• No results found

Vraag nr. 93 van 26 januari 2000 van mevrouw ISABEL VERTRIEST Vogelbescherming – Windmolens Eén van de noodzakelijke maatregelen om het broeikaseffect te temperen, is het verminderen van de C0

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 93 van 26 januari 2000 van mevrouw ISABEL VERTRIEST Vogelbescherming – Windmolens Eén van de noodzakelijke maatregelen om het broeikaseffect te temperen, is het verminderen van de C0"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 93

van 26 januari 2000

van mevrouw ISABEL VERTRIEST Vogelbescherming – Windmolens

Eén van de noodzakelijke maatregelen om het broeikaseffect te temperen, is het verminderen van de C02-uitstoot (koolstofdioxide). Windenergie kan

daarin helpen. Het regeerakkoord stelt terzake duidelijke doelstellingen.

Windturbines zijn echter niet altijd populair, v o o r a l niet bij vogelliefhebbers. Het windmolenpark van Zeebrugge draait reeds vijftien jaar rond. Een ob-jectieve telling van de "vogelslachtoffers" kan een idee geven van de grootte van de impact van wind-molens op het vogelbestand.

In Zeeland werden (nacht)tellingen gehouden. Deze waren minder negatief dan verwacht. De ge-gevens hebben het wantrouwen bij de vogellief-hebbers verminderd.

1. Hoeveel vogels komen er om door aanvaringen met windmolens ?

Zijn er systematische tellingen ?

2. Indien er nog onvoldoende gegevens bekend z i j n , heeft de minister dan reeds initiatieven ge-nomen om (nacht)tellingen te laten uitvoeren ? Tegen wanneer kunnen in voorkomend geval resultaten worden verwacht ?

3. Welke randvoorwaarden kunnen het aantal vo-gelslachtoffers verminderen ?

Antwoord

Vooreerst wens ik de Vlaamse volksvertegenwoor-diger erop attent te maken dat het behoud van in-ternationaal belangrijke populaties van bedreigde ( o. a . z e e ) v o g e l s o o r t e n , zoals de sternenkolonies van Zeebrugge, niet louter een bekommernis is van " v o g e l l i e f h e b b e r s " , maar een door de Europese richtlijnen inzake natuurbehoud opgelegde inter-nationale verplichting van het Koninkrijk België en het Vlaams Gewest.

Dat de CO2(koolstofdioxide-)uitstoot dient te

ver-m i n d e r e n , staat uiteraard buiten kijf ; e n e r g i e b e-sparingen dienen daarbij een belangrijke bijdrage te leveren tot de vermindering van de koolstof-d i o x i koolstof-d e - u i t s t o o t , naast het gebruik van alternatieve

e n e r g i e b r o n n e n . Door de actualisatie van het C O2/REG-plan (rationeel energiegebruik- red.),

zoals vermeld in mijn beleidsnota, zullen maatrege-len worden geselecteerd om een trendbreuk in de CO2-uitstoot te realiseren.

Naast de visuele impact op het landschap en de eventuele geluidshinder kunnen windturbines ook een gevaar betekenen voor vogels. Vogels kunnen tijdens het vliegen in botsing komen met de turbi-nes of kunnen dermate worden verstoord dat ze gebieden met windturbines verlaten. We t e n s c h a p-pelijk onderzoek in het buitenland heeft aange-toond dat dit probleem van die aard is dat er voor-zichtig moet worden omgesprongen bij het locatie-beleid van windturbines.

1. Hierover werd een studie uitgevoerd door het Instituut voor Natuurbehoud in opdracht van de afdeling Natuur van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer (Aminal). Tussen 1991 en nu verzamelde, oriënterende ge-gevens op de Oostdam tonen aan dat naar schatting 273-277 vogels/jaar het slachtoffer worden van de aanvaring met één van de wind-t u r b i n e s. De zeewaarwind-tse, niewind-t verlichwind-te en dwars op de trekrichting georiënteerde cluster van windmolens kent matige tot hoge aanvaringsfre-quenties (minimaal 0,06-0,16 vogels/dag/turbi-n e ) , de lavogels/dag/turbi-ndwaartse, goed verlichte evogels/dag/turbi-n parallel aan de trekrichting geplaatste cluster vertoont nauwelijks slachtoffers (<0,01 vogels/dag/turbi-ne).

