• No results found

CULTUUR verschijnt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "CULTUUR verschijnt"

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

De misdeelde deelgenoot Nieuwe strategie voor

SEPTEMBER 1970

.. ontwikkelingshulp" J. Morriën 361 Technologische profeten over democratie

Engeland heeft een D'66-ideoloog J. Reiding 372 Een onaanvaardbaar stuk van Weiss Y. Gnirrep 383 De gebeurtenissen in

Noord-Ierland Desmond Greaves 388

Bela Bartok (1881-1945)

BOEKBESPREKINGEN De Duitse Boerenoorlog

Indonesië onder Suharto

PARTIJDOCUMENTEN

Oproep van het Partijbestuur voor de financiële campagne 1970-1971

C. Porcelijn 394

F. Schoenenberg 398 J. M.

407 Verklaring van het Dagelijks Bestuur van de CPN

over de loonacties 408

POLITIEK EN CULTUUR verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 23.11.38 De abonnementsprijs is

f

7.50 per jaar.

f

3.75 per halfjaar, losse nummers f 0.75

(3)

30e jaargang no. 9 sept. 1970

POLITIEK

EN

CULTUUR

maandblad, gewijd aan de theorie en praktijk van

het marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der CPN

De misdeelde deelgenoot

Nieuwe strategie voor "ontwikkelingshulp"

Wanneer ooit heeft gegolden dat papier geduldig is en er kilo's vol van kunnen worden bedruki: met mooie formuleringen en vrome wensen zonder dat er praktische daden op volgen, dan is het wel bij het vraagstuk van de economische ontwikkeling van de staten in Azië, Afrika en Latijns Amerika. Sinds de vijftiger jaren is het steeds meer de gewoonte geworden om reeksen artikelen, brochures, boeken en studies te wijden aan het probleem, dat wordt samengevat onder de misleidende term "ontwikkelingshulp". Het laatste jaar echter is het aantal publikaties wel bijzonder opvallend.

Zonder twijfel hangt dit samen met het feit, dat door de Ver-enigde Naties indertijd is besloten om ingaande 1 januari 1971 een begin te maken met wat wordt genoemd het "tweede ont-wikkelingsdecennium", volgens de zucht naar gewild populair doen afgekort tot DD 2 (Development Decade 2).

Natuurlijk doet zich de vraag voor: waarom moet er nu worden gestart met DD 2 en een "nieuwe ontwikkelingshulpstrategie" worden opgesteld, en wat zijn de resultaten van het eerste decennium geweest?

Wie ervan is uitgegaan, dat het eerste decennium werkelijk ten doel zou hebben gehad de ontwikkeling in de tropische landen vooruit te brengen - zowel op economisch, als op sociaal gebied - kan alleen maar tot de conclusie komen, dat er nauwelijks van vooruitgang sprake is en dat het systeem van imperialistische uitbuiting van deze landen zelfs in verscherpte

(4)

tussen de tropische landen en de gevestigde kapitalistische machten is steeds groter geworden en het aandeel van de tropische landen in de wereldhandel loopt steeds terug.

Het plan van de Verenigde Na ties voor het eerste decennium (1961-1970), dat nota bene op initiatief van de grootste impe-rialistische mogendheid, de Verenigde Staten, werd aangenomen, ging uit van een minimumgroei per jaar van vijf procent in het nationale inkomen van de ontwikkelingslanden aan het eind van de tienjarige periode. Sommigen wekken de indruk, dat was bedoeld gemiddeld voor àlle ontwikkelingslanden minimaal een groei van vijf procent te bereiken; een snellere groei van het ene land zou het achterblijven van een ander land compenseren. Uit de VN-resolutie blijkt echter duidelijk, dat voor elk land afzonderlijk een groeitempo van vijf procent werd nagestreefd en dat werd niet gehaald.

Statistieken, die over het algemeen toch al naar eigen believen kunnen worden samengesteld of geïnterpreteerd, geven ook ongelijke cijfers. Zo tonen de statistieken van de OECD een rooskleuriger beeld dan die van de VN. De OECD merkt echter ook bv. Spanje, Griekenland, Turkije en .Joegoslavië als ontwikkelingslanden aan, landen dus, die het totaalbeeld flat-teren. Zo registreerde de OECD over het tijdvak 1 %0-'67 een gemiddelde jaarlijkse groei van 5,1 procent, terwijl de VN-cijfers slechts 4,6 procent toonden.

Valse en echte solidariteit In ons land wordt er ook veel gesproken en geschreven over de voorbereiding van een "nieuwe ontwikkelingsstrategie" en over de problemen in de staten van Azië, Afrika en Latijns Amerika. Het PvdA-maandblad Socialisme en Democratie heeft naar aanleiding van het nngekondigde tweede decennium on-langs een speciaal "ontwikkelingsnummer" uitgegeven en daar-in trekt een artikel van A. van der Hek de aandacht.

Voor de arbeidersbeweging is de houding ten aanzien van het vraagstuk van de tropische landen van belang, vooral nu er zo vaak een beroep wordt gedaan op de solidariteit in verband met de honger en de sociale ellende in die landen. De arbeiders-klasse is de enige arbeiders-klasse, die weet wat solidariteit betekent en ze moet goed kunnen onderscheiden wanneer er werkelijke solida-riteit wordt gevraagd en wanneer er gespeculeerd wordt op haar beste gevoelens om een kwalijke politiek te helpen uit-voeren.

(5)

"Het moet maar direct gezegd worden," zo begint A. van der Hek zijn artikel, "dat de PvdA geen oorspronkelijke, laat staan een democratisch-socialistische visie op de ontwikkelingssamen-werking heeft." Hem lijkt dit niet zo erg, omdat - zo wordt gezegd - "een politieke partij in Nederland nauwelijks in staat is wereldpolitieke problemen te creëren."

Dit standpunt gaat dan echter voorbij aan het feit, dat bijvoor-beeld de Nederlandse imperialistische politiek tegenover Indo-nesië, zoals die in twee koloniale oorlogen tot uitdrukking kwam, wel degelijk wereldpoli-cieke verwikkelingen heeft ge-bracht en tegenwoordig de Nederlandse concerns in de neo-koloniale politiek op wereldschaal nog hun robbertje mee-vechten.

Het is niettemin de moeite waard nader op Van der Heks artikel in te gaan, omdat er in wordt weerspiegeld hoc de houding tegenover de tropische landen, naarmate de vrijheids-strijd zich daar verder ontplooide, aan schommelingen onder-hevig was.

De schrijver van het artikel wil - "enigszins arbitrair ge-kozen" een drietal perioden onderscheiden: de koude oorlog (1946-1955 ), de opkomst van neutralistische staten (1955-1961) en het eerste ontwikkelingsdecennium van de Verenigde Naties (1961 tot op heden).

Tot ver in de jaren vijftig gold, dat zij die in de PvdA het woord en de pen voerden over de buitenlandse politiek aan-knopingspunten vonden bij hen, die "hulp aan ontwikkelings-landen" zagen als een bijdrage <Jan de politiek van zelfhand-having, "die het W csten moest voeren tegen het opdringende communisme" (dit wil zeggen tegen de nationale bevrijdings-beweging). Van der Hek herinnert aan een uitspraak van Ruygers op een congres in 1955: "En toch, de vraag waar over twintig, dertig jaar de onderontwikkelde landen zullen staan, aan de kant van het communisme of aan de kant van de democratie, deze vraag is besli•;send voor de toekomst van de vrijheid in de wereld." En met geringschatting en onbegrip voor de ontwikkelingslanden liet Ruygers er toen op volgen: "Zij zullen daarom de kant kiezen van de gulle gever." (die overigens helemaal niet zo gul blijkt te zijn, zoals uit de ervaringen van de jaren sindsdien is gebleken.)

Van der Hek nu meent, dat sedertdien veranderingen zijn op-getreden, maar geeft niet precies en duidelijk aan waar wèl en waar niet, ook al komt hij met later gedateerde uitspraken van G. Ruygers.

