• No results found

CULTUUR verschijnt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "CULTUUR verschijnt"

Copied!
50
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Twee verkiezingen

Amerikaans kapitaal in Nederland Kruisinga, Nixon en het drugbeleid

UIT DE TIJDSCHRIFTEN

Het gevaar van het Japanse militarisme

BOEKBESPREKING

Laos, een tweede Vietnam

PARTIJDOCUMENTEN JUNI 1970 M. Bakker 225 G. Verrips 240 A. de Leeuw 253 261 J. de Boo 268

Mededeling van het dagelijks bestuur van de CPN 271 Partijbestuur besprak verkiezingsuitslag 271

POLITIEK EN CULTUUR verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 23.11.38 De abonnementsprijs is

f

7.50 per jaar.

f

3.75 per halfjaar, losse nummers

f

0.75

(3)

30e jaargang no. 6 juni 1970

POLITIEK

EN

CULTUUR

maandblad, gewijd aan de theorie en praktijk van

het marxisme-leninisme onder leiding van

het partijbestuur der CPN

Twee verkiezingen

De twee verkiezingen die dit voorjaar zijn gehouden - op 18 maart voor de provinciale staten en op 3 juni voor de ge-meenteraden - hebben de positie van de regering danig ver-zwakt. Het stemmenaantal van de regeringspartijen - altijd het uiteindelijke argument voor een regering in de knel - is geslonken, de samenhang tussen de regeringspartijen is aan-zienlijk zwakker geworden en de positie van de opponerende krachten is in verschillende opzichten sterker geworden. En dit alles dan nadat, zoals al eerder in dit tijdschrift werd gesigna-leerd, de regering maandenlang van de ene crisis naar de andere was gesukkeld.

De verzwakking van de positie der regeringspartijen is, als men die over een reeks van jaren beziet, opmerkelijk - met name voor zover het de confessionele partijen betreft.

Ter herinnering even een paar cijfers uit 1958. De vcrkiezingen voor de provinciale staten van dat jaar zijn immers historisch interessant, omdat ze de feitelijke aanloop vormden voor het vcrbreken van de, tot dan toe bestaande, regeringscombinatic van KVP en PvdA. Acht jaar later zouden trouwens opnieuw provinciale Statenverkiezingen de aanleiding vormen om die, weer tijdelijk gevormde, combinatie te verbreken.

In 1958 kreeg, bij de Statenverkiezingen, de KVP 32,88 procent van de stemmen, de AR 9,42 procent, de CHU 9,01 procent. De drie christelijke partijen kwamen daarmee op ruim 51 pro-cent van het totale aantal stemmen hetgeen hun, indien de be-treffende verkiezingen hadden geleid tot een herverdeling van Kamerzetels, in het parlement de absolute meerderheid zou

(4)

zetels. De VVD kreeg bij die vcrkiezingen 11,40 procent van de stemmen, hetgeen de in 1959 optredende regering-De Quay - ook al vonden er bij de verkiezingen van dat jaar reeds interessante verschuivingen plaats - een forse Kamermeerder-heid verschafte.

De cijfers van diezelfde regeringspartijen, nu, twaalf jaar later dus, zien er wel heel anders uit.

Helemaal van partij tot partij te vergelijken zijn ze niet, omdat inmiddels in een reeks provincies allerlei, onderling vaak weer wisselende, combinaties van de christelijke partijen in de ver-kiezingsstrijd zijn opgetreden. Men moet ze nu dus samentellen om zo goed mogelijk te kunnen vergelijken, maar dan komt men tot duidelijke getallen.

Hadden de drie confessionele partijen in 1958 samen 51,3 procent, de daaropvolgende jaren leveren het volgende beeld op: Prov. St. Tweede K. Prov. St. Tweede K. Prov. St. 1962 1963 1966 1967 1970 49,7 49,2 48,6 44,6 41,7

In twaalf jaar tijds zijn dus de confessionele partijen zo'n tien procent in aanhang teruggelopen, terwijl er, in Kamerzetels gerekend, geen sprake meer van is dat zij gezamenlijk een meerderheid kunnen vormen.

Men ziet ook dat de vermindering van hun invloed de laatste jaren sneller gaat. Wat dat betreft zijn er uiteraard geen haar-scherpe lijnen te trekken, omdat afzonderlijke gebeurtenissen, politieke dan wel economische, hun eigen invloed hebben. Maar de tendens is onafgebroken dalend.

Bij de laatste gemeenteraadsverkiezingen is het, op de vcr-kiezingsavond en daarna, voorgesteld alsof deze dalende lijn doorbroken zou zijn.

Op grond van de uitslagen van een aantal gcmeenten waar de landelijke partijen alle meedoen, en die ongeveer de helft van de bevolking omvatten, (een vcrgelijkingsgetal dat we ook verder in dit artikelnog enige malen zullen hanteren), werd een minimale groei van de confessionele partijen geconstateerd, ver-geleken met de Statenverkiezingen. Een stijging in percentage wel te verstaan, niet in stemmenaantal. Men mag echter wel aannemen dat zij die deze "winst" berekenden, zichzelf met een dode mus blij maakten. Opvallend is namelijk geweest bij de gemeenteraadsverkiezingen, dat juist in een reeks belangrijke centra de confessionele partijen snel verder terugliepen.

In Amsterdam gingen de drie partijen tussen maart en juni van 19 naar 17,7 procent, in Rotterdam van 24,1 naar 23,5. In de Zaanstreek was het verlies vele procenten.

(5)

vraagstukken en nationale, zelfs internationale ontwikkelingen komen er sneller en duidelijker in de politieke stellingname van de bevolking tot uiting.

Er lijkt dan ook geen aanleiding om uit de gemeenteraads-verkiezingen te concluderen, dat de confessionele partijen sterker zijn dan ze in maart uit de stembus kwamen. Eerder is het tegendeel het geval.

De positie van de VVD De grote troost, steun en toeverlaat voor de regering is onder deze omstandigheden de vooruitgang van de VVD geweest. Die steeg, van de Statenverkiezingen in 1966 via de Kamer-verkiezingen van 1967 naar de stemmingen van maart van 10,02 via 10,73 op 12,09 procent.

Dat is over de laatste paar jaar een, voor Nederlandse ver-houdingen, flinke winst, maar het brengt de VVD uiteindelijk niet meer dan 0,69 procent boven het percentage, dat ze had op het ogenblik dat de confessionele partijen gezamenlijk nog bijna 10 procent meer bezaten dan nu. Ook de winst van 1,3 procent sedert de Kamerverkiezingen weegt bepaald niet op tegen het verlies van 3,9 procent, dat de andere regerings-partijen sedertdien leden. Waar dan bijkomt, dat diezelfde VVD met name bij de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen van juni een verlies leed dat er wezen mag.

Men moet naar de cijfers die wij hier hebben gegeven niet kijken, alsof het heilige waarden zijn. De betekenis van ver-kiezingen schuilt niet in de laatste plaats in het feit, dat ze een graadmeter vormen voor politieke ontwikkelingen onder de massa en voor de invloed van de heersende klasse op het denken van die massa's. Maar dan ziet men ook dat zowel op korte als op langere termijn de stellingen van de partijengroep, die de laatste elf jaar met slechts een korte onderbreking de

rege-ring hebben gevormd, duidelijk beginnen af te brokkelen.

Dat geldt dan altijd nog de percentages van de uitgebrachte stemmen.

Wat er gebeurd zou zijn indien de opkomstplicht bij de ver-kiezingen was gehandhaafd, valt met geen mogelijkheid precies te zeggen. Veelzeggend is en blijft dat de KVP, die vijftig jaar lang de vurigste verdedigster van de opkomstplicht is geweest, nu van harte heeft meegewerkt aan een overhaaste opheffinr> daarvan - waardoor die opkomst terug liep van 95 procent naar 68,1 procent bij de Statenverkiezingen en 66,6 procent bij de gemeenteraadsverkiezingen.

Behalve een poging om ons kiesstelsel gelijk te schakelen met dat van andere EEG-landen - een doel dat onderstreept is doordat de KVP-er Westerterp nu ook een voorstel heeft ingediend voor verkiezingen voor het "Europese parlement" -heeft hier zeker de overweging meegespeeld, dat weggelopen

(6)

Men krijgt de indruk dat zulks aardig gelukt is.

Gaat men echter de aanhang nn de regeringspartijen ook tegen deze achtergrond bezien, dan blijkt helemaal helder hoe zwak de regeringspositie geworden is.

Onderlinge strijd Er is natuurlijk nog een ander feit dat bepalend is voor de mate van soliditeit van de regering en dat is de verhouding tussen de regeringspartijen.

In het afgelopen jaar is er rond de eventuele vrijlating van de oorlogsmisdadigers in Breda, in de herrie over de belasting-tarieven, bij het aftreden van De Block (waarbij de Verolmc-miljoencn een grote rol speelden) en bij de loonwet-strijd steeds wrijving tussen de regeringspartijen aan het daglicht getreden. Het ziet er niet naar uit, dat de verhoudingen na de staten-vcrkiezingen beter zijn geworden.

De daarmee samenhangende sp~11mingcn binnen de

regerings-partijen tonen al evenmin tekenen van afflauwing.

Wat die laatste betreft- men krijgt sterk de indruk dat binnen de AR een crisis in de naastbijliggende tijd onvermijdelijk is. De zg. radicalen binnen die partij, volgens Biesheuvel het "zout in de pap", zijn Of uitgetreden, ofwel ze hebben hun radicale lier aan de wilgen gehangen.

De veelsoortigheid van verhoudingen waarin de AR de ge-meenteraadsverkiezingen is ingegaan (alleen, samen met de KVP, samen met de CHU, samen met beide, samen met de Jongeling- en Van Dis-groepen met of zonder een van de regeringspartners) spreekt boekdelen.

De AR is, meer dan CHU en zelfs KVP, een volgens een centraal patroon opererende partij. Die verschillende combina-ties geven even zovele verschi !lende stromingen aan en het is geen mirakel dat CNV -voorzitter Lanser meteen al op de ver-kiezingsavond uitriep, dat de AR het bij de volgende parle-mentsverkiezingen alleen zou moeten doen.

Meer dan de verhouding tot K VP en CHU is in de AR (en daar niet alleen) de relatie tot coalitiepartner VVD een punt van discussie.

Al enige malen heeft Biesheuvel in het openbaar laten horen, dat hij die samenwerking met de VVD eigenlijk niet zo aange-naam vindt - al blijkt daar in de politiek van de regering met haar AR-ministers Roolvink, Schut en Bakker nu niet zo erg veel van. De verkiezingsuitslagen van maart hebben die wrijving nog geaccentueerd.

(7)

PBO-wetje van Roolvink, die de hele confessionele club in het ge-weer bracht en die Rooivink noopte zijn wetsontwerp in te trekken. Toen begon in het openbaar al het verwijt te klinken, dat de VVD geen loyale regeringspartner was - iets waar men in die club niet kapot van scheen te zijn.

De VVD is duidelijk bezig haar plaats te herzien binnen de regeringscoalitie, nu zij het met haar 2 procent stemmenwinst geweest is, die voor de regering nog een schijn van een meerder-heidspositie heeft weten te bewaren. De anderen, vooral de AR, staan voor de keus: te slikken, of de regering te laten springen. Voorlopig heeft men het bij het eerste gehouden.

Het doel van dit artikel - een samenvattend overzicht te geven van een tweetal verkiezingsuitslagen - legt een be-perking op bij het behandelen van de vraagstukken die bij de hier gesignaleerde meningsverschillen een rol spelen. We willen het houden bij een aanduiding. En dan moet vermeld worden, dat uitkeringen aan Joodse oorlogsslachtoffers of PBO-artikeltjes bepaald niet de hoofdrol spelen. Er zijn onenigheden over het conjunctuurverloop in de komende tijd - mede door de onstabiliteit van de Amerikaanse economie - en over de politiek die in dat opzicht gevoerd moet worden. Er is een duidelijk meningsverschil over de houding van Luns ten aanzien van Nixons Cambodja-politiek, er zijn er waarschijnlijk meer-dere over de nieuwe ontwikkelingen die met betrekking tot de EEG voor de deur staan. Er zijn wrijvingen over de universi-teiten zowel als over de hoogte van de bewapeningsuitgaven in de komende tijd.

Kortom, tegenover de veelheid van problemen is de onderlinge vcrhouding der regeringspartijen er bepaald niet liefdevoller op geworden.

Afbrokkeling van de PvdA Terwijl er dus over een reeks van jaren sprake is van een stelsel-matige en bepaald niet geringe teruggang van de regerings-coalitie van confessionelen en VVD, staat daar geen winst tegenover van de PvdA, alleen of in noodverbanden met andere groepen.

Ook hier kan een vergelijking over een reeks van jaren dienstig zijn. We willen daarbij eveneens beginnen in 1958, dat zeker geen topjaar was voor die partij. De achteruitgang met ruim 4 procent sedert de Kamerverkiezingen van twee jaar tevoren was, zoals we al eerder schreven, de directe aanleiding tot het ten val brengen van de regering-Drees in december van dat par.

(8)

Hier wordt de vergelijking met de nu gehouden verkiezingen moeilijker. Immers, zowel bij de Statenverkiezingen als bij die voor de gemeenteraden is de PvdA gedeeltelijk in PAK-combi-naties uitgekomen, met PSP of PPR, soms met beide, een enkele keer met D'66 of niet-partijgebonden mensen op de lijst. Als men bedenkt, dat de zeer openlijke toenadering tussen PSP en PvdA in 1967 begon, zou men het lijstje als volgt kunnen aanvullen (de PPR bestond nog niet in die tijd):

Tweede K. 1967 Prov. St. 1970 PvdA en PSP PvdA, PSP, PPR 25,96 27,55

Er bestaat ook nog een andere vergelijking, gebaseerd op uit-slagen in gemeenten waar in de loop der jaren de verschillende partijen zelfstandig uitkomen. De cijfers hebben hier, door de willekeurigheid der gemeenten, geen absolute waarde, maar ze zijn interessant om de tendens te zien. Zij vermelden voor de PvdA: Raad '66 Pr. St. '70 Raad '70 17,5 proeen t 17,8 procent 16,3 procent

Precieze berekeningen moet men ook hier verder maar aan de computer overlaten, maar het totale beeld is door deze cijfers toch wel vrij duidelijk. Een voortdurende achteruitgang, waar-bij men in 1970 - samen met een tweetal andere partijtjes plus nog wat los goed - onder het percentage blijft dat men in 1963 alleen had, en dat toen al aanleiding gaf tot grote politieke strijd binnen de partij.

Het PAK heeft in de politiek van de leiding der PvdA in de afgelopen jaren, feitelijk al sedert 1967, een centrale plaats in-genomen.

Ter symbolisering van de beoogde eenheid met PSP en PPR diende men in de Tweede Kamer vrijwel alleen nog gezamen-lijke moties in en voor de verkiezingen van de staten was een tournee georganiseerd, waarbij leiders van de drie groepen in blijde eenheid op de podia van de (slecht gevulde) zalen ver-schenen. Het cement van deze "progressieve" eenheid was echter het anti-communisme.

Voordat ze beklonken werd, moesten met name de PSP-leiders publiekelijk verklaren, dat ze de CPN niet bij het PAK-op-treden wensten te betrekken. De aanwijzing van Gortzak voor het Tweede Kamerlidmaatschap beklonk deze houding.

(9)

worden uitgeschreven. De autonta1re krachten, met name de CPN, hebben sterk gewonnen." (Handelsblad, 4-6-'70).

Overigens had PvdA-voorzitter Vondeling zelf, in zijn reactie op de Cambodja-brief van het partijbestuur van de CPN, nog eens in ouderwetse termen duidelijk gemaakt dat wat hem be-treft anti-communisme het a, b, c, tot z van de PvdA-politiek IS.

Het is juist op dit punt, dat de PAK-politiek schipbreuk heeft geleden. Overal waar de laatste tijd actie is geweest, waar mensen in beweging zijn gekomen, werd het anti-communisme van alle kanten bestreden. De arbeidersacties in Groningen, zowel als de studentenbewegingen in Amsterdam, hebben er de voorbeelden van gegeven. Een politiek verbond, dat dit anti-communisme als uitgangspunt nam, moest dus wel mistasten in zijn pogingen om een grote aanhang te krijgen.

PSP en PPR Terwijl dus de PvdA op een dieptepunt bleef hangen, was het met de beide aanhangpartijen helemaal droevig gesteld.

De PSP zag al bij de Statenverkiezingen haar zeteltjes als zand weglopen: In Noord-Holland van 8 op 2, in Zuid-Holland van 5 op 1, in Groningen van 3 op 1. Haar stemmenpercentage, voorzover buiten PAK-verband te controleren, liep terug van bijna 5 in 1966 via 2,41 in 1967, naar ongeveer 1,5.

De uitslag van de gemeenteraden kwam nog harder aan. In Amsterdam werd het stemmenpercentage van de Statenverkie-zingen nog eens gehalveerd en behield men ternauwernood een restzetel. In Rotterdam en Den Haag, waar men respectievelijk 4 en 3 zetels bezette, verdween de PSP geheel uit de raad. Het zetelverloop in de gezamenlijke Zaanse raden geeft de ont-wikkeling misschien nog het beste weer:

1958: 6 1962: 15 1966: 11 1970: 2

Hoewel zij, die van den beginne af de PSP hebben gehanteerd als een anti-communistisch element, als een middel om ver-deeldheid te zaaien, zeker zelfs de laatste resten van de groep zullen blijven gebruiken voor dat doel, is nu toch wel duidelijk, dat het dan de oude handdoek is die gedurende zijn laatste dagen als dweil moet dienen. Werkelijk serieus kan de PSP niet meer worden genomen.

De PPR is een ander geval.

Reeds bij haar ontstaan, door de afscheiding van de groep-Aarden van de KVP-fractie in het parlement, heeft de CPN de vraag opgeworpen of hier van een geboorte dan wel van een abortus provocatus moest worden gesproken. De vraag was

(10)

de heer Aarden, een voormalig dcpartementsambtenaar, jaren-lang voor de KVP de vertrouwensfunctie had bezet van leider van het "Centrum voor Staatkundige Vorming" en in het parle-ment optrad als specialist voor binnenlandse zaken - niet direct een plaats waar de progressie welig tiert. PPR-voorzitter Jurgens, zelf oud-KVP-voorzitter in Amsterdam, is een telg van een der oude Unilever-geslachten.

De PPR heeft zich vrijwel van haar eerste bestaansdag af tot een geesteloos aanhangsel van de PvdA-leiding gemaakt. Wat een serieuze stroming onder de katholieken had kunnen worden, kreeg aldus het aanzien van eerste bediende van Vondeling. In verschillende plaatsen van het land lijken groepen aanwezig te zijn, of geweest te zijn, die het anders zagen. Maar ze zijn in een slop geleid en de PPR is tot een splinter geworden die niets betekent in de politiek. Als men in Amsterdam geen zetel kan halen, is men als rebelse groep van gelovigen niet bijzonder

geslaagd.

De parabool-partijen Het analyseren van Nederlandse verkiezingscijfers vergt veel meer dan het kijken naar de getallen. Het is heel moeilijk om daar zulke kolossale factoren als de internationale verhoudingen en de ontwikkelingen binnen het kapitalistische systeem buiten te laten.

Het jaar 1958 dat wij hiervoor noemden was het tijdstip waar-op de Sowjet-Unie, naast de Verenigde Staten bezitster van ruimteschepen, H-bommen en lange afstandraketten was ge-worden. In Frankrijk kwam in dat jaar De Gaulle aan de macht. De EEG werd gelanceerd. De samenhang tussen deze factoren en de Nederlandse politiek was onder meer deze, dat het "Amerikaanse primaat" in die politiek, tot dan toe alleen door de CPN aangevochten, niet meer alleenzaligmakend was, dat daardoor de kapitalistische tegenstellingen zich ten onzent sterker gingen doen gelden, dat naast (niet: in plaats van) anti-communisme, andere conflicten naar voren kwamen. De ijzeren, de geesten vermorzelende NAVO-greep op het politieke leven boette aan kracht in, doordat Amerika niet de almachtige heerser over aarde en hemel was gebleken. De wijze waarop het anti-communisme bedreven moest worden werd zelf een strijdpunt.

Het instrument van de harde Amerikaanse politiek was de PvdA-KVP-combinatie geweest, belichaamd in het duo Drees-Romme. Het uiteenvallen van die groep maakte het optreden

van anderen mogelijk en in zekere zin onvermijdelijk. Maar .:__ven onvermijdelijk was dat getracht zou worden het niemands-land, geschapen door het falen van de politiek der voornaamste NAVO-partijen, opnieuw met NAVO-groepen te vullen. Of in ieder geval met anti-communistische partijen.

(11)

In de loop der laatste tien jaren ziet men steeds meer van deze nieuwe soort van anti-communistische partijen hun parabolen in de Nederlandse politiek maken.

Opvallend is dat elk van hen een scherp beroep doet op een bepaalde categorie van mensen die zich bewust wordt het slachtoffer te zijn van de politieke en economische ontwikkeling en dat toch tot nu toe elk van deze partijen een kortstondig bestaan leidt, hoezeer ook de problemen waarop men bij zijn opkomst met het oog op het verkrijgen van stemmen de nadruk legde, blijvend zijn gebleken.

Opvallend is ook, dat de totale aanhang van deze groepen steeds is toegenomen, waarbij dan ieders aandeel sterk wisselde. Bij dit aspect van de ontwikkeling mag men de bijzondere rol van de TV en van de pers niet vergeten. Die lijken als vast programmapunt te hebben om iedere drie of vier jaar een nieuw buitenbeentje te pousseren, dat voornamelijk de rol moet ver-vullen van opvanger van radicale stemmingen en het ombuigen daarvan in een anti-communistische geest. Is na vier jaar de glansrol van de een vervangen, dan wordt hij met hetzelfde gemak aan de kant gegooid waarmee men dat met een Johnny Jordaan of een popgroep doet, omdat een ander een betere blikvanger lijkt - of omdat door de massa de rol van de vorige komeet doorzien is.

De PSP is in wezen niet interessant meer nu ze een aanhangsel van een zelf zieltogende PvdA-leiding is geworden. Koekoek verdween uit het nieuws, toen de fascistische aard van zijn be-weging niet meer te verbergen viel. Provo, toen ze een vcrleng-stuk van de VVV werd. D'66, toen ze haar trouw aan Luns en het State Department niet meer kon maskeren.

En tenslotte is er dan een groep gekomen, die zich wel heel bij-zonder in de troetelzorg van de overheid en haar voorlichters-corps mag verheugen: de niet-stemmer.

Zoals gezegd, de laatste tien jaren is de rol van de partijen die opereren in het "niemandsland" dat vooral door KVP en PvdA is prijsgegeven, opmerkelijk toegenomen. Een lijstje met behaal-de percentages moge het illustreren.

PSP Boerenpartij D'66 PPR 1958 Pr. St. 0,6 0,1 1959 Tw. K. 1,8 0,5 1962 Pr.St. 3,0 0,2 1963 Tw. K. 3,0 2,1 1966 Pr. St. 5,0 6,7 1967 Tw. K. 2,9 4,8 4,5 1970 Pr.St. 1,6 2,5 7,7 1,7

De lijst is in zoverre onvolledig dat het aantal groepjes dat niet tot het parlement doordringt ook voortdurend toeneemt in de afgelopen tien jaar.

De laatste verkiezingen hebben aan drie van de hier genoemde groepen feitelijk een einde gemaakt. Over PSP en PPR spraken

(12)

betekenis. Zij ontpopte zich als een uiterst rechtse groep, die door het lanceren van voormalige fascisten een direct beroep deed op restanten van NSB, Zwart Front en dergelijke. Haar stemmen telden bij alle belangrijke zaken voor de regering, het-geen die regering duidelijk niet ontging.

Het cijfer dat wij laatstelijk geven voor deze groep is geflat-teerd, omdat het drie groepen genmenlijk betreft. De Bocren-partij van Koekoek, de enige die men nog in parlementszetels kan tellen, heeft nog slechts 1,6 procent van de stemmen -een aantal dat bij de gem-eenteraadsverkiezingen verder is terug-gelopen. Volgens de eerder genoemde vergelijkende staat over een groot aantal gemeenten is ze tussen maart en juni nog een kwart van haar aanhang kwijtgeraakt.

De mythe van 0'66

Van veel groter belang is in vergelijking hiermee de positie van D'66.

Hier was duidelijk een partij, die niet alleen de NAVO-politiek een nieuw gezicht moest geven, maar die een beroep moest doen op jonge mensen die het oude gedoe beu waren, en daarbij in het bijzonder op de administratieve en technische krachten die in steeds grotere aantallen het midden - en deels ook het hogere - kader van de bedrijven vormen.

Zij waren het, die voor de nieuwe NAVO-vormen, het nieuwe EEG-gezicht, het moderne grootbedrijf zouden moeten op-treden. Het was geen onaardig idee om de kandidaten voor dit werk te gaan zoeken in de journalistiek. Het schiep een sfeer waarin pers, TV en opiniepeilers niet meer een buitenbeentje als Koekoek, maar zichzelf konden aanbevelen.

Er was slechts een fout gemaakt bij de timing. 0'66 had een jaar eerder, bij de statenverkic1.ingen, moeten beginnen. Nu kwam ze met 4,5 procent van de stemmen in de Kamer, maar de dolle reclamecampagne die daarop volgde, had geen naloop. In het n:tjaar van 1967 schonk een KRO-opinie-onderzoek de groep van Gruyters en V:tn Mierlo maar liefst een aanhang van 24 Kamerzetels, een mythe, die nog een tijd lang werd volge-houden. Ook al gaven tussentijdse gemeenteraadsverkiezingen een ander beeld, tot vlak voor de Statenverkiezingen werd aan D'66 - in een sensationele TV berichtgeving van de V ARA -een zetelaantal van 18 toegewezen. Voorzitter Beekmans deelde de Haagse Post mee, dat zijn vereniging, mocht ze onder de 10 procent blijven, er beter mee uit kon scheiden.

Het resultaat was, dat 0'66 bij de Statenverkiezingen op 7,7 procent van de stemmen kwam, hetgeen in het geval van Ka-merverkiezingen goed geweest zou zijn voor twaalf zetels. Hierbij past nog een opmerking.

(13)

en de andere bladen terug kon vinden, moet wel even de wenk-brauwen gefronst hebben. Hoe kon D'66, met precies 75 procent meer stemmen dan de CPN, 117 procent meer zetels krijgen? Het was bedrog. Een eenvoudig rekensommetje wijst uit, dat men D'66 een restzetel toedeelde die de CPN toekwam. Bij zeven zetels namelijk zou de CPN een gemiddelde van 33.800 stemmen per zetel hebben, terwijl D'66 bij 13 zetels een ge-middelde van 31.800 zou hebben, 2000 minder.

Het laat zien, dat de voortdurende stroom van opinie-onder-zoeken die D'66 onveranderd 18 en 19 zetels toekende, de CPN 2 tot 4, geen toevalligheid vormde, maar een zeer bewuste leugenfabriek die zelfs bij de feitelijke tellingen nog doorwerkte. Doordat deze poging om op een bijna fascistische manier de kiezer een keus op te dringen mislukte, kwam de slag des te harder aan. Mede daardoor was de terugval van D'66 tussen 18 maart en 3 juni in feite nog groter dan die van Boerenpartij en PSP. Want in het meergenoemde stedenoverzicht daalde in die maand D'66 van 8,8 tot 7 procent, d.w.z. dat zij nog een vijfde van haar aanhang verloor. In absolute getallen was dat zelfs meer dan een kwart. Maar ook in dit geval was het ver-lies in de grote steden nog nadrukkelijker: In Amsterdam van 11,8 naar 7,3; in Rotterdam van 10,4 naar 7,5; in Den Haag van 9,9 naar 7,1 procent.

Die cijfers zijn algemeen en ze laten zien, dat men de neergang van D'66 niet alleen aan de Amsterdamse kabouters kan toe-schrijven, die overigens in de hoofdstedelijke buurten der meer gefortuneerden wel degelijk de positie van Van Mierlo c.s. hebben overgenomen.

Die kabouters zijn het, met de zg. bejaardenpartijen, die bij de gemeenteraadsverkiezingen als nieuwe bufferpartijen voor de opvang van geradicaliseerden zijn gelanceerd.

Beide groepen hadden tijdig hun anti-communistisch brevet ge-haald om deze rol te mogen spelen. De bedoeling om ze hiermee tevens te lanceren voor de parlementsverkiezingen van 1971 is wel duidelijk. Zoals het ook duidelijk is, dat het optuigen van de groep van Van Duyn in de hoofdstad, onder dagelijkse ver-melding van het feit dat het wel een "lange hete zomer" zal worden, ten doel heeft om met hun hulp een sfeer van provo-catie tegen Amsterdam en tegen de democratie te scheppen.

De vooruitgang der CPN Tegen de achtergrond van dit totaalbeeld van ontreddering en ontluistering, dat het verloop der politieke partijen tekent, valt de duidelijke vooruitgang van de CPN des te meer op.

Volledigheidshalve willen we ook hier de landelijke percen-tages over de laatste twaalf jaar geven. De eerste cijfers her-inneren daarbij duidelijk aan de schade, die de Gortzak-Wage-naargroep in het jaar 1958 aanrichtte.

(14)

1958 Pr. St. 4,1 1959 Tw. K. 2,4 1960 Pr. St. 2,9 1963 Tw. K. 2,8 1966 Pr. St. 2,7 1967 Tw. K. 3,6 1970 Pr. St. 4,4

Het is wel interessant om hier ook de vergelijkende cijfers van de meergenoemde 131 gemeenten te geven.

Pr. St. 1966 3,6 Gem.r. 1966 4,4 Pr. St. 1970 5,7 Gem.r. 1970 6,0

Gaat men ervan uit, dat dit laatste cijfer correspondeert met een landelijk percentage van ongeveer 4,7, dan is de CPN ongeveer op de aanhang terug die zij had in het jaar 1956. De groei is ongelijk.

Als men ziet, dat vanaf de staten vcrkiezingen van 1966 tot die van 1970 het totale aandeel in de stemmen met 1,7 procent is gestegen, dan liggen de cijfers voor de stijging in de diverse provincies als volgt:

Zeeland Gelderland Noord-Brabant Limburg Overijssel Utrecht Zuid-Holland Drente Friesland Noord- Holland Groningen 0,3 0,5 0,7 0,8 0,8

0/

0,9 1,8 1,8 3,3 9,2

Niet meer dan vier provincies hebben dus het landelijke stij-gingspercentage van 1,7 gehaald en daarvan zijn alleen Noord-Holland en Groningen er in aanzienlijke mate bovengekomen. Wat Groningen betreft is dat dan de gehele provincie, wat Noord-Holland betreft vooral Amsterdam met een stijging van ruim 6 procent en de kleinere Zaanstreek met een zelfde per-centage. Voor het overige zijn het Rotterdam, Twente en steden

als Alkmaar, Leiden, Haarlem, Heerlen, Helmond, die echt tot de landelijke stijging hebben bijgedragen.

Aan de verdere percentagewinst bij de gemeenteraadsverkie-zingen hebben in het bijzonder de Zaanstreek, Twente, diverse Rijnmondgemeenten, een aantal grote plaatsen in Groningen, Emmen en tal van kleinere Noordhollandse steden en dorpen een aandeel geleverd.

(15)

sterk uiteen. Het werk van een communistische partijafdeling en van een raadsfractie kan daarbij een grote rol spelen -zoals bijvoorbeeld in Enkhuizen, waar in twee-en-een-halve maand tijds het stemmenpercentage steeg van 5,9 naar 15,5. Er zijn hiervan talrijke voorbeelden, hoewel weinige zo sprekend als dit. Het omgekeerde verloop ziet men in een aantal Lim-burgse gemeenten.

Het totaalbeeld dat men krijgt van de positie van de CPN na deze beide verkiezingen is het volgende:

Zij is een grote partij in Amsterdam, de hele provincie Gronin-gen en de Zaanstreek met respectievelijk ruim 17, bijna 15 en ruim 20 procent van de stemmen.

Een invloed van meer dan 10 procent heeft de partij vcrder in Enschede, Heerenveen, Emmen en verder in een hele reeks plaatsen in Waterland en de kop van Noord-Holland. In Rotterdam is het percentage 6,8, in Almelo 9, in Heerlen, Helmond, Deventer en Velsen ligt het daar tussen in. In Haar-lem is het 6,6, in Utrecht 4, in Den Haag 3,8.

Voor de volledigheid zij hier nog vermeld, dat het aantal statenzetels van 13 op 28 gingen en dat bij de raadsverkiezingen 76 zetels werden gewonnen, terwijl er 6 verloren gingen.

Groningen en elders Uiteraard trekt in het bijzonder de communistische winst in Groningen de aandacht. Meer nog dan die in Amsterdam en de Zaanstreek heeft ze het kar:1kter van een duidelijke doorbraak, met een stijging van het stemmenpercentage van 5 (prov. staten 196()) via 6,4 (Tweede Kamer 1967) naar 14,2. Die winst lag vrijwel gelijk-op verdeeld over de hele provincie.

Over de oorzaken van die grote vooruitgang is al veel ge-schreven. De ontstekingsfactor zijn de n1:1ssale en succesvolle acties in de strokartonindustrie geweest, die hun echowerking hadden in de hele overige industrie in Groningen. De beslissende rol van de communistische partij in die acties en de betekenis van het optreden van partijbestuurder Fré Meis heeft daarbij in het middelpunt van de discussies gestaan.

Maar het feit, dat de communistische winst niet alleen van de industrie-arbeiders, doch uit alle lagen van de bevolking af-komstig is, toont aan dat de communistische partij met h:1ar politiek de vinger legde op een veel groter probleem, de syste-matioche achterstelling van een heel landsdeel, die door de EEG-politiek geaccentueerd is.

Hier bleek de waarde van een partij met een grote strijdtraditie en strijdervaring, met beproefde kaders, met een hechte organi-satie.

De gemeenteraadsverkiezingen toonden, dat de speculaties over een "windstootwinst", die sommige tegenstanders naar voren brachten, ijdel waren.

Weliswaar was er een zekere teruggang in plaatsen waar de partij-organisatie nog niet beantwoordt aan de nieuwe invloed,

(16)

Winschoten, alsmede in plaatsen als Oude Pekela, Beerta, Scheemda en elders zette de groei zich nog verder voort. Het totale percentage bleef daardoor gelijk .

.Juist het feit, dat ook in Amsterdam, de Zaanstreek, grote delen van Noord-Holland boven het IJ en in Twente de winst even-eens zeer aanzienlijk was, en dat er in Rotterdam een voort-durende vooruitgang is, laat zien dat Groningen geen geïsoleerd fenomeen is, maar dat het mogelijke ontwikkelingen aanduidt die zich ook elders kunnen voordoen, indien het peil van de organisatie wordt opgevoerd.

Bij één opmerkelijk aspect van de communistische winst willen wij nog stilstaan. Van burgerlijke en kwasi-linkse zijde wordt altijd weer opnieuw de theorie naar voren gebracht, dat com-munistische winst alleen op een voedingsbodem van ellende te behalen valt. De onjuistheid van deze stellingname is opnieuw bewezen. Het bestaan van scherpe maatschappelijke tegen-stellingen en het opgetast liggen van politiek explosiematenaal is namelijk niet identiek met de aanwezigheid van ellende. De vrij algemene winst in de randstad Holland, en vooral die in de Noordhollandse centra (maar ook in Rotterdam) valt samen met een ongekende kapitalistische hoogconjunctuur en een minimale werkloosheid. De stemmers op de CPN blijken bepaald niet alleen bejaarden in schamele omstandigheden te zijn. Het leeuwendeel zijn arbeiders in de industrie en de bouw, maar er zijn ook steeds meer studenten, kaders op bedrijven, mensen in de vrije beroepen die communistisch kiezen.

Van beslissende betekenis blijkt te zijn de algemene stellingname van de partij in nationale en internationale vraagstukken en haar reactievermogen in de grote en kleine tegenstellingen en stukken strijd die daarmee samenhangen.

Hoe langdurig ook de hoogconjunctuur is - al mogen wc de periodieke inzinkingen daarin niet over het hoofd zien - ze is niet van de eeuwigheid. Dat begint nu ook Zijlstra al rond te vertellen. Met de crisistekenen in Amerika hangt de verhevigde oorlogvoering in Zuidoost-Azië samen, en een verdergaande instabiliteit van het kapitalistische systeem zal de tegenstel-lingen en de klassenconflicten drastisch doen toenemen. Van de kracht van een communistische partij kan in zulke omstandig-heden ontzaglijk veel afhangen en daarom is de huidige groei een bemoedigende aansporing om die organisatiekracht snel te versterken.

Versterking van de oppositie Onze tegenstanders hebben de gewoonte aangenomen, zich na de verkiezingen van de laatste jaren, die telkens communistische winst te zien gaven, als merkwaardige marionetten te gedragen tegenover die winst.

(17)

toekomstmogclijk-heden van Van Duyn. Maar ondertussen blijkt de communisti-sche winst een belangrijk onderdeel te hebben uitgemaakt in de besprekingen binnen de regering. De Jong reisde naar Groningen om er een Philipsfabriek aan te kondigen, meer woningbouw en een persleiding naar de Eems, in Amsterdam wordt een batterij van nieuwlichters tegen de CPN in stelling gebracht. Een heel nieuwe versic van het "geen woorden maar daden" dus.

Het is dan ook wel duidelijk, dat niets zozeer de positie van de regering verzwakt heeft als de duidelijke toename van de com-munistische invloed in het land.

De communistische winst is samengevallen met de grote be-wegingen aan het loonfront, in de studentenwereld en bij andere groepen en ze is daar een uitdrukking van. Het is niet te bagatelliseren dat in een hele reeks van steden, op communis-tisch initiatief, grote demonstraties tegen de Vietnam-oorlog hebben plaatsgevonden van mensen met verschillende politieke overtuiging, die elkaar hier voor het eerst hebben gevonden -vooral socialisten en communisten.

De communistische winst is een van de meest duidelijke uit-drukkingsvormen van het verzet tegen de politiek van regering en ondernemers, ze zal daarvoor tegelijk weer een nieuwe motor vormen.

Men moet er dan ook van uitgaan, dat de reactie op middelen zint om in het tegenoffensief te gaan. En het is een treurig verschijnsel, dat een aantal rechtse sociaal-democraten haantje de voorsten blijkt te zijn om daarbij hun partijtje mee te blazen.

In delen van het NVV hebben fossiele bestuurders reeds een nieuwe heksenjacht tegen communisten ingezet, in de PvdA is in het bijzonder het duo Vondeling-Den Uyl weer in actie fe-komen met zijn eis om nu snel de kieswet en de grondwet in die zin te wijzigen, dat zîj een alleenvertoningsrecht van "oppositie" zouden verkrijgen.

De animo in een aantal confessionele partijen om hierbij, gezien de voortdurende eigen achteruitgang, een handje te helpen, mag niet onderschat worden.

We zullen daar in de komende tijd nog wel meer van horen, waarschijnlijk zoveel, dat onze oren ervan zullen tuiten. Maar ook hier geldt dat de winst van de communistische partij, die zich met de grootste kracht heeft ingezet tegen alle aan-vallen op de democratie, een goed uitgangspunt vormt om zulke reactionaire plannen - re<"J.ctionair, wie de auteur ook moge zijn - te verhinderen.

M. BAKKER

(18)

240

Amerikaans kapitaal

in Nederland

Er bestaan bijzonder nauwe banden tussen het Nederlandse monopoliekapitaal en het Amerikaanse. Dat komt het duide-lijkst tot uitdrukking in de grote omvang van de directe inves-teringen van Amerikaanse concerns in Nederland en van Neder-landse concerns in de Verenigde Sta ten.

Eind vorig jaar waren er in ons land 376 Amerikaanse industrie-vestigingen. Daarvan waren 276 een dochteronderneming van een Amerikaans concern en 100 een gemeenschappelijke dochter van een Amerikaans en een ander concern. Het Amerikaanse kapitaal dat op deze wijze in ons land was geïnvesteerd, wordt door de departementen van economische zaken van de reringen in Washington en Den Haag op 4,2 miljard gulden ge-schat. De totale directe Amerikaanse investeringen in Neder-land blijken daardoor groter dan die van EngeNeder-land, West-Duitsland en Frankrijk samen. Zij zijn zelfs groter dan die van de grote internationale concerns in ons land; de investeringen van Philips in ons land, de belangrijkste, belopen in totaal 4,0 miljard gulden.

Gerekend naar de oppervlakte v~1n ons land en de omvang van zijn bevolking zijn er weinig landen in de wereld te vinden waar de directe Amerikaanse investeringen zo groot zijn. Volgens de officiële gegevens van de regeringen van beide landen bedragen de directe investeringen vanuit Nederland in de Verenigde Staten 6,3 miljard gulden, dat is anderhalf maal zoveel als de directe investeringen vanuit de Verenigde Staten in Nederland. Met andere woorden: er is meer Nederlands kapitaal belegd in bedrijven van Nederlandse concerns in de Verenigde Staten dan er Amerikaans kapitaal is belegd in be-drijven van Amerikaanse concerns in Nederland. Ook de in-directe investeringen van Nederlandse bezitters in de Verenigde Staten zijn groter dan de indirecte investeringen van Ameri-kaanse bezitters in Nederland. Er is dus een groter aandelen-kapitaal van Amerikaanse ondernemingen in Nederlandse handen dan van Nederlandse ondernemingen in Amerikaanse handen. o:-)

De grote bezitters in ons land nemen hierdoor een unieke positie in, want geen enkei land ter wereld buiten Nederland heeft een overschot op zijn balans van directe en indirecte investerin-gen met de Verenigde Staten.

(19)

De belangrijkste recente publikatie omtrent Amerikaanse in-vesteringen in het buitenland en buitenlandse inin-vesteringen in de Verenigde Staten is te vinden in Survey of Current Business, oktober 1969, een maandschrift van het United States

Depart--ment of Commerce. Wat betreft de stand van zaken eind 1968 kan men er het volgende overzicht uit samenstellen:

Directe investeringen in miljoenen dollars van de VS in: in de VS uit:

Europa 19.386 7.750

Latijns-Amerika 11.010 164

Canada 10.488 2.659

Japan 1.048 181

Rest van de kap. wereld 13.824 61

Totaal 64.756 10.815 Engeland 6.703 3.409 West-Duitsland 3.774 387 Frankrijk 1.910 288 Zwitserland 1.436 1.238 Italië 1.272 92 Nederland 1.073 1.750 België/Luxemburg 963 273 Geheel Europa 19.386 7.750 EEG-landen alleen 8.992 2.790 Directe investeringen in miljoenen_ dollars 1 ) 1966 1967 1968 vanuit VS in Nederland 859 917 1073 vanuit Nederland in VS 1402 1508 1750

Directe investeringen verwerkende

in miljoenen dollars olie industrie andere totaal

- - -

---vanuit VS in Nederland 257 557 157 1073 vanuit Nederland in VS 1215 426 109 1750

1

) Ontleend aan Survey of Current Business, oktober 1969; de gegevens

hebben betrekking op de statistieken in 1968.

(20)

Er is echter af te dingen op deze voorstelling van zaken. In de eerste plaats bestaat 70 procent van de Nederlandse directe investeringen in de Verenigde Staten uit vestigingen van de Koninklijke Olie/Shell en de andere dertig procent komt voornamelijk voor rekening van Unilever, Philips, AKZO en de Staatsmijnen; voorts zijn er vestigingen van de Chemische Fabriek Naarden, Norit, Optische Industrie Oude Delft en de Deli Maatschappij. In de tweede plaats dient men natuurlijk goed voor ogen te houden, dat de Amerikaanse investeringen uiteraard een onvergelijkelijk veel groter gewicht hebben in de economische en politieke verhoudingen in ons land dan de Nederlandse investeringen in die in de Verenigde Staten.

Om de Europese markt De omvangrijke Amerik::tanse investeringen in ons land zijn een onderdeel van een groot offensief van het Amerikaanse monopoliekapitaal dat op geheel West-Europa is gericht. De Amerikaanse concerns zijn onmiddellijk na de tweede wereld-oorlog begonnen met grootscheepse pogingen de markt in \Vest-Europa te veroveren. Zij konden daarbij gebruik maken van de militaire, economische en monetaire machtsposities, die de V er-enigde Staten als gevolg van de tweede wereldoorlog in de gehele kapitalistische wereld innamen, en van hun voorsprong in diverse sectoren van de moderne wetenschap en techniek die daarmee samenhing. Van bij:t.ondere betekenis was het feit, dat de Amerikaanse dollar het meest begeerde internationale be-taalmiddel werd.

Er werd niet volstaan met het opvoeren van de Amerikaanse export naar West-Europa, men ging over tot produktie ter plaatse. Dat geschiedde in de eerste plaats omdat dit winst-gevender was voor het Amerikaanse kapitaal. Geschat wordt dat een dollar die belegd wordt in de Amerikaanse industrie in de Verenigde Staten zelf 9 cent zuivere winst per jaar oplevert, maar een dollar die belegd wordt in de Amerikaanse industrie in West-Europa een zuivere winst van 12 cent per jaar oplevert. Het gemiddelde Westeuropese loonpeil lag volgens Business Week in het begin der jaren '60 15 tot 20 procent lager dan in de Verenigde Staten.

In 1950, bij het begin van het zogenaamde Marshall-plan en de NAVO-politiek, toen de economische veroveringstocht van de Amerikaanse concerns in West-Europa goed op gang kwam, bedroegen de directe Amerikaanse investeringen in West-Europa 1.700 miljoen dollar - dat was 15 procent van de totale Amerikaanse directe investeringen in het buitenland. In 1968 bedroegen zij 19.386 miljoen dollar - dat was 30 procent van de totale Amerikaanse directe investeringen in het buiten-land.

(21)

en de overname van de Simca-autofabrieken in Frankrijk en de Rootes-autofabrieken in Engeland door Chrysler. Maar over het algemeen breidde het Amerikaanse kapitaal in West-Europa zich uit door vestiging van nieuwe, geheel Amerikaanse be-drijven, meestal zonder enig Amerikaans personeel en met zeer weinig Amerikaans kader. Deelnemingen in Europese concerns en gemeenschappelijke dochterondernemingen kwamen minder voor en nemen vooral de laatste tijd sterk in betekenis af. Een ander opmerkelijk feit van de laatste tijd in dit vcrband is de toenemende ontwikkeling van research door Amerikaanse be-drijven in West-Europa. Voorbeelden zijn te vinden bij de IBM en enkele oliemaatschappijen, ook in ons land.

Een en ander heeft de positie van de Verenigde Staten op de kapitalistische wereldmarkt gewijzigd. In de periode 1950-1965 nam de export van de Verenigde Staten toe met gemiddeld 11 procent per jaar van 10 miljard dollar naar 27 miljard dollar; in diezelfde periode echter steeg de produktie van de industriële bedrijven van Amerikaanse concerns in het buiten-land met gemiddeld 27 procent per jaar van 20 miljard dollar naar 100 miljard dollar per jaar. Op het ogenblik is de pro-duktie van Amerikaanse industriebedrijven in het buitenland vier maal zo groot als de totale export van de Amerikaanse industrie in de Verenigde Staten zelf! Een feit, dat van groot belang is bij het beoordelen van de ontwikkeling van de Ameri-kaanse economie, de AmeriAmeri-kaanse handels- en betalingsbalansen en de positie van de dollar in de internationale montetaire arena.

De Amerikaanse investeringen in Europa zijn geconcentreerd in de modernste, snelst groeiende, meest kapitaalintensieve tak-ken van de industrie: in de eerste plaats in de olie- en de petrochemische industrie en voorts in de bouw van computers, precisie-apparatuur en andere elektronica. Zeer sterke posities nemen zij voorts in bij de produktie van auto's en rubber in West-Europa, elektratechnische a ppara tuur, kantoormachines, landbouwmachines en andere produktiemiddelen. Men vindt geen Amerikaans kapitaal in de Europese kolen- en staal-industrie, de elektriciteitsproduktie en het "oude" deel van de chemische industrie.

In enkele bedrijfstakken brokkelen de Amerikaanse posities af. Het duidelijkste voorbeeld is de Westeuropese auto-industrie, waar het Amerikaanse aandeel van de markt ondanks de zeer sterke posities van Ford, General Motors en Chrysler terugliep van 26,4 procent in 1964 naar 21,2 procent in 1968 en sinds-dien nog verder. Daarentegen steeg het aandeel van de afzet van het Westduitse concern Volkswagen op de automarkt in de Verenigde Staten in deze periode van 0 naar 6 procent! Ook in bepaalde takken van de chemische industrie doen zich derge-lijke ontwikkelingen voor. Het algemene beeld wordt echter beheerst door nog steeds in geheel West-Europa in betekenis toenemende Amerikaanse investeringen.

'/oor de eerstkomende jaren wordt zelfs een nog ongekend sterkere uitbreiding van het Amerikaanse kapitaal verwacht.

(22)

cent in 1969 (waarvan de cijfers nog niet nauwkeurig bekend zijn), met 54 procent in 1970 en met 57 procent in 1971! Ver-wacht wordt dat de hoofdstroom op de EEG-landen gericht zal blijven, met bijzondere nadruk op België en Nederland. Lange tijd lag het zwaartepunt van de Amerikaanse investe-ringen in West-Europa in Engeland. Maar sinds duidelijk werd, dat er voorlopig geen sprake zou kunnen zijn van Britse toe-treding tot de Europese Economische Gcmeenschap werd de

st~·oom van Amerikaanse investeringsdollars op de EEG-landen ?Cricht. Door vestiging in een der EEG-landen kan men zich onrtrekken aan de invoerrechten, die op import uit niet-EEG-hnden zouden moeten worden betaald. In 1950 bevond 49 pro-cent van de Amerikaanse investeringen in West-Europa zich in Engeland, in 1968 was dit percentage gedaald tot 35. In die-zelfde periode steeg het aandeel van de zes EEG-landen tot

-:6

procent; dit Amerikaanse kapitaal is vooral gevestigd in West-Duitsland en in het bijzonder in het zuidelijke deel daar-van, in Noord-Frankrijk, België en Nederland.

In de ogen van Amerikaanse bankiers In een rapport van de Stichting v,m de Arbeid inzake het

ves-ti,~ingsbcleid ten aanzien van buitenlandse ondernemingen in Nederland en België, dat twee jaar geleden werd uitgebracht, constateerde men dat de investeringspremieregeling welke in ons land door de regering aan dergelijke vestiginger; wordt toe-gekend, neerkomt op een subsidie van 16 procent van de totale investeringen. Een soortgelijke subsidie bedraagt in België echter 26 procent, bovendien zijn de grondprijzen in ons zuidelijk buurland lager en het aantal beperkende bepalingen met be-trekking tot de keuze van vestigingsplaats, water- en luchtver-omreiniging e.d. minder belangrijk. Wat is dan de bijzondere

aantrckkin~?skracht van Nederland voor het Amerikaanse kapitaal? d

The Netherlands, een publikatie van de grote First National

City Bank, vcrschenen in september vorig jaar, laat zien hoe ons land eruit ziet in de ogen van Amerikaanse bankiers:

"Ne-derland is in de naoorlogse periode omgevormd van een hoofd-xakelijk op de landbouw georiënteerd land tot een hoogontwik-helde industriële macht ... Het Nederlandse industriële com-plex is belangrijk door zijn peil, omvang en verscheidenheid ·,;ün ondernemingen . . . vooral in de metaal-, chemische en eiektrotechnische industrie . . . Er wordt veel geïnvesteerd in nieuwe produktie- en transportmethoden en in nieuwe bedrijfs-t"zkken, die zeer kapitaalintensief zijn en voor wie het ken-merkend is, dat zij worden beheerst door grote ondernemingen, die op de export zijn gericht . .. Aangenomen wordt, dat Ne-derland de zich het snelst uitbreidende beroepsbevolking heeft in West-Euro pa. De nieHwe arbeidskrachten hebben goed on-derwijs gehüd, want de onon-derwijsnormen in Nederland zijn tJoog . .. De Nederland se beroepsbevolking omvat betrekkelijk

(23)

Nederland een groot reservoir van mogelijke arbeidskrachten.

l)m volledig uit dit reservoir te kunnen putten, zal het nood-;"akelijk zijn een diepgeworteld verzet tegen het in loondienst cuerken van getrouwde vrouwen te overwinnen . .. Nederland is gelegen aan de toegangswegen naar enleele van de sterkst

ge-ind~tstrialiseerde gebieden in Europa. Binnen een afstand van 175 mijl vanaf zijn grote havens liggen de industriële centra ·uan Essen en Keulen, de staalbedrijven van de Ruhr, Luxem-t,,ag, de Maas en de fabriekscentra van België. De mondingen 'iJil/1 drie belangrijke bevaarbare rivieren, de Rijn, de Maas en de Schelde liggen in Nederland; zij verschaffen ook gemakke-lijk toegang tot de industriële centra van Midden-Europa. Daar-om zijn de Nederlandse havens een brandpunt geworden voor de in- en uitvoer van het gehele gebied . . . Het land heeft een modern en efficiënt transportsysteem, dat vooraan staat in Europa. Een hoogontwikkeld stelsel van railverbindingen, auto-wegen, binnenlandse waterwegen en pijpleidingen brengt de goederen snel van de Nederlandse havens naar het Europese ;;chterLand. . . De Nederlanders spelen ook een dominerende rol in het wegtransport door het gehele gebied . . . Rotterdam is de grootste haven ter wereld en een der belangrijkste olie-havens en centra voor raffinage geworden . .. Er wordt jaar-hjks 100 tot 150 miljoen geïnvesteerd in de verdere haven-uitbreiding. . . Rotterdam ligt vamaan in de strijd om het containervervoer . . . Schiphol wordt de grootste luchtvracht-haven van Europa. De kleine luchtvracht-haven van Delfzijl ligt gunstig met betrekking tot de Scandinavische landen en Oost-2itropa. . . Nederland blijkt 's werelds grootste voorraden aardgas te bezitten . .. Het opsporen van olie en aardgas op de Noordzee is nog maar net begonnen."

De New York Times en de New York Herald Tribune

be-steedden op 11 december 1969 een bijlage aan Amsterdam als het op Londen na belangrijkste financiële centrum in West-Europa, dat Londen zelfs naar de kroon zou kunnen steken. Zij legden daarbij de nadruk op het feit dat ons land de thuisbasis is van zeer grote internationale monopolies en op de sterke internationale oriëntatie en grote internationale ervaring van de Nederlandse banken, van wie er drie tot de grootste elf van Europa behoren.

in het Sowjet-tijdschrift Wereldeconomie en internationale be-trekkingen, februari 1970, is een artikel vcrschenen over

Ameri-kaans kapitaal in Nederland van de hand van G. Jasjtsjenko, wJarin dezelfde hoofdelementen worden genoemd als bij-Wildere drijfveren voor het Amerikaanse kapitaal om zich op

~'o grote schaal in ons land te vestigen. Hij noemt in de eerste plaats de sterke internationale oriëntatie van de Nederlandse economie en de grote internationale ervaring die in ons land aanwezig is. In de tweede plaats wijst hij op de technische structuur van de Nederlandse industrie. Hij noemt het ken-merkend voor haar, dat zoveel middelgrote ondernemingen in staat zijn om zowel op het terrein van de produktiekosten als op dat van de prijzen te concurreren met grote concerns in

(24)

automobielfabrieken, die een zeer hoge rentabiliteit vertonen vcrgeleken met de andere Europese autofabrieken. Kenmerkend voor de Nederlandse industrie is ook dat er belangrijke weten-schappelijk-technische onderzoekingen worden verricht op het terrein van de petrochemie, de elektronica, de energetica en de scheepsbouw. "Het is voldoende er aan te herinneren, dat bij her oplossen van het centrale vraagstuk van de atoom-energetica

-- het verkrijgen van goedkope kernbrandstof, de produktie

'Uan verrijkt uranium door middel van gascentrifuge - Neder-land alle Neder-landen, waaronder de V crenigde Staten op zijn minst twee jaar vooruit is." Aldus het artikel in W ereideeanomie en internationale betrekkingen. Tenslotte noemt de schrijver de gunstige geografische ligging en het transportsysteem als bij-':ünder aantrekkelijke omstandigheden.

(25)

vorig jaar ook gestart met de opslag van ruwe olie voor haar raffinaderijen in België, West-Duitsland en Denemarken, die in toenemende mate via Rotterdam bevoorraad zullen worden. Een van de jongste Amerikaanse olieconcerns, die zijn vestigin-gen in ons land snel uitbreidt, is Gul/ Oil. De leiding van dit

c0ncern verklaarde, dat Rotterdam voor Gulf in Europa kan 'i>'orden wat de Golf van Mexico voor Gulf in Amerika is. Als men weet, dat Gulf zelfs zijn naam ontleend aan deze Golf v:m Mexico en er zijn hoofdkwartier en zijn grootste bedrijven beeft gevestigd, kan men zich bij benadering voorstellen wat er met zo'n uitspraak wordt bedoeld.

Volgens een publikatie van het directoraat-generaal voor industrie en handel van het ministerie van economische zaken in Den Haag, Foreign industrial establishments in the Nether-lands, bijgewerkt tot 31 december 1969, was het aantal buiten-landse industriële vestigingen in ons land, gerangschikt naar land van herkomst van het belegde kapitaal in de jaren 1966-1969: 1966 1967 1968 1969 Verenigde Staten 314 334 357 376 Verenigd Koninkrijk 157 165 171 170 West-Duitsland 117 127 132 128 Zwitserland 71 77 84 70 België 51 57 61 59 Zweden 41 47

se

46 Frankrijk 20 26 27 27 Andere landen 49 53 57 60 Totaal 820 886 939 936

Qua omzet van de chemische industrie staat ons land op de

twaalfde plaats in de wereld. De chemische produktie per hoofd van de bevolking is alleen in de Verenigde Staten en \Vest-Duitsland groter. Ook in de Nederlandse chemische industrie spelen de Amerikaanse concerns echter een grote rol en zij zullen er in de komende jaren waarschijnlijk een nog gmtere rol gaan spelen. Vooral dankzij de produktie van ethy-leen in de Nederlandse bedrijven van Esso, Gulf en Dow Chemieals is ons land nu reeds een van de grootste producenten ter wereld van deze koolwaterstofverbinding, die uit olie wordt verkregen en een belangrijke grondstof is voor de chemische

(26)

248

plastics, die ovengens vrijwel geheel in Amerikaanse handen IS.

Het Britse blad Chemica! Age publiceerde eerder dit jaar enkele

gegevens over de expansie van de chemische industrie in Neder-land in het jaar 1969. Daaruit blijkt, dat er toen 126 nieuwe chemische bedrijven van de grond zijn gekomen (ter waarde van 1400 miljoen gulden) of in aanbouw zijn genomen (ter waarde van 3900 miljoen gulden). De tien grootste van deze investeringen zijn die van Staatsmijnen met 787 miljoen, Shell 725, Dow Chemieals 543, Esso 489, AKZO 367, Hoechst 315, Gul/ 253, Chevron 245, BP 218 en Monsanto 131 miljoen

gul-den. Samen vier miljard gulden dus, waarvan voor de vier Amerikaanse concerns alleen al anderhalf miljard.

Bijna de helft van deze investeringen kwam in Zuid-Holland terecht. Uit de publikatie van Chemica! Age blijkt, dat de

in-vesteringen in de chemische industrie in het gebied van Ant-werpen nog aanzienlijk groter zijn geweest; daarbij ging het echter in hoofdzaak om investeringen van Westduitse concerns: HASF, Bayer en Degussa.

Dow Chemieals vestigde zich in 1955 in ons land, startte zijn

produktie in 1960 en nam haar grootste produktiecomplex in [uropa, dat in Terneuzen is gevestigd, in 1963 in gebruik. Sindsdien werd er voor nog ongeveer een miljard gulden ge-Ïnvesteerd. Men is van plan de produktiecapaciteit van vorig jaar binnen enkele jaren te verdubbelen. Esso Chemie belegde

400 miljoen gulden in haar kunstmestfabrieken in Rotterdam en bouwde er bovendien de grootste koolwaterstoffabriek van West-Europa. Ook dit concern werkt aan de uitvoering van een plan de produktiecapaciteit binnen enkele jaren te ver-dubbelen. Bij Gul/ Oil gaat men ervan uit, dat de

omstandig-hc·den voor de chemische produktie in de Rijnmond nog gun-stiger zijn dan in de Golf van Mexico. Dit concern laat ook een deel van zijn research in ons land verrichten.

In de metaal- en elektrotechnische industrie komt men

even-eens grote Amerikaanse namen tegen. International Business Machines heeft in ons land ongeveer vijfduizend mensen in

dienst en beheerst er driekwart van de computermarkt. De produktie van schrijfmachines in de fabrieken van IBM en Remington in ons land tezamen is tien procent van de

wereld-produktie van schrijfmachines. Ford Amsterdam is na DAF de

belangrijkste autofabriek in Nederland; er werken 1450 man. Er zijn nog twee kleinere autofabrieken, één ervan is het assemblagebedrijf van Chrysler in Rotterdam, waar ruim drie-honderd man werken. Een klein, onbeduidend, maar op zichzelf toch wel typerend bericht de laatste maanden over de Ameri-kaanse bedrijvigheid in ons land: Schick Eversharp Nederland,

(27)

Amerikaans aandeel in Nederlandse export De Nederlandse uitvoer naar de Verenigde Staten nam na de oorlog en vooral de laatste tien jaar sterk toe, de samenstelling van het Nederlandse exportpakket naar de Verenigde Staten veranderde echter sterk. Hoogwaardige industrieprodukten als elektrotechnische artikelen, stalen platen, olie-derivaten, orga-nische chemische produkten, kantoormachines, industrie-machines, vliegtuigen en onderdelen, auto's en onderdelen, koperen halffabrikaten, motoren en kunststoffen, vormden tien jaar geleden slechts 20 procent van de Nederlandse export naar Amerika, thans 46 procent.

Het aandeel van de export van de Verenigde Staten in de totale Nederlandse uitvoer is teruggelopen van 5,7 procent in 1959 naar 4,4 procent in 1969. Het invoerpercentage is nu circa 10 procent. Het tekort op de Nederlandse handelsbalans met de Verenigde Staten is dus voortdurend toegenomen. Te-gelijkertijd is het aandeel van de Nederlandse export naar de EEG-landen toegenomen van 44 procent van de totale export van ons land in 1959 naar 60 procent in 1969.

Bij die toenemende export en bij die steeds eenzijdiger gericht-heid op de EEG-landen nemen de Amerikaanse bedrijven in ons land een belangrijke plaats in. Enkele gegevens hierover kwa-men aan het licht in een Amerikaans onderzoek ::-) dat was ge-baseerd op de informaties van 95 Amerikaanse ondernemingen in ons land (onder die 95 bevonden zich alle oliema:Jtschappijen, maar geen van de ondernemingen in de sectoren computers en elektrotechniek). Daaruit bleek, dat 53 procent van de omzet van de Amerikaanse bedrijven in de verwerkende industrie werd geëxporteerd en 47 procent van de omzet van alle Ameri-kaanse industrievestigingen, die bij dit onderzoek waren be-trokken. Het exportpercentage van de Nederlandse industrie in zijn geheel was toen 30 procent! Inmiddels is dit percentage opgelopen tot 36 procent. Maar er is alle reden om aan te nemen, dat ook het exportpercentage van de Amerikaanse be-drijven in ons land verder is gestegen; een aanwijzing hiervoor is het recente bericht, dat het exportpercentage van Esso is opgelopen tot 5 8 procent.

Dat wil dus zeggen, dat het aandeel van de Amerikaanse be-drijven in de export van ons land nog belangrijk groter moet zijn dan hun aandeel in de produktie. De Amerikaanse bedrijven in ons land richten de Nederlandse export dus in nog sterkere mate op de EEG-landen dan de Nederlandse industrie over het algemeen al doet. Afzet op de "gemeenschappelijke markt" van de EEG is immers een der belangrijke drijfveren voor de Ameri-kaanse investeringen in ons land.

•) F. Stubenitsky: Amerikaanse ondernemingen in Nederland 111 1966

(28)

Speelballen van verre speculanten

Als Nederlandse bedrijven in buitenlandse handen zijn

of

komen, is de kapitaalstructuur meestal zeer ondoorzichtig ge-worden en de verlies- en winstrekening nog meer.

Victoria (biscuits) bijvoorbeeld is in handen gekomen van de Belgische General Biscuit Cy; deze wordt op het ogenblik over-genomen door Continental Baking, een Amerikaans bakkerij-concern, dat in 1968 is opgekocht door de International Tele-phone & Telegraph Company, een Amerikaanse conglomeratie, die reusachtige kapitalen in de meest uiteenlopende bedrijfs-takken steekt. Eerder nam JT & T al Groko (diepvries) en de Europese Biscuitfabriek in Hilversum over. Een ander voor-beeld, dat de laatste maanden in het nieuws kwam: Occidental Petroleum in Los Angcles neemt via haar dochter Hooker Chemica! Corporation in New York en die weer via haar dochter Oxy Metal Finishing in New York in ons land o.a. Plating N.V. in Den Bosch over. Thomassen en Drijver-Verblifa is nu voor 87,6 procent eigendom van Europemballage, dat zijn hoofdkwartier in Brussel heeft, maar statutair is gevestigd in De la ware in de V crenigde Staten; deze Europemballage is voor 80 procent eigendom van het Amerikaanse concern Continet1tal Can en voor 20 procent van het Britse concern Metal Box. Kort-om, er ontstaan allerlei juridische constructies, waarin het ge-makkelijk verstoppertje spelen is, zowel als het gaat om het boeken van de winsten als wanneer bepaalde beslissingen tegen-over de werkers in deze ondernemingen moeten worden ver-antwoord.

De afgelopen maanden woedde er een hevige en soms spectacu-laire strijd tussen enerzijds Goodycar, het grootste autok,nden-concern in de wereld, gevestigd in de Verenigde Staten en hoofdleverancier van Chrysler, en anderzijds Goodrich, de op drie na grootste bandenfabrikant ter wereld, ook gevestigd in de Verenigde Staten en hoofdleverancier van General Motors. De inzet was de enige autobandenfabriek in ons land, Vrcde-stein in Enschede. Goodyear bood tachtig miljoen gulden voor de fabriek en de Vredesteindirectie ging ermee accoord - naar gezegd werd om de Nederlandse automobielproduktie in de zich verscherpende concurrentie in West-Europa overeind te kunnen houden. Goodrich stak echter een spaak in het wiel - naar gezegd werd om de Nederlandse autobandenproduktie te laten voor wat zij is - en spande een proces aan tegen V redesrein op grond van geheime toezeggingen van de Vredesteindirectie van enkele jaren geleden. Goodrich won dit proces. Er zijn in-middels aanwijzingen, dat wordt overwogen de bandenproduktie sterk te gaan uitbreiden in het Goodrich-bedrijf in Koblcnz in West-Duitsland.. . We vcrdiepen ons dan nog maar niet in het feit, dat er bij Goodrich en in de Verenigde Staten zelf onrust bestaat over een overval op de beslissende aandelenpakketten door North West Industries, een speculantenclub, die zich heeft gespecialiseerd in het bemachti-gen van grote aandelenpakketten in de meest uiteenlopende

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij deze deelvraag zal specifiek gekeken worden naar het winkelaanbod van een binnenstad en of een diversiteit van het winkelaanbod er daadwerkelijk voor kan zorgen dat een binnenstad

Buitenlandse directe investeringen (of Foreign Direct Investments – FDI) 1 worden, vooral door in- stellingen als de Wereld Bank en het Internationale Monetaire Fonds, beschouwd

Enerzijds wekte die beschrijving de indruk alsof degenen die aan de universiteit werken en studeren niet tot de maatschappij behoorden, anderzijds werd - niet

ka~holieke, het Lutherse burgerlijk-gematigde en het revolutio- naire. Van algemene geldigheid zijn de hoofdstukken die Engels wijdt aan Luther als vertegenwoordiger

Dit is meer dan een gemis; het is ook een aanduiding, dat liever in theorie en vanaf de zijlijn over deze vraagstukken wordt gefilosofeerd (waarbij enkele

Het kapitalistische Amerika werd in de jaren van de tweede wereldoorlog tot een sprong, d.i. een voorsprong, op het ge- bied van de kernenergie geforceerd door

168 de gelegenheid geven een niet-spreidingsverdrag te ontduiken.. Het is overigens opvallend, in welk een scherpe tegenstelling de toegevendheid en mildheid

Levy (het laatste over het Engelse katheder-socialisme).. Domela Nieuwenhuis&#34;. Als gevolg van huiselijke moeilijkheden, onvoorziene werkzaamheden en andere