Het merendeel van de slachtoffers (> 90 %) zijn grotere meeuwen, met voorop de zilvermeeuw. Rekening houdende met de beperkte trefkans, het systematisch verwijderen van vogelkadavers door de onderhoudsdiensten van Interelectra ( c f r. Hygiënisch aspect) en het minder frequent speurwerk tijdens de zomermaanden (broedsei-zoen meeuwen en sternen), dient dit cijfer als een absoluut minimum te worden beschouwd van het werkelijke aantal sneuvelende vogels. De telresultaten zijn echter hoogstwaarschijn-lijk niet representatief voor de in werkehoogstwaarschijn-lijkheid geleden verliezen, doordat het grootste gedeelte van de aangeslagen vogels in zee valt.

(2)

3. Er is momenteel nog steeds een absoluut ge-brek aan gerichte wetenschappelijke studies die de effecten van "milderende" maatregelen op de impact van windturbines op vogels inschat-ten (bv. achtergrondverlichting, geluiden, …). Het locatiebeleid van windmolens dient zeer zorgvuldig te gebeuren, waarbij rekening wordt gehouden met de mogelijke impact op vogels. Op basis van de conclusie van het wetenschap-pelijk onderzoek blijkt dat bij het kiezen van een locatie voor windturbines rekening dient te worden gehouden met de potentiële gevolgen van vogels.

Volgende gebieden kunnen als extra kwetsbaar worden bestempeld : belangrijke foerageer- en rustgebieden van watervogels, b e l a n g r i j k e broedgebieden (onder meer van Rode Lijst-soorten) en gebieden met gestuwde seizoens-trek (o. a . kustzone) of met veel lokale vliegbe-wegingen (bv. slaaptrek) (zie ook Spaans et al., 1 9 9 8 ) . In dergelijke gebieden moet de keuze voor het al of niet bouwen van windmolens zeer omzichtig en doordacht gebeuren. Met name in gebieden waar intense trek wordt verwacht op lage hoogte ’s nachts (bv. k u s t g e b i e d e n ) , is voor-afgaandelijk studiewerk vereist met behulp van r a d a r m e t i n g e n . In bepaalde gevallen kunnen aanpassingen aan de configuratie van windpar-ken de mogelijke impact op vogels verkleinen. Naast een zorgvuldig locatiebeleid kunnen ook bepaalde aanpassingen aan de windturbines of windparken zelf de mogelijk negatieve effecten op vogels verkleinen. Dit vergt evenwel een grondig inzicht in de lokale vliegbewegingen en is sterk bepaald door plaatselijke omstandighe-d e n . Het is van belang goeomstandighe-d te letten op omstandighe-de func-tie van het gebied voor vogels als broedgebied, pleisterplaats of doortrekgebied, en op grond daarvan de configuratie van het windpark aan te passen. Naargelang de functie kan worden geopteerd voor open versus gesloten clusters van windturbines. Ook de richting van de clus-ter ten opzichte van overheersende vliegrichtin-g e n , de al dan niet aanwezivliegrichtin-gheid van achter-grondverlichting en/of obstakels in de omgeving bepalen in niet onbelangrijke mate de kans op aanvaringen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

G e n k : &#34;Mijnterrein Winterslag Stedelijke func- ties&#34; (reeds ingediend bij mijn administratie) : realisatie van een stedelijk plein en groenele- menten (aansluitend bij

Aangezien de meeste gemeenten ondertussen reeds gestart zijn met een gemeentelijk ruimte- lijk structuurplan, verschuift de aandacht meer naar globale benadering van de

3. In samenspraak met minister Vera Dua wordt de afbakening van de gebieden van de natuurlij- ke en agrarische structuur in het kader van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen en

De afdeling Bos en Groen heeft voor het bosgedeelte dat door deze afdeling zou worden gekocht, een schatting van de waarde van het gebied aangevraagd bij het Comité tot A a n k o

Naast deze gestructureerde onderzoeken (die nog niet worden opgestart voor de nog te bou- wen RWZI's Gavere en Dikkelvenne, v e r m i t s hiervoor uiteraard nog geen

In het antwoord hierop is het directoraat-gene- raal Leefmilieu van de diensten van de Europe- se Commissie van oordeel dat vangst uit de na- tuur niet verantwoord zou zijn onder

In Vlaanderen zijn geen bevers uitgezet. ) waargenomen in de Dijlevallei, maar het is nog onduidelijk over hoeveel dieren het gaat, h o e groot de territoria zijn, wat

Wat is de rechtsgeldigheid van een vergunning waarvoor kan worden aangetoond dat de regel- geving inzake de minimale bekendmaking van het openbaar onderzoek niet werd