• No results found

Vraag nr. 71 van 5 februari 2002 van de heer ERIK MATTHIJS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 71 van 5 februari 2002 van de heer ERIK MATTHIJS"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 71 van 5 februari 2002

van de heer ERIK MATTHIJS

Gelegenheidsslijterijen – Aangifteplicht

Ingevolge het decreet van 7 december 2001 hou-dende wijziging van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 januari 2002 en in werking getreden op 1 januari 2002, is geen belas-ting meer verschuldigd voor bepaalde slijterijen van dranken.

Bij de voorbereiding van het decreet is wel aan-dacht geschonken aan het horecabedrijf en de daarop van toepassing zijnde belastingen, m a a r niet aan de situatie van de "gelegenheidsslijterij", die belangrijk is voor de vele lokale verenigingen uit de cultuur- en sportwereld, die hun budgetten bijkomend spijzen door occasionele drankenver-koop bij bepaalde manifestaties.

Door het vermelde decreet, dat het nultarief in-voert voor onder meer artikel 8 tot 25ter van het koninklijk besluit van 3 april 1953 tot samenorde-ning van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken, is onbetwistbaar ook de "ope-ningsbelasting" van 200 frank per exploitatiedag voor een dergelijke gelegenheidsslijterij vervallen, die in artikel 9, § 3 2 , 2° van die bepalingen is inge-schreven.

Verenigingen die een dergelijke slijterij willen uit-b a t e n , zijn tot hiertoe verplicht geweest tot een aangifte met het formulier 240B van de A d m i n i-stratie der Douane en Accijnzen en tot een beta-ling van bovenvermeld gering bedrag aan de loket-ten van de bevoegde kantoren. Dit was een verve-lende geplogenheid, aangezien door de relatieve schaarste aan dergelijke kantoren leden van ver-enigingen zich soms over een onredelijke afstand dienden te verplaatsen om soms slechts 200 frank te gaan betalen. Zo diende een lid van een vereni-ging in Maldegem zich te verplaatsen naar het kan-toor in Zelzate (heen en terug meer dan 50 km), aangezien aldaar blijkbaar geen overschrijvingen werden aanvaard, maar enkel contante betaling aan het loket.

Nu wordt met hetzelfde formulier 240B ook de aangifte en betaling geregeld van het accijnsrecht over sterke drank voor dezelfde gelegenheidsslijte-r i j e n . Het lijkt mij dat het voogelegenheidsslijte-rmelde decgelegenheidsslijte-reet de wet van 28 december 1983 betreffende het strekken van sterke drank en betreffende het

ver-gunningsrecht onverlet heeft gelaten. Daarin is een belasting van 500 frank per dag vermeld (art. 1 4 , § 3 ,2 ° ) . Die belasting zijn de potentiële uitbaters van een gelegenheidsslijterij blijkbaar wel nog ver-schuldigd wanneer zij niet alleen gegiste, maar ook sterke dranken willen slijten.

De situatie lijkt aldus ondoorzichtig geworden, n u blijkt dat de diensten van de Douane en A c c i j n z e n voorlopig ook nog een aangifte eisen voor gelegen-heidsslijterijen die enkel gegiste dranken betreffen. Dit is een vreemd gevolg van het decreet : een aan-giftesysteem dat – gelet op de daarop toepasselij-ke bepalingen duidelijk entoepasselij-kel is opgezet om een belasting te innen – blijft bestaan zonder dat er nog sprake is van een verschuldigde betaling. Het is bijvoorbeeld de vraag of de bepalingen in het voormelde artikel 18, § 2, die het aantal dagen gelegenheidsslijterij beperken, na het decreet nog een voorwerp of reden hebben.

De Vlaamse administratie moet oog hebben voor de laterale effecten van de Vlaamse wetgeving die tot stand is gekomen, ook al zijn de effecten gesitu-eerd in de federale sfeer.

Een aantal van de genoemde bepalingen zijn overi-gens voorzien van strafsancties.

1. Zijn er reeds contacten met de federale A d m i n i-stratie der Douane en Accijnzen betreffende de aangifteplicht voor gelegenheidsslijterijen ? 2. Werd de federale administratie erop gewezen

dat de aangifteplicht voor gegiste dranken in ge-legenheidsslijterijen ten gevolge van het decreet eigenlijk zonder voorwerp is ?

Antwoord

Overeenkomstig de Bijzondere Fi n a n c i e r i n g s w e t van 16 januari 1989 is het Vlaams Gewest bevoegd voor het bepalen van de heffingsgrondslag, de aan-slagvoeten en de vrijstellingen van de openingsbe-lasting op de slijterijen van gegiste dranken.

(2)

Bovendien blijft de federale overheid ( formeel ) nog instaan voor de inning van de belasting. D a a r-door blijft ze ook nog bevoegd voor het uitvaardi-gen en wijziuitvaardi-gen van de procedureregels.

Zo bepaalt artikel 1 dat een drankslijterij niet kan worden geopend door bijvoorbeeld een persoon die tot een criminele straf is veroordeeld, of die is veroordeeld wegens het houden van een speelhuis of een ontuchthuis, of wegens het onwettig houden van een kantoor voor weddenschappen.

Om deze voorwaarden te kunnen controleren, i s het vereist dat de nieuwe uitbater, vijftien dagen voordat hij zijn bedrijf begint, bij de ontvanger der accijnzen een aangifte indient waarbij onder meer een moraliteitsattest gevoegd is.

Voor vaste slijterijen dient bij de aangifte eveneens een plan van de slijterijlokalen en een hygiëneat-test te worden bijgevoegd.

Aangezien dit volledig buiten de bevoegdheid van het Vlaams Gewest valt, blijft de federale admini-stratie gerechtigd deze aangifte te eisen.

De niet-naleving van deze aangifteverplichting kan op grond van artikel 35 van voornoemde wet wor-den gesanctioneerd met een boete, namelijk twee-maal de verschuldigde belasting. Aangezien deze openingsbelasting wat het Vlaams Gewest betreft niet meer verschuldigd is, is deze bepaling dan ei-genlijk ook overbodig geworden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op haar vergadering van 7 december 2001 heeft de Vlaamse regering haar goedkeuring gegeven aan de nota aan de Vlaamse regering ( V R / 2 0 0 1 / 0 7. 1 2 / d o c.1202)

Niettegenstaande de hinder voor het gebied nihil is en de draagkracht veelal niet wordt overschreden door de uitoefening van de meeste zelfstandige ac- tiviteiten in een deel van

Het Leopoldkanaal en het Afleidingskanaal in Zeebrugge is een bevaarbare waterloop en bijge- volg valt deze onder de bevoegdheid van collega Steve Stevaert. Ik verwijs dan

In het kader van de op te stellen mobiliteitsplan- nen en de te ontwikkelen visie over de toegangs- wegen van en naar de vele dorpen die het Meetjes- land telt, is er terecht vraag

Bij de uitmonding van het Leopoldka- naal blijken nog resten te zitten van de vroegere uitmonding die de uitwatering naar de zee aanzien- lijk zouden belemmeren.. Het wegnemen van

Gezien het ruim aantal aanvragen om over de digi- tale kaarten te kunnen beschikken, heb ik besloten om de kaarten op aanvraag bij de afdeling Natuur van de administratie Milieu-,

Milieuraden – Samenstelling en inwerkingtreding Het besluit van de Vlaamse regering betreffende de provinciale en gemeentelijke milieuplanning en de milieuraad van 14 juni

Mijns inziens is het plaatselijk vullen van putten in landbouwwegen een handeling die beschouwd kan worden als een normaal onderhouds- en instand- houdingswerk dat geen betrekking