Vraag nr. 117 van 25 april 2002
van de heer ERIK MATTHIJS
Zonevreemde woningen – Zelfstandige activiteiten Een horeca-activiteit in een woning wordt in woon-zone als complementair ten opzichte van het wonen beschouwd. Voor een gedeeltelijke functie-wijziging van wonen naar horeca is geen steden-bouwkundige vergunning vereist. Woont men ech-ter in agrarisch gebied, dan is deze verandering van functie problematisch wegens "onverzoenbaar met de functie in het gebied".
Ook een kantoor in eigen huis is moeilijk te reali-seren in een zonevreemde woning. Vele vrije be-roepen en zelfstandigen die zonevreemd wonen en gevestigd zijn, hebben nood aan bijkomende ruim-te (scheiding spreekruimruim-te-werkruimruim-te ; s e c r e t a r i-aatsruimte ; wachtkamer).
Niettegenstaande de hinder voor het gebied nihil is en de draagkracht veelal niet wordt overschreden door de uitoefening van de meeste zelfstandige ac-tiviteiten in een deel van de eigen woning, w o r d e n mensen met een zonevreemde woning benadeeld in de ontplooiing van een beroepsactiviteit.
De vraag rijst of ook zelfstandige activiteiten en vrije beroepen uitgeoefend in een zonevreemd huis dan vallen onder de categorie "zonevreemde be-drijven" en welke beroepsactiviteiten in zone-vreemde woningen worden toegelaten.
In het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, artikel 145 bis, § 2, t w e e d e s t r e e p j e, wordt bepaald dat de vergunningverle-nende overheid een vergunning kan verlenen be-treffende de vergunningplichtige wijziging van een onroerend goed met het oog op een nieuwe func-t i e, voorzover de wijziging is opgesomd in een door de Vlaamse regering vast te leggen lijst.
1. Welke maatregelen worden genomen om de discriminatie tussen bewoners in het woonge-bied en zonevreemde bewoners op te heffen wat toegelaten functiewijzigingen betreft ? 2. Wordt de definitie van toegelaten functies in
n i e t-woongebieden herzien, zodanig dat mensen die een deel van hun woning wensen te gebrui-ken voor een zelfstandige activiteit niet langer worden benadeeld tegenover bewoners van woongebieden ?
3. Tegen wanneer mogen we de lijst van mogelijke functiewijzigingen waarvan sprake in artikel 145 bis, § 2, tweede streepje, verwachten ?
Antwoord
Op bepaalde plaatsen vormen nevenfuncties geen stedenbouwkundig probleem.
Op bepaalde andere locaties (bijvoorbeeld zone-vreemde woningen gesitueerd langs onvoldoende uitgeruste wegen, of in ongeschonden, h o m o g e n e l a n d b o u w- of natuurgebieden) dient erover te wor-den gewaakt dat via de uitoefening van nevenfunc-ties geen onaanvaardbare ruimtelijke dynamiek op die plaatsen in de hand wordt gewerkt.
Dit principe dat terzake ad hoc, geval per geval, een afweging moet worden gemaakt, geldt trou-wens ook in de woongebieden. Niet overal in woongebied is het zomaar aangewezen om horeca, handel of zelfstandige activiteiten toe te laten. In woongebieden zijn de functiewijzigingen die men mag uitvoeren zonder stedenbouwkundige vergunning opgesomd in het besluit van de V l a a m-se regering van 14 april 2000:
"Vrijgesteld van deze stedenbouwkundige vergun-ning is het in een woongebouw uitoefenen van f u n c t i e s, complementair aan het wonen, zoals kan-t o o r f u n c kan-t i e, vrij beroep, h a n d e l , h o r e c a , d i e n s kan-t v e r-lening en ambacht, mits aan alle van de volgende vereisten voldaan is:
1° het woongebouw is gelegen in een woongebied of in een daarmee vergelijkbaar gebied ;
2° de woonfunctie blijft behouden als hoofdfunctie ; 3° de complementaire functie beslaat een geringe-re oppervlakte dan de woonfunctie met een to-tale maximale vloeroppervlakte van 100 vier-kante meter;
Het is duidelijk dat de eisen buiten het woonge-bied momenteel strenger zijn. Ik heb er geen be-zwaar tegen dat een bewoner van een zonevreem-de woning zonzonevreem-der stezonevreem-denbouwkundige vergunning een zeer beperkt deel van zijn gebouw inricht voor de beoefening van een beroepsactiviteit. De regel-geving legt hieromtrent geen normen op.
Ik meen dat het aangewezen is de volgende vuist-regels te hanteren :
1° de woonfunctie blijft zowel qua oppervlakte als qua esthetisch voorkomen behouden als hoofd-functie ;
2° de complementaire functie beslaat een veel ge-ringere oppervlakte dan de woonfunctie (groot-teorde 20%) ;
3° woonfunctie en complementaire functie samen overschrijden de 850 m3nuttige ruimte niet.
In vele gevallen kunnen ingrijpender functiewijzi-gingen stedenbouwkundig verantwoord zijn. D i t kan echter niet zonder stedenbouwkundige ver-g u n n i n ver-g. Die verver-gunninver-g kan momenteel niet wor-den toegekend wegens strijdigheid met de gewest-planvoorschriften.
Hiervoor zijn twee oplossingen mogelijk :
1° de gemeente kan via een planningsinitiatief, n a a f w e g i n g, in een BPA of een RU P b e p a l e n welke functiewijzigingen mogelijk zijn;
2° de Vlaamse regering stelt de lijst vast van de toelaatbare zonevreemde functiewijzigingen. ( B PA : b i j zonder plan van aanleg ; RUP : r u i m t e l i j k uitvoeringsplan – red.)