• No results found

CULTUUR verschijnt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "CULTUUR verschijnt"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

MEI 1970

De herdenking en haar bestrijders M. Bakker 177 Wetsontwerp ondernemingsraden

Oude doeleinden in nieuwe verpakking

A. van Turnhout 187 De communistische partijen en het

eenheids-tront in de tropische landen J. Morriën 199 Nixon breidt de oorlog uit

Drie documenten over de bevrijdingsstrijd

van de Indo-Chinese volken 209

Boekbespreking

Reclame voor het anarchisme S. van Dongen

PARTIJDOCUMENTEN Brief van CPN aan PvdA

Voorstel tot strijddag tegen Amerikaans optreden in Indo-China

Gedachtenwisseling van communistische partijen in Parijs

220

222

224

(3)

30e jaargang no. 5 mei 1970

POLITIEK

EN

CULTUUR

maandblad, gewijd aan de theorie en praktijk van

het marxisme-leninisme onder leiding van

het partijbestuur der CPN

De herdenking en

haar bestrijders

De vijfentwintigste herdenking van de bevrijding ligt achter ons. En als het van de regering afhangt, dat is wel duidelijk geworden, zou het liefst de laatste moeten zijn, alsook de laatste dodenherdenking.

Men meent na een kwart eeuw van niet-aflatende inspanningen de bevrijdingsherdenking zodanig ontkracht, vervalst en ver-slijmd te hebben, dat er geen haan naar zal kraaien als de zaak volgende jaren helemaal in de doofpot wordt gedaan. Krijgen we dan bovendien nog een koningin die in januari jarig is, dan zijn de ondernemers meteen bevrijd van de hinderlijke vrije voorjaarsdagen die zo slecht uitkomen bij het voortdurend verder opjagen van de arbeidsproduktiviteit.

De Februari-herdenking Het is een opvallend feit dat de strijd rondom specifieke feiten die aan de oorlog, de nazibezetting en het verzet herinntren al vijfentwintig jaar lang steeds weer oplaait en dat bij die botsingen de "vergeters" elke keer opnieuw teruggedrongen worden.

De geschiedenis van de herdenking van de Februaristaking is er een levend bewijs van.

De pogingen der initiatiefnemers - in wier midden uiteraard

(4)

belangrijke rol speelt - tot verbreding van de herdenking zijn keer op keer opgevangen met maatregelen om van de verbreding een verdoezeling te maken. De ene keer dat overeengekomen werd dat een spreker en een koor de herdenking meer inhoud zouden geven begon die spreker prompt met de oude leugen-koek over een spontane staking, een geliefkoosd anti-commtdlis-tisch thema dat in een andere vorm de nul Seyes aan een ere-doctoraat en zelfs, onder de hoge bescherming van de al even twijfelachtige Lou de Jong, aan een professoraat in Leiden heeft geholpen. Het koor werd bij die gelegenheid aangewend om van de bijeenkomst een treurdienst te maken in plaats van een her-innering van de grootste Nederlandse verzetsdaad.

In de hierop volgende jaren grepen de organisatoren van de herdenking in om de herinnering aan de Februaristaking niet nog verder te laten bezoedelen vooral toen bleek dat allerlei moderne moffenknechten doende waren zich in de voorste rijen van herdenkers te nestelen.

Een tijd lang was het rumoer niet van de lucht, maar tenslotte had men zich bij de wil van de antifascistische strijders, die uit-eindelijk zelf de Februaristakers van voorheen waren, neer te leggen.

Ieder jaar opnieuw blijkt de herdenking van dit grootse stuk strijd, een monument van massa verzet en heldenmoed in de tweede wereldoorlog, de actieve belangstelling te trekken van vele duizenden, van alle leeftijdsgroepen.

De oorlogsmisdadigers Al even opmerkelijk is de, nu vijfentwintig jaar durende, strijd over het lot van de gevangen oorlogsmisdadigers, waarvan er nog altijd drie in Breda gevangen worden gehouden.

Vrijwel onmiddellijk na de bevrijding begon van hogerhand de barmhartigheidscampagne jegens hen die aan de kant van Hitier hadden gestaan.

De campagne had een tweeledig doel.

Ze was opgezet door hen die al tijdens de oorlog het standpunt hadden gehuldigd dat hun werkelijke vijand het communisme was; zij dus die vanuit Londen en ook in Nederland het verzet poogden te breken die "vooruit dachten" aan de verbreking van het bondgenootschap met de Sowjet-Unie en die ervan uitgingen dat binnen korte tijd Duitsland opnieuw de rol van gendarme tegen het socialisme en tegen de progressieve volks-massa's zou dienen te spelen. Hun actie was er al vroegtijdig op gericht om aan iedere vorm van berechting een einde te maken en met de grote spons alle bezettingsherinnering, in de vorm van gevangen nazi's, weg te vagen.

(5)

Uni-lever en Hoogovens - , van grote industrieën en banken en niet te vergeten de complete topleiding van het ambtelijke apparaat, tot het merendeel van de Hoge Raad toe.

De "barmhartigheids" -campagne had mede ten doel om deze honderden en nog eens honderden die het mogelijk hadden ge-maakt dat Hitier hier via Seyss Inquart, Rauter, Christiansen en Mussert kon heersen, onverlet te laten en ze de tijd te geven om een verleden van . . . verzetsheld op te bouwen.

Dat deden ze dan ook allemaal, van ir. Philips tot Hirschfeld en De Quay. Voor zover ze nu nog leven lopen ze krom onder de ordes van de Nederlandse Leeuw, hun toegekend wegens de buitengewone diensten die ze het land hebben bewezen. Over de buitengewone diensten die ze Hitier hebben bewezen hoort men niet.

Toch is ook die barmhartigheidscampagne in wezen mislukt. Ze moest haar voltooiing vinden in de vrijlating van een :nntal van de ergste schurken, nadat deze aan allerlei speciale regeringsvertegenwoordigers alles over hun daden, hun helpers en hun connecties hadden meegedeeld wat er maar te vcrtellen viel.

Reeds vanaf het begin der vijftiger jaren kwamen er telkens parlementsleden en ministers opdagen met ernstige pogingen om de laatste gevangenen - gegratieerd van de doodstraf - vrij te laten. Maar elke keer is er tegen deze vrijlating zoveel protest gerezen dat de bevrijders-in-spé, uit vrees dat hun ware bedoelingen en sympathieën in het opkomend volksverzet vol-ledig aan de kaak gesteld zouden worden, op het laatste ogen-blik bakzeil moesten halen.

4 en 5 mei Ons vaderlandse geschiedenisboekje staat vol met evenementen van gelijke of vergelijkbare aard. Onoverzienbaar zijn de plaatselijke conflicten geweest, waarin dezelfde partijen tegen-over elkaar stonden: de "vergeters" en de actieve anti-fascisten. Bij het geven van straatnamen, bij benoemingen, bij het schrijven van herdenkingshocken - steeds kwam en komt het conflict op de voorgrond.

Maar het nadrukkelijkst is dat gebeurd rondom de bevrijdings-dag en de, daaraan voorafgaande, dodenherdenking.

De wens om beide herinneringsdata te vergeten dateert even-eens reeds van kort na de oorlog.

Alle notabelen in het land, Drces en prins Bernhard incluis, hebben zich hiervoor ingespannen. Al in 1955, bij de tiende herdenking van de bevrijding, ontstond een waar volksverzet tegen het besluit om de vijfde mei niet meer te vieren - een strijd waaruit de spotnaam "nationale snipperdag" is voort-gekomen.

Naderhand is wel heel duidelijk geworden dat de hele opzet van de herdenkingen al van het begin af op deze systematische liquidatie was ingesteld.

(6)

bevrijdingsfeest. Voor het meest essentiële element in de her· innering, de strijdgeest, was daarbij net geen plaats. De twee minuten stilte mankeerden niets aan plechtigheid, macH ze hielpen wel alle politieke activiteit, die toch het wezen van de herdenking behoorde uit te maken, lam te leggen.

De vijfde mei daarentegen is weer van nature een feestdag, waarop het vertier van het begin af betere kansen heeft gehad dan een meeting of een demonstratie.

Dat wat nu juist de Februariherdenking kenmerkt, nl. dat het een politieke manifestatie is zonder overbodige pl.xhtigheid, is door haar opzet bij de bevrijdingsherdenking van het begin af aan gefrustreerd.

Voegt men daarbij de dikke stroom van NAVO-notabelen die de toon aangeven bij de herdenking en die bij ieder eerlijk mens alleen een walging voor hun huichelarij oproepen, dan is het eigenlijk een mirakel dat de viering van vier en vijf mei des-ondanks heeft kunnen standhouden.

Het laat wel zien hoe diep verankerd bet anti-fascistische be-wustzijn in ons volk is.

Dat was ook dit jaar weer het geval.