Deze veranderingen werden namelijk beïnvloed door verande-ring onder zowel de massa's van de tropische landen, als onder de massa's in de imperialistische landen, ook in Nederland. Dit laatste aspect komt bij Van der Hek niet aan de orde, wellicht omdat hij het buiten het kader van zijn artikel vond vallen, maar het speelt wel degelijk een rol. Het botte anticommunisme van weleer slaat niet langer ~un en er is een proces gaande, waarin communisten en socialisten meer en meer gezamenlijk gaan optreden. In de eerste pL1ats uiteraard bij vraagstukken

(6)

364

~~~---- ~---~---vraagstukken, samenhangend met vrede en de strijd

kolonialisme.

De massa's van de tropische landen, die nog steeds geen merk-bare vcrbetering van hun levensomstandigheden bespeuren, be-ginnen steeds meer het gedoe rondom de "ontwikkelingshulp" te doorzien, beter dan Van der Hek het doet, die zich niet aan de gekweekte illusies weet te onttrekken en toegeeft aan de mooie praatjes.

Nieuwe concepten en theorieën

Om de aandacht van Je werkelijke problemen in de tropische landen af te leiden en zowel Je massa's daar als in de imperia-listische landen te beïnvloeden, bedenken de ideologen van de bourgeoisie steeds nieuwe theorieën en nieuwe concepten. Een van hun meest verkond igdc theorieën is tegenwoordig die van een verdeling in "arme" en "rijke" landen, die ten doel heeft de werkelijke situatie die er nog altijd één is van onder-drukte en onderdrukkende landen te vcrsluieren; "arm en rijk" hebben in de nieuwe theorie "gelijke verantwoordelijkheid" voor de huidige situatie en voor het oplossen van de problemen en staan voor de noodzaak van "samenwerking".

Dit was ook precies het thema in een lyrisch getinte redevoering van minister Udink bij het Wicner Institut für Entwicklungs-fragen toen hij zei: "Onder de drijfkracht van een onstuitbare groei zullen wij, de arme en de rijke landen, een nieuwe wereld moeten bouwen." En alsof er sprake is van gelijkwaardige partners draagt een officiële regeringspublikatie, die maande-lijks van de pers komt en een co-produktie kan worden ge-noemd van de ministeries van Luns en Udink, de wijdse naam

Internationale Samenwerking. Het blad staat vol met

informa-ties over de ontwikkelingslanden, maar legt nooit de vinger op de wonde plek. 1

)

Het is immers het imperialisnw, dat de verantwoordelijkheid

1 1 n de memorie van toelichting op de begroting 1969-1970 werd zelfs door De Jong (a.i. buitenlandse /.aken) en Udink gczq;d:

"Zoals gesteld zal een nieuwe internationale strate~ie niet O)J confrontatie kunnen berusten. Daarom is het beeld van de kloof tmsen arme en rijke landen niet langer als uitgangspunt hanteerbaar: het beeld V<ln de kloof roept scheiding op en waar scheiding ontstaat, ontstaan conflicten welke samenwerking in de weg staan. Daar-bij dient becbcht te worden dat het hanteren van het begrip welvaartskluuf frustrerend werkt: 7.elfs als men erin slaagt het groeitempo in de ontwikkelingslanden drastisch te verhogen tot bijvoorbeeld 7 procent, en <1ls daarb1j het groeitempo van de ontwikkelde

landen zou dalen tot 2 procent, dan nog zal het vcrschil in absolute wel~

vaan, de welvaartskloof dus, toenemen. Het inkomen per hoofd van de rijke bevolking bedraa~t immers vecbl een tienvoud van dat van de arme landen, waarvan de consequentie is dat onmiddellijke versmalling van de welvaartskloof in absolute termen becekent, dat de relatieve groei in de arme L1nden meer dan het tienvoudi,;c van die van de rijke landen zou moeten zijn. Dit laatste is onbereikb,ur. Daarom is het goed dit beeld van de kloof te ven-an"en door dat van de <>cmeenschappelijke <>roei en het

(7)

draagt voor de economische en culturele achterstand van Azia-tische, Afrikaanse en Latijns Amerikaanse staten, hetgeen een direct resultaat is van de uitplundering van deze landen door de imperialisten en de door hen gevoerde koloniale en neokoloniale politiek. Ook bij een beoordeling van de problemen van de economische ontwikkeling van de tropische landen en van hun positie in de wereldeconomie kan men alleen op basis van een klassenstandpunt tot een juiste stellingname komen.

In dit vcrband valt op, dat in heel het speciale nummer van

Socialisme en Democratie aan de illusiekwekerij wordt

meege-daan en ook Van der Hek in zijn artikel het internationale gedoe van Udink c.s. niet vanuit bestrijding van het neokolonia-lisme benadert, maar voornamelijk als "ontwikkelingswerk"! Natuurlijk ontbreken kritische opmerkingen in zijn artikel niet, maar die liggen veelal op het vlak van niet bindende algemeen-heden. Bijvoorbeeld een opmerking als deze: "De ontwikkelings-samenwerking zoals deze in VN-verband thans van nonnen en instituties wordt voorzien, juicht de PvdA toe, mits men de doelstellingen van de samenwerking niet uitsluitend zoekt op het terrein van de versnelde economische groei en men de minste onder de ontwikkelingslanden een voorkeursbehandeling geeft." Hoe moet dit "mits" echter worden begrepen en hoe moeten de voorwaarden worden afgedwongen?

Of dit: ,,Waar de regering haar belangstelling voor de handels-en monetaire problemhandels-en v;m de ontwikkelingslandhandels-en aangeeft, zal de PvdA voor de cursivering zorgen en er tevens op wijzen, dat men er meer aan moet doen." Wat is echter dit meer? Nog meer leningen voor het Indonesische generaalsbewind, waélxop het beleid van Udink zich concentreert? De minister kan ge-voelvol over ontwikkel;ng spreken, maar een feit is dat zijn meeste centen naar dictatoriale regiems gaan, zoals de Ver-enigde Staten al pratend over armoede enz. de grootste bedragen aan de oorlog in Vietnam en aan militaire hulp voor enkele marionettenstaten besteden. Velen - ook in de PvdA - be-giimen dit steeds beter door te krijgen, maar uit het artikel van Van der Hek blijkt, dat de partij in haar officiële standpunt geen verandering brengt.

De uitvoer van kapitaal

De ontplooiing van de bevrijdingsbewegingen en de noodzaak voor de imperialisten om grondstoffenbronnen te beheersen, plaatsen ook de imperialistische staten voor nieuwe en bijzon-dere problemen. Zij hebben in de laatste tijd, in de voor-bereiding van een neokoloniaal offensief in de vorm van het tweede decennium, hun organisaties van het collectieve nco-kolonialisme (Wereldbank, enz.) pogingen laten doen tot een analyse, met het doel de krachten van het imperialisme effec-tiever in te zetten.

Er zijn vrijwel gelijktijdig drie rapporten gepubliceerd: dat van

(8)

366

van de Canadese oud-premier Pcarson (het Pearson-rapport); dat van een commissie van het bcheer van het ontwikkelings-program van de VN (rapport-Jackson) en dat \an nog een comité voor ontwikkelingsphnning van de YN (onder leiding van de onvermijdelijke prof. Tinbergen).

Het meest omvattend (en het meest gepropageerd) is wel het Pearson-rapport, waartoe opdracht werd gegeven door de Amerikaanse oud-minister van Oorlog, McNamara, thans pre-sident van de Wereldbank. Er waren in de commissie van acht slechts twee vertegenwoordigers uit ontwikkelingslanden, naast uitgesproken vertrouwelingen van het internationale financiers-kapitaal, als C. D. Dilion (voormalig Amerikaans minister van financiën), R. Marjolin (vroegere secretaris van dè OECD en "Frans Europeaan") en een directielid van de Westduitse Bundesbank, WiJfried Guth.

Het rapport is genoemd Deelgenoten in ontwikkclmg en wekt

daarmede volgens het bekende patroon de suggestie, alsof het om gelijkwaardige partners zou gaan. De feiten wijzen echter uit, dat de staten in de ontwikkelingslanden niet meer dan mis-deelde deelgenoten zijn, wie niet eens een kruimel wordt ge-gund.

Vele van de statistieken in het rapport zijn ontleend aan de Wereldbank, dat wil zeggen aan de opdrachtgevers. Iets van de sfeer, waarin het wordt geschreven, komt wellicht over uit de volgende passage, waarin met geen woord wordt gerept over het koloniale verleden, maar eventjes wordt vastgesteld: "Een laag ontwikkelingspeil - weinig technische kennis, een hoog percentage analfabeten, een laa;~ gemiddelde aan spaargelden, een hoog geboortencijfer, een slecht werkend corps ambtenaren en politieke instabiliteit scheen deze staten te doemen tot een vicieuse cirkel, waaruit slechts enkele landen met veel geluk konden ontsnappen." Vooral het woord scheen doet het hem natuurlijk, want veranderingen dienen er te komen, nietwaar? En hoe dan wel?

