Vraag nr. 312
van 20 september 2002
van de heer ERIK MATTHIJS
Milieuraden – Samenstelling en inwerkingtreding Het besluit van de Vlaamse regering betreffende de provinciale en gemeentelijke milieuplanning en de milieuraad van 14 juni 2002, gepubliceerd in het Staatsblad van 8 augustus 2002, neemt voor de sa-menstelling van de milieuraad de te betrekken ac-toren over uit het decreet houdende algemene be-palingen inzake milieubeleid van 5 april 1995. De gemeente en de provincie verenigen de te con-sulteren instanties in de milieuraad. Hierbij worden genoemd : de meest belanghebbende overheidsor-g a n e n , instellinoverheidsor-gen en privaatrechtelijke oroverheidsor-ganisa- organisa-t i e s. In elk geval, sorganisa-taaorganisa-t er, moeorganisa-ten in de provinciale milieuraad de administraties worden opgenomen die zijn vertegenwoordigd in de provinciale milieu-vergunningscommissie en de gewestelijke ontwik-kelingsmaatschappij (GOM).
Deze bepaling van de milieuraad geeft een andere invulling dan de milieuraad omschreven in de sa-menwerkingsovereenkomst met de gemeenten en de provincies. In die samenwerkingsovereenkomst wordt de samenstelling van de milieuraad inge-deeld in stemgerechtigde leden, n i e t-s t e m g e r e c h-tigde leden en waarnemers. Volgens de samenwer-kingsovereenkomst moet een derde van de mi-lieuraad bestaan uit leden van een milieu- of na-t u u r v e r e n i g i n g. Ambna-tenaren zijn hier waarnemers of niet-stemgerechtigden.
Tenzij er sprake zou zijn van twee verschillende m i l i e u r a d e n , stemt het nieuwe besluit over de sa-menstelling van de milieuraad niet overeen met de samenstellingsvoorwaarden van de eerder versche-nen samenwerkingsovereenkomst.
1. Is er hier sprake van twee soorten provinciale en gemeentelijke milieuraden, aangezien de sa-menstellingsvoorwaarden verschillend zijn ? 2. Wat is het statuut van de ambtenaar binnen de
(respectieve) milieuraden ?
3. Welke zijn nu de criteria volgens dewelke de provinciale en de gemeentelijke milieuraden moeten worden samengesteld ?
4. Wanneer moeten de (respectieve) milieuraden in werking treden ?
Antwoord
1. Er is geen sprake van twee soorten van milieu-raden.
Het uitvoeringsbesluit van 14 juni 2002 ter uit-voering van bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende de algemene bepalingen inzake milieubeleid bepaalt dat iedere provincie en gemeente een milieuraad dient te hebben en neemt de samenstellingsregels over van de alge-mene bepalingen inzake milieubeleid.
In de samenwerkingsovereenkomst staan verde-re bepalingen in verband met de samenstelling en de werking van deze MINA - r a d e n . Het gaat hier om één en dezelfde MINA - r a a d . De sa-menstellingsregels zijn immers niet tegenstrij-dig. (MINA : milieu en natuur – red.)
2. Volgens het uitvoeringsbesluit worden de admi-nistraties die vertegenwoordigd zijn in de pro-vinciale milieuvergunningscommissie ook verte-genwoordigd in de provinciale milieuraden. Ook de GOM zendt een vertegenwoordiger. I n-dien de milieuambtenaar eveneens zitting heeft (werknemer van het provinciebestuur), kan hij geen stemhebbend lid of voorzitter zijn.
Voor de gemeentelijke milieuraad geldt even-eens dat de milieuambtenaar lid kan zijn, m a a r s t e m l o o s. De samenwerkingsovereenkomst breidt dit principe uit naar alle gemeentelijke ambtenaren.
3. Er is een onderscheid tussen de gemeentelijke en provinciale adviesraden.
De criteria volgens dewelke de provinciale ad-v i e s r a d e n samengesteld dienen te worden, s t a a n duidelijk in het uitvoeringsbesluit en de samen-werkingsovereenkomst ingeschreven. Het uit-voeringsbesluit herneemt in de samenstellings-bepalingen de vereisten van de algemene bepa-lingen inzake milieubeleid : de meest belang-hebbende overheidsorganen, instellingen en pri-vaatrechtelijke organisaties (een regeling die vanzelfsprekend is). Als meer concrete bepaling is opgenomen dat de administraties erin zitting hebben die vertegenwoordigd zijn in de provin-ciale milieuvergunningscommissie. Ook de ge-westelijke ontwikkelingsmaatschappij heeft zit-ting in de milieuraad.
bedoe-ling van deze regels is een gedegen medewer-king te verkrijgen voor het ontwerp van milieu-beleidsplan.
De samenwerkingsovereenkomst geeft verdere bevoegdheden aan deze milieuraad (het creëren van een draagvlak voor het provinciale milieu-en natuurbeleid) milieu-en vult de sammilieu-enstellingsregels met het oog hierop verder aan : de sectoren mi-lieu en natuur, l a n d b o u w, werkgevers en werk-nemers ; de raad kan verder aangevuld worden volgens de eigenheid van de provincie. De sa-menwerkingsovereenkomst herneemt ook de wettelijke bepaling tot een meer evenwichtige samenstelling van de provincieraad (art. 5 0 b i s van de Provinciewet). Ook moet een derde van de raad uit leden van milieu- en natuurvereni-gingen bestaan.
De provincieraad is verder vrij de samenstelling te bepalen mits hij de opdeling in stemgerech-tigde leden, stemloze leden en waarnemers in acht neemt. Hij schrijft ook de statuten.
Niet alle provincies zien het als mogelijk om met het uitgebreide forum dat het uitvoerings-besluit oplegt, het dagelijks beleid van de pro-vincie te adviseren. Daarom heeft de Milieuad-ministratie van het Vlaams Gewest, de tegen-partij in de samenwerkingsovereenkomst, e e n modus vivendi aangereikt. Tegen de bepalingen van het uitvoeringsbesluit kan niet ingegaan w o r d e n , dus de milieuraad dient te bestaan uit de vertegenwoordigers van de opgelegde groe-p e n . Maar in de statuten kan de groe-provincieraad bepalen dat deze uitgebreide milieuraad enkel samenkomt voor de opmaak van het milieube-leidsplan en voor de adviseringen die de samen-werkingsovereenkomst oplegt, zijn bevoegdheid delegeert aan een kleinere groep, die een werk-groep of een kleine milieuraad vormt.
Voor de gemeentelijke adviesraad bepaalt het uitvoeringsbesluit : inspraak geven aan de, n a a r het oordeel van de gemeente, meest belangheb-bende overheidsorganen, instellingen en pri-vaatrechtelijke organisaties. Ve rdere specificaties zijn hier afwezig. Ook hier is de enige bevoegd-heid de medewerking bij het opstellen van het m i l i e u b e l e i d s p l a n . Voor de uitbreiding van de bevoegdheid door de samenwerkingsovereen-komst (draagvlak voor het gemeentelijk milieu-en natuurbeleid) draagt deze ook emilieu-en concrete-re samenstelling op : vertegenwoordigers van milieu- en natuurverenigingen, j a c h t v e r e n i g i n-g e n , o n d e r w i j s i n s t e l l i n n-g e n , sociaal-culturele or-ganisaties en vormingsoror-ganisaties, alsook
be-roepsgroepen en -organisaties. Ook hier wordt een