Dit jaar w:ts er nc1 een<> geen poging om de zaak dood te zwijgen. Integendeel, er werd op gekoerst van bet bevrijdings-feest 1970 het klapstuk van de reeks te maken en daarbij de liquidatie in te bouwen door middel van nieuwe hulpkrachten. Zoiets als het laatste nummer van een vuurwerk, dat met een tevoren afgehuurde brandspuit wordt gedoofd.

De gulle feestvierders

Ja, waarin onze vaderlandse notabelen dit jaar dan ook tekort mogen zijn geschoten - niet in herdenkingsdrift. Zelden is een meimaand zo ronkend op ons afgekomen als dit keer.

\X1ie zou ooit W'itteveen hebben aan~ezien voor een man, die

al een jaar te voren liep na te denke;1 over een lustrumviering van de bevrijding? Toch heeft hij dat gedaan en hij heeft zijn bijdrage geleverd ook. Reeds in september, in de miljoenen-nota, kondigde hij aan dat, ter herinnering aan het feit dat Nederland 25 jaar bevrijd was, een zilveren bevrijdingstientje zou worden uitgegeven. Geen gouden natuurlijk, want dat zou na 25 jaar inflatiepolitiek maar een uiterst dun schijfje van een heel geringe diameter geworden zijn. Maar toch een tientje, om aan de vreugde bij te dragen.

De opbrengst voor de staatskas van dit namaak-tientje is rond vijftig miljoen gulden, een bedrag dat heel goed van pas komt om de nog na-drukkende extra uitgaven voor Leopard-tanks, de alom bekende 225 miljoen, te helpen dragen.

(7)

zelfstandigheid ten gunste van een lichaam waann Duitsland de grootste macht zou uitoefenen.

Herdenken is, gezien de tientjesopbrengst, niet alleen goed-koper dan u dacht -- het is nog veel verrassender ook.

Het zou overdreven zijn om de indruk te wekken, dat in Den Haag alleen Witteveen al vroeg in een hcrdcnkingsroes leefde. Nog voordat de tientjesgraveurs aan het werk waren gezet, had dr. L. de Jong het Staatsuitgeverijbedrijf er al op voor-bereid dat aan de vooravond van de bevrijding het ene deel na het andere van zijn historische komedie zou vcrschijnen - en laat niemand denken dat in de residentie geen sterveling daar vcrder mee te maken zou hebben.

Dat bracht werk aan de winkel bij het ministerie van Onder-wijs en Wetenschappen, bij dat van Binnenlandse Zaken, bij de BVD en alle militaire inlichtingendiensten. Bevrijd worden is nog maar een kleinigheid vcrgeleken bij het uitgeven en censu-reren van een bock, dat een van de opperste censoren in het land zelf heeft vervaardigd.

Ook anderen waren bezig. Daar moest worden voorgewerkt voor albrlci plechtigheden en feestelijkheden, tentoonstellingen en kransleggingen, die alle van tevoren zoveel mogelijk in keurige schema's moesten worden ingepast. Daar waren de plaatselijke grote en kleine autoriteitjes die de plannetjes dien-den op te stellen om van de herdien-denking een steriele, weerzin-wekkende mummificatie te maken; comités moesten worden samengesteld die waar maar enigszins mogelijk moesten worden volgepropt met Dolle Dinsdaghelden en anderen, die 25 jaar d_e tijd hebben gehad om een geweldig oorlogsverleden te ver-zmnen.

In 't algemeen is het beeld dit geweest: de autoriteitenlaag die zowel bij de overval als bij de bevrijding over de hele linie op een ontstellende manier afwezig is geweest, stelde zich bij deze 25c herdenking van overval en bevrijding ten doel, op de meest hinderlijke wijze aanwezig te zijn.

En dat geldt dan niet alleen voor de officiële autoriteiten; de constatering is van kracht voor alle anderen.

De Quay's geïllustreerde pers begon al ruim te voren het land onder te spoelen met keurige, volgens het model van de Neder-landse Unie volgeschreven Marp;riet-bijlagen. Omroepvereni-gingen Omroepvereni-gingen Musscrt vermenselijken en lieten ons uit de mond van nazi-generaals horen, hoe juist en humaan het bombarde-ment van Rotterdam wel geweest is. Schoolkinderen werden

be~iftigd met bocken waarin het verzet zorgvuldig was om-gebecld tot een beweging van de orde van dierenliefde of kerkelijke steun voor ontwikkelingshulp.

Zo werd de officiële herdenking een vertoning, nog misselijker dan voorheen, die scherp afstak bij wat zich toch, in de vorm

Yan tentoonstellingen, massale bijeenkomsten, feestelijkheden en

(8)

Maar de aanval, die de formele liquidatie van de bevrijdings-herdenking ten doel had, kreeg dit keer een "tweede front", om in de termen van de tweede wereldoorlog te blijven.

Dat was een lang tevoren georganiseerde rellenmakerij, rond doelen die met de vraagstukken van de anti-fascistische strijd niets te maken hebben, op de ideologische basis van "we zijn helemaal niet bevrijd".

Niet bevrijd? Die zaak kondigde zich in wezen net zo vroegtijdig aan als het zilveren tientje van Witteveen en de oorlogsboeken van L. de Jong.

Toen de laatste man van Provo's weggooilijst in de Amsterdam-se gemeenteraad, Van Duyn, zijn intrede deed in dit lichaam, viel hem al zeer snel een opmerkelijke publiciteit ten deel. Van Duyn kwam met allerlei denkbeelden die

Of

uit het brein van een halve gare, of uit dat van een politieke doortrappeling afkomstig moeten zijn. Hij ontwierp een "sabotage-nota" in de geest zoals al eerder door de parlementsgroep van de PSP was gepresenteerd, berustend op het denkbeeld dat de heersende groepen in dit land de volksweerbaarheid tegen buitenlandse invallers ter hand zouden moeten nemen; men begrijpe goed: De Jong, Luns, Philips en De Paus en andere handjeplakspelers met West-Duitsland, de organisatoren van volksverzet!

Voor het overige stelde deze Van Duyn, niet zonder hulp van allerlei autoriteiten - tot aan Samkalden toe - alles in het werk om van de Amsterdamse gemeenteraad een soort kleuter-klas te maken, een activiteit die nergens anders toe kon leiden dan dat een groot aantal politiek onbewuste mensen, met een gezond wantrouwen behept tegen allerlei hoogwaardigheidsbe-kleders, zich vol walging van de politiek gingen afwenden. Nog nooit is iemand zo snel tot held gemaakt als deze heer Van Duyn. De VPRO, de Nieuwe Rotterdamse Courant, de VARA, h_et IKOR en de Telegraaf verdrongen zich om hem te popula-nseren.

Trouw geholpen door pers en televisie groepte de ex-provo een aantal jonge mensen om zich heen, weerbarstige burgerlijke jongens en meisjes zowel als avonturiers, die zich niet <J:lecn wierpen op het onschuldige vcrmaak van het eten van natuur-zuivere spijzen, maar die ruim voor koninginnedag, één mei en 5 mei volgens het bekende recept zaakjes ter hand gingen nemen waardoor ze in conflict zouden komen met de politie-macht. Voor dat doel werd het bezetten van oude, leegstaande woningen bedacht.

Het bezetten zelf was geen eigen bedenksel. Het is een oud

strijdmiddel van de arbeidersklasse, om in stakingen de fabrieks-gebouwen te bezetten. Destijds is dat in de "nacht van Rotter-dam" op heel effectieve wijze gebeurd met het Wilton-bedrijf, nog onlangs met de fabriek van Honig en die van Indeco Coignet in de Zaanstreek.

(9)

studenten, met name die van Tilburg en van Amsterdam. Die bezettingen hadden een zeer duidelijk doel, namelijk het af-dwingen van democratisering in het onderwijs.

Het kraken van oude panden, op zichzelf ook niet nieuw (enige tientallen jaren geleden was er in Engeland al een tijdelijkè golf van bezetting door "squatters") had een ander effect. Juist op het ogenblik dat over de woningbouw-minister Schut een regen van kritiek neerkwam, leidde het de aandacht van de regerings-politiek af en werd de indruk gewekt alsof de schuldigen aan de woningnood in de plaatselijke gemeentelijke diensten te vinden zijn.

Maar het doel was duidelijk niet alleen daarop gericht. Iedere krakerij of soortgelijke actie bleek zich te verheugen in de prompte aanwezigheid van de V ARA-televisie, die van alles uitgebreide, opgewonden verslagen bracht.

De heren Broeksz en De Troye, die tijdens de Hilversumse PvdA-ruzies zo duidelijk hun uiterst rechtse gezicht toonden, hadden er geen enkele moeite mee om uren zendtijd te geven aan de activiteiten van Van Duyn c.s., ja zelfs om ze in scène te laten zetten voor de camera.

En het meest opmerkelijke was daarbij wel de bijzondere aan-dacht die besteed werd aan de "confrontatie" met de politie, waarbij de rel om de zgn. peuk, het sigaretteneindje dat door een politieman in de brievenbus van een bezet pand werd ge-worpen, tot enorme proporties werd opgeblazen.