Als de bevolking zich voldoende inspanningen wil getroosten - als de ontwikkelingsplannen op een gedegen beleid berusten - en ... als het investeren van buitenlands kapitaal wordt ge-zien als een belangrijke bijdrage in de economische groei van de ontwikkelingslanden. Het wordt zo gezegd: "Daarom be-velen wij aan, dat de ontwikkelingslanden de grootst mogelijke stabiliteit in hun wetgeving en ten aanzien van verordeningen met betrekking tot buitenlandse investeringen nastreven en handhaven."

(9)

Verenigde Staten de grootste kapitaalexporteur

De grootste exporteur van kapitaal is Amerika. In een periode van 22 jaar na de tweede wereldoorlog stegen de Amerikaanse buitenlandse investeringen (privé en staatskapitaal) met 550 pct. van 18.700 miljoen dollar in 1946 tot 122.300 miljoen dollar in 1967.

In zijn werk Het imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme, heeft Lenin bijzondere nadruk gelegd op het feit,

dat de monopolies hun "surplus"-kapitaal exporteren naar achtergebleven landen. "In deze achtergebleven landen," zo schreef hij, "zijn de winsten gewoonlijk hoog, want er is daar weinig kapitaal, de prijs van de grond relatief gezien laag, de lonen laag, de grondstoffen goedkoop."

Tegenwoordig is het aandeel van de totale kapitaalexport naar vroegere koloniën en afhankelijke landen relatief kleiner, dan toen Lenin zijn werk schreef. Ongeveer tweederde van de directe privé-investeringen van Amerika, Engeland en de zes EEG-landen worden gedaan in ontwikkelde kapitalistische landen en slechts een derde gaat naar de ontwikkelingslanden in de wereld.

In het jaarverslag over 1969 van de Nederlandse Bank wordt ook opgemerkt, dat de uitvoer van structureel overheidskapitaal

in overwegende mate is gericht op de ontwikkelingslanden, maar dat van het particuliere structurele kapitaalverkeer -dat grotendeels op directe investeringen betrekking heeft - de uitvoer zeer ruim is gespreid en de EEG-landen daarin het grootste aandeel hadden. In het lange particuliere kapitaal-verkeer valt bovendien een aanzienlijke uitvoer van Nederlands kapitaal naar de Verenigde Staten waar te nemen.

Ten aanzien van de geografische spreiding van het lange kapi-taal verkeer, bevatte het jaarverslag de tabel, zoals gepubliceerd op blz. 369.

Een inzicht in de werkelijke kapitaalsinvesteringen in het bui-tenland wordt zeer bemoeilijkt door het feit, dat herinveste-ringen uit de ingehouden winst niet in de betalingsbalans wor-den geregistreerd.

Er zijn natuurlijk een aantal oorzaken aan te wijzen voor een verandering in richting van de kapitaalexport, - één van de voornaamste is wel de wetenschappelijke en technische revolutie, die enorme investeringen noodzakelijk maakt en de mogelijk-heid voor ongekend hoge winste11 in de ontwikkelde kapitalisti-sche landen heeft geschapen.

Bovendien heeft in sommige gevallen de groei van de nationale bevrijdingsbeweging tot een zekere vernauwing van de mogelijk-heden voor het buitenlandse kapitaal geleid. Hoe zeer ook de monopolistische bourgeoisie er als klasse belang bij heeft de kapitaalexport in dienst te stellen van haar globale anticommu-nistische, tegen de vrijheidsbeweging gerichte strategie en tot instrument te maken van haar staatsmonopolistische structuur-politiek, toch blijven voor de beslissing van de aparte onder-nemers de concrete vooruitzichten op winst uit de produktie

(10)

Dit houdt uiteraard niet in, dat de betekenis van de kapttaal-export naar de tropische landen terugloopt, of dat de imperia-listen de belangstelling voor de export van kapitaal naar die gebieden zouden gaan verliei'.en.

De omvang van de kapitaalexport is echter maar één kant van de zaak. In de huidige situatiè begint de kwalitatieve kant steeds meer betekenis te krijgen. Vroeger was nog een deel nood-zakelijk voor infrastructuur (spoorwegen, havens enz.) en voor onderwijs, maar dit komt tegenwoordig vooral ten laste van de ontwikkelingslanden zelf. Ondanks het relatief kleine aandeel van kapitaalinvesteringen in de tropische landen, neemt de rol als middel in het gevecht 0111 de grondstoffenbronnen en markten toe.

Door de concentratic van het grootste deel van hun kapitaal-export in extractieve industrieën, beperken de imperialisten zich tot minerale grondstoffen (olie) en bepaalde agrarische produktcn. Een voorbeeld hiervan treft men aan in Indonesië, dat tegenwoordig de bijzondere belangstelling van de imperia-listen "geniet", maar waarbij oo!< de grootste run op olie plaats vindt.

Volgens inlichtingen van het hoofd van de subcommissic buiten-landse investeringen, prof. Moh. Sadli, zouden tot en met juli 1969 170 buitenlandse ondernemers toestemming hebben ver-kregen 0111 in Indonesië bedrijnn op te zetten. Het totale ge-investeerde of te investeren kapitaal zou 650 miljoen Ameri-kaanse dollars bedragen.

sector industrie mijnbouw hout landbouw VISSeriJ

fa r111aceu tische industrieën andere industrieën ondernemers aantal 75 5 35 13 7 12 23 kapitaal

(in miljoenen Ame-rikaanse dollars) 125 311 115

JO

9 20 28 Tot en met mei 1969 was er in de sector van de industrie door de Indonesische nationale ondernemers slechts 8,6 miljard rupiahs ( = 24,9 miljoen Amerikaanse dollars) geïnvesteerd in 41 projecten: 27 in de lichte industrie, 10 in de textielindustrie, 2 in de metaalnijverheid, 1 farmaceutisch bedrijf en 1 fabriek voor het maken van batterijen en het verwerken van mangaan. Als gevolg van de moordende concurrentie moeten echter Indo-nesische textiel- en sigarettenbedrijfjes sluiten.

(11)

w

al

(.0

Geografische spreiding van het lange kapitaalverkeer

[In miljoenen guldens)

Omschrijving Overige ontwik- Ontwikkelings-Verenigde Staten E.E.G kelde landen landen

T%8 --l969- 1968 1969 1968 1969 l968 1969 Structureel kapitaalverkeer a. Particuliere sector: Nederlands kapitaal -192 -476 -580 -723 -352 -483 -269 -397 Buitenlands kapitaal 622 801 201 443 343 260 97 31 Saldo 430 325 -379 -280 -9 -223 -172 -366 b. 0Yerheid: Nederlands kapitaal - -61 -35 -225 -299 Buitenland> kapitaal - - -1 -3 -9 56 Saldo - -62 -38 -2.\-1 -243

Overig lang kapitaal-·verkeer: a. Particuliere sector: Nederlands kapitaal -542 -454 -226 -157 -210 -282 - l t 1 -111 Buitenlands kapitaal -440 -408 553 944 258 635 56 78 Saldo -982 -862 327 787 48 353 -:>:> -33 b. 0Yerheid Buitenlands kapitaal - - 60 77 -c. Euro-dollaremissies in het huitenland

TOELICHTING: Netto uitgaand Nederlands kapitaal minusteken. Netto binnenkomend buitenlands kapitaal geen teken.

(12)

370

roof van hout (Japan!) en roofbouw op bepaalde exportproduk-ten, waarvan de bevolkin~ in een aantal gevallen rechtstreeks de dupe wordt.

Indonesië is een schoolvoorbeeld van de schijnheiligheid inzake de "ontwikkelingshulp". Massale moorden, militaire dictatuur, politieke gevangenen - het mocht allemaal wat. Toen in april dit jaar een delegatie van het ~eneraalsbewind in Nederland was liet Udink (via Internationale Samenwerking) weten, dat de vertegenwoordigers van Indonesië en Nederland in internatio-nale organisaties voortdurend nauw overleg zullen voeren "over de voltooiing van de strate~ie voor het Tweede Ontwikkelings-decennium". 2

)

Renteniersstaat

In zijn Imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme is er door Lenin op gewezen, dat het begrip "renteniersstaat" of woekerstaat een gangbare uitdrukking begon te worden in de economische literatuur van het imperialisme. De verdeling van de wereld in een handvol imperialistische woekerstaten en een reusachtige meerderheid van schuldenaarsstaten heeft zich sinds-dien voortgezet als gevolg van de enorme toename van export van "staatskapitaal" in de vorm van leningen, kredieten, enz. Het is een probleem, dat men herhaaldelijk tegenkomt in lite-ratuur over ontwikkelingslanden: de schulden en rentebeta-lingen lopen zo op, dat in vele gevallen al meer per jaar moet worden afgelost dan aan nieuwe leningen wordt ontvangen. Volgens cijfers van de UNO zelf bedroeg in 1955 de schulden-last in de tropische landen aan de imperialistische staten 10.000 miljoen dollar (jaarlijkse terugbetalingen waren toen 500 mil-joen). In 1966 was de schuld gestegen tot 40.000 miljoen doll;-> ,

