Vraag nr. 75
van 25 februari 2000
van de heer ERIK MATTHIJS Huisartsenopleiding – ICHO
Het Interuniversitair Centrum voor Huisartsenop-leiding (ICHO) schreef reeds tweemaal de huisart-sen aan in het kader van het mandaat dat het zou hebben gekregen om de praktijkopleiders aan te stellen.
1. Onder welke rechtsvorm treedt het Interuniver-sitair Centrum voor Huisartsenopleiding op ? 2. Op basis van welke precieze rechtsgrond krijgt
een kennelijk private vereniging een officiële opdracht toebedeeld ? Is deze delegatie van be-voegdheden juridisch te verantwoorden ? 3. Kan het centrum deze opdracht met de nodige
onafhankelijkheid vervullen, gelet op de kenne-lijke betrokkenheid van de bestuursleden in deze materie ?
4. Hoeveel overheidssubsidies krijgt het ICHO rechtstreeks en onrechtstreeks ? Wordt het ICHO of zijn leden vergoed voor deze op-dracht ?
Werd hierbij de wet op de overheidsopdrachten gerespecteerd ?
5. Bestaat er een rechtsgrond op basis waarvan het ICHO het mandaat heeft gekregen om de prak-tijkopleiders aan te stellen ?
6. Wie controleert de kwaliteit van de werkzaam-heden van het ICHO en op basis van welke cri-teria ?
7. Welke rechten van verdediging bestaan er in-dien een aanvraag van een kandidaat-praktijk-opleider wordt verworpen ?
Antwoord
1. Het ICHO is een VZW.
2. Artikel 11 van het decreet van 12 juni 1991 be-treffende de universiteiten in de Vlaamse Ge-meenschap maakt de universiteiten autonoom verantwoordelijk voor de uitwerking van de leidingsprogramma's van alle academische op-l e i d i n g e n , weop-liswaar rekening houdende met bestaande federale en Europese voorschriften.
Het decreet van 5 april 1995 verleent aan de huisartsenopleiding een academisch karakter, waardoor deze opleiding onder het toepassings-gebied valt van artikel 11 van het universiteiten-decreet.
Het betreft hier dus geen delegatie van de de-creetgever aan het ICHO maar aan de universi-t e i universi-t e n , die auuniversi-tonoom bevoegd zijn om in een in-teruniversitaire overeenkomst het ICHO als aangepast overlegorgaan aan te wijzen voor de praktische en administratieve organisatie van de h u i s a r t s e n o p l e i d i n g. Bovendien geeft de de-creetgever in de memorie van toelichting bij het decreet van 5 april 1995 er uitdrukkelijk de voorkeur aan om de huisartsenopleiding inter-universitair te organiseren via het reeds be-staande ICHO.
3. In de interuniversitaire overeenkomst met het ICHO is een uitgebreide boekhoudkundige controle ingebouwd.
Het ICHO is samengesteld uit personen aange-wezen door de vier deelnemende universiteiten. Gelijktijdig met de overeenkomst van 25 sep-tember 1996 met het ICHO, werd een interuni-versitaire overeenkomst afgesloten waarbij een stuurgroep ter begeleiding van de specifieke huisartsenopleiding is opgericht.
Elke deelnemende universiteit wijst twee verte-genwoordigers aan die zetelen in de stuurgroep. De overeenkomst met het ICHO is van beperk-te duur en loopt beperk-ten einde op 30 sepbeperk-tember 2 0 0 0 . Voorafgaandelijk aan een eventuele ver-lenging van de overeenkomst zal de stuurgroep het ICHO evalueren. De stuurgroep legt dit evaluatieverslag voor aan de Vlaamse Interuni-versitaire Raad (VLIR).
4. Vanwege de Vlaamse overheid krijgt het ICHO 60 % van de aan de universiteiten toegekende bijkomende werkingsuitkering van 25 miljoen frank voor de organisatie van de specifieke op-leiding in de huisartsengeneeskunde. D e z e wordt aan het ICHO betaald voor de perso-neels- en werkingskosten in uitvoering van haar opdracht.
huisartsenopleiding interuniversitair mogelijk te m a k e n . De wet op de overheidsopdrachten is hier niet van toepassing. Het betreft geen op-dracht aan derden, maar een opop-dracht die de universiteiten zelf uitoefenen bij middel van het ICHO als aangepast orgaan.
5. Het aanvullend contract van 15 december 1999 is gebaseerd op artikel 7, lid 3 van het universi-t e i universi-t e n d e c r e e universi-t , dauniversi-t bepaaluniversi-t dauniversi-t de specifieke huis-artsenopleiding een academische opleiding is. In artikel 11 van hetzelfde decreet staat dat de universiteiten bij de vaststelling van het oplei-dingsprogramma rekening moeten houden met onder meer de relevante Europese voorschrif-t e n . In de Europese richvoorschrif-tlijn van 5 april 1993 staat voorgeschreven dat de huisartsenstage een essentieel onderdeel is van de academische h u i s a r t s e n o p l e i d i n g. Een logisch gevolg is dat de universiteiten de stage van hun studenten (als essentieel onderdeel van de academische oplei-ding) moeten begeleiden. Zij beslissen au-tonoom op basis van het hierboven aangehaald artikel 11 van het universiteitendecreet, hoe zij dit organiseren. Zij hebben ervoor geopteerd om het ICHO een bijkomend mandaat te g e v e n . De universiteiten zijn ook het best ge-plaatst om te oordelen welke methode wense-lijk is.
Ter verduidelijking nog het volgende. De erken-ning van de stagemeesters blijft de uitsluitende federale bevoegdheid van de minister van Vo l k s g e z o n d h e i d . Het betreft hier enkel de aan-stelling van praktijkopleiders om de academi-sche huisartsenopleiding te verzorgen.
6. Zoals reeds hierboven aangehaald, voorziet de overeenkomst met het ICHO in een uitgebreide boekhoudkundige controle. De rekeningen wor-den gecontroleerd door een externe bedrijfsre-v i s o r. Het ICHO bezorgt een inzichtelijke rap-portering van de uitgaven van het afgelopen werkjaar aan de universiteiten.
De verlenging van de opdracht van het ICHO is afhankelijk van het evaluatieverslag van de in-teruniversitaire stuurgroep dat wordt voorge-legd aan de VLIR.
7. De overeenkomst van 15 december 1999 voor-ziet in de nodige waarborgen opdat de selectie en aanstelling van de huisarts-opleiders recht-matig zouden gebeuren.