Terzelfder tijd begon over die zelfde V ARA, alsmede in de hele NAVO-pers, de speculatie over een "lange hete zomer" die volgens deze politieke meteorologen onvermijdelijk zijn intrede zou doen tussen de bevrijdingsdag en de dag van de gemeente-raadsverkiezingen ...

Van Duyn en de zijnen kondigden aan dat zij de vijfde mei zouden gebruiken voor een "kraak" -actie om leegstaande wo-ningen te bezetten en een week voor die dag werden officiële doodverklaringen van de vierde en de vijfde mei gepubliceerd door alle secten die de hoofdstad rijk is, van PSP en SJ tot "Kabouters" en "Oranje Vrijstaat".

Alles tot vreugde van De Volkskrant en andere toonbeelden van pro~ressieve journalistiek die er hun kolommen wijd voor opengo01en.

Doel van het fascisme In deze doodverklaringen, die veelal in een gezwollen huiltoon zijn opgesteld, wordt telkens geconstateerd dat er van bevrijding geen sprake is omdat er nog onderdrukking is in landen in Afrika, omdat er nog fascistische regiems zijn in de wereld, omdat er nog kapitalisme bestaat. Open deuren, die met thea-trale voetzwaaien worden dichtgetrapt.

Toen namelijk Hitier in de puinhopen van Berlijn ten onder ging bestond er ook nog Franco-fascisme, er bestond kolonia-lisme en kapitakolonia-lisme.

(10)

niale oorlog en toch werd de strijd gevoerd èn voor de hand-having van de bevrijdingsdag, èn tegen die Indonesië-oorlog. Dat was zeer wel mogelijk.

De opkomst van Hitier is namelijk niet zomaar een incident in de wereldgeschiedenis geweest.

Het fascistische streven was zeer doelbewust gericht op een

groot strategisch doel, de vernietiging van het deel van de

f

wereld dat socialistisch was geworden en van de beweging

onder de volkeren, die tot een verdere ontwikkeling \'an het socialisme zou leiden.

De nazi's wilden de Unie vcrpletteren en met de Sowjet-Unie, daarvoor en daarna, alles ter wereld wat progressief, communistisch en socialistisch was. Zij zijn dicht bij hun doel gekomen. Ze hebben het tot Moskou, Stalingrad en de Kaukasus gébracht; ze hebben l10nderdduizcnden arbeiders- en intellec-tuelenkaders uitgeroeid, in Duitsland en in vele andere landen. In Nederland alleen hebben zij de Communistische Partij van naar schatting 80 procent van haar kaders beroofd.

Er is een vijfjarige volkeren- en volksoorlog nodig geweest om deze moordgolf te stuiten en het uitzicht op een andere wereld open te houden. Men moet zich indenken hoe de wereld er nu uit zou zien als er geen Sowjet-Unie meer zou zijn, als er geen Chinese Volksrepubliek zou zijn ontstaan en er niet de socialistische staten zouden zijn in Europa en Azië.

Juist ook voor hen die nu strijden tegen de honger, tegen de

onderdrukking en de volkerenmoord is het bestaan van het

r

:ocialisme, en het feit dat dat bestaan is bevochten op de meest

bubaarse vorm van kapitalistische verwording, een garantie voor hun uiteindelijke overwinning.

Of denken onze helden van de leuze "er is geen bevrijding", als ze huilerig praten over Vietnam, dat de strijdende Vietna-meze•1 niet donders goed weten cht de overwinning op het Duitse en Japanse fascisme, het ontstaan daaruit van de Chinese Volksrepubliek, juist de mogelijkheden heeft geschapen voor hm succesvolle strijd van dit ogenblik?

Patriottisme

Het is waar, de nazi's ZIJn versbgen maar Philips is er nog steeds.

Dertig jaar geleden echter was de Nederlandse arbeidersklasse in de situatie dat èn Philips, èn de nazi's er waren en dat die beide het best met elkaar konden vinden.

Voor de strijd tegen het kapitalisme, tegen de Philipsen, was het een gebod dat eerst de nazi's verjaagd werden om over de hele linie de strijd tegen het kapitalisme te kunnen voeren. Voor hen die de bevrijdingsdag willen afzweren, onder meer onder de leuze dat voortaan rietsuiker in plaats van bietsuiker, en taptemelk in plaats van volle melk genuttigd dient te worden (zoe1ls in de "proclamatie" van PSP, Nieuw Links e.d. ~ta~u)

(11)

ge-leden de wereld letterlijk dreigde ten onder te voeren, geen grote betekenis.

Zij verkondigen dat jongeren daar niets meer v:1n af weten en er ook niet mee te maken willen hebben. Zij weten niet wat ze zeggen of :1ls ze het wel weten, is het nog erger.

Meer d:1n de Franse bezetting van bijna twee ecuwen geleden is de Duitse nazi-bezetting een aanslag geweest op het bestaan van Nederland als zodanig en een van de vruchten die de strijd tegen de bezetting heeft voortgebracht is een nieuw, kritisch maar diep soort vaderlandsliefde dat voorheen in de arbeiders-klasse, begrijpelijk, onbekend was.

Dat gevoel van nationale waardigheid is een factor v,1n ge-weldig belang geweest in de hele na-oorlogse politiek, in al die jaren dat getracht is ons in NAVO en EEG gelijk te schakelen en ondergeschikt te maken aan de grote militaire en kapitaals-groepen van Washington en Bonn. Het is e~n bijdrage van groot belang geweest in het, nu reeds jaren durende, verzet van de volkeren van Europa tegen een, onder Duitse leiding staande, Europese kernmacht. Het heeft aan het bewaren van de vrede in Europa onoverzienlijk veel bijgedragen - onder andere door het ervaringsfeit dat van onze nationale zelfstandigheid de Sowjet-Unie de natuurlijke bondgenoot, en het imperialistische Duitsland de natuurlijke doodsvijand is.

Tot mislukking gedoemd

Er is meer.

De vijfentwintig jaar na de bevrijding zijn, als men ze over-ziet, één aaneengcsloten strijd geweest tegen steeds weer wisse-lende pogingen om de democratische rechten van het Neder-landse volk te beknotten en ons in een half of heel fascistisch regiem te brengen.

In de oorlog heeft de Nederlandse reactie, van de regering in Londen tot de Rommes in Nederland, gezind op mogelijkheden om na de nederlaag van Duitsland een soort fascisme-zonder-Hitler tot stand te brengen (de waardevolle herdruk van Paul de Groots artikel van 1942 in De Waarheid van 4 mei jl. heeft ons er nog eens aan herinnerd; later zijn de feiten in over-stelpende mate bekend geworden). In 1945 begon men met het Militair Gezag en het uitstel van de verkiezingen, in 1970 is er de loonwet, het ontwerp voor een anti-stakingswet, de uit-holling van het parlementaire systeem o.m. door aantasting van het kiesstelsel.

Dat er tegen deze autoritaire politiek 25 jaar lang niet zonder succes gcstreden kon worden, vindt zijn oorzaak mede in het feit, ebt het anti-fascisme in ons land diep wortel geschoten heeft bij grote massa's, en gelukkig niet alleen bij de meest vooruitstrevende kracht, de arbeidersklasse.

En tenslotte is er nog iets anders geweest. De bevrijding was niet alleen een bevrijding van het fascisme, het was het einde

(12)

186

Een oorlog die tientallen miljoenen doden heeft gebracht, in Europa en Azië. Een oorlog die zo diep gegrift is in de her-innering van de volkeren, dat de haat daartegen zich op een nieuwe generatie heeft voortgeplant.

Het is mede die haat tegen de oorlog geweest die een element heeft gevormd bij het bestrijden van de door de imperialisten gevoerde koloniale oorlogen van de laatste vijfentwintig j::tar; diezelfde haat is ook een factor van groot gewicht geweest in de massale bewegingen tegen de atoombom, tegen de oorlogs-dreigingen in Europa, tegen de "koude oorlog".

Al deze feiten hebben natuurlijk met de zilveren tientjes van Witteveen en met de zwarte jassen van onze notabelen niets te maken.

Maar voor de volkeren hebben ze een diepe en niet uit te wissen betekenis.

Daarom is ook de regeringspolitiek om elke herinnering :un het einde der bezetting voortaan teniet te doen, tot mislukken ge-doemd.

Hoe bezetting en bevrijding in de toekomst herdacht zullen worden is nu niet precies te zeggen.

Dat het volk het echter op zich zal nemen zijn diepste en rijkste ervaringen te behouden en te eerbiedigen, staat buiten iedere twijfel.

(13)

Wetsontwerp ondernemingsraden

Oude doeleinden in nieuwe verpakking

Ondernemer behoudt volstrel<te macht in OR

Als men de paperassenwinkel aan rapporten, adviezen en wets-ontwerpen beziet die over de zogenaamde "wijziging van de ondernemingsstructuur" in omloop zijn, dan zou de indruk kunnen ontstaan dat er op dit moment in Nederland officieel een grootscheepse sociaal-economische democratisering aan de gang is en dat de verwezenlijking van de medezeggenschap van de werknemers in de bedrijven voor de deur staat.

Er zijn wetsontwerpen in behandeling of in voorbereiding over de uitbreiding van het enquêterecht (het doen instellen van een onderzoek naar het gevoerde ondernemingsbeleid); over de vorm en inhoud en over wat openbaar gemaakt (en ver-zwegen!) moet worden in de jaarverslagen van de grote onder-nemingen; een wet tot zogenaamde "uitbreiding van de be-voegdheden" van de ondernemingsraden; een SER-advies over de "ondernemingsstructuur" en de "inspraak" van de onder-nemingsraden bij de samenstelling van de raden van commissa-rissen; een SER-accoord over zogenaamde "vrijwillige gedrags-regels" van ondernemers bij fusies, en dan tot slot nog een adviesaanvrage van de minister van justitie aan de SER over een eventuele wijziging van het vennootschapsrecht.

Zoals men ziet: een complete waslijst van "democratiserings-maatregelen". Maar net als op de oververzadigde was-middelenmarkt betreft het hier beslist niet allemaal "wit-makers" die gepresenteerd worden. Integendeel: de naar-geestige "vergeler", als symbool voor de benepen en voor iedere werkelijke vooruitgang beangstigde Hollandse bour-geoisie, waart lustig in de paperassenwinkel rond.

Voor de werkers is de wet op de ondernemingsraden het onder-deel dat hun voornaamste aandacht verdient. D::tarbij is immers hun positie op de bedrijven en hun vertegenwoordiging regen-over de directies direct in het g~ding.

Versierselen De thans aanhangige wet op de ondernemingsraden is een voort-zetting van de OR-wet die in 1950 tot stand kwam op basis van de destijds zo hooggeroemde, maar intussen door de monopolies allang weer als onbruikbaar voor hun belangen terzijde ge-schoven Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie. Alleen de SER is als een zéér dienstig hoofd zonder P.B.O.-romp in stand ge-houden.

Ondanks alle fraaie versierselen, die thans van alle kanten, ook van de zijde van de vakcentrales, om het wetsontwerp worden

(14)

ondernemingsraden de k I a s s e n s a m e n w e r k i n g ge-handhaafd en wordt de uiteindelijke a bso I ut e m ach t van de ondernemer niet aangetast.

Natuurlijk, zelfs de monopolies moeten rekening houden met de groeiende stroming onder de bevolking die controle op hun optreden eist. En zeker aan de eis va:1 de werkers in de be-drijven tot werkelijke medezeggenschap kunnen de monopolies niet langer met een schouderophalen voorbijgaan. De gerucht-rr:akende gang van zaken bij een ~,ehele reeks van fusies en concentraties, van reorganisaties en bedrijfssluitingen heeft de openbare mening sterk beroerd. De grote machthebbers -die ondanks alles dit proces in het kader van de EEG verder willen voortzetten - zijn wel genoodzaakt het democratise-ringsmasker op te zetten en zekere concessies te doen. In de hiernavolgende beschouwing willen wij op een aantal hoofd-punten nagaan wat daarvan in de nieuwe wet op de onder-nemingsraden het resultaat is geweest.

Vrijblijvende reclame Minister Rooivink is het wetsontwerp komen presenteren als "een bijdrage tot vergroting van de medezeggenschap van de werknemers in de onderneming".

Dat is natuurlijk een geheel vrijblijvende reclame. Daaraan moeten wij nog wel een klein citaatje toevoegen, om de ge-dachtenwereld van deze excellentie op het punt van de mede-zeggenschap voor de werknemers wat duidelijker te belichten. Op de eerste de beste bladzijde van de memorie van toelichting bij zijn wet schrijft hij (cursiveringen zijn van mij. Schr.): "Natuurlijk kan ook het gehoord worden in feite heel belang-rijk zijn. Dat hangt ervan af, in welke mate degene die be-slissen moet, bereid is te luisteren en zich door het gehoorde te laten beïnvloeden. Zo kan gehoord worden in feite groeien tot medebeslisscn",

Voor Rooivink is het vraagstuk dus al héél simpel en in feite via het opvoeren van het luistervermogen van de grote onder-nemers op te lossen! Een gedachtengang die geheel overeen-stemt met de geest van het door de SER in november 1968 uit-gebrachte advies, dat aan het huidige wetsontwerp ten grond-slag ligt. Daarin wordt immers voorgesteld om de onder-nemingsraad te bestempelen tot een orgaan v:m "overleg, advies, informatie en communicatie binnen de onderneming" dat "onder erkenning van de zelfstandige functie van de onder-nemer" tot taak heeft bij te dragen tot een zo goed mogelijk functioneren van de onderneming in al haar doelstellingen. Mei1 ziet: twee zielen en één gedachte.

(15)

verregen-woordigers van het personeel (en) met inachtneming van de belangen van allen, die in de onderneming werkzaam zijn ... " Aan de taak of de bevoegdheid van de ondernemingsraad zou zo'n toevoeging niets af of toe hebben gedaan. Het zou ~lleen

formeel in de wet hebben aangeduid, waartoe de ondernemers in de praktijk al bij herhaling gedwongen worden, namelijk: de erkenning van de OR-leden als vertegenwoordigers èn

woord-voerders van voor zijn eisen optredend personeel. Konden de ondernemers een dergelijke toevoeging met goed fatsoen voor de buitenwacht in de SER niet afwijzen - voor Rooivink bestaan er geen geheime ondernemerswensen en dus is nu uit zijn wetsontwerp de taakomschrijving van de OR maar in zijn geheel verdwenen. Die is, zo schrijft hij in zijn memorie van toelichting, overbodig, want: "Het sprak en spreekt toch immers vanzelf, dat de ondernemer bij het uitoefenen van zijn functie zelfsta11dig is, dat wil zeggen dat hij zelf of degene die hij met de leiding van de onderneming heeft belast, de eind-beslissing neemt in alle zaleen de onderneming betreffende, m;o.ar dat sluit uitcr8.ard niet uit, dat de wet hem, bv. met het verplichte horen van de ondernemingsraad of anderszins, be-paalde beperkingen in zijn handelen kan opleggen". (Cursive-ring van mij. Schr.) En met deze redene(Cursive-ringen is de g r on d-s I a g waarop het wetd-sontwerp de ondernemingd-sraad (op-nieuw) wil plaatsen wel duidelijk genoeg getekend. Dan is inderdaad de mededeling die de minister in zijn memorie van antwoord met kennelijke instemming doet, dat "de Raad (SER) een fundamentele structuurverandering van de ondcrnem;ngs·-raad afwijst", volledig overbodig.

Ter afsluiting van dit algemene uitgangspunt in SER-advies en wctsm1twerp nog enkele uitlatingen van Rooivink in zijn wetstoelichting, die in de kring van de grote ondernemers als "hele goeie" te bock staan:

\Y/at is een ondernemer?

De minister: ",n de definitie wordt de ondernemer omschreven als degene die de onderneming in stand houdt" . . . (Ter her-innering: Verblifa-Krommenie; Van Heijst-Dcn Haag; v. d. Heem/Philipsvcstiging-Sneek; Ankersmit-Deventer; Kromhout-Amsterdam; DA VO-Deventer; Nijma-Nijmegen; Mulder/ Vogem in Nieuw Venncp; Jaarsma-Hilversum; scheepswerf "Alphen" BeHa-Den Haag, enz. enz.)

Wat i:; een onderneming?

De minister. " ... een in de maatschappij als een zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband, waarin krachtens arbeidsovereenkomst, dus onder leiding, arbeid wordt ver·-richt" . . . "Functie en winstoogmerk zijn dus niet relevant voor het wettelijk ondememingsbegrip" ...

(Maar wel voor m'n brandkast, zeggen Philips c.s.).

(16)

Fictie

Aan één fictie hebben SER en regering niet langer kunnen vast-houden; dat is aan de OR als de "vertegenwoordiging" van "de bedrijfsgemeenschap" ...

Vandaar dat nu in het SER-advies en de memorie van ant-woord op het wetsontwerp staat te lezen:

"Wat (dit) punt betreft merkt de Raad op, dat het uitgangspunt van de Wet op de Ondernemingsraden wellicht wat eenzijdig heeft gelegen bij de gedachte van een bedrijfsgemeenschap en van een harmonie van belangen, waardoor niet voldoende in aanmerking is genomen, dat de directeur-voorzitter van de ondernemingsraad en de gekozen personeelsleden vanuit wezen-lijk verschillende posities deelnemen aan het werk van de ondernemingsraad en dat ieder voor zich naast het algemeen ondernemingsbelang ook belangen uit hoofde van zijn vertegen-woordiging in de ondernemingsraad heeft te behartigen." In dit door Haagse woordacrobaten gladgelikte stukje proza klinkt de erkenning door, dat kapitaal en arbeid tegenover elkaar staan. Een geluid overigens, dat anno 1970 en na de scherpe klassenbotsingen in de loonstrijd van de afgelopen jaren ongeveer aandoet als de verlate reacties van Stoffel de schild-pad bij een samenzang in het grote dierenbos van "meneer den Uil".

Maar het bloed blijft kruipen waar het niet gaan k1n en dus heeft Rooivink naarstig gezocht naar een redenering om het onverzoenbare alsnog te verzoenen. Hij schrijft in zijn toe-lichting: "De erkenning van het feit dat de werknemers binnen het geheel van de onderneming een groep vormen met eigen belangen, is niet in strijd met de opvatting van de onderneming als samenwerkingsverband of bedrijfsgemeenschap". Zo is de minister bij zijn escapades op het wettelijke terrein van de ondernemingsraden dan weer veilig bij de wanne haard van de Nederlandse bourgeoisie aangeland.

Waarin schuilt nu het nieuwe in dit wetsontwerp, zal de lezer zich afvragen. In feite in niets anders dan in het vastleggen van reeds in de praktijk afgedwongen regels en bevoegdheden, die intussen door de arbeiders op de bedrijven en de strijd-baarste van hun vertegenwoordigers in de ondernemingsraden als totaal onvoldoende worden zekenmerkt.

Bij handhaving van de directe~~ van het bedrijf of diens ver-tegenwoordiger als voorzitter van de ondernemingsraad wordt als nieuwigheid voorgesteld, dat de gekozen OR-leden "bij wijze van vooroverleg" zich kunnen beraden voor een vergadering van de ondernemingsraad zànder de aanwezigheid van "de voorzitter".

Op tal van grote bedrijven is dit reeds een lang bestaande praktijk die veelal in het verloop van gevoerde acties tot ~tand

(17)

feite de agenda blijven bepalen. In het eerste lid van dit artikel staat te lezen: "In de vergaderingen kunnen alle aangelegen-heden, de onderneming betreffende, aan de orde worden ge-steld, ten aanzien waarvan de ondernemer dan wel de onder-nemingsraad overleg wenselijk acht."

Waarop in lid 2 volgt: "De ondernemingsraad is bevoegd om-trent de in het eerste lid bedoelde aangelegenheden aan de ondernemer wensen en bezwaren kenbaar te maken en rc>oor-stetlen te doen".

Met andere woorden: over de vraag

Of

één of ander punt al dan niet op de agenda komt, beslist volgens de wet niet de ondernemingsraad (die mag voorstellen doen en wensen en be-zwaren bekend maken) maar de ondernemer. En de praktijk leert, dat alle zaken die hij niet wenselijk acht niet - of pa'; door actie- op de OR-agenda komen.

Volstrekte macht ondernemer Nog duidelijker blijkt de volstrekte macht die de wet de onder nemer in de Ondernemingsraad biedt uit artikel 25.

Dat artikel handelt over kwesties die vcrband houden met fusies en reorganisaties van bedrijven, met overdracht of sluiting van bedrijven, of een belangrijke inkrimping van de werkzaamheden met ontslagen op grote schaal.

Dat zijn dus juist de kwesties, waarin de grote ondernemers zich in de afgelopen jaren de grofste praktijken hebben ver-oorloofd en waartegen felle protesten zijn gerezen en scherpe strijd is gevoerd.

En wat bepaalt nu artikel 25? De ondernemer, zo staat er, stelt de OR in de gelegenheid hem omtrent een te nemen besluit over een der bovengenoemde zaken "advies" uit te brengen ... "tenzij zwaarwichtige belangen van hemzeI f, dan wel van de onderneming zich daartegen n a a r z ij n o o r d e e 1 ver-zetten". (Spatiëring van mij. Schr.).

De ondernemingsraad heeft dus op alle hierboven genoemde punten niets mede te beslissen, er is zelfs geen "inspraak" om dit veel misbruikte woord hier maar eens te gebruiken. Volgens Roolvinks wetsontwerp heeft de OR in al deze, voor de werkers veelal diepingrijpende kwesties, slechts te adviseren en dat nog alléén voor zover de ondernemer - zelfs uit puur persoonlijke overwegingen - daartegen geen "zwaarwichtige" bezwaren heeft!

Was het in de praktijk bij iedere fusie al zo dat zowél het personeel, àls de ondernemingsraad door reeds genomen

be-slissingen van de directies werd overvallen - ook in de nieuwe wet ( 4e lid van art. 25) wordt bepaald, dat de onder-nemer bij besluiten die massaontslag tot gevolg hebben, de ondernemingsraad pas a c h t e r a f behoeft in kennis te stellen.

Een duidelijker bewijs van de absolute macht die de wet aan de ondernemer in de ondernemingsraad wil blijven toekennen,

(18)

~92

Maar die conclusie gaat ook op voor nog een reeks andere zaken.

Ook inzake tariefs- en andere beloningsregelingen, of op het punt van de werktijd- en de vakantieregeling, op het gebied ·.can de arbeidsveiligheid, de gezondheid en de hygiëne in het bedrijf, heeft de ondernemingsraad volgens het wetsontwerp geen enkele zeggenschap. Op al de1.e punten, zo wordt in artikel 26 bepaald, behoeft de o:1ckrnemer niet meer te doen dan de ondernemingsraad in de gelegen hcid te stellen hem "van advies" te dienen ...

Vetmecht Als een soort klapstuk van de veiling geldt voor Rooivink artikel 27, waarvan hij in zijn memorie van toelichting met veel omhaal van woorden zegt, dat hij op het punt van de "bevoegdheid tot medebeslissen" van de ondernemingsraad ...

"verder zou willen gaan dan het SER-advies" ...

En waarmee komt de AR-minister dan voor de dag? Met de bepaling, dat de ondernemer de instemming van de onder-nemingsraad nodig heeft voor het invoeren van een fabrieks-reglement, pensioenregeling, winstdelingsregeling, winstdelings-spaarregcling of een premiespaarregeliw~. \Vat dan wordt voor-gesteld als een vetorecht voor de ondernemingsraad

Men zou denken, dat is dan uiteindelijk nog iets, al is het dan heel weinig. Maar dan komt Rooivink in zijn memorie van toe-lichting met de volgende tekstuitleg over atikel 27:

"Komt een ondernemer niet met de ondernemingsraad tot over-eenstemming, dan heeft hij de keus uit twee mogclij.kheden. Hij lean de regeling achterwege laten of hzj kan de bedrijfscommissie laten beslissen. De beslissing van de bedrijfscommissie heeft niet het karakter ·van een aJ0•ics, zèlfs niet van een bindend advies. Als zij de regeling goedkeurt is deze juridisch perfect. De goedkeuring vervang t de instemming ·uan de ondernemingsraad. Keurt zzj de rcgrlirzg niet goed, dan heeft de oneernemer cdsnog de kctts de regclirz;; achterwege te laten of hczar zodanig îc wijzigen dat wèl de instemming van de onder-nemingsraad

óf

de goedkeming van de bedrijfscommissie vcr-kregen kan worden."

Men ziet het, zelfs als Rooivink bewéért dat hij "verder" gaat dan hetgeen de grote bazen in c:c SER hebben goedgekeurd, blijkt dat niet meer te zijn dan Haagse bluf!

Als een andere "~c~rote verworvenheid" wordt zowel in het SER-advies als in het wet"ontwerp de mogelijkheid voor de onder-nemingsraad voorgesteld om zogenaamde deskundigen tot het bijwonen van een ondernemingsraadsvergadering uit te nodigen Maar ook hier wordt weer de reeds eerder genoemde bedrijfs-commissie naar voren geschoven als middel voor de onder-nemer om door hem ongewcn"te deskundigen buiten de ver-gadering van de ondernemingsr:lad te houden ook al /'.ouden alle OR-leden daarvoor zijn. Als de ondernemer bezwaar 1-:eeft tegen de door de ondernemingsraad verzochte aanwu;;~hei,J

(19)

van een of andere deskundige dan b es 1 i s t de bedrijfs-commissie, zo staat in het wetsontwerp, en hangende de be-slissing wordt het onderwerp waarvoor aanwezigheid van een deskundige door de OR-leden was gevraagd ... van de agenda afgevoerd!

Aan de door de SER ingestelde "bedrijfscommissies" worden in het wetsontwerp onaanvaardbaar grote bevoegdheden ge-geven en juist in al dié zaken waar de ondernemers een steun in de rug nodig hebben.

Naast de hierboven reeds genoemde kwesties geldt dat met name nog ten aanzien van een door de ondernemer gewenst ontslag van een ondernemingsraadslid en bij de candidaat-stellig voor de ondernemingsraad.

Volstrekt onvoldoende rechtsbescherming Volgens artikel 13 van de wet kan niet alleen de ondernemings-raad, maar ook de ondernemer zelf een g e k o z ~ n lid voor ontslag bij de bedrijfscommissie voordragen. En diezelfde be-drijfscommissie heeft dan de bevoegdheid (na het horen van het voor ontslag voorgedragen OR-lid) het vonnis te vellen. Dit ontslagrecht van de bedrijfscommissie ten opzichte van OR-leden, waarvan de ondernemer geheel zelfstandig en zonder toestemming van de ondernemingsraad gebruik kan maken, onderstreept overigens de volstrekt onvoldoende bescherming van candidaat gestelde of gekozen OR-leden tegen willekeur en rancune van de ondernemer. Zo staat in artikel 21 te lezen: "De ondernemer ziet er op toe, dat de gekozen leden van de ondernemingsraad en de leden van de commissies van die raad niet uit hoofde van hun lidmaatschap van de ondernemingsraad of van een commissie van die raad worden benadeeld in hun positie in de onderneming."

De ondernemer die tegen ondernemerswillekeur moet waken -dat is het toppunt van Haagse rechtszekerheid!

Bovendien heeft het OR-lid niet alleen volledige bescherming nodig tegen ondernemersrancune "uit hoofde van zijn lidmaat-schap van de OR" zoals nu in het wetsontwerp staat, maar vooral ook ten aanzien van de w ij z e w a a r op het be-trokken OR-lid zijn functie in het belang van de werknemers meent te moeten uitoefenen. Maar al te vaak hebben onder-nemers OR-leden gekoejeneerd, benadeeld en soms ook na kortere of langere tijd ontslagen, vanwege het feit dat zij zich aan de kant van het actievoerende personeel opstelden of aan die strijd mede leiding gaven.

Bovendien is het onaanvaardbaar dat de ondernemer een OR-lid ook nog via toestemming van de kantonrechter kan ont-slaan, zoals in artikel 21, lid 2 wordt bepaald.

(20)

De candidaatstelling

Bij de op zichzelf al volkomen ondemocratische candidaat-stelling voor de ondernemingsraden opent de wet ook nog de mogelijkheid, in samenspel tussen ondernemer en bedrijfs-commissie iedere door hen ongewenste candidaat van de lijst af te voeren. Zo wordt in artikel 9 lid 5 vastgesteld:

"De bedrijfscommissie kan op een met redenen omkleed verzoek van de ondernemer bepalen, dat een of meer van de voor-gestelde candidaten worden vervangen . . . Een candidatenlijst waarop personell voorkomen in strijd met een beslissing van de bedrijfscommissie, is ongeldig".

Dat men in de praktijk zal proberen een dergelijke bep::ding vooral te richten tegen strijdbare vcrtegenwoordigers van het personeel behoeft hier geen nader betoog.

In artikel 9 van de huidige wet wordt de candidaatstelling aan nog meer beperkende regels en voorwaarden gebonden dan in de oude OR-wet al waren opgenomen.

Een van de belangrijkste zaken die hierbij aan de orde zijn, be-treft de mogelijkheid om op de bedrijven candidatenlijsten samen te stellen op grondslag van een eisenprogram en met het doel voor de verwezenlijking daarvan een zo groot mogelijke eenheid van de werknemers tot stand te brengen.

Het is een feit, dat de meerderheid van de werkers - en dat geldt ook voor de technische en wetenschappelijke kaders -niet in de vakbonden georganiseerd is. Het vereenzelvigen van de vakbewegingsleiding met de officiële loonpolitiek van de regering en het onderhorig maken van de vakbeweging aan het PBO-stelsel, waarvan de SER de top vormt, is daarvan een belangrijke oorzaak.

Onder zulke omstandigheden kunnen de loonstrijd en de dage-lijkse belangenbehartiging van de werknemers op de bedrijven niet uitsluitend aan de vakbonden worden toevertrouwd. Klassebewuste arbeiders hebben daarom vanaf het ontstaan van de ondernemingsraden gebruik gemaakt van de mogelijkheid die men in de wet open heeft moeten laten om naast de officiële lijsten die door de vakbondsbesturen worden samengesteld, ook "Vrije Lijsten" in te dienen. Op grond van een eisenprogram en het actieve optreden voor de verwezenlijking daarvan kon op tal van bedrijven een grotere eenheid onder de werknemers tot stand worden gebracht.

De voorwaarden voor die eenheid zouden nog versterkt worden als op zulke "Vrije Lijsten" zowel georganiseerde als onge-organiseerde werknemers onbelemmerd zouden kunnen plaats-nemen. Volgens de wet op de ondernemingsraden is dit ver-boden en mag een vakbondslid zelfs niet meewerken aan de candidaatstelling van ongeorganiseerden, ook al heeft hij die collega's als consequente optreders voor de belangen van de werkers tegenover de directie leren kennen.

(21)

van hun gemeenschappelijke belangen gericht. Op blz. 31 en 32

van die toelichting staat namelijk te lezen:

"In de SER is het een punt van discussie geweest, of ook ge-organiseerde werknemers tot de candidaatstelling door kies-gerechtigde werknemers zouden moeten worden toegelaten. De ondergetekenden scharen zich achter de grootst mogelijke minderheid van de Raad, die deze mogelijkheid afwijst. Zij ontkennen niet, dat er voor het openlaten van deze mogelijk-heid het een en ander te zeggen valt. Inderdaad behoeft het lidmaatschap van een vakorganisatie niet noodzakelijk mee te brengen, dat men zelf geen candidaten zou mogen stellen, wanneer men zich met de door de organisatie gcstelde candi-daten niet kan verenigen. De ondergetekenden menen echter, dat zo'n stelsel de doorzichtigheid van de wet zou verminderen en de kans op v e r v e 1 e n d e v e r h o u d i n g e n binnen de vakbond en o n d e r n e m i n g zou vergroten. Daarom willen de ondergetekenden, duidelijker dan in de huidige wet ge-schied is, het recht van candidaatstelling door anderen dan werknemersorganisaties b e p e r k en tot ongeorganiseerde werknemers ... " (Spatiëring van mij. Schr.)

Dit citaat is een onderstreping èn van het ondemocratische karakter van de wet èn van de betekenis van eenheidslijsten op de bedrijven bij OR-verkiezingen.

De ondernemingsraad op basis van deze wet blijft een surrogaat voor een democratische vertegenwoordiging van het personeel in het bedrijf, zoals in het onlangs door het "Instituut voor Politiek en Sociaal Onderzoek" (IPSO) uitgegeven rapport over loonpolitiek en loonstrijd zeer terecht werd vastgesteld. In dit rapport wordt tegenover de ondernemingsraden het volgende alternatief aan de werkers voorgelegd:

"Een grondige democratische hervorming dringt zich op dit gebied op: bedrijfsraden die door alle personeelsleden, arbeiders en kaders, in volledig vrije verkiezingen en bij vrije candidaat-stelling gekozen kunnen worden, onafhankelijk van de directies. Zulke bedrijfsraden behoren uitgebreide bevoegdheden te heb-ben, o.a. het afsluiten van overeenkomsten over lonen en arbeidsvoorwaarden die boven de CAO's uitgaan, vetorecht bij ontslagen, bescherming van het personeel tegen willekeur van de directies, vetorecht inzake plannen tot inkrimping of sluiting van bedrijven, toezicht met verordenende bevoegdheid op be-drijfshygiëne en veiligheid. Leden en op kosten van het bedrijf vrijgestelden van de bedrijfsraad, dienen onschendbaar te zijn bij de uitoefening van hun functie".

En het rapport vervolgt:

"De nieuwe bedrijfsraden kunnen alleen in onverzoenlijke klassenstrijd veroverd worden door ze i n d e p ra k t ij k in te voeren, hun gezag af te dwingen en hun eisen door te zetten, zonder een wetswijziging af te wachten. Daarom zal men moeten beginnen bij de zelfstandige vorming van bedrijfsraden door het personeel en daarbij kunnen uitgaan van de fracties van arbeiders en kaders in de bestaande ondernemingsraad, die zich tot bedrijfsraad kan constitueren. Wanneer zulk een

(22)

op de OR door een wettelijk statJ,:tt van de bedrijfsraden kunnen afdwingen".

Hearing

Na het publiceren van Roolvinks wetsontwerp heeft de be-trokken Tweede Kamercommissie op 6 februari jl. een zoge-naamde openbare hoorzitting gehouden. Na hun medewerking aan het SER-advies, waarop het wetsontwerp is gebaseerd, kwamen ook de bestuurders van de drie vakcentrales in deze hoorzitting aan het woord. In feite beperkte hun hele optreden zich daar tot enige juristerij over Roolvinks wetsontwerp voor-zover dit afweek van het SER-advies. Ook de vertegenwoordi-gers van het NVV -bestuur zijn daar in het geheel niet opge-treden voor werkelijke bevoegdheden voor de ondernemings-raad en ook zij beperkten zich tot wensen die niet verder gingen dan hetgeen zij met de ondernemers in de SER waren overeengekomen.

Door de vertegenwoordigers van de werkgeversbonden werd op de hoorzitting een compleet toncelstuk opgevoerd via een inge-zonden brief waarin zij het ongeveer zo voorstelden, alsof zij met dit wetsontwerp met handen en voeten aan de "mede-zeggenschap" van de ondernemingsraden zaten vastgeklonken. Alleen al het feit, dat de vertegenwoordigers van de vak-centrales op de hoorzitting op één puntje van het SER-advies waren afgeweken en voor de ondernemingsraden "adviserings-bevoegdheid" hadden gevraagd op punten als het personeels-beleid, de taakvorming en taakverdeling (wat dit ook wezen moge), beoordelingssystemen en de overleg- en communicatie-structuur, deed het orgaan van het Verbond van Nederlandse Ondernemingen uitroepen:

"Wanneer men de voorstellen van het overlegorgaan (der drie vakcentrales) beziet tegen de achtergrond van de positie van de gekozen leden van de ondernemingsraad dan blijft er weinig over van de ondernemingsraad als overlegorgaan en valt de nadruk geheel op het vertegenwoordigende karakter van de raad".

Het orgaan van de christelijke en katholieke ondernemers maakte het nog bonter en oordeelde over het verzoek van de vakcentrales met de kreet: "En zo spiralen wij in een blinde vernieuwingsdrang naar het sociale paradijs dat er moet komen, en wel onmiddellijk" ...

En dat allemaal om een verzoek tot enige uitbreiding van de "adviseringsbevoegdheid" van de OR!

Het is wel duidelijk, dat al dit ondernemersgedoe dient als een rookgordijn om een stuk reactionaire wetgeving de schijn te geven van "sociale vernieuwing".

(23)

aan-stelling van zogenaamde werknemerscommissarissen wordt ge-opend) als een tweede belangrijke "vernieuwing" wordt voor-gesteld.

Volgens dit SER-advies zouden de raden van commissarissen in de toekomst over hun eigen samenstelling en opvolging beslissen en niet meer - zoals thans - de vergadering van aandeel-houders. Daarbij zouden d:m naast de aandeelhouden, de directies en de raden van commissarissen zelf, ook de onder-nemingsraden "aanbevelingen" voor de benoeming van nieuwe commissarissen mogen doen. Uit de aldus binnengekomen candidaten stelt de zittende raad van commissarissen een voor-dracht voor benoeming samen, waaraan vervolgens de aandeel-houdersvergadering èn de ondernemingsraad hun goedkeuring moeten hechten. Weigert een van hen dit, dan kan de raad van commissarissen in beroep bij de SER onder voorzitterschap van De Pous, die zelf - zoals bekend - diverse commissariaten bezet en daarvan - eveneens bekend - ook gebruik weet te maken. Verklaart de SER het beroep voor gegrond, dan begint de raad van commissarissen met de benoemingsprocedure weer van voren af aan ...

Nu is over de zogenaamde "werknemerscommissaris" in \Xfest-Duitsland, waar dit "instituut" al jarenlang bestaat, al heel wat te doen geweest. De arbeiders en kaders hebben daar allang ervaren dat ook met deze "werknemerscommissarissen" geen stap op weg naar werkelijke medezeggenschap wordt gezet. In een studie van een der DAF-directeuren, dr. ]. F. Schrobre, o.a. over de ervaringen in de Bondsrepubliek met "werknemers-commissarissen", haalt deze de conclusie aan van een Duitse socioloog die in overeenstemming met de overwegende opvatting onder de arbeiders zegt:

" ... dat de voor de werknemers geschapen mogelijkheid om lid van de "Aufsichtsrat" te worden, er bij de huidige praktijk toe leidt, dat er een bevoorrechte !elasse ontstaat van lieden (vrijwel altijd vrijgestelde vakbondsbestuurders. Schr.), die op grond van lmn toevallende tantièmes in zodanige materiële ge-ne;tgten verstrikt raken, dat zij de continuering van hun functie gemalekell}k zullen stellen boven de behartiging van de werk-nemersbelangen".

Vervolgens stelt deze socioloog vast, dat veruit de meeste be-slissingen die sedert de "Mitbestimmung in den Aufsichtsräten" genon1en werden, geen jota anders zouden zijn uitgevallen wanneer er geen werknemersvertegenwoordigers in de Auf-sichtsräte zitting zouden hebben gehad. Met andere woorden: als puntje bij paaltje komt worden "werknemerscommissarissen" gewoonweg overstemd en wordt hun aanwezigheid bij die be-sluiten vooral gebruikt om ze als juist en goed aan de arbeiders, beambten en technici te kunnen voorstellen!

De inzet van de strijd De conclusie kan slechts zijn, dat werkelijke medezeggenschap

(24)

198

en haar verwezenlijking moet vinden in een orgaan dat optreedt als vertegenwoordiger van en belangenbehartiger voor de werknemers.

Roolvinks wetsontwerp over de ondernemingsraden IS er op

gericht de werkers onder het mom van een soort "sociaal-partnerschap" volledig ondergeschikt te houden aan de onder-nemers. Maar de inzet van de strijd is zo'n medezeggenschap binnen de bedrijven, dat ze als hefboom gebruikt kan worden om de sociale en materiële positie van de werknemers te ver-sterken, de werkgelegenheid te verzekeren en de problemen die de technische ontwikkeling binnen de bedrijven opwerpt in het voordeel van de werknemers op te lossen.

(25)

De communistische partijen

en het eenheidsfront

in de tropische landen

Het verscherpte agressieve optreden van de imperialistische staten in de afgelopen jaren in Afrikaanse, Aziatische en Latijns-Amerikaanse landen heeft tot een buitengewoon heftige en intensieve strijd tussen de volkeren van deze landen en de overheersers geleid.

In een reeks van deze landen hebben met steun van de CIA of andere geheime diensten staatsgrepen plaats hehad en werden generaals aan het hoofd van militaire dictaturen gesteld, die de democratische en patriottische krachten op wrede wijze vervolgen. De openlijke gewapende interventie in vele van deze landen neemt toe en het jongste voorbeeld in de rij van imperialistische agressiedaden is Cambodja. Toen generaal Lon Nol, die met Amerikaanse hulp het wettige staatshoofd van Cambodja prins Norodom Sihanouk had afgezet, door het ver-zet van brede massa's op het platteland in een steeds benarder positie werd geplaatst, zette Nixon Amerikaanse lucht- en land-strijdkrachten in en trok over de Cambodjaanse grenzen. Deze nieuwe agressiedaad heeft het verzet niet kunnen in-dammen; de militaire activiteiten van de Amerikaanse imperia-listen (en van andere imperiaimperia-listen op andere plaatsen) toont echter wel, dat zij zich nooit uit eigen vrije wil bij hun neder-lagen zullen neerleggen en dat zij erop uit zijn verloren gegane posities te herstellen en nieuwe invloedssferen te winnen.

In de strijd tegen het imperialisme hebben de koloniale volkeren belangrijke overwinningen behaald en de beweging tegen het kolonialisme heeft een omvang aangenomen, die ongekend is in de geschiedenis.

Er is echter duidelijk sprake van een imperialistisch offensief om de geschokte macht te herstellen en in puur kolonialistische of meer verhulde neo-kolonialistische vormen voort te zetten. Terwijl het neo-koloniale gefleem over ontwikkelingshulp voortgaat, honger- en voedselconferenties worden gehouden, suikerakties op touw worden gezet en lieden van het slag Tin-berge!1 zich uitputten in mooie woorden over de "sociaal-economische vraagstukken" van de tropische landen, slepen de imperialisten er de grondstoffen èn miljardenwinsten vandaan en blijft de bevolking in de meest erbarmelijke omstandigheden kreperen.

Tientallen voormalige koloniale landen verkregen staatkundige soevereiniteit, maar de imperialisten behielden, weliswaar in wat gewijzigde vorm soms, economische, politieke en vaak ook militaire posities. Reeds in zijn tijd wees Lenin erop, dat van burgerlijke zijde gesproken wordt over nationale bevrijding en de economische bevrijding op de achtergrond wordt gelaten. "In werkelijkheid is deze echter de hoofdzaak", aldus Lenin die

(26)

schikt maken van het nationale vraagstuk aan economische vraagstukken zou kunnen leiden tot een situatie "waarin onze gehele internationale politiek, onze gehele strijd 'voor Azië' naar de maan zou gaan" en men in zo een geval niets wezenlijks tegen het imperialisme zou ondernemen.

De huidige ontwikkeling in de Jhiatische, Afrikaanse en Latijns-Amerikaanse landen verscheurt meer en meer het net van revisionistische illusies dat in de periode van Chroestsjow werd geschapen en zijn negatieve invloed op de bevrijdingsbewef';ing deed gevoelen.

De strijd in de koloniale landen is van grote betekenis in de algemene strijd van de volkeren tegen het imperialisme en in zijn boek De Dertiger Jaren':-) heeft Paul de Groot er een speciaal hoofdstuk aan gewijd. In dat hoofdstuk toetst Paul de Groot de ideeën van Lenin over deze vraagstukken aan de erva-ringen, die de communistische beweging sindsdien heeft opge-daan en concentreert zich daarbij op een drietal punten: de aan-eensluiting van de revolutionaire proletariërs der ontwikkelde kapitalistische landen met de onderdrukte massa's in de lwlo-niale landen en hun verbondenheid in de strijd; de vooruit-zichten voor de economische ontwikkeling in de (voormalige) koloniale landen; en de houding van de marxistisch-leninistische partij ten opzichte van de burgerlijke nationale beweging en de vorming van een anti-imperialistisch en anti-feodaal eenheids-front.

In een aantal landen van Azië, Afrika en Latijns-Amerika be-gint thans in de communistische partijen ook een discussie op gang te komen over de stand van de bevrijdingsbeweging en over de schade, die de van het leninisme afwijkende opvattingen de laatste jaren hebben veroorzaakt.

Socialisme en kapitalistisch ontwikkelingstadium

Eén van de punten in deze discussie is het probleem van de economische ontwikkeling in de jonge staten, en de perspec-tieven die de nationale bevrijdingsbeweging te bieden heeft. Op het Tweede Congres van de Komintern was voor het eerst de vraag gerezen of het mogelijk zou zijn in de koloniën en onderontwikkelde landen een socialistische economie op te bouwen, zonder eerst door het kapitalistische stadium te gaan. Het vraagstuk werd niet door Lenin zelf opgeworpen, maar toen het er lag, is hij het niet uit de weg gegaan <>n hij heeft zich er in een rede voor her congres mee bezig gehouden. Hij zei "ontkennend te hebben geantwoord" op de naag of de achtergebleven volkeren, die zich bevrijden "onvoorwaardelijk het kapitalistische ontwikkelingsstadium" moeten doorlopen en voegde daaraan toe:

"De achtergebleven landen (kunnen) met steun 11an het prole-tm·iaat der meest ontwikkelde landen naar de Sowjet-orde

(27)

gaan en langs bepaalde trappen van ontwikkeling het com-munisme bereiken, zonder het kapitalistische ontwikkelings-stadium te moeten doormaken. Welke middelen hiervoor nood-zakelijk zijn, is niet te voorspellen. Dat zal de praktische ervaring leren".

Duidelijk blijkt dat het om een gecompliceerd vraagstuk gaat, waarin sinds de uitspraken van Lenin wel enkele praktische ervaringen zijn opgedaan.

Dat geldt dan in positieve zin bij de revoluties in China, Noord-Vietnam en Noord-Korea, waar met de opbouw van het socia-lisme kon worden begonnen, omdat de nationaal-democratische revoluties plaats hadden onder aanvoering van de arbeiders-klasse, die, in bondgenootschap met de massa's van boeren, leiding aan een breed eenheidsfront geven. Anders ligt het in tal van Aziatische en Afrikaanse landen, waar na het winnen van de staatkundige soevereiniteit, leiders van de burgerlijke onaf-hankelijkheidsbeweging wel veelvuldig allerlei woorden over "socialisme" en "niet-kapitalistische ontwikkeling~weg" in de mond nemen, maar waar de organisaties van arbeiders en boeren worden vervolgd en de economische ontwikkeling averechts is

~l.an hetgeen wordt gepropageerd.

Het was de Russische Oktoberrevolutie, die het mogelijk maak-te dat in China, Noord-Vietnam en Noord-Korea de volks-bewegingen werden verrijkt met een revolutie van een vroeger onbekend type: de nieuwe democratische revolutie onder leiding van het proletariaat, anti-imperialistisch en anti-feodaal van karakter, waarbij het grootgrondbezit werd geliquideerd, een eind werd gemaakt aan de overheersing van het buitenlandse kapitaal en de weg naar het socialisme werd ingeslagen met voorbijgaan van de kapitalistische fase van ontwikkeling. Gezien de ingewikkeldheid van de problemen ligt het voor de hand, dat ze in die landen zelf ook druk werden besproken. Zo hield de Vietnamese Werkerspartij zich er in 1963, voor de Amerikaanse agressie tegen Noord-Vietnam, mee bezig. Le Duan (thans algemeen secretaris van de partij) wee<> er to~n op, dat de revolutie in Vietnam zich voltrok in het tijdperk van het bestaan van een socialistisch systeem èn dat de revolutie onder

leiding van het proletariaat plaatsvond; onder deze omstandig-heden vormde de socialistische revolutie een natuurlijke ont-wikkeling van de nationaal-democratische revolutie.

Le Duan schetste tevens de moeilijkheden om vanuit een arme, achtergebleven economie, met voorbijgaan van de kapitalis-tische fase, de weg naar het socialisme te gaan, omdat fondsen moeten worden gevonden ten einde de economische vooruitgang te garanderen en een socialistisch distributiesysteem in te voe-ren. De materiële en technische basis was zwak; de arbeids-produktiviteit in Noord- Vietnam bijvoorbeeld was als geheel nog laag, want de arbeid bestond slechts voor 5 procent uit gemechaniseerde arbeid en voor de overige 95 procent uit han-denarbeid.

Le Duan herinnerde aan een uitspraak van Lenin, dat wanneer als gevolg van de kronkelwegen van de geschiedenis een

(28)

lutie gaat, de moeilijkheden groter zullen zijn, naarmate het land verder achter is gebleven. Een vcrgelijking met de ont-wikkeling in de Aziatische republieken van de Sowjet-Unie achtte hij niet op zijn plaats en hij zei daarover:

"Wij moeten niet een simpele vergelijking maken tussen Viet-nams directe weg naar het socialisme en de weg naar het socia-lisme in de onderontwikkelde Aziatische republieken binnen de Sowjet-Unie, omdat er hier fundamentele verschillen bestaan. Een onderontwikkelde republiek binnen de Sowjet-Unie is deel en onderdeel van een groter economisch geheel, en iedere repu-bliek ontwikkelt zich in overeenstemming met een algemeen en omvattend plan van socialistische opbouw in de Sowjet-Unie als geheel. Ons land daarentegen is een economische eenheid op zichzelf".

Le Duan noemde het voorbijgaan van de kapitalistische fase van ontwikkeling en de opbouw van het socialisme een nieuwe en heel ingewikkelde weg, die een reeks theoretische vraagstukken oproept. Het gaat erom een krachtiger greep op de werkelijk-heid te krijgen en dieper na te denken voordat juiste theorieën kunnen worden geformuleerd en leiding kan worden gegeven aan het geheel van het werk.

Communistische Partij van Chili wijzigde program Het is zeker van betekenis wat langer stil te staan bij de ervaringen van Vietnam, omdat men daar direct wordt ge-confronteerd met de opbouw van het socialisme op weten-schappelijke basis en men zich niet tot allerlei vage bespiege-lingen laat verleiden.

In zijn hierboven reeds genoemde boek stelde Paul de Groot vast: "Lenin maakte zich bij dit vraagstuk niet schuldig aan goedkope frases over een "niet-kapitalistische weg", die door de achtergebleven landen uit eigen krachten zou kunnen worden bewandeld, doch maakte alles afhankelijk van de hulp met alle ter beschikking staande middelen door de Sowjet-regeringen en van het bestaan van communistische partijen in de onderontwikkelde landen."

Op de stroom van het revisionisme zijn immers opvattingen over de "niet-kapitalistische weg van ontwikkeling" de inter-nationale arbeidersbeweging binnengedragen en verabsoluteerd, waardoor met betrekking tot de vrijheidsbewegingen in de staten in Azië, Afrika en Latijns-Amerika illusies zijn gescha-pen, die niet juist en zelfs onhoudbaar zijn gebleken.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

overbrent~t, een belangrijke plaats gaat innemen bij het tot stand komen van het kunstwerk en bij de uitwcrk;n)~ die het heeft op het publiek. Zijn artistieke

ment of Commerce.. Er is echter af te dingen op deze voorstelling van zaken. In de eerste plaats bestaat 70 procent van de Nederlandse directe investeringen in

Enerzijds wekte die beschrijving de indruk alsof degenen die aan de universiteit werken en studeren niet tot de maatschappij behoorden, anderzijds werd - niet

ka~holieke, het Lutherse burgerlijk-gematigde en het revolutio- naire. Van algemene geldigheid zijn de hoofdstukken die Engels wijdt aan Luther als vertegenwoordiger

Dit is meer dan een gemis; het is ook een aanduiding, dat liever in theorie en vanaf de zijlijn over deze vraagstukken wordt gefilosofeerd (waarbij enkele

Het kapitalistische Amerika werd in de jaren van de tweede wereldoorlog tot een sprong, d.i. een voorsprong, op het ge- bied van de kernenergie geforceerd door

168 de gelegenheid geven een niet-spreidingsverdrag te ontduiken.. Het is overigens opvallend, in welk een scherpe tegenstelling de toegevendheid en mildheid

Levy (het laatste over het Engelse katheder-socialisme).. Domela Nieuwenhuis&#34;. Als gevolg van huiselijke moeilijkheden, onvoorziene werkzaamheden en andere