2 ) Vcclze~gcnd is in dit vcrband een rede, die minister Udink begin

sep-ten1bcr uitsprak op een zogena:1mde protestantenconferentie van

anti-revolutimuire jongeren. Men moest natuurlijk niet denken, dat met aan-vaarding van een nÎclnve ontwikkeling.-,stratcgie alle n1ogclijkhcdcn n1et één

slag zouden over\vonncn worden en daaron1 ging Udink maar vast in

tegen "ndicale denkers".

"Dit feit heeft meer radicale denkers ,;noe bewogen zich uit te spreken voor de idee van revolutie en te bepleiten daë ontwikkelin~sgelden nuttig zouden kunnen worden gebruikt om revolutionaire bewegingen te ondersteunen. Ik heb bij ,,ele gelegenheden in het openbaar al verklaard, dat dit laatste onder alle omstandigheden moet worden verworpen. Steun aan revolutionaire be-wegingen uit publieke fondsen uit donorlanden, zou de internationale vrede en veiligheid in ernstig gevaar brengen. [! J Ik zou eraan willen toevoegen, dat ik in het algemeen gcsproken geen voorstander ben van het gebruik van revolutionaire middelen als methode om structurele veranderingen door te voeren. De structurele problemen in de betreffende landen behoeven en moeten niet worden opgelost door revolutionaire methoden, maar door het

proces Yan groei in gang te zetten, ,1ls een son1 Yan factoren waaronder buitenlandse hulp en internationale samenwerking gerekend kunnen wor-den."

(13)

(jaarlijkse terugbetaling 4000 miljoen dollar). Er wordt geschat dat in 1975 de schuld kan stijg,;n tot 60.000

à

80.000 miljoen dollar en het bedrag, dat aan de ontwikkelingslanden wordt onttrokken 12.000

à

14.000 miljoen dollar per jaar.

Het imperialisme heeft een vicieuze cirkel geschapen: door de tropische landen moet worden terugbetaald, hoe meer zij verlies lijden als gevolg van de ongelijk;: handel en hoe meer winsten naar de "moederlanden" moet worden overgemaakt, des te vaker moeten zij zich tot die imperialistische landen richten voor financiële steun en tóch komen zij steeds dieper in de schuld.

Wat wordt voorgesteld als "ontwikkelingshulp" brengt geen werkelijke vooruitgang, want om een gunstig resultaat te vcr-wachten moet er eerst een verandering komen in de politieke en sociale structuur van de tropische landen. Een eerste voorwaar-de zijn landhervormingen om voorwaar-de boeren uit hun feodale kluisters te halen, waardoor niet alleen produktiekrachten vrij-komen en de produktie van rijst en granen zou kunnen stijgen. maar ook de koopkracht op het platteland zou worden ver-groot. Nu kan een op gang komende industrie vaak niet eens in eigen land zijn produkten afzetten!

Bovendien dient een land de beschikking te krijgen over een goed geschoold arbeidspotentieel, maar paradoxaal genoeg gaan in het kader van bepaalde projecten voorlichters, verpleegsters, enz. naar ontwikkelingslanden, maar geschoolde arbeidskrach-ten uit de ontwikkelingslanden juist naar de industrielanden.

grote les van het eerste decennium (en eigenlijk van de gehele ontwikkeling sinds het imperialisme) wordt in geen van die officiële rapporten getrokken: de economische vooruitgang in de tropische landen is niet afhankelijk van de hoeveelheid bui-tenlands lupitaal die wordt verstrekt, maar van maatschappe-lijke hervormingen, die de kapitaalverstrekkers juist willen voorkomen .

.J.

MORRiëN

(14)

370

roof van hout (Japan!) en roofbouw op bepaalde exportproduk-ten, waarvan de bevolking in een aantal gevallen rechtstreeks de dupe wordt.

Indonesië is een schoolvoorbeeld van de schijnheiligheid inzake de "ontwikkelingshulp". Massale moorden, militaire dictatuur, politieke gevangenen - het mocht allemaal wat. Toen in april dit jaar een delegatie van het generaalsbewind in Nederland was liet Udink (via Internationale Samenwerking) weten, dat de

vertegenwoordigers van Indonesië en Nederland in internatio-nale organisaties voortdurend nauw overleg zullen voeren "over de voltooiing van de strategie voor het Tweede Ontwikkelings-decennium". 2

)

Renteniersstaat In zijn Imperialisme als hoogste stadium van het kapitalisme

is er door Lenin op gewezen, dat het begrip "renteniersstaat" of woekerstaat een gangbare uitdrukking begon te worden in de economische literatuur van het imperialisme. De verdeling van de wereld in een handvol imperialistische woekerstaten en een reusachtige meerderheid van schuldenaarsstaten heeft zich sinds-dien voortgezet als gevolg van de enorme toename van export van "staatskapitaal" in de vorm van leningen, kredieten, enz. Het is een probleem, dat men herhaaldelijk tegenkomt in lite-ratuur over ontwikkelingslanden: de schulden en rentebeta-lingen lopen zo op, dat in vele gevallen al meer per jaar moet worden afgelost dan aan nieuwe leningen wordt ontvangen. Volgens cijfers van de UNO zelf bedroeg in 1955 de schulden-last in de tropische landen aan de imperialistische staten 10.000 miljoen dollar (jaarlijkse terugbetalingen waren toen 500 miljoen). In 1966 was de schuld gcstegen tot 40.000 miljoen dol!:'

-2 ) Veelzeggend is in dit verband een rede, die minister Udink begin sep-tember uitsprak op een zogenaamde protestantenconferentie van anti-revolutionaire jongeren. Men moest natuurlijk niet denken, dat met aan-vaarding van een nieuwe ontwikkdingssrrategie alle mogelijkheden met één

slag zouden overwonnen worden en daaron1 ging Udink 1naar vast in

tegen "radicale denkers".

"Dit feit heeft meer radicale denkers '"·roe bewogen zich uit te spreken voor de idee van re1·olutie en te bepleiten d:të ontwikkelingsgelden nuttig zouden kunnen worden gebruikt om revolutionaire bewegingen te ondersteunen. Ik heb bij vele gelegenheden in het openbaar al verklaard, dat dit laatste onder alle omstandigheden moet worden verworpen. Steun aan revolutionaire be-wegingen uit publieke fondsen uit donorlanden, zou de internationale vrede en veiligheid in ernstig gevaar brengen. [!) Ik zou eraan willen toevoegen, dat ik in het algemeen gesproken geen voorstander ben van her gebruik van revolutionaire middelen als methode om structurele veranderingen door te voeren. De structurele problemen in de betreffende landen behoeven en moeten nier worden opgelost door revolutionaire methoden, maar door het

proces van groei in gang te zetten, ,1ts een som van factoren waaronder

buitenlandse hulp en internationale samenwerking gerekend kunnen wor-den."

Geen "Cid voor revolution,lirc bewe"in,'en zo ze"t Udink. \1(/è] voor militaire

(15)

(jaarlijkse terugbetaling 4000 miljoen dollar). Er wordt geschat dat in 1975 de schuld kan stijg•:n tot 60.000 à 80.000 miljoen dollar en het bedrag, dat aan de ontwikkelingslanden wordt onttrokken 12.000

à

14.000 miljoen dollar per jaar.

Het imperialisme heeft een vicieuze cirkel geschapen: door de tropische landen moet worden terugbetaald, hoe meer zij verlies lijden als gevolg van de ongelijk2 handel en hoe meer winsten naar de "moederlanden" moet worden overgemaakt, des te vaker moeten zij zich tot die imperialistische landen richten voor financiële steun en tóch komen zij steeds dieper in de schuld.

Wat wordt voorgesteld als "ontwikkelingshulp" brengt geen werkelijke vooruitgang, want om een gunstig resultaat te vcr-wachten moet er eerst een verandering komen in de politieke en sociale structuur van de tropische landen. Een eerste voorwaar-de zijn landhervormingen om voorwaar-de boeren uit hun feodale kluisters te halen, waardoor niet alleen produktiekrachten vrij-komen en de produktie van rijst en granen zou kunnen stijgen. maar ook de koopkracht op het platteland zou worden vcr-groot. Nu kan een op gang komende industrie vaak niet eens in eigen land zijn produkten afzetten!

