot stand komen van een Europese politieke unie) zou voltrekken. In dit ver-band is het opvallend, dat Kiesinger de afgelopen tijd weer

3) Daarn:tast zijn er ook nog andere ideeën ontwikkeld. Zo heeft prof. Kooijmans aanbevolen een garantiesysteem van alle kernmogendheden (in-clusief Frankrijk en China) aan alle niet-kernmogendheden te vormen. Dit gaat vcrder dan een eerder gedane aanbeveling van dr. Jaquet, die een algemene garantievcrklaring van kern- aan niet-kernmogendheden wilde, die voor mede-ondertekening door Frankrijk en China zou openstaan. Prof Alting von Gcusau vcrlangde ten slotte, dat als er geen non-prolifera-tieverdrag tot stand zal komen, de niet-nucleaire landen, waaronder Ncder-bnd, een eenzijdige verklaring zullen afleggen, dat zij afzien van ieder gebruik of verkrijging van kernwapens. (Internationale Spectator, 1967, nr. 1.)

11

11

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Vraag 7: Kunt u gemotiveerd aangeven in hoeverre en op welke wijze ACM volgens u een rol zou moeten spelen in de relatie tussen netbeheerder en marktpartijen, specifiek met

VEMW is van mening dat wanneer veilingmiddelen niet efficiënt ingezet kunnen worden voor het garanderen dat toegewezen capaciteit beschikbaar is of het

Het besluit strekt er onder meer toe artikel 2.1.2a van de Transportvoorwaarden Gas – LNB (verder: TV Gas-LNB) zodanig te wijzigen dat voor aangeslotenen met een aansluiting direct op

Gas eindgebruikers op exit hebben geen enkele invloed op hun transportkosten en moeten niet worden blootgesteld aan een tarievensysteem waarin zij aanzienlijk meer gaan betalen voor

Ten slotte overweegt VEMW het nut van een register voor BSP’s, soortgelijk aan het register voor BRP’s zoals beschreven in artikel 10.3 van het ontwerpbesluit. Hoewel niet

Het kapitalistische Amerika werd in de jaren van de tweede wereldoorlog tot een sprong, d.i. een voorsprong, op het ge- bied van de kernenergie geforceerd door

Levy (het laatste over het Engelse katheder-socialisme).. Domela Nieuwenhuis&#34;. Als gevolg van huiselijke moeilijkheden, onvoorziene werkzaamheden en andere

Daartoe stelt VEMW nadrukkelijk de vraag: dient de regionale netbeheerder Enexis voor de in het ontwerpbesluit genoemde onderstations eveneens een gebundelde. ontheffingsaanvraag