• No results found

CULTUUR verschijnt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "CULTUUR verschijnt"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Woningbouw kan goedkoper en sneller

Afbraakpolitiek en studentenbeweging

DECEMBER -1971

W. van het Schip 481

Sylvia Schreuders 488 Het belang van de literatuur en de

marxistische I iteratuurwetenschap A. Wouters 497 Picasso en zijn tijd Georges Tabaraud 507

UIT DE TIJDSCHRIFTEN

Het neokolonialisme van Bonn 512

80EKBESPREKING

~·et doodveroordeeld A. V':n Omrnt:ren---Averink 521

Partijbestuur CPN bijeen

Het 24ste Cnn~w~s op 26 27 en 28 rnAi ·1072

(3)

31ste jaargang nr. 12- december 1971

POLITIEK

EN

CULTUUR

maandblad, gewijd aan de theorie en praktijk van

het marxisme-leninisme onder leiding van

het partijbestuur der CPN

Woningbouw kan goedkoper

en sneller

Onla:E:s maakte de kersverse minister v,1n volksLuisn·stin~ en ruimte.lijke ordening, U dink, veel ophef over de op lev erin~. \',111 de tweemiljoenste na de oorlog gebouwde W011in1~· Het :tou hem echter beter hebben gepast, niet :t.o:t.eer te kijken tLUr het ,unul woningen dat werd gebouwd, dan wel n~ur het ~1.1nul '' oningen dat niet werd gebouwd.

Want het is toch een onomstotelijk feit, dat het woningtekort en alle daaruit voortvloeiende nood en narigheid, in ons gehele land onveranderd voortduren.

Zeker, in cijfers ge:t.ien is een ~untal van twee miljoen won1ngen over een periode van vijfemwintig j~ur hoger d~1n in welke voorafgaande periode ook en het heeft bij het in gebruik nemen van die tweemiljoenste woning cbn ook niet ,un bespiq~elingen

ontbroken. Maar hoc het probleem ook benaderd werd - in geen enkele beschouwing kon eraan worden voorbijgegaan, d,n het probleem van de woningnood groter is dan ooit. M.ur w,H het zwaarst weegt is dat een oplossing ·uan het pm/Jiccm niet

in

zicht is.

Daar komt dan nog bij, dat de huidige produktie v.1n nieuwe woningen een huuruitkomst heeft, die voor het merendcel van de loon- en salaristrekkenden, maar ook voor vrijwel alle be-jaarden, onbetaalbaar is. De woningproduktie helpt hen dus niet uit de nood.

Het onbclugcn over doe feitelijke toestand is :t.o enorm groot, dat daardoor soms de neiging ontstaat om het probleem v,111 de vcrkeerde kant aan te pakken en :t.ich te ver:tettcn tegen de sloop van woningen, waarop dat woord al lang niet meer \',1n toepassing is. Het gaat dan bij dit \Cr:t.et niet om de "\\oning" als zodanig, maar alleen om het feit, dat de:t.e sloopp.1nden mee1·

(4)

De verontwaardiging onder de bevolking over de woningbouw-politick is zo alomheersend, dat de regering en haar trawanten naar allerlei misleiding en manipulaties grijpen om de werke-lijke oorzaken te verbloemen.

Voor een klassiek voorbeeld van misleiding heeft bijvoorbeeld de afgelopen maanden de V ARA-ombudsman Marcel van Dam gezorgd, die het ontbreken van voldoende en betaalbare wo-ningen niet aan de regering en het huizcnkapitaal, maar aan "ons allcm::tal" wilde wijtc:1 en ... de Nederlandse loontrekkers bij alle aangekondigde matiging nog een half procent van hun loon wilde laten afstaan voor de "woningbouw".

Enthousiasme kon hij er uitera::trd niet mee wekken, al werd ook gepoogd met verklaringen van de leidingen van de vak-centrales wat klimaat te scheppen.

De enige eigenlijk, die met graagte instapte op het idee van Marcel van Dam was minister Udink zelf, omdat hij er een gelegenheid in ziet de aandacht af te leiden van de echte achtergronden van de woningnood en straks "het Neder-landse volk" de schuld voor het achtcrblijven in de schoenen te kunnen schuiven. Een duidelijk doorgestoken kaart, omdat dit kabinet zelfs niet bereid is tot een kleine verhoging van het aantal woningwetwoningen en tienduizenden bouwvakarbei-ders werkloos laat rondlopen in een tijd van woningschaarste.

Oplossing mogelijk Een oplossing van de woningnood is mogelijk, indien de 1.akcn op doeltreffende en juiste wijze zouden worden aangepakt; dit houdt in het bouwen v:cn woningen met betaalbare huren. Laten wc beginnen met vast te stellen, Jat de woningnood een feitelijk en hard gegeven is en dat cr~n aantal factoren daarop inwerken.

Gedurende de tweede wereldoorlog werden in vele delen van ons land hele huizenblokken vernietigd of zwaar beschadigd. Dat schiep een situatie, waarin voorzieningen moesten worden getroffen, die indertijd ook al niet te vlot van stapel liepen. Voor de thans voortdurende vraag naar woningen kan niet meer alleen naar de oorlogsjaren worden verwezen, maar zijn de volgende oorzaken te noemen:

a. de groei van de bevolking met ongeveer 4.000.000 mensen in de afgelopen 25 jaar;

b. de verlaging van de huwclijkslccftijd, de mensen stappen jonger in .het huwe_Jijksbootjc en hebben dus eerder bchocftc aan een eigen womng;

c. steeds meer jonge mensen willen al vroeg op eigen benen staan, verlaten het ouderlijk huis en doen een - vergeefs -beroep op de woningmarkt;

d. de gemiddelde leeftijd is hoger geworden; oudere mensen houden dus langer een woning bezet dan vroeger het geval

(5)

Lo

:t.iet het er in grote lijnen uit U\1 de :t.ijdc van diegenen, waarvoor de woningen broodnodig liJn.

1-foc is het nu aan de kant, waar het a,mbod ~·,!ml<~,m IIIOCI

kornen?

De produktie is onvoldoende, vooral als de kwaliteit van het oude woningbcst~1!ld in acht wordt gcm>mcn.

Grote delen van dit oude woningbestand :t.ijn l 00 jaar of ouder.

Alleen al aan de hand van de:t.c ouderdom kan men de conclusie trekl:en, dat op een aantal van ongeveer 4.000.000 woningen in ons land, volgens officiële cijfers een totaal van 700.000, hun tijd hebben gehad en aan het einde van hun bestaan :tijn. Voor hen, die enige kennis hebben van de woningen, die in serie :t.ijn gebouwd aan het eind van de vorige eeuw in de grote steden, of van soortgelijke woningen op het platteland, is geen nadere uitleg nodig. Het is echter nuttig en nood:t.akelijk op te merken, dat ook toen al een huurwoning gebouwd werd met een economische levensduur van vijftig jaar. Indien een woning na die tijd ook nog overeind 1.ou moeten blijven, /.ouden

Lw-langrijkc investeringen tot oplapping nodig :rijn. lht is echter nauwelijks ergens geschied.

En omdat niet alleen de:t.c in vestcringen ontbraken, IIL1.1r /.cl

f,

het noodzakelijke minimumonderhoud werd nagelaten, holdL· de kwaliteit van deze huizL·n .1chteruit. Het beeld '.1n hele stadswijken die in verval zijn, is daarom geen ILHuunTrschijn-sel dat ons plotILHuunTrschijn-seling heeft getroffen, ma.u een ontwikkeling, die men al tientallen jaren van te voren h.1d kunnen ;icn ~un­

komen en waar de produktie van her- en nieuwbouw op .Ügc-stemd had moeten worden.

Dat laatste wordt thans echter door de k~1pit.1lc hui;cnbe;itters en de achtereenvolgende rechtse regcringen ontkend, ,,.,1.ubij tegenwoordig de nieuwbakken theorie wordt \Trkondigd, d,h "woningnood een wclv,cartsverschijnsel" is gewt>rdcn. (!)

De;.e sbg:r.in moet de indruk wekken, dat alleen m.ur .1b gnol:.

v~1n de "wel_vaart" de mensen hogere eisen ;ijn g.1,111 steller aan een wonmg.

Nu zou er over het misbruik van het begrip weh .cart op ;ich al heel wat te zeggen :r.ijn, want wie de ontwikkelingen goed volgt weet, dat wel de ondernemers profiteren \',1n de con· junctuur maar :t.eker niet de werkers. Maar de nieuwb~1kken

theorie gaat voorbij aan het gegeven, dat elke gcncr.ctic in

iedere periode hogere eisen stelde .un 1.ijn woning d.1n een

voorgaande generatic in een <~chtcrliggcrzdc periode; eisen, die een samenhang !1cbben met het toual aan lcvcnsbehodtcn, maar 1.cker ook met de stand van de produktiemoge I ijk heden. De vcrkondigers van de "welvaartsthcorie" stellen, d.n bij een neergaande conjunctuur of een economische crisis, de ,ubciders en andere werkers wel genoegen zouden nemen met dL· krotten en andere slechte woningen, die ons bnd :ro \celvuldig telt. Hun vcrhalen hebben m.1.1r één bedoeling. :lij moctL'Jl n.1mclijk vcrbergen dat het bouw- en huurbeleid niet gericht is en ook nooit was, up de oplossing van de woningnood.

(6)

De produktie van alle woningen, of het nu volkswoningen of particuliere huurwoningen zijn, steunt op één en hetzelfde principe, nl. de kostprijs moet uiteindelijk ten volle door de huur-kostprijshuur worden gedekt.

Wat wordt dan verstaan onder die kostprijshuur?

Dat is een jaarhuur van 10

à

10,5 procent van de stichtings-kosten.

Waar de stichtingskosten dit jaar oplopen tot 50

à

60.000 gulden voor een woning (etagewoning) is de kostprijshuur 5.000 tot 6.000 gulden.

Die stichtingskosten gaan de laatste jaren met 10

à

l 2 procent per jaar omhoog, als gevolg van de voortdurende stijging van de bouwprijzen.

Met subsidies worden deze kostprijshuren aanvankelijk gehalveerd, maar zelfs met deze tijdelijke maatregel zijn en blijven de nieuwbouwwoningen ontoegankelijk voor arbeiders en daarmee gelijk te stellen inkomensgroepen.

En op grond van deze feiten lijkt het een onoplosbaar pro-bleem, zelfs al zou de nieuwbouw van volkswoningen aanzien-lijk worden uitgebreid.

De werkelijkheid is echter anders, indien deze cijfers uiteen worden gerafeld.

We willen dat doen aan de hand van statistische gegevens over 1970.

Dat zijn dan de landelijke gemiddelde cijfers over de volks-woningbouw (woningwetwoningen).

l. De stichtingskosten van een woning zijn dan: In dit bedrag is opgenomen:

aannemingssom, inclusief aanleg van centrale verwarming

grondkosten: verwerving en aanleg van het terrein, bestrating e.d., riolering, groen enz. honoraria:

Kostprijshuur 10 procent

=

2. Wat maakt nu die woningen zo duur?

l

42.375,- "33.561,- 6.441,-" 2.373,-/ 4.237,50

In de stichtingskosten is een bedrag van 12 procent BTW opgenomen (ondertussen verhoogd tot 14 procent). Indien dez,e belasting nu eens niet op de volkswoningen werd ge-heven, dan konden de kosten worden teruggebracht tot

/ 37.834,-en werd de kostprijshuur 10 proc37.834,-ent

=

f 3.783,40 Dat scheelt al een slok op een borrel, maar er .is nog veel meer dat de volkswoningbouw zo duur maakt.

3.

In

de aannemingssom is een winst vcrwerkt van !0 procent (deze cijfers zijn ontleend aan het Centraal PI anbureau ). Indien deze winst gehalveerd werd, dan zouden de stich-tingskosten worden teruggebracht tot / 34.837,-cn de kostprijshuur 10 procent =

l

3.483,70

4. Verdere verlaging van de stichtingskosten zou gevonden

kunnen worden door minder van de grondkosten in de huur

(7)

Daarvoor spreken tal van argumenten. In die grombanleg-kosten i'"ijn heel vaak vcrwerkt de grombanleg-kosten van de aanleg van

wegen, straten en bruggen of viaducten.

Dit veroorzaakt, dat met natne in het westen van het land, de grondkosten die op een woning drukken veel hoger zijn, dan het landelijk gemiddelde.

In Amsterdam is dat ongeveer / 1 0.000,-, in Rotterdam

f

10,-

à

12.000,- en een project in Schiedam had i'>elfs grondkosten van

f

15.000,- per woning.

Om de betekenis van de grondkosten a~1n t:: duiden is het goed te stellen, dat elke 1000 gulden grondkosten met 90 gulden op de jaarhuur drukt.

De voornaamste gebruiker van de wegen, de .1utoboittcr, betaalt reeds wegenbelasting. Bovendien zijn het niet alleen de bewoners van de wijk, die van de wegen, straten enz. gebruik maken. Het is dus alleszins verantwoord, een groter deel van deze grondaanlegkosten van de schouders \"Jn de huurders af te nemen.

5. Het voornaamste punt is echter de samenstellin~~ v~1n de kostprijshuur. Bij een rentestand van 8 procent moet de huurder jaarlijks 8,35 procent van de stichtingskosten op-brengen aan rente en aflossingen, gedurende 50 j.ur. Dat wil zeggen, dat hij in 50 jaar tijd, ruim 4 ma~1l de stich-tingskosten terugbetaalt aan de geldschieter.

De overige 1,65 tot 2 procent is bestemd voor v .1stc lasten, onderhoud en administratiekosten (in totaal dus 10 ~1 10,4 procent van de kostprijshuur).

Wat is: nu het 'bijzondere varz de financiering v,w de >uolks-woningbouw?

Het geld daarvoor wordt door het Rijk uitgeleend. Fn hoc komt het Rijk aan de nodige middelen? Het put dit uit de be-lastinginkomsten.

'VIi'as het tot voor 1967 nog 10, dat 4 procent werd berekend, vanaf dat jaar vraagt de regering voor het geld, Lht 1ij dus "om niet" als belastinginkomsten ontvangt, een ren te van 8 procent.

Conclusie De conclusie onzerzijds is:

1e. De woningbouw in het algemeen is ont/>ettend duur Jan huuruitkomsten. Meer dan de helft van de huur gaat weg aan belasting, hoge rente, grondaanlegkosten en winst. 2e. De volkswoningbouw is vrijwel even onbetaalbaar

van-wege dezelfde kostenverhogende factoren. Het bij1omlcrc is echter, dat dit wordt veroori'.~ukt door het regcrin~~s­

beleid en de regering />elf een grote winstmaker is.

Je. De cijfers laten zien, dat volkswoningen gebouwd zotuien

(8)

derde van de lmuiige nieuwbouwhuur bchoejt te bedragen. Met andere woorden, de nieuwbouw is dus wel degelijk tocgänkc!ijk te maken voor hen die een inko111cn bcncdcil de J 5.000 gulden ( bmto per jc~,n) hc/;/m·;.

4e. De voortdurendt: woningnood is dus geen onoplosbaar

pro-bleem, een welvaartsverschijnsel of een JLHionale ramp. Het is een kwestie van een politiek beleid, dat wel of nit:t gericht is op de belangen van de arbeidnskL1sse en andere werkende groepen.

Verandering van het huidi,~e regeringsbeleid en ht:t inslaan van wegen zoals hierboven geschetst, druisen uiteL1ard in tegen de enorme kapitaalsbelangen van hypotheeklx111ken en hui/.en-eigenaars als verzekerings- en exploitatiemaatschappijen. In-dien grote aantallen woningen gebouwd /.ouden worden tegen huren, die op één-derde van de huidige kostprijshuur uitkomen, dan zou de kapitaals- en beleggerswereld op 1.ijn achterste poten staan.

Kapitalen, geïnvesteerd in de oudhouw, brengen nu ;unzicnlijk meer op dan 8 procent.

Toch is het mogelijk een nieuwe koers af te dwingen door de vereniging van alk krachten, van huurdersverenigingen tot wo-ningbouwverenigingen, die een gezond bouwbeleid ter harte gaat.

Het aaneensmeden van de krachten kan al plaatsvinden door eensgezind stelling te nemen tegen Udinks pbnnen tot huur-harmonisatie.

Deze huurharmonisatie, waarbij de huren van de oude wonin-gen zullen worden vcrgeleken met de hoge huren van de nieuwste nieuwbouw en dienovereenkomstig moeten worden opgetrokken, moet de nieuwe vette hap voor het hui1.cnkapitaal worden. Het zal ertoe kunnen leiden, dat zelfs de belang-stelling om nieuwbouw te financieren Z;~] afnemen, omdat uit het oude huizenbcstand een toenemend winstpercentage te persen zal zijn.

Udink maakt haast met zijn huurharmonisatie en wenst wo-ningbouwverenigingen en gcmcenten voor het blok te /.ctten. Weer met het schijnargumcnt, dat het bcbng van de woning-bouw het zou vereisen.

Onze berekeningen wij1.en echter op het tegendeel. Het doel-bewust hoog houden en vcrder ornhoog brengen van de kost-en huurprijzkost-en, met name vooral van de volkswoningbouw, heeft niets te maken met leni!!inv van de woningnood, maar is

geheel in het belang van die 'particuliere kapita;ls- en investe-ringsmaatschappijen, die een maximale huur en rente uit de huurder willen persen.

(9)

doen door de huren van de oudere woningen te ga:1n optrekken. Uit de in dit artikel gebrachte cijfns blijkt echter, dat de kost-prijshuur van de nieuwbouw tot é·én-dcrdc Jun worden tcru:.',-gcbracht en als dat werkelijk J.ou gebeuren, d;1n ;ou ook het vcrschil in huur tussen oude en nieuwe woningen worden terug-"ebracht /.onder huurvcrho•>inu voor de oude woninucn. h h h h

Huurvcrhoging was en is in alle op1.ichtcn ona:1nvaardbaar, omdat zij de kosten van het levensonderhoud vcrgroot en de inflatie bevordert. Het door minister Udink w graag g~h:1n­

tcerdc argument als zou huurharmonisatie inflatie tegcnga:1n, is hem hiermee uit handen geslagen.

De huurders en woningzoekenden zullen de komende maanden zeker van zich laten horen en zich tegen de huurplannen van Udink verzetten. Zij vcrlangen betaalbare huren en bespoedi-ging- door energieke :1anpak - van de woningbouw.

W. VAN HET SCHIP

(10)

Afbraakpolitiek

en studentenbeweging

In de plannen van de regering-Biesheuvel om te be;"uinigen op het onderwijs nemen de universiteiten een bijzondere plaats in. In de onderwijsbegroting kondigde minister De Brauw aan, dat de in vestcrinl'en ten behoeve van de univcrsite i ten sterk zullen worden

afge~~md;

het in vcsteringspbfond werd met 50 miljoen gulden verlaagd. Voor de Amsterdamse universiteiten betekent dit, dat het voor investeringen bestemde bedrag in 1972 bijna twintig procent lager zal zijn dan dit jaar. Ook de stijging van 11et aantal pcrsoneelspbatsen wordt aanzienlijk beperkt. ln het Algemene Financieringsschema voor de universiteiten was aan-vankelijk voorzien in een stijging in 1972 van 1625 personcels-plaatsen. Volgens de begroting mogen echter slechts 573 nieuwe personeelsleden aangetrokken worden. Verder wil de regering beperkingen doorvoeren bij de uitga ven voor het wetenschap-pelijke onderzoek. Met behulp van een aantal wetswij;.igingen moet voor een aantal studierichtingen een studentenstop ,noge-lijk worden gemaakt. En als klap op de vuurpijl /.uilen de studenten meer moeten betalen aan collegegelden, terwijl de studiebeurzen relatief gezien dalen.

Deze maatregelen op het financiële terrein gaan gepaard aan pogingen om het uni vcrsitaire onderwijs te degraderen. De op-leiding wil men volledig stroomlijnen naar de behoeften van de monopolies, die de universiteiten beschouwen als een toeleve-ringsbedrijf van goedgeschoolde hogere en middenkaders. Op die manier wil de regering het wetenschappelijke onderwijs maken tot een beroepsopleiding. In de toelichting op de onder-wijsbegroting wordt dit dan omschreven als "een ontwikke-lingsproces, dienstbaar aan de maatschappij" ...

De uitvoering van de plannen van prof. Posthumus moet leiden tot een kortere studieduur en tot een daarmee samenhangende specialisatie. De wet-Vcringa heeft reeds het bestuurlijke kader geschapen voor de ccntra::tl bcheerde universiteit, waar de be-sluiten worden genomen door een kleine topgroep die direct onder de minister staat. Voor het soepel laten draaien van deze onderwijsmachine moet nu een "planning" /orgen, die uitge-werkt is volgens de opzet van het Amerikaanse organisatie-bureau McKinsey.

De planningsprocedure, die door dit bureau is ontworpen en die de regering in een nota aan de Tweede Kamer heeft voor-gelegd, betekent een volledig ondergeschikt maken van de universiteiten aan het ministerie van ondcrwiis en weten-schappen. Door middel van een "Stuurgroep Post-secundair Onderwijs" (SPO), die - zoals reeds te voorzien is - zal worden vergeven van vcrtegenwoordigers van de grote onder-nemingen, zal aan het wetenschappelijke onderwijs worden voorgeschreven hoc en w,1arvoor de ter beschikking staande gelden mogen worden gebruikt.

(11)

lang termijnplan voor het wetenschappelijke onderwijs lilt-werken, waarbij wordt vastgesteld welke middelen er per onderwijsgebied (per discipline) beschikbaar /.uilen 1ijn. De wetenschappelijke instellingen moeten dan binnen de 1ldus gcstelde grenzen een planning op middenbnge termijn nukcn. Samengevat in een landelijk plan worden de1c door de SPO aan dl: minister voorgelc~~d, die dan per ja;H v,1ststelt hoc1·cel geld er per instelling beschikbaar /.al 1.ijn. /.o wu alle nucht over het wetenschappelijke onderwijs in handen kumen v,111 de minister, die 1.ich Lut ;1dviseren door de vertegenwm,rdi-gers van de monopolies in Je SPO.

Het is een inmiddels al bekend feit, dat dit soort plannen niet uniek is voor Nederland. Ook in ;mdere Westeuropese bnden kent men de technocratische herstructurering v,111 de uni,·ersi-teiten. Via hun internation,1le \Trbindingen weten de concern:; dergelijke uniforme regelingen ,un de universiteiten in \Vest-Europa op te leggen.

Dit geschiedt via de organen van de EEC en v,111 de OLSO (de organisatie voor "economische samenwerking e11 llntwiklü·-ling", waarin Iowcl de kapitalistische hnden van LuropJ ,1ls Je Verenigde Staten en Canada vertegenwoordigd ;ijn). l )c OESO heeft in 1968 een speciale ,1fdeling opgencht ,oor onderwijsondcr1.ock en -vemieuwing (CER !), tL1. met behulp van giften van Ford en de Shell. CFR l is bc;ig met dL· uit-werking van nieuwe bestuursvormen voor universiteitL''1 en voert ook experimenten uit. Dit laatste is bijnlorbceld in Nij-megen gebeurd. De resultaten van de experimenten ;ijn be-sproken op een conferentie in Parijs in het begin v,111 JHl\ cm-bcr, waarbij ook een grote delegatic uit Nedcrbml ;Uil\I'L'Iig was. Via de CER! kwam indertijd minister Vcringa in cont.1L't met het McKinsey-bureau, dat opdracht kreeg om een volgens Amerikaanse methodes opge1.ctte planning voor de uni \'L'rsitei-ten in Nederland uit te dokteren. Ook in de l·.EC-org.1nen wordt geknutseld aan het academische onderwijs. Lr is' ;elf:. reeds besloten tot de vorming van een Europees Universiuir Instituut, dat in Florence ;.al worden ~evestigd en 11·,ur on"L'-veer 200 afgestudeerden 1.ich met

e~n aan~al nu,nschapt~ij­

wetenschappen Iullcn bo.ighouden. Du.e bij1ondere bebn~­

stelling van de EEG voor ~cschiedenis, rechten, socio]o"ie en econo1;1ie hangt samen met de behoefte om de1e

wetemch~ppen

te gebruiken voor eigen doeleinden en om strijd te ll'lcrcn tegen de progressieve opvattingen, die onder de beoefenaars van de1e wetenschappen steeds meer veld winlll'll. De Neder-landse regering 1.al aan de1e universiteiten in J·lorcnce enkek homlcrddui;enden guldens ter beschikking stellen.

Omvorming van universiteiten De om vorming van de uni vcrsiteiten, i'.o,1ls De Br.w w den· voorstaat, zal vèrstrekkende gevolgen hebben. Een '.111 de consequenties is een steeds vcrder doorge1ocrdl' scheiding rw,scn hoger onderwijs en wetenschappelijk onder1ock.

(12)

m ZIJn afscheidsrede in de Senaat van de Amsterdamse univer-siteit, dat elke pretentic dat onderwijs en onder/"oek onver-brekelijk met elkaar vcrbonden zijn, moet worden losgelaten. Hij verbond daaraan de volgende conclusie: "Daarom ligt het voor de hand, dat over middelen voor een wetenschappelijk onderzoek niet meer wordt beslist door universitaire organen, maar bijvoorbeeld centraal door het instituut voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek."

De ex-rector magnificus vond onmiddellijk het

Handelshladl

N RC

aan zijn zijde, dat hem onomwonden bijviel: "Dat is de harde realiteit. Net zo goed als het harde realiteit is, dat de universiteiten grotendeels niet veel meer dan duurdere beroeps-opleidingen zijn, die door hun wetenschappelijke pretentie~; en met hun te grote aantallen studenten rechtstreeks op de chaos aansturen."

Men moet wel lef hebben om zo even tussen neus en lippen door de schuld voor het wanbeleid, dat ten aanzien van het hoger onderwijs gevoerd is en nog gevoerd wordt en dat geleid heeft tot ernstige tekorten aan middelen, personeel en ruimte, op de schouders van de universiteiten en de studenten te lcl;gen. Het blad vcrbindt daaraan de conclusie, dat wc "net als in Amerika" gradaties in kwaliteit tussen de vcrschillende instel-lingen van wetenschappelijk onderwijs moeten tocst:tan. Nu hocven De Brauw en zijn medestanders in en buiten DS'70 er niet op te rekenen, dat zij hun plannen voor het opdoeken van het wetenschappelijke onderzoek op de universiteiten zonder slag of stoot zullen kunnen doorvoeren.

Dat zal allereerst niet kunnen door het verzet van de studenten, die al sinds het begin van de dcmocratiscringsacties de eis "een-heid van onderwijs en onderzoek" hebben gesteld en reeds in verscheidene gedemocratiseerde instituten en faculteiten inhoud geven aan deze eis.

Aan de andere kant laten ook de stafleden zich niet willoos tot lesautomaten maken, tot mensen die zich niet meer met wetenschappelijk onderzoek zouden kunnen en mogen bezig-houden. Op de rede van Belinfante is inmiddels reeds gerea-geerd door vcrschillende faculteiten. Als eerste kwam de facul-teit der wiskunde en die der natuurwetenschappen met een protest. Zij noemde het in een brief aan de senaat grievend, "dat de rector, in een tijd waarin het wetenschappelijk onder-zoek door allerlei financiële beperkingen dreigt te worden ge-troffen, zo denigrerend over de wetenschappelijke verrichti11gen aan onze universiteit heeft gesproken".

Een andere reactie kwam van prof. Brouwer, die er eveiKens op wees, "dat de plaats van het onderzoek in de universiteit wordt bedreigd, enerzijds door de beperking van de studieduur (zoals het wetsontwerp-Posthumus beoogt- S.), andco"ijds door de aanslag op de autonomie van de universiteit. En het is in die politieke constellatie, dat de gedachten van Belinfante een nieuwe dreiging oproepen, waartegen on/"c universiteit ""ich van hoog tot laag zou dienen te verzetten".

(13)

ondeo.oek. De regering, als uitvoerster van de politiek van de grote concerns, wil dit ond~.:u.oek onder haar dir~.:cte controle brengen; /.ij streeft ernaar om het zoveel mogelijk centr.1:tl te iaten beheren, bijvoorbeeld door instellingen als ZWO, Belinfante kwam er niet voor niets mee aan;.etten. Een anLicre methode die de regering wil toepassen, is de oprichting \~1n

speciale elite-universiteiten, waar - weer naar het \'Oürbceld van Amerika - uitgezochte academici een jaar of langer aan een bepaald onderzoek kunnen besteden, ongestoord door onderwijsbesognes en ver weg v.1n de vcrvelende studenten, die voortdurend medebeslissingsrecht eisen over de inhoud en toepassing van hun studie. In Wassen~ur is kort geleden een Instituut voor Voortgezet Wetenscluppelijk Ondeoock \ an Mens- en Maatschappijwetenschappen van start geg.un, 'V.1,H ieder jaar een veertigtal wetenschapsmensen een bcp.uld Oi!dcr-/Oek kunnen verrichten; in 1972 zal op dit instituut de urg.1-nisatie-wetenschap worden behandeld.

Bij dit proces om het on~1fhankelijke wetenschappelijke ondcr-l.oek van de universiteiten te verdringen, m~ukt de reg•:ring gebruik van haar be;.uinigingspolitiek. De regering \VL·i,~ert

eenvoudigweg de middelen te \·erschaffen en m~ukt 1.0 de omstandigheden gunstig om de door de nHllwpolie' /tl \'l'cl-vuldig gepropageerde contractresearch in te vocre11. Alweer is het

Het Handelsblad,

dat er geen doekjes om windt: "!\u lw-/Uinigingcn op wetenschappelijk onderwijs en ondeooek in lll't centrum van de belangstelling komen, rijst de \'f,1ag in hoc-verre het onderzoek geheel door de overheid beu.cld moeL blijven, of dat het ondcooek ;ich;elf gedeeltelijk ;ou ku!lllcn betalen door de resultaten te vcrkopen of door opdLcCllten \ ,1n de industrie en de overheid te aanvaarden". Het blad be\'LT!t dit recept nog extra aan door te verw=j/en n.ur "het buiten-land" ('t zal Amerika wel weer we1.en), w.ur de wetenschap reeds lang gccommcrcial iscerd is.

Zo'n ontwikkeling zou echter t1e beoefening v.1n het fumb-mcntelc omkr;oek, waarvan geen 0!11l1il:dl·llijk profijt te 'er-wachten is, ernstige schade berokkenen. Vooral omd.n de grote ondernemingen, met het oog op de ontwikkeling \an de econo-mische conjunctuur, steeds minder belangstJling hebben \Oor dit deel van het wetenc;chappelij>· ondcr;.ock en hun uiq.;.l\'l'n daarvoor aan het beperken 1ijn. Uit onlangs gepublicL'l'flk cijfers over de research blijkt, dat \'OOLll in Nederland en in Engeland de uitgaven hiervoor worden teruggedrongen. Op-merkelijk is <-harbij, dat de Shcll m1 opeens \\eer heeft .ungc-drongen op het vcrrichten van een deel \'all hun fumbmc!Helc ondcr/.oek door de universiteiten, met 1nme noemt hc·t concnn het toxicologische onder;.oek, dat ,·crgiftigings\·erschijnsclcn nagaat. Zo'n ondcr1.oek, dat met het oog op de Inilieuh\'giëne van belang is, wil het concern niet /elf \'errichten, omd~n het /.eer grote kosten met 1.ich meebrengt.

Collegegeld

(14)

evenals trouwens de inschrijvings- en examengelden, maar te-zclfdertijd het huidige stelsel van stuJictoclagcn vcrvangen door een systeem van studieleningen. Voordat een student met zijn studie kan beginnen, moet hij dan reeds een schuldbekente-nis van ettelijke duizenden guldens tekenen.

Dit past geheel in de plannen voor omvorming van de univer-siteit tot een instituut voor hogere beroepsopleiding en de centralistiscLc planning van McKinscy.

In de memorie van toelichting op de onderwijsbegroting ;egt De Brauw dit duidelijk. Hij noemt de invoering van een nieuw studicfinancicringsstclscl een "complement van de herstructu-rering, die immers z~1l moeten leiden tot een zorgvuldiger ge-bruik van onderwijs- en studentenvoor;"ieningen". De mi;1ister voegt daaraan toe, dat "door een hogere eigen bijdrage van de onderwijsvragenden in de eerste plaats een rechtvaardiger vcr-deling van lasten wordt bereikt, terwijl bovendien de hieruit voortv lociende beperking van de rijksuitgaven het entameren van nieuwe taken mogelijk maakt".

De redenering is te schijnheilig om niet onmiddellijk te worden doorzien. Uit de onderwijsbegroting blijkt zonneklaar, dat er in het geheel geen nieuwe taken worden aangepakt en de lastenverzwaring voor de studenten heeft meer te maken met het plan om het aantal studenten af te remmen dan een of ander principe van rechtvaardigheid te dienen.

Op de stroom van protesten die de minister op ;"ijn bureau kreeg, reageerde hij dan ook niet met verhalen over het recht. Hij zei in een interview: "Maar wat propageren wij: alleen een iets grotere bijdrage aan het onderwijs door de student. Over een integrale betaling spreken wij niet. Als het collegegeld op

f

1000,- komt, wat is dat dan nog!"

Ja, het liefst zou hij de studenten nog veel meer laten betalen; graag zou hij de collegegelden zo opvoeren en ook zo verschil-lend maken, dat bepaalde studierichtingen uitsluitend het domein zouden worden van de bezittende klasse, waaruit hij ze] f voortkomt.

(15)

,un de universiteit van Amsterdam naast hun studie een ge-deeltelijke of volledi~e werkkri11~ had.

Dc;c st~lsclmati~e buuinigingen in de rijksstudiL·tuL·lagL"\1 \,111 de afgelopen jaren heeft een afschuivin~ v,111 een deel \;111 de studiekosten op de student of 1.ijn ouders ten gevol~;L" gehad. Door de toepassing van het "profijrbe~inscl" wil de regerin~

deze afschuiving nog versterken. Wat De Brauw 10 fraai om-schrijft als "grotere eigen bijdrage \';1n de onderwijsnagende", is in feite een weigering van de regering om de kosten v,111 het onderwijs voor haar rekening te nemen.

De verhoging van de collegegelden betekent een (1oveelstc) drempel voor de democr<;.tiscring van het hogere onderwijs. De instelling van studentenstoppen bij vcrschillende Llcultcitcn

1

ecft hetzelfde effect.

Indien minister De Brauw de kans krijgt om 1.ijn plan tot

\'L'r-van~~ing van de rijksstudictocbgenrcgcling door een stelsel ,.,1n studieleningen door t~ l.etten, wordt de democratisering nog meer in gevaar gebracht. De regering /.ou LLurdoor een soort eiucn risicore"elin" invoeren die velen kan ;1fstotcn om te ~J h h '

~',aan studeren.

Strijdkracht en organisatie Tegen dc1.e pbnnen van de rcgcrin~; 1.ijn ,le studenten de

af-.!~elopcn maanden steeds massaler in veu.ct gekomen. De stu-dentenorganisaties (de ;2,rondraden) hcbl1cn dele ;1cties i-!,t:ori-!,a-niseerd en een vorm van ov~rlcg ~',cvonden om /e bndelijk te coördineren. Dc1.e coördinatie vindt plaats in het LOC (Lan-delijk Overleg Crondraden), waar vertegenwoordigers L1n de orgamsaties uit de universiteitssteden regelmatig o\erleg plegen.

Dit heeft tot resultaat gehad dat de grondradcn, die eerst afzonderlijk opereerden, nu al vcrschillende keren gc1amenlijkc oproepen tot collegestakingen en :111dere vormen \',1n :1ct1e hebben gedaan. Zo werd ook voor de universiteiten de ~':istc

november tot een landelijke acticda;:,, w,ur:un vele duinndcn studenten hebben deelgenomen.

DCI.e actie toonde aan, dat de studentenbcweging O\'l"r een tijdelijke in1inking heen is en over een grote strijdkr:1cht lw-schikt. Al diegenen, die met krokodillentranen in de ooen de dood van de studentenbcweging verkondigden, hebben

o~gelijk

gekregen. Zij 1agen maar al te gr:ug een periode v:1n interne discussies als het definitieve en rocmlo1.c einde ,·an dc1.c

be-wegmg.

In deze periode van betrekkelijke stilsund - hetrekkelijk omdat de afgelopen acht jaar sinds de Studentenv,1kbe\\cging op het toncel verscheen, de studentenbcweging met grote 'ncl-hcid tot een politieke factor van betekenis is geworden, moest een vaak felle discussic worden gevoerd.

Bij deze woordenstrijd kwam een reeks schadelijke op\·:ntim.;cn aan de orde, waarmee de studenten moesten ,Ltrckcnen. Eén

(16)

de student, die inhield dat de studenten op kosten van de arbeiders en werkende jon~eren werden bevoorrecht en daarom niet \'Oor hun ei~en

!x·

langen mochten opkomen. I )c pscudn linkse ,~rocpjes, die dcz,e "theorie" verkondigden, schreven daarmee de studentenstrijd geheel aL

Tn feite zijn dit, hoe links de woordvoerders van deze theorie z,ich ook noemden, rechtse opvattingen, die haar oorspron~ vinden bij de rechtse sociaal-democratie.

Met name bij leidende functionarissen van de vakbcwegin~ bestond jarenlang de opvatting, dat de universiteiten en d,e studenten bevoorrecht zijn. Zij ~aan ervan uit, dat niet het hele onderwijs die gelden behoort te krijgen die noochakclijk zijn, maar dat er een soort concurrentie moet bestaan tussen de verschillende sectoren van het onderwijs bij de verdeling van een door de regering bepaald bedrag.

De regering-Bicsheuvel tracht van deze opvatting gebruik te maken om verdeeldheid te zaaien binnen de sectoren van het onderwijs en in uitlatingen van ministers wordt voortdurend - ten onrechte - de indruk gewekt, alsof bezuinigingen op het hoger onderwijs ten goede komen aan werkende jongeren. Het is thans duidelijk van welk een grote betekenis het is

!~ewccst die opvattingen te bestrijden. In de praktijk konden /.c immers slechts leiden tot actieloosheid en het opgeven van de ci~cn studentenorganisaties.

Het besef, dat het juist nodig is de eigen or~anisatics te vcr-sterken, is in de meeste en belangrijkste universiteitssteden door-!'edron!!en. De scheurmakers, die de studenten allerlei onnutte

di;;_c~ssics wilden opdringen, stuitten op een toenemende af-WIJZ111g.

In de acties van de 25ste september en vooral die van de 29stc november, waarin zo een grote eenheid van het gehele onder-wiis werd gedemonstreerd, zijn deze pseudo-linksen helemaal 'ceïsoleerd komen te staan.

De crvariw?,en hebben geleerd, dat studenten en intellectuelen '!een aparte positie innemen en zich die ook niet laten op-dringen, maar dat zij in hun strijd tegen de regeringspolitiek gezamenlijk moeten optrekken met alle sectoren van het onder-wijs en de gehele bevolking.

Nu de resultaten daarvan zich beginnen af te tekenen en de 'tudcntenacties tot ontplooiin~ komen, voelen sommigen zich plotseling geroepen om nieU\ve aflcidi:1gsnunoeuvres uit te

voeren en quasi gewichtig als "ideologen" aan studenten en intellectuelen voor te schrijven hoc z.ij moeten optreden. In een dubbelnummer van Tc !:"lfdcr Ure probeert C. Harm-scn van een discussie, waannee de studenten zelf reeds ;tfgc-rekcnd hebben, gebruik te maken om een nieuwe discussic te introduceren over de organisatiemogelijkheden van studenten en intellectuelen.

(17)

grove begripsverwarring te wekken ten aanZien van dit begrip autonomie van de student en de intellectueel L'n hun [.!;eorgani-seerd Iijn en doet een aanL1l schimmi",e uitspr.1ken ll\cr de oq.;anisatie van de .nbeiders\, lasse.

De belangenorganisaties van studenten en intellectuelen 1.ijn uiteraard autonoom en géén buitenstaander heeft het recht 1.ich m:?t haar interne organisatorische aangelegenheden te bemoeien of voor te schrijven, welke standpunten Iij moeten innemen. Zulke organisaties staan echter niet in een gL11.en kooi, Iij werken in een kapitalistische maatschappij en dat wil 1cggen, dat zij zich politiek niet in een vacuüm kunnen opstellen.

ln de strijd voor hun bclant!,Cn en in hun confronutie met de regering-Bicsheuvel nemen de studentenorganisaties dan ook politiek stelling en vinden hierbij de arbeidersklasse, die de leidende klasse is in de maatschappij, ~un hun 1ijde.

I-let georeer van H~umscn over de studentenbcweging en de revolutionaire intellectuelen komt erop neer, dat hij hen (en zichzelf) als een elite bcschouwc hij valt door de m.1nd, .1\s hij hen wil aanpraten, dat er in de CPN geen pLut~ ïou zijn voor intellectuelen, omdat dit hen ma~n in ... hun thl'llric-vorming zou beperken. ( !)

Door de Sun, die opt•ccdt als uit~~L"/Cr van Tc Ufdcr Ure en i•1 de afgelopen jaren ~1llcrlei pseudo-linkse geschriften heeft geproduceerd, is Harmscn gepresenteerd als iemand, die de studentenbeweging Lan beoordelen in haar relatie met de arbeidersbeweging, omdat hij daar.un "actief heeft declge-noincn ".

\Vat dit laatste betreft: in een periode van lidmaatschap v.1n de CPN werd zijn optreden bij de scholin~2,, w~ur hij een scheiding tussen theoretische kennis en praktische strijd trachtte

<~an te brengen, snel doou.ien en scherp afgcwu.en. lh:H1L1 hin"' Harmscn wat rond in een steeds meer degenererende PSP.

Zijn pogingen om de Sun naar voren te se hui ven en doe een "politiek-theoretische en beperkt-organisatorische tuk" toe te kennen, i'.ijn des te twijfelachtiger, als men weet we\l;e rol

Clc

Sun heeft gespeeld in de discussies in de studentenbewcgin,_". Dit

blad heeft alle mogelijke moeite gedaan om studenten te des-oriënteren en haar uitgavenbcleid is op dit ogenblik niet \ei·-andcrd.

Oorspronkelijk opgaet met onder andere gelden v:1'' de USN (Unie van Studenten te Nijmegen) heeft 1.e ;ich hiervan los-"'cmaakt, waardoor er geen controle van deï.c studentenorg.1ni-satie op het uitgavenbcleid mogelijk is.

Frontvorming De studentenbcweging heeft zonder twijfel behoefte :un goede publikaties die een positieve rol kunnen spelen l'ij de discussies. Van doorslaggevende betekenis is echter de ervaring in de praktische strijd.

Bezien wc de situatie in de diverse universiteitssteden, dan ;ijn

(18)

496

De studentenorg~nis~tie in Nijmegen bijvoorbeeld, w;ur de Sun

vooral opereert, is in ;"ijn ontplooiing geremd door de invloed van pseudo-linkse o~wattingcn, die J;ur lange tijd leer ,~root

zijn geweest. De studentenbcweging in Nijmegen hat da;lrOilJ nog niet die opleving 1"ien, die thans bijvoorbeeld in Amster-dam en Groningen plaats vindt.

fn de hoofdstad heeft de ASV A zich voortdurend op het stand-punt gesteld van de zogcmamdc "politieke vakbondslijn". Dit houdt in, dat opgetreden wordt voor de verdediging v~n de belangen van de studenten op uiteenlopend gebied. Het omvat de actie voor verhoging van de rijksstudietoelage I.Owcl als verdediging van de gedemocratiseerde instituten en strijd tegen de bezuinigingswoede van Bicsheuvel c.s.

H~t feit, dat de ASV A nadruk is blijven leggen op dit aspect van de belangenbehartiging had tot gevolg, dat 1"ij het contact met de studenten ook in de periode van relatieve stilstand, heeft kunnen bewaren. Dit is de basis geweest van de her-opleving, die thans gaande is.

Het is een les om dit principe te blijven verdedigen. Ook in andere steden, waar men aan deze gedachte heeft vastgehouden, zijn de grondraden in staat geweest de studenten te act i veren voor hun belangen en bewust te m:tkcn van de gevaren van de huidige regeringskoers.

Het is uiteraard geen toeval, dat het overwinnen van de foutieve opvattingen over de gcprivilegcerde positie van de student het eerst geschiedde in plaatsen, waar de arbeidersklasse het hechtst georganiseerd is. Zij heeft immers zei f in de loop van een hardnekkige en taaie strijd allerlei verdeeldheid zaaiende theorieën afgewezen.

(19)

Het belang van de literatuur en de

marxistische literatuurwetenschap

Begin november staakten in Nijmq.;L·n de stuLkllten 1.111 hL·t 1 nstituut voor Neerbmlistiek. [)c actie 11 ~1s L'en gL·,·ulg \.ln het feit, dat een deel van de wetenscl·uppelijke sul en de lwog-leraren :t.ich veo.etten tegen een beslissin,;, diL· de bL·noenlings-commisie van het instituut genomen h.HL Voor hn eerst in dL· geschiedenis van de Nijmeegse uniH·rsiteit, van Lk Nnkrbndse universiteiten in het :1lgcmecn, /Ou er een pl.uts 11orde;1 inge-ruimd voor een docent "nnteri.1listische liter.nuurtlieurie", iets wat bij het grootste deel v~111 de sul e11 bij de hougkr.HL'n, die vasthielden aan hest:undL· tr.1ditics, niet 111 goL·Llc .l.HLk 1 iL·I. Het Nijmeq;se vcrlangen !Ll~:r t'l'll Ill.HLTi.1!i:,tisc·he IItLT.Huur-theorie maakt deel uit 1·~1n een veel groter ongentlq~en tllldL'l studenten, die de studie van t.Lll en litn.ltuur tot hun 1 .1k-gebied geko1.en hebben. Het is L'en ui tin'~ 1 .1n t'eil Uiltil 1kkeling, die nu reeds enkele j.nen binnen de literatuur\\ L'tL'IJ:;c:up pl.l.ll:. vindt, in Nederland 1.owel .1ls in andere WcsteuropeSL' l.lnLkn, een ontwikkeling die samenhangt met de gmeielllk hel.1ngstel-ling voor het marxisme in universir.1irL' knng.

Om de:t.e interesse goed te kunnen LlL'grijpen 1ou hL·t Illllld:t.1kc-lijk :t.ijn enig in:t.icht te geven in het lcit, ll'.l.Honl Lk hurgnIllllld:t.1kc-lijkL· literatuurwetenschap :t.ich slechts in L'L'll gL-ringc lwl.1ngstL·Iling kan verheugen, iets w.n het onderwnp v.ln dit .utikel 1 LT ;ou overschrijden. Cestdd k:1n worden d.n dL· hroodm.1gLTL' n·sul-taten van de burgerlijke wetensclup een 1 .lil Lk redeilL'll 1 urmen v:1n de stijgende bcbngstclling voor hL·t 11 L'lL'IJ:-.ch.lpl)elijkl' ouci al isme onder i ntd lectuelen.

Het kan natuurlijk niet de bedoeling 1.ijn ll!cr uit1 onig in tL' gaan op de ontwikkeling die :t.ich de Lutstc j.ll'l'll hinlll·n L:L. literatuurwetenschap voltrokken heeft, /.e!Cs niet in ll'l'lke m.nc het marxisme van invloed is geweest op die ont11 ikkL·Iing. 'II.L'I kan het nuttig :t.ijn :1an te geven w,lt hn hel.1ng is 1 .ln Lk discussic die binnen de:t.e wetensclup ge1 oerd 11 ordt.

De functie van de literatuur Vanouds is de bestudcring l':ln de gL'.'>L·hil'lknis dom Lk .uhL'J-dersbeweging als een nood;.~uk goicn. /ondn L'en juJ,tL· .lil.lln·_ van het vcrleden en lwt heden :tou een juiste koer.'> in de toL'-komst voor een groot deel va11 het toev.1l .1!Îunkelijk ;:j:1. lhuelfdc geldt uitenani ook l'llt'r Lk litcr:nuurgL'.'>chiedL·ni.'>. Wie uitgaat van de opvatting Lbt de ont11 ikkcli11g 1 .lll Lk

werkelijkheid niet door toevalligheden belwerst 11 ordt, /L'c~t

d.urmec meteen ook dat de geschiedenis van

d,·

litL-r.Huur ;ijn wetmatigheden heeft die ondcoocht L'll begrqwn kuiJilL'll \\Or-den. l )oonht de ontwikkclingsll'ettcn 1.111 Lk hu1digL· nl.l.lt-schappij bekend :t.ijn, /.ouden ook de llllll\ ikkclings11ettL·n '1n

(20)

zijn nu wel bekend, maar de literatuur is veel minder op l'.ijn maatschappelijke bepaaldheid onder:r.ocht dan andere gebie-den van ons gebie-denken.

De noodzaak van een marxi:;tisc!Je kunstthewie is duidelijk. Niet alleen dat zij een uitgangspunt kan bicden voor het ver-klaren van de burgerlijke literatuur, maar vooral omdat zij deze literatuur kritisch zou kunnen waarderen, de waardevolle elementen zou kunnen scheiden van de waardelol'.c, is zij van het grootste belang. Een dergelijke methode /.ou kunnen aan-geven op welke elementen van de bestaande literatuur moet worden voortgebouwd en welke als onvruchtbaar moeten wor-den afgewezen voor de verdere ontwikkeling ervan.

In dit kader moet ook het belang van de literatuur /.elf worden gezien. De literatuur speelt als een bepaalde vorm van denken een rol in de ontwikkeling van de samenleving, een rol die zowel positief als negatief kan l'.ijn. Zij behelst in de vorm van duizenden romans, toncelstukken en gedichten een groot deel van het geestelijke leven, van de ideeën die er omtrent de werkelijkheid bestaan. In die /.in kan literatuur inzicht schaffen in de maatschappelijke vcrhoudingen of die ver-houdingen versluieren, ze ben iets duidelijk maken on~ trcnt de situatie waarin wij leven, of de lezer de mogelijkheid geven Je werkelijkheid te ontvluchten,

:-J

1u~u gelang de aard van de roman, het toneelstuk of gedicht. Een juiste waardering van literatuur kan daarom een bijdrage l'.ijn bij het verwerven van een juister inzicht in de bestaande werkelijkheid.

De plaats van de literatuur in de maatschappij Vanaf het ontstaan van het wctcnschaprclijkc socialisme is de literatuur beschouwd als een vcrschijnsel van de bovenbouw, als een bepaalde vorm van denken, als iets dat in laatste instantie voor wat betreft zijn aard en zijn functie bepaald is door de basis, dus door de produktiekrachten op een bepaalde trap van ontwikkeling en de organisatie die dc1.e produktie-krachten in een bepaalde historische periode ontwikkeld heb-ben. De literatuur is altijd beschouwd als een van de geledingen van die bovenbouw, net zoals alle andere vormen van denken als godsdienst, moraal, recht, politiek, enz.

Het hoeft geen betoog, dat al die verschillend(; vorml:n waarin het menselijke denken zich uit niet los van elkaar staan en dat /.l:, al worden Zl: dan uiteindelijk ook alle bepaald door de manil:r waarop dl: mens in Cl:n bepaaldl: historischl: periodl: in /.ijn ll:vcnsondcrhoud voorzil:t, ook invlol:d op l:lkaar uitol:fl:-ncn. De abortuswetgeving i' l:Cn actul:d voorbeeld, waarvan het duidelijk is dat ze in ovcrl:enstemming moet worden gl:-bracht met de eisen van deze tijd en dat een wet met een legale mogelijkheid tot abortus in de middelecuwen een onbestaan-baar iets zou zijn geweest. Ze kan echter niet alleen beschouwd worden als een produkt van de historische omstandighl:den, maar maakt als onderdeel van de rechtspraak deel uit van de

(21)

het denken, ;.oals de godsdienst en de mor.ul, en op de politiek niet in het minst.

Op de/:e!fde manier hangt de literatuur C\Tnccns samen met andere sectoren van ons denken en bij kur vcrklaring v.1nuit de sociaaleconomische omstandigheden dient dus ook rekening te worden gehouden met de rol, die ons hele denken bij de tot-standkoming ervan heeft gespeeld.

De vraag nu naar de vcrhouding tussen de litcr.uuur L'\1 de omstandigheden waarvan ;c een produkt is, JLUr de rol die ze speelt in het maatschappelijke proces, is de \'LUf', die de marxistische literatuurwetenschap bl'lighoudt. De vr.ug is op verschillende manieren beantwoord c·n in de .1fgelopen halve eeuw is de nadruk dan eens op het ene, d.1n weer op een .1nder heet van de literatuur gelegd om tot een enigs;ins sluitende theorie te komen.

Zeker is, dat de marxistische literatuurbeschouwing p.1s hc;.ig is aan haar kinderschoenen te ontgroeien en dat het \ ~1n lll't ).;l'Ootste óel~1ng 1s d~u 1c 1.icb VéTdcr omwikkelt, om ook over hedendaagse culturl'lc \crschijnsckn uitspr.1kcn tL' kunnen doen. De verworvenheden v.1n het vcrleden mogen daarbij echter niet u i t het oog worden \er luren. Fen korte schets van de standpunten /.oals die in het \·crlcdcn \crdcdigd 1.ijn, standpunten, die tot op de d.1g v~1n \ .1mL.1g Lk discussic bepalen, kan misschien enig in;.icht \'L"rsch.11-fcn in de ge-schiedenis van de problcm.nick.

Het debat over het expressionisme De discussic over cc11 nLuxistisL·hc litL'LHuurbcn.ldcring k\\ .1n1 pas tussen de bei de w ere I door logen goed op g~1n g. V oor.1 I in Duitsland, waar de discussic in het teken stond van de oppositie tegen het fascisme, liep het debat over de eisen die .1~1n de literatuur gesteld moesten worden, hoog op. In d.u deb~n specl-den twee theoretici van de marxistische litcratuurbL·,clwuwing een belangrijke rol: lkrtokl Brecht en Ccorg Luk.1cs. Brecht was als toncelschrijver c11 rc~i;scur 11.1ll\\ betrokken bij dv toneclgc!.clschappen van arbeiders, Ltd·.~1cs lud men i\1\ locd onder de intcllectuclcn.

Bij de beoordeling van het expressionisme, de tllL'lltl'rtijd hL·cr-scndc stroming in de literatuur, ontst.Lat er tussen Bn·cln L'n

Luk~1cs een discussic die 1.ich voolï1.1111Clijk in een rijdschrift \.111 de schrijversbond afspeelde en die de geschiedenis i., ingeg,un onder de naam "ex pression ismc-dcb.1 t".

De polemiek gaat ver boven het nivcHJ \',ln thL·orctisL·he lu.1r-kloverijcn over literatuur uit en dat is \\ ~urschijnlijk dL· be-langrijkste reden, waarom de standpunten 1o,1ls die toen \ cr-kondigd werden, ook in de huidi~c discussies nog een lwL1ng-rijkc rol spelen. Naast het belang dat de discussic n,1melijk had voor het naar voren luien van die elementen uit het L'xprL''-sionismc die van belang konden i'.ijn voor de .1ntif.1sciqische strijd, ook op cultureel gebied, kw.1men hiLT \oor her L'LTSt alle Wl'/.enlijke problemen van de marxistische

(22)

500

De kernvraag van het debat kan als volgt worJen weergegeven: met welke literaire methode, met welke techniek is de anti-fascistische literatuur het meest gebaat, met andere woorden met welke literaire methode die de strijd tegen het fascisme als zijn belangrijkste doel ziet bereik je zoveel mogehjk mensen.

Lukàcs en zijn medestanders waren van mening, dat de pro-gressieve schrijver zich zou moeten bedienen van de traditionele negentiende-eeuwse vcrteltechniek, zoals we die bij mensen als Van Letmep en iets later ook bij Couperus aantreffen. Hij stelt dus de burgerlijke roman uit de negentiende eeuw als voor-beeld voor de socialistische kunst. Met name het realisme van Balzac en Tolstoi werd door Lukàcs als het beste uitgangspunt

voor een verdere ontwikkeling van de kunst gc1.ien.

Brecht en de zijnen waren het daar niet mee eens. Hun op-vattingen gaan ervan uit, dat revolutionaire kunst niet alleen revolutionair is vanwege haar inhoud, maar dat er pas van een revolutionair kunstwerk sprake kan zijn, als die inhoud ook door een revolutionaire techniek wordt uitgedrukt. Of met de woorden die Brecht gebruikt: de onderdrukkers werken niet te allen tijde op dezelfde manier. De onderdrukking kan dan ook niet te allen tijde op dezelfde manier worden uitgebeeld. Het zoeken naar nieuwe middelen, het experiment, is voor Brecht een fundamentele voorwaarde voor het scheppen van een werkelijk nieu wc kunst, die de massa aanspreekt en een bijdrage kan zijn in haar strijd.

Brecht is bovendien bang dat, wanneer de cllcmlc van de wereld met verouderde middelen wordt wecrgq~evcn, deze ellende als literair consumptiemiddel vcrkoopbaar gemaakt 1.ou worden. Deze angst bleek niet ongegrond. De nationaal-socia-listen wisten heel wat kunstwerken met een in feite vooruit-strevend karakter voor hun reactionaire doeleinden te mis-bruiken.

Brecht vcrwijt Luk'tcs dan ook een terugwijken voor de pro-blemen, een uit de weg gaan van de strijd, als hij allccn maar teruggrijpt naar wat de negentiende eeuw te bieden heeft. "Het capituleren, het terugwijken, het utopische en idealistische dat nog altijd in de essays van Luk~\cs 1.it, iets dat hij 1.ekcr 1.al overwinnen, is het wat 1.ijn werk, waarin /.oveel voorkomt wat de moeite waard is, zo onbevredigend maakt en je de indruk geeft dat het hem alleen om het kunstgenot gaat, niet om de strijd, om de vlucht, niet om de aanval". 1

)

Lukàcs en de negentiende-eeuwse traditie Het terugwijken voor de problemen waarvoor de kunst 1.ich in onze eeuw gesteld ziet heeft ook tot gevolg gehad, dat Lukàcs zich nauwelijks heeft beziggehouden met de liter;1tuur van deze tijd. Steeds meer verdiepte hij zich in de negentiende

(23)

e2uw en hield hij de schrijyers \an ;ijn tijd het bur~erlijkL'

realisme n1or als het en i~ mo~elijke ;unknopin~spunt 'uor L'c 11 sucialistische literatuur. Onbe~rip \Oor de uitdrukkin;~smiddc­ lcn, die de literatuur in de twinti~stc eeuw ~in;~ h;1ntcren, he-.+t bij Lub\cs 1eker een belangrijk erol gespeeld. Het \er ketteren van nieuwe vormen als decadent heeft meer te nukcn met ;_ijn literaire smaak dan met wetenschap. J:ijn sundpunten kunnen zelfs beschouwd worden als een theoretische rechtY,urdi~ing

van zijn voorliefde voor de nc~entiendc-eeuwse litcr.nuur. . Lukàcs baseert zijn voorkeur op het feit, d,n het burgcriijL realisme de werkelijkheid 1.0 ~ctrouw 1ou wecr~evcn. Hij ziet het denken als een passieve wecrspicgelin~ \·an de werkelijkheiL1 en ruimt dus geen plaats in voor een actieYe rol Yan het individu. Dat betekent voor de schrijver, dat hij ,,]s een soort medium de objectieve om stand i~heden wccr~eeft, ;onLler 1 i in

eigen subjectieve ervaringen bij de weer~.ne een rol t:: bren spelen. In het geval van BaL/_ac voert hij d,u ;e]fs /O\'l'r dtlor, Jat hii de menin~~ verkondigt, tht Ih1/~1l' bij hcc schrijH·n nier bepaald 1.ou 1.ijn door zijn khssepositie, m~ur door het feit dat hij de werkelijkheid wilde weergeven, lhl/ac sh~1"dL' er dus volgens Lukàcs in bij het schrijven een vi-;ie op de werke-liikheid te ontwikkelen die los stond van het bewusr;iin L1n 1.ijn klasse. Het nut van een der~clijke literatuur ;ou \ olgcns Luk,\cs ebaruit bestaan, dat de lc1.cr in het werk dL·

m.1.H-schappcliike vcrhoudingen weerspiegeld 1.ict.

Uiteraard is een dergelijke opvatting over de vcrhouding tussen het menselijke denken en cle werkelijkheid buiten hem onjuist. De mens- en dus ook de schrijver- is niet ~1lken een produkt van de omstandigheden W<Urondcr hij leeft, maar werkt onk actief, ook door middel van 1iin bewustzijn, op de objectieve omstandigheden in. De werkelijkheid in de liter.Huur kan :1llcen een subjectieve weergave zijn.

De activiteit van Luldes heeft voor het 0\'crgrote deel best,1,111 uit het bekritiseren van romans, die volgens hem de werkeliik-heid niet juist weergeven. Zo heeft hij luiriek op \'l'le moderne romans, omdat daarin te veel nadruk wordt ~elcgd t'n de be-schrijving van het gevoelsleven van de personages, terwijl .un de andere kant in de natuL1li~:tischc roman :-.ijns in;icn<; tL' veel waarde wordt gehecht aan de beschrijving van det.1ils, die het vcrband met de personages in het bock missen.

De gerim~e betekenis die Luk~\cs ~un de rol van het indi\·idu toekent heeft er ook toe geleid, dat hij ;ich nooit heeft lw;i!> !,choudcn met de vraag, in hocverre de kunst door ~1ctief in te

!~rijpen in !~·ct maatschappelijke gebeuren een positinc rol 1.ou kunnen spelen bij de verandering v~111 de nu:1tsch~1ppij. Hii gaat alleen na wat de i11vlocd is \';111 de m~1~1t,ch~1pPii-;tructL,ur

OD het denken, de invloed van het denken, dus ook v.1n de literatuur, op de maatschappij, komt bij Luk~\cs niet ter spr.1ke. De standpunten van Goldmann Na de oorlog ;,ijn de theorieën van Luk:\cs HTLlcr uit~e\\ er

kt

(24)

wetenschap uitt?,aan van het ~e~even, dat in de kapitalistische samenleving alk waarden ondergeschikt worden gemaakt aan het streven naar meerwaarde, dat het gebaseerd zijn op winst.··

bcj~lg van de huidige maatsch~lppijvorm alic \'erhoudingc'l tussen de mensen dreigt te gaan bepalen.

De gevolgen daarvan probeert hij na te gaan in de literatuur. Een enkel voorbeeld kan zijn werk wij:t.e misschien verd uide-lijken.

De roman "De boeken der kleine zielen" van Louis Couperus wordt bcheerst door het streven van Constance, telg uit een gcslacht van Haagse kolonialen, om de relaties met haar familie weer te herstellen. Door haar gedwongen huwelijk met Van der Welckc is er een verwijdering ontstaan tussen Constance en haar familie, een verwijdering, die te wijten is aan het feit, dat de familie meent een stand te moeten ophouden die de omgang met zulke "onfatsoenlijke" kinderen als Constance niet toelaat. Dit stand ophouden, het streven naar "positie", het verlangen naar fortuin, het zijn de elementen die het bock maken tot wat het is en die het conflict met Constance in feite veroorzaken.

Goldmann gaat er van uit, dat in elke bur~erlijke roman een personage voorkomt, dat niet instemt met de visie op de wer-kelijkheid zoals die in zijn onmiddellijke omgeving - in ons geval het Haagse milieu - wordt uitgedra~en. Dit pcrsona~c

is volgens hem "problematisch" door zijn zoeken naar meer

"al~emecn-menselijkc waarden" als liefde, gemeensclups~cvoel,

trouw, enz., waarden die echter niet verwezenlijkt kunnen worden omdat ze in strijd zijn met het maatschappelijke be-wustzijn, dat zowel produkt van de bestaande maatschappij-structuur als voorwaarde voor het voortbestaan ervan is. Dat betekent dus, dat de "problematische held" of zoals in het e,eval van Constance, heldin, een van de kenmerken is van de burgerlijke roman, dat de held van de roman steeds worstelt met een hem vijandig gezinde wereld. Er /.ijn gen oe~ voor-beelden uit de literatuur aan te halen om deze hypothese waarschijnlijk te maken.

De taak van de literatuurwetenschap bestaat er nu - volgens Goldmann - uit, steeds concreet het vcrband aan te tonen tussen de wijze waarop dit gegeven in een roman is uitgewerkt en de stand van de kapitalistische produktie.

Uit het voorbeeld dat hier gegeven is wordt ook duidelijk wat in het algemeen het wezenlijke is van de burgerlijke roman. Kenmerkend is niet, dat er burgerlijke mensen temidden Vcln burgerlijke situaties in voorkomen, maar dat de werkeliikheid wordt weergegeven vanuit een burgerlijk bcwustziin. Het is Goldmann niet te doen om de analyse van aparte gebeurtenis-sen of gedachten in de literatuur, maar om de interpretatie van

(25)

Literatuur is echter altijd tijdsbepaald en een dieren\erhaal of een sprookje ademt eveni'.eer de geest Yan de tijd w~urin het c;eschre\·en is ~1ls een werk, dat een meer op de m,1,ltscluppij gericht thema behandelt. De Ma~ J-Ll\'ebar is net i'O bep,1.1ld door de maatschappelijke omstandigheden \.111 het 1'\edcrbnd van omstreeks 1860 als een sprookje \',1n i\nderscn, d~H bijnllJr-beeld is door de Deense omstandigheden \an die tijd, al is dat bij het eerste werk gemakkelijker aan te tonen. Dat sprookiL'S "van alle tijden" zouden l'ijn is Iclf een tijdsbep~1.1ld sprookje: wie de nu bestaande vcrgelijkt met de vorm w~1.1rin i'l' in her vcrleden werden verteld, /.iet hoc de ~1ccenten \ crlcgd l'ijn, htlL' elke tijd ze na~H zijn eigen bchoeften heeft \'LT\'Ormtl.

De Nouveau Roman als bewijs Een groot gebrek van Coldmanns opvattingen is d.H IC te

schematisch 1.ijn. Met de ontwikkeling \~1n het k.1piulismc ziet hij bovendien alleen de macht van de bourgeoisie en d,ur-mec de invloed van de burgerlijke ideologie toenemen. D.uruit concludeert hij bijvoorbeeld dat de vervreemding in de lite-ratuur een steeds belangrijker pb~lts zou ga~1n innemen. l )oe stelling i'.~1t; hij bewaarheid in de l'louve,tu Rom.1n in h.1nlu ijk, een stroming in de literatuur, die bewust is ~1fgcst:1pt Y,1n de beschrijving van het individu en ;ijn gedachten. In pl.uts \',ln deze beschrijving komt nu een weerg.1ve van genwiens L'n

0

~e­ dachtcn van personen aan de hand van lcvcnlon: \'Ollnvcrpcn. Rob be-Cri !let, een van de meest uitgesproken vcrtegen woord i-gers van deze stroming, meent dat de nq',cnticnde-ceuwsc roman een roman is w~urin de dingen een belangrijke rol spelen, maar waarin del'.e slechts bestaan danlc,ij hun rcbtic tot de individuen. Volgens Robbe-Crillet en Coldnunn nu spe~·lt het individu, naarmate het kapitalisme i'.iL·h VL'rder ontwikkelt, een steeds ondergeschikter rol.

Was tijdens het negentiende-eeuwse libcLllc k.1pit.1lisme het individu nog van belang, en kon het ah "problematische indi-vidu" de hele roman beheersen, onder de omstandigheden Lln het monopoliekapitalisme ~peelt het bewustzijn \',1n het indi-vidu nauwelijks een rol, is het indiindi-vidu /elf een ding geworden. Bij Robbc-Crillet worden de personen van 1ijn roman dan ool;. niet zelf ten tonele gevoerd, hun aanweligheid blijkt Yoor de lezer uit de dingen waarvan zij zich bedienen, de stoel w~urup /.ij zitten, het glas waaruit 1ij drinken. [)c ronnnwereld \'.lil Robbe-Crillct is in de eerste pbats een wereld \',ln dingen. De geschiedenis heeft Coldmann echter in het ongelijk gesteld. De Nouveau Roman in Frankrijk, waarin de \·ervreemdinc; een belangrijke rol speelde, werd gevolgd door een romanproduktie waarin dat veel minder of /.elfs in het geheel niet het gl'\·,11 was, het werk van Etcherclli en Modiano gJat heel andere wegen. Bovendien is het vanuit Coldmanns' stellingen onlw-grijpelijk waarom in landen waarin het moderne kapitalisme verder ontwikkeld is als in hankrijk, wals in Nedeïbnd, de

(26)

Algemene schema's die geen rekening houden met de krachts-,·erhoudingen in een Lwd, die bO\'C!1dien yoorbij gcun .un de t:i;;en ~urd v.111 elk Lwd en 1.ijn specifieke culturele ontwikkc-lin·' kunnen uitera~ud nooit een bijdraFe vorn1en voor

l:C

Ji1~~1yse

van de per definitie nationale !'i,tcratuur. Laat suan voor her yerkbren van ahonderlijke liteL1ire werken.

De werkelijkheid is veranderbaar Bij Brecht is - ;oals reeds gezegd - de schrijver e:·n strijder, niet et:n medium waardoor de objectieve wetten van de maat-schappelijke ontwikkeling ;_ich voltrd,ken, ma.H iemand die clc bewegingswetten van het kapitalisme begrijpt en er op zijn

ei,~en, subjectieve wij;.e uitdrukking aan geeft. Hij geeft dus niet alleen zo getrouw mo)~elijk de besLunde situ:nie weer, maar stelt deze tegelijkertijd als vcranderbaar voor. Hij h.n de

L)('-slissing over de werkelijkheid niet over .un de goedwillend-heid van de le;er of de toeschouwer in de /.aal, maar stelt ha,Lr zo voor dat bij gedwongen wordt stelling te nemen, gedwongen wordt in te zien dat hij partij mo::t kiezen en dat ;iin ingrijpen

~n de maatschappelijke ontwikkeling van beslissende betekenis IS.

13rechts standpunt houdt dus automatisch in dat de techniek, dat de wijze waarop het kunstwerk de Yerbceldc we~kelijkheid

overbrent~t, een belangrijke plaats gaat innemen bij het tot stand komen van het kunstwerk en bij de uitwcrk;n)~ die het heeft op het publiek. Zijn artistieke activiteit wordt beheerst door het experimenteren, door het zoeken naar een vorm voor zijn opvattingen, die een groot publick voor 1.ijn standpunten kan winnen.

Deze oriëntatie op een breed publiek heeft tot gevolg dat Brecht het standpunt als zou een werkelijk progressieve liter;nuur zich moeten baseren op het negentiende-eeuwse realisme afwijst. Hij ontkent weliswaar niet dat ook deze literatuur bruikbare elementen kan opleveren, maar hecht toch een veel groter belang aan de rol die de volkscultuur /.Ou kunnen spelen als fundament voor de opbouw van een kunst, die de arbeidc·rs-klasse zou kunnen inspireren in de strijd tegen het kapitalisme. Het door Brecht nogal naar voren geschoven be~rip volks-cultuur of volkskunst, staat voor culturele uitin~en die het produkt zouden zijn van het volk, 1.oals volksliederen, de volksdans, enz. Deze cultuur bestond naast die van de heer-sende klasse. Zij vormde het erf goed van de plattelandsbevol-king en werd vooral mondeling doon~egeven. J n die lande11 waar het kapitalisme bat tot ontwikkeling kwam en waar dus het platteland lange rijd bleef overheersen, kon dit soort volks-cultuur levend blijven. fn Duitsland had een dergelijke ont-wikkeling plaatsgevonden en Brecht kon dus teruggrijpen OD overblijfselen van deze cultuur, die volgens hem nog niet be-smet was met de buq~erlijkc ideologie.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

ment of Commerce.. Er is echter af te dingen op deze voorstelling van zaken. In de eerste plaats bestaat 70 procent van de Nederlandse directe investeringen in

Enerzijds wekte die beschrijving de indruk alsof degenen die aan de universiteit werken en studeren niet tot de maatschappij behoorden, anderzijds werd - niet

ka~holieke, het Lutherse burgerlijk-gematigde en het revolutio- naire. Van algemene geldigheid zijn de hoofdstukken die Engels wijdt aan Luther als vertegenwoordiger

Dit is meer dan een gemis; het is ook een aanduiding, dat liever in theorie en vanaf de zijlijn over deze vraagstukken wordt gefilosofeerd (waarbij enkele

Het kapitalistische Amerika werd in de jaren van de tweede wereldoorlog tot een sprong, d.i. een voorsprong, op het ge- bied van de kernenergie geforceerd door

168 de gelegenheid geven een niet-spreidingsverdrag te ontduiken.. Het is overigens opvallend, in welk een scherpe tegenstelling de toegevendheid en mildheid

Levy (het laatste over het Engelse katheder-socialisme).. Domela Nieuwenhuis&#34;. Als gevolg van huiselijke moeilijkheden, onvoorziene werkzaamheden en andere

vraag naar de relatie tussen kunst, geschiedenis en kunstgeschiedenis kan vanuit diverse perspectieven worden benaderd en er zijn dan ook geen algemene uitspraken over te