Bovendien dient een land de beschikking te krijgen over een goed geschoold arbeidspotentieel, maar paradoxaal genoeg gaan in het kader van bepaalde projecten voorlichters, verpleegsters, enz. naar ontwikkelingslanden, maar geschoolde arbeidskrach-ten uit de ontwikkelingslanden juist naar de industrielanden. Dè grote les van het eerste decennium (en eigenlijk van de gehele ontwikkeling sinds het imperialisme) wordt in geen van die officiële rapporten getrokken:

de

economische vooruitgang in de tropische landen is niet afhankelijk van de hoeveelheid bui-tenlands kapitaal die wordt verstrekt, maar van maatschappe-lijke hervormingen, die de kapitaalverstrekkers juist willen voorkomen .

J.

MORRiëN

(16)

372

--~~-~--~---~-~---Technologische profeten

over democratie

Engeland heeft een

0'66

ideoloog

De huidige tijd wordt gekarakteriseerd door het op grote schaal toepassen van wetenschap en techniek. Sommigen spreken in dit vcrband van een technisch-wctenschappelijke revolutie. Ontwikkelingen, die diepgaande consequenties hebben voor het produktieapparaat en de organisatie van de maatschappij, gaan vaak gepaard met het opduiken van allerlei soorten politieke "vernieuwers". De Engelse publicist Nigel Calder, een vroegere redacteur van The New Scientist en tegenwoordig

wetenschap-pclijk correspondent voor de N ew Statesman, is één van hen.

In zijn boek: "TECHNOPOLlS, maatschappelijke controle op de toepassing van de wetenschap ':·), ontketent hij op het gebied van de toekomstige technologische ontwikkelingen eerst een storm, waarna bij de lezer de overtuiging moet zijn gewekt dat de politiek ook wel eens totaal omgegooid mag worden. Zijn centrale stelling is: "De overgeërfde politieke ideeën en politieke partijen zijn in diskrediet geraakt nu de traditionele tegenstel-ling radicaal-conservatief is achterhaald door de radicaliteit van de technologie". Hij komt dan op de proppen met de uit-vinding van "de democratie van de tweede soort", waarbinnen "constructieve en van verbeeldingskracht getuigende debatten de radicale en conservatieve principes verdringen". In zijn democratische winkel van participatie, openheid, betrokken-heid, inspraak, opinie-onderzoeken en referenda is geen plaats voor "ontredderde partijen" en "oude politieke ideologieën". Calder doet een scherpe aanval op de parlementaire democratie, die volgens hem totaal ongeschikt is voor het uitstippelen van de weg naar TECHNOPOLIS, de met wetenschap en techniek doordrenkte maatschappij.

Waar hebben wij deze taal eerder gehoord? Bij onze eigen Democraten van '66. Nederland heeft z'n Van Mierlo en Gruy-ters, Frankrijk z'n Servan-Schrciber en Engeland nu dan z'n Calder. \'Ve hebben hier te doen met een vooral in West-Europa geconcentreerde campagne om de bevolking te beroven van haar politieke organisaties en de monopolies een nog vrijere hand te geven in het bcheersen van de technisch-wctenschappe-lijke ontwikkeling.

In een betoog vol van speculatics over de toekomstige techno-logie, schijn-radicale stellingen, tegenstrijdige redeneringen, niet relevante informatie, halve waarheden en onjuiste conclusies, laveert Calder naar zijn einddoel. Slechts ten aanzien van enige deelproblemen geeft hij een juiste interpretatie van de feiten.

(17)

Technomanie

Over de relatie tussen technologie en maatschappij wordt zeer verschillend gedacht. Alvin Wcinberg, directeur van het nucleaire laboratorium Oak Ridge in de V crcnigdc Staten en in de afgelopen jaren lid van talrijke presidentiële advies-commissies, ziet in de technologie de oplossing van alle moge-lijke problemen. Zo is de atoombom voor hem het technolo-gische middel om oorlogen op grote schaal onmogelijk te maken. In de gaskamers van de nazi's Z<Jg hij eveneens een technolo-gisch middel om bepaalde problemen op te lossen. Hij spreekt in dit verband van een demonische vernieuwing. Zomerse ras-senrellen in de hete getto's van de Amerikaanse steden? Wein-berg komt met een plan voor een uitgebreid systeem van air-conditioning.

Volgens Wcinbcrg is het grote voordcel van technologische ver--nieuwingen, dat ze eerder worden aanva::trd dan sociale. Door wie zegt hij er wijselijk niet bij.

De laatste jaren is zijn theorie wel zeer op de proef gesteld. Ondanks het toepassen van de meest gevorderde technologieën raakt de positie van de Verenigde Staten in Z.O.-Azië steeds meer aangeslagen en neemt de politieke oppositie in de U.S.A. zelf met de dag toe.

Het is dan ook interessant in Sciencc van 9 januari 1970 te ver-nemen, hoe Weinbcrg op deze technologische afgang reageert. Zijn artikel, getiteld "In defence of science" (ter verdediging van de wetenschap), begint met: "Het is ongelofelijk maar waar, dat de wetenschap en haar technologieën vandaag in het defen-sief zijn. De aanval, het meest opmerkelijk in de Verenigde Staten, is gelanceerd op vier fronten." Daarna valt hij scherp uit tegen de wetenschappelijke "muckrakcrs" (mensen die graag in vuile zaakjes wroeten), wetenschappelijke "abolitionisten" en jonge herrieschoppers. Hij constateert hier een stuk be-Ïnvloeding door publicisten als Ralph Nader en Rachel Carson. De technologische hoogmoed van Weinberg is voor de val ge-komen, wat hij kennelijk moeilijk kan verkroppen.

De visie van Weinberg mag dan stuk gereten worden door de praktijk, die van Calder is geraffineerder, verwarder en daar-door ook gevaarlijker. Calder vindt Weinberg te naïef, maar verdedigt in wezen hetzelfde. Zijn betoog is echter voor het oog van de oppervlakkige lezer gelardeerd met verantwoorde-lijkheidsbesef, sociale bewogenheid en een vreemd soort radica-lisme.

"Misschien zal de internationale technocraat daar slagen, waar met hellevuur dreigende profeten en de predikers van de men-selijke broederschap hebben gefaald in het verenigen van de menselijke soort," schrijft Calder. Weinberg had het hem niet kunnen verbeteren.

Nog een citaat: "Maar technologie blijft één der voornaamste kenmerken van onze huidige wereld en tegelijkertijd ons mach-tigste instrument om een nieuwe '-' ereld te ontwikkelen." Op andere plaatsen in z'n boek houdt Calder er ernstig rekening

(18)

374

---~~~~---...,

de wereld te vernietigen. Zijn er dan toch factoren buiten de

technolo~ie die de uiteindelijke toepassin~ - ten goede of ten kwade- bepalen? Ja, zegt Calder, de politiek; :tan de politiek ontsnappcn wc niet! Voor hem is politiek echter een kwestie van mentaliteit. En de huidige politiek is een achterlijke men-taliteit.

Weinberg is de techno-maniak van de botte bijl. Calder is ge-raffineerder en probeert met zijn technologische overschattingen bovendien de parlementaire democratie te ondcrgra ven.

Ethische kloof De achterlijkheid van de politiek t.a.v. de technisch-wcten-schappelijke ontwikkeling wordt volgens Calder veroorzaakt door het ontbreken van een ethiek voor de technologie. De technologen moeten werken in ethisch niemandsland, liggend tussen de ethiek van de zuivere (fundamentele) wetenschap en de conventionele ethiek van het maatschappelijke en politieke leven. De ethiek van de fundamentele wetenschap kent geen regels voor de toegepaste wetenschap, terwijl de huidige maat-schappelijke ethiek niet is ingesteld op de grote w~tenschappe­ lijke vraagstukken. Letterlijk :tcgt hij hierover: "Openbare in-stellingen en mensen zijn niet goed in staat dergelijke problemen op te lossen."

Calder doelt hierbij op o.a. de volgende vraagstukken: "Zal damp van zilverjodide niet alleen regen, maar ook oorlog brengen? Kan de ene natie een andere toestaan dat het gedeelde milieu wordt verontreinigd? Zullen de oceanen een nieuw Wild West worden, waar door het uitzetten van claims en het recht van de sterkste wordt bepaald wat van wie zal zijn? Zal de zone van stationaire satellieten, 35.000 kilometer boven de aarde, het toneel worden van een ideologische oorlog, uitge-vochten met elektronische middelen? Zullen wij lijdelijk toezien terwijl een nationaal computernet een infrastructuur voor de tirannie voorbereidt? Moeten wij de ouderwetse manier om kinderen te vcrwekken afschaffen en in plaats daarvan zoeken naar wegen om Homo sapiens op een hoger plan te brengen? Zullen wij ons brein laten zoals het is? En wanneer zal er nu eens serieus iets worden gedaan aan de welvaarts-kloof tussen en binnen de naties, die zijn ontstaan dankt aan de natuurwetenschappen en de technologie van de blanken?" Dit is het radicalisme van Caldcr. Hij heeft het "parlement van de angsten" opgeroepen, zoals hij zelf zegt. Wie hier nog niet genoeg aan heeft kan z'n hart ophalen aan ettelijke beelden (die hij verdeelt in standaard- en non-standaard schrik-beelden) en een half dozijn athanatische o:-o:-) raadsels. Eén van deze raadsels: "Als mijn hersenen door een knappe bioloog worden vergroot en ik daarna een geheel nieuwe tak van de wiskunde ontdek, aan wie komt de eer toe, aan hem of aan mij?"

,,_,,_) Het Griekse woord athanatm buekenr onsterfelijkheid. C.1lder van~t

(19)

De angst slaat je om het hart ... Wees maar niet bang, zegt Calder, wanneer we de technisch-wetenschappelijke ontwikke-ling eenmaal aan de controle van de parlcmenten hebben ont-trokken en er een debat is ontstaan over onze wetenschappelijke doelen, waarbij een toepassingen-ethiek is geformuleerd, dat kan helpen!

We hebben hier te maken met een gevaarlijk soort nonsens. De lezer zal het logische verband tussen de zwamneuzerij over ethische kloven en het afschaffen van de parlementaire controle over de technologische toepassingen waarschijnlijk wel ontgaa;1 zijn. Hij zal - in termen van Calder - redeneren, dat door het debat tussen de deskundigen en het publiek, dat publiek ondertussen zoveel verstand van toepassingen-ethiek heeft ge-kregen, dat het parlementsleden kan kiezen, die de ethische kloof ook hebben overbrugd. Hij zal zeggen, dat het debat naast het parlement minstens even goed kan floreren als er zonder. Waarom moet het ene het andere nu uitsluiten?

Calder geeft zelf het antwoord: "Politici denken slechts op korte termijn. Bij de moderne industriële en militaire planning is rekening houden met de toekomst iets vanzelfsprekends ge-worden, het wordt van een goed manager of een bekwame generaal verwacht. Ook bekwame staatsambtenaren zijn zich bewust van de toekomst en maken er studie van. Er zijn nog geen tekenen dat de gekozen leiders (cursivering van

.J.

R.) zo ver zullen komen."

De aap is uit de mouw.

De werkelijke achtergronden Calder borduurt voort: "Als beslissingen moeten worden ge-nomen in het licht van deskundige kennis en computergegevens, wordt het idee van een volksregering zelf kwetsbaar. De ver-dediging van de democratie is geïmproviseerd, bestaat uit niets anders dan het inzetten van de ene deskundige tegenover de andere, om de macht van beiden te beteugelen. Keizers, kolo-nels en volkscommissarissen worden allemaal bedreigd door de opmars van de experts en de eis van modernisatie." De mono-polisten in de grote concerns worden in dit rijtje niet genoemd. Noodlot of toeval? In elk geval is Calder het ethische masker afgevallen. Geen gejammer over ethische kloven meer! Het volk is te achterlijk om de juiste doelen te kiezen waarvoor techniek en wetenschap moeten worden ingezet. De parlementaire con-trole hierop dient te worden afgeschaft, de politieke partijen die het wagen zich met deze zaken te bemoeien opgeblazen. Het geschrift van Calder is reeds als verward bestempeld. Dit komt bijvoorbeeld duidelijk tot uiting in het begin van het boek, ver voor de apotheose van de aanval op de parlementaire democratie. Hij schrijft daar, dat de voorkeuren van de centrale regering in toenemende mate bepalend zijn voor de richting waarin het industriële vernieuwingsproces zich beweegt. Dit laatste betekent volgens hem, dat er voor de burgers in de huidi-ge situatie een middel aanwezig is dat ze kunnen aanwenden, als

(20)

willen afremmen of leiden. Van dit middel wil hij de burgers later weer beroven, hoewel hij met al zijn plannen natuurlijk volhoudt louter de maatschappelijke controle op de technolo-gische toepassingen te bevorderen.

Afgezien van een onjuiste vcrhouding tussen regering en mono-polies in de huidige maatschappij, schildert Calder toch aardig de verstrengeling tussen de staat en de concerns en de nieuwe plaats die het parlement krijgt door de technisch-wetenschappe-lijke ontwikkeling. Ongewild zorgt hij hier voor een opstapje om de werkelijke beweegredenen voor de afschaffing van de parlementaire controle op de technologie te achterhalen. Het is inderdaad zo, dat de grote concerns in toenemende mate aangewezen zijn op diensten, die verzorgd worden door de staat. De monopolies zijn bijvoorbeeld in sterke mate afhanke·-lijk geworden van het onderwijs op de instellingen voor weten-schappelijk onderwijs. Het vcrband tussen de wensen van de monopolies en de technocratische hervormingen die de univer-siteiten - ook in ons land - dreigen te worden opgelegd, is reeds vele malen aangetoond.

Bovendien eisen nieuwe technologische toepassingen vaak zeer omvangrijke investeringen en brengen ze zulke grote risico's mee, dat de staat financieel moet bijspringen. Voorbeelden hier-van hebben wc gezien tijdens de Verolme-affairc en het op-zetten van het ultracentrifuge-project. Dit betekent, dat parle-mentsleden door de technologische ontwikkeling dichter bij be-slissingen binnen het produktieapparaat zijn komen te staan, dan te voorzien was bij de instelling van de parlementaire democratie in de huidige vorm, w'n vijftig jaar terug. Voor de door de werkende bevolking gekozen parlementariërs heeft uiteraard altijd gegolden, dat zij de ontwikkelingen in het pro-duktieproces precies volgden, zich er nauw bij betrokken voel-den en de belangen van de werkers verdedigvoel-den. Op te merken valt nog, dat in bepaalde gevallen thans leden van nationale parlementen soms in conflict komen met de toenemende inter-nationalisering van de grote concerns.

Tegen deze achtergrond moeten wc alle pogingen zien die de laatste tijd - niet in het minst in Nederland - worden onder-nomen om de parlementaire democratie te verminken. De ge-schetste ontwikkeling vormt ook de achtergrond voor de aanval van Calder op de parlementaire democratie. Hij wil uitge-rekend op het gebied van de technologische vernieuwing de parlementaire controle aantasten. Hij pleit voor een "democra-tisch regerinssysteem" in twee fasen. De gekozen groep die het bewind voert houdt zich in de eerste plaats bezig met de lopende zaken en de toekomst op korte termijn; daar gaat alles ongeveer zoals nu. Er ontstaat ernaast een nieuwe beweging- het debat over de toekomst - waar kwesties op langere termijn worden besproken.

(21)

handel gedreven worden. Wetenschap en techniek uit het parle-ment, een kast vol met ethische "deskundi~en" (die we trouwens al jaren hebben) in de huiskamer. En dan maar praten dat het een goede ruil is!

Calder moet ons voorlopig nog tevreden stellen met primitieve communicatiemiddelen. De eerste tijd zullen wc na een televisie-debat nog moeten opbellen. In de geest van "komt u maar (op)!".

Opinieonderzoeken bicden op het ogenblik reeds een mi nimale techniek om voor- en tegenstanders te tellen. Maar de computers komen! Dan zal eindelijk de innige, elektronische band de burgers bij het bestuur hebben ~ebracht. Het automatische referendum met een eigen toetsenbord, één toets voor ja en één toets voor nee.

Voor de demoeratic van het tweede type ligt het vlak waarop de regering beïnvloed kan worden bij de groepen ambtenaren, die zich bezig houden met de planning op lange termijn. Hier komt het denken van de regering over de toekomst tot uitdruk-king, op enige afstand van de dagelijkse politieke strijd en de 1.orgcn van de regerende ministers.

Calder vindt het publiek op het ogenblik nog wel wat ondes-kundi~ om zomaar over technologische problemen te debatteren, maar ook daarin komt verandering: "Hoger onderwijs voor iedereen zal in de laatste decennia van de twintigste eeuw bij de meest ontwikkelde naties één der voornaamste doelstellingen worden." Tegen die tijd zal iedereen voor het leven lid zijn van de universele universiteit, het uiteindelijke voertuig van een "herboren democratie". De universiteiten zijn nu nog wel wat onrustig, maar "de verzoening met de meer invloed eisende studenten wordt mogelijk als de docenten zich verstandelijk en moreel bezinnen en weer de werkelijke leiders van hun eigen studenten worden."

Het staat er allemaal, bedacht door een verontruste, weten-schappelijke geest.

Maar wc zijn er nog niet! Het debat over de toekomst zal de discussianten verdelen in slomen (zachten) en doordouwers (harden), los van de ouderwetse politiek. De slomen zijn de voorstanders van een voorzichtige technologische toepassing, de doordouwers zijn technologische opportunisten. Volgens Calder komt in deze tegenstelling een diepgaande variatie van menselijke typen tot uitdrukking en is daarom fundamenteler dan de oude tegenstelling radicaal-conservatief. De zachte conservatieven (conservatieven) en zachte radicalen (socialisten) komen te staan tegenover harde conservatieven (fascisten) en harde radicalen (communisten). Haastig voegt hij er dan aan toe: "In de praktijk zijn de doordouwers het oneens met elkaar omdat hun overtuigingen onverenigbaar zijn, de slomen omdat ze niet geneigd zijn in iets te geloven."

De verwardheid ten top! Eerst wordt een fundamentele ver-deling aangebracht tussen gelijkgezinden, die prompt daarna weer wordt verbrijzeld op

praktische

gronden.

Op dergelijke redeneringen baseert Calder nu zijn beweringen

(22)

creatie van de ethische kloof, het gevolg van een ouderwetse maatschappelijke ethiek.

We moeten deze onzin wel zien als de psychologische vcr-pakking van zijn "democratische" handelswaar, waarvoor een deel van de parlementaire controle moet worden weggekocht. Een wel zéér eenzijdige transactie! Een stuk parlementaire controle tegen een debat over de toekomst die nog nooit iemand gezien heeft.

Calder schept met zijn technopolis een nieuwe hemel en een nieuwe hel, die de mensen moet doen weerhouden in de huidige ontwikkeling in te grijpen!

Juist in het veranderen van het heden vernieuwt zich de toe-komst.

Normen en waarden

Hoe zullen we over twintig jaar hoger onderwijs voor iedereen realiseren, wanneer vandaag veertig kinderen in een klas zitten? Hoe zullen we voorkomen, dat de oceanen gekoloniseerd worden, terwijl vandaag nog koloniale oorlogen op het land worden uitgevochten? Als vandaag computers de geschiktste doelen voor bombardementen in Vietnam bepalen, hoe zullen wij er dan straks in slagen de computer alleen voor humane doeleinden te gebruiken? Dit soort vragen komt niet binnen de gezichtseinder van Calder. Zijn toepassingen-ethiek is louter van academisch niveau.

De vigerende ethiek, de bestaande normen en waarden zijn echter gemaakt in de dagelijkse strijd en niet ontstaan door alleen debatten over een verre toekomst. Dit is met voorbeelden te illustreren. Honderd jaar geleden was kinderarbeid een door de maatschappij-elite aanvaard verschijnsel. Met de opkomst van de arbeidersbeweging groeide het besef, dat kinderarbeid immoreel was. Dit wijdverbreide besef, gecombineerd met de macht van de georganiseerde arbeidersbeweging was de be-slissende factor, die de kinderarbeid deed afschaffen. Op het ogenblik geldt kinderarbeid inderdaad algemeen als immoreel. Marx formuleert het als volgt: een idee wordt een materiële macht, als zij zich meester heeft gemaakt van de massa's. Ook bij kleinere voorvallen is dit materiële dialectische proces, dat nieuwe normen en waarden schept, te onderkennen. In een aantal gemeenten in Nederland zijn de zwembaden op zondag gesloten door de norm van de zondagsrust, gecombi-neerd met de macht van gesloten hekken en eventueel politie en rechterlijke macht. Vele inwoners van die gemeenten, die het niet eens zijn met het zo sterk overheersende karakter van deze norm en de zondag als een dag van actieve ontspanning zijn gaan zien, bezetten in georganiseerd verband de zwem-inrichtingen. Er ontstaat een confrontatie tussen de twee mach-ten, met vaak als resultaat de aantasting van de norm van absolute zondagsrust.

(23)

Het Amerikaanse imperialisme is een direct gevolg van de kapitalistische produkticwijze. Met d'o enorme uitbreiding van het produktieapparaat, vooral door de ontwikkeling van we-tenschap en technologie tot stand gebracht, zijn de monopolies in de Verenigde Staten sterk afhankelijk geworden van de aanvoer van grondHoffen uit andere landen en de marktpositie in een groot deel van de wereld. Elke aantasting van de macht van de U.S.A. wordt dan ook een aanslag op de kapitalistische produktiewijze die de leidende kringen in de Verenigde Staten als hoogste waarde verdedigen.

De Amerikaanse overheersing in Z.O.-Azië wakkert daar echter de idee van de nationale onafhankelijkheid aan. Dc;;"c idee maakt zich meester van de massa's, en zij reageren op het impe-rialistische geweld met het vestigen van hun organisaties: de nationale bevrijdingsfronten, die - zoals in Vietnam - de strijd militair aangaan.

Wanneer de volken van Z.O.-Azië er in slagen de Amerikanen van hun grondgebied te verdrijven, hebben zij een enorme bijdrage geleverd aan het voorkomen van de kolonisatie van de oceanen.

Als Calder werkelijk wil bijdragen aan een eerlijke en vreed-zame vc:-dcling van de oceaanschatten, doet hij er beter aan met steunlijsten voor de nationale bevrijdingsbewegingen te lopen dan verhalen op te hangen over ethische kloven.

Bij de beschrijving van huidige ontwikkelingen komt er af en toe nog wel iets aardigs uit de pen van Calder. Zo citeert hij een uitspraak van Aeton Lennon, congreslid voor Noord-Carolina en voorzitter van de subcommissie voor oceanografie van het Huis van Afgevaardigden: "Ons land zou onherstelbare schade lijden als één of andere instantie met de jurisdictie over de zeebodem werd belast." Calder voegt hier nog aan toe: "Lennon deed deze overduidelijke uitspraak namens de politici, industriëlen en militairen, die argwanend stonden tegenover alle initiaticven die een belemmering konden vormen voor het vrije gebruik van de oceaanschatten, wanneer de Amerikanen die wilden benutten."

Het komt echter niet in het hoofd van Calder op om diezelfde politici, industriëlen en militairen verantwoordelijk te stellen voor de oorlog in Z.O.-Azië. Dat is waarschijnlijk te actueel. Technologie voor de onderdrukking Velen leggen er de nadruk op, dat in het huidig~ bestel de wetenschap met haar toepassingen een belangrijke agens voor sociale verandering is. Een duidelijke uiteenzetting over het mechanisme waarlangs die sociale verandering zich voltrekt, ontbreekt echter meestal.

De technologische maniakken bekijken die sociale verandering alleen uit het oogpunt van de technologie. Zij beschouwen de technologische ontwikkeling als autonoom. Htm sociale ver-andering is de toepassing van wetenschap en techniek in de huidige maatschappij.

(24)

maniakken worden spoedig voorstanders van technologische toepassingen op sociale problemen, die vaak zelf weer door de technologische ontwikkeling geschapen zijn. Zij dreigen door hun beperkte visie uiteindelijk voorstanders te worden van een technologie voor de onderdrukking.

De in de Westerse landen wijd verkondigde leuze, dat een drastische geboortenbeperking Je eerste voorwaarde is voor de zogenaamde ontwikkelingslanden om er economisch boven op te komen, is een rechtstreeks uitvloeisel van dit soort denken. De wetenschap heeft geboortenbeperking op grote schaal moge-lijk gemaakt. Er zijn pillen en spiraaltjes ontwikkeld en sterili-satie kan nu door een vrij eenvoudige ingreep plaats vinden. En nu deze heilzame technologische ontwikkeling maar op-dringen aan de arme landen. Voor hun eigen bestwil! De voor-standers hiervan zuile1' erkennen, dat zij hun wclvaa:t té' dan-ken hebben aan betere produkticmethoden, beter onderwijs, e.d. De nu nog verpauperde massa'~ zullen het echter met een gc-boortcnbepcrking -- die op zich een verstandige gezinsplanning mogelijk maakt- moeten doen.

Welvaart door geboortenbeperking wordt verkocht onder de naam pragmatisme.

In de grond van de zaak hebben we hier echter te doen met een stuk rassisme.

Calder bevindt zich natuurlijk in het gezelschap van deze technologische vernieuwers. Hij zegt, dat er op het gebied van de vooruitgang van de arme bndcn waarschijnlijk maatschap-pelijke inventiviteit nodig zal zijn, zoals bijvoorbeeld geïllus-treerd wordt in de Indiase politiek van het uitreiken van transistorradio's aan mannen, die zich vrijwillig aanmelden voor sterilisatie.

De eerste vraag die hierbij rijst is natuurlijk: gaat het orn de geboortenbeperking of om de radio's? Er is immers een flinke kans dat de radio's geleverd zijn door industrieën uit dezelfde landen, waar tot tranens toe bewogen ontwikkelingshulpers op de televisie de gewone mensen hun centen uit de zak proberen te troggelen. Afgezien daarvan hebben wc hier te maken mr;t een poging, in nood gedreven mensen over te halen een be--langrijke gcslachtsfunctie in te leveren voor wat betere materiële omstandigheden.

Calder acht natuurlijk de weg naar geboortenbeperking op grote schaal via gezondheidsdiensten, die de moeders moeten overtuigen, ook mogelijk. Je hebt per slot van rekening oog voor alternatieven of je hebt het niet. Echter wel minder zwarte en bruine kindertjes, dat staat vast.

(25)

Calder zegt zelf, dat de technologische ontwikkeiing de kloof tussen arm en rijk heeft verbreed. Hij wijst in dit verband op marginale en zelfs onjuiste oorzaken, maar zijn uiteindelijke conclusie blijft staan.

Wat is zijn oplossing voor het overbruggen van zijn tweede kloof en het scheppen van zijn "welvaartswereld"? Voorname· lijk: nog meer technologie. Niet louter technologie- hij is geen Weinberg zoals hij zegt - , want de politieke, economische en maatschappelijke aanpassing zijn minstens even noodzakelijk en in vele opzichten nog moeilijker. Maar een goed technolo-gisch programma zal de voordelen van de politieke vooruitgang nog eens vermenigvuldigen!

Technologie alléén verbreedt de kloof. Technologie èn aan-passing moet haar versmallen. \'Vat Calder onder aanaan-passing verstaat hebben we reeds gezien: afschaffing van parlementaire controle, het invoeren van een elektronisch "debat" en het formuleren van een "toepassingen-ethiek".

Over aanpassing van de grote concerns, die vrijwel alle techno-logie in hun bezit hebben, spreekt Calder in de volgende termen: "Waarschijnlijk zullen ze (ook) van karakter veranderen, om het odium van commercieel kolonialisme te vermijden, waar-door ze nu aan kritiek en gewelddadigheden bloot staan. Hun optreden zal ( ... ) steeds meer gericht zijn op de planning en het internationaal uitdragen van technologie."

De "aanpassing" van de grote concerns gaat vanzelf, desnoods geholpen met wat overtuigingskracht, maar de bevolking mo':t een deel van haar macht prijsgeven. Calder verkondigt het idealisme, dat tot de geestelijke bagage van kapitalisme en imperialisme behoort. De ondertitel van zijn boek zou dan ook moeten luiden: hoe kunnen we de maatschappelijke controle op de toepassing van de wetenschap vernietigen.

De feiten Calder is een belezen man. Bovendien heeft hij voor het schrij-ven van zijn boek achttien landen en vijf continenten bezocht. Hij heeft gepraat met veel mensen, waaronder natuurlijk ook researchwerkers. Het zou dan ook heel vreemd zijn, wanneer niets van de werkelijkheid waarin de wetenschappelijke werkers op het ogenblik verkeren, in zijn boek aan de orde kwam. Hij laat Jean-Jacques Salomon zeggen: "de nieuwe maatschap-pij is er niet meer op uit te produceren wat gevonden is, maar te vinden wat men wil produceren." Calder voegt hier zelf :>.:>n toe: "Terwijl de internationale samenwerking tot de tradities van het wetenschappelijke onderzoek behoort, is de traditie van de technologie die van de concurrentie." Calder merkt ook op, dat alle regeringsvertegenwoordigers al jaren lang de lof zingen van de technologie en dat er in toenemende mate een tendens bij de regeringen waar te nemen is te vragen naar snelle, op de praktijk gerichte resultaten.

Hij vermeldt verder een onderzoek onder wetenschappelijke werkers in Engeland. Het bleek, dat vrijwel zonder

(26)

382

in de industrie gaan. Zelfs \'Oor de intelligentsten onder de

ingenieurs en technologen h~hl de universitaire wereld bijna evenveel ~untrekkingskr:tcht als de idee hun pas ontwikkelde talenten in de industrie te benutten. Daarbij kw,l.m nog, dat onder schoolkinderen een toenemende voorkeur bleek te besta:tn voor sociale wetenschappen, terwijl de belangstelling voor de natuurwetenschappen - om nog maar te zwijgen van de tech-nische vakken - afnam. Al dc1.e ontwikkelingen gelden even-zeer voor Nederland.

Aan de conclusie uit deze feiten, dat de wetenschap geprosti-tueerd wordt door de grote kapitaalsmachten, en dat daartegen verzet wordt gepleegd, gaat Calder natuurlijk voorbij.

De wetenschappelijke werkers worden meegesleept in de oorlog van de grote internationale concerns, met alle gevolgen van c~ien Het harnas, gesmeed van de harde munten van de mono-poliewinsten, past de wetenschappelijke werkers echter niet. Het ;ijn wel vechters, maar op een heel ander front. Met ge-duld, toewijding en volharding proberen zij de geheimen van natuur en maatschappij te ontrafelen. ?ij staan open voor

~~-·1dcc"c meningen, omdat het hen vcrder kan helpen. Zij publi-ceren een ,1.fgerond onderzoek meteen om de anderen, overal in de wereld, de waarde ervan te bten schatten. Zij aanvaarden gefundeerde kritiek en zijn ;elf kritisch ten aanzien van ge-'Testigde zekerheden.

Vanaf het moment, dat de kapitalistische machten hun handen leggen op de wetenschappelijke arbeidskracht - omdat ze die nodig hebben als nieuwe produktiekracht - zijn de bezitters van die arbeidskracht, de wetenschappelijke werkers, automa-tisch in de onderdrukte klasse terecht gekomen. De uitbuiting en onzekerheid zijn nu ook htm deel geworden. De huidige tijd wordt gekarakteriseerd door de aanpassing van het denken en handelen van de researchwerkers aan deze nieuwe situatie. Vele vormen van ver1.et l'.ijn nog te primitief, zoals de weigering in de industrie te gaan werken,

of

de stopzetting van een onder-zoek aan genen. De eerste vormen van georganiseerd vcrzet hebben zich echter reeds aangekondigd. Atoomcentra en univer-siteitsgebouwen zijn geruime tijd bezet gehouden.

Wanneer het vcrzet is uitgetreden uit het harnas van het per-soonlijke verantwoordelijkheidsbesef - hoe eerbiedwaardig persoonlijk optreden ook kan ;ij!' - is er sprake v~1.11 ver/Ct op basis van macht. Een nog verdere uitbouw van organisatie en macht vindt plaats, wanneer éénbeid met de arbeidersbewe-ging gerealiseerd wordt. De wetenschappelijke werkers kunnen

veel leren uit de schat van ervaring die de arbeidersbeweging in de loop der tijden heeft opgedaan in haar strijd tegen het kapitalisme. De arbeidersbeweging zal zich in deze éénhcid bewuster worden van nieuwe onderdrukking en gevaren, die het kapitalisme in een tijdperk van snelle technologische ont-wikkeling met zich mee brengt.

Het geschetste vcrzet - in al zijn facetten - is reeds in wor-ding, en daarmee ook de maatschappelijke controle op de toe-passing van de wetenschap.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Galaten 3:27 7 - “[Sprekend van het uitdoen van het zondekleed en het aandoen van Jezus Christus] Dit wordt niet bereikt door het veranderen van kledingstuk, noch door enige wetten

En zo zijn het uitermate sterke woorden, als de apostel zegt: 'Indien de rechtvaardigheid door de wet is, zo is dan Christus tevergeefs gestorven.' Hij zwijgt over de

Het kapitalistische Amerika werd in de jaren van de tweede wereldoorlog tot een sprong, d.i. een voorsprong, op het ge- bied van de kernenergie geforceerd door

168 de gelegenheid geven een niet-spreidingsverdrag te ontduiken.. Het is overigens opvallend, in welk een scherpe tegenstelling de toegevendheid en mildheid

Levy (het laatste over het Engelse katheder-socialisme).. Domela Nieuwenhuis&#34;. Als gevolg van huiselijke moeilijkheden, onvoorziene werkzaamheden en andere

Indien mij het voorrecht van de dupliek gegund wordt, moge ik be- ginnen mijn dank uit te spreken voor de zeer uitvoerige uiteenzetting van prof. Van der Molen,

Churchills opvatting over het gebruik maken van geweld in zijn rijpere jaren was duidelijk en ongewoon. Hij kwam er openlijk voor uit, dat de gedachte aan

Verg., beperkter van opzet zouden moeten zijn, indien de Grote Mogendheden zich daar niet achter stellen (bij sterk verzet van de zijde van. deze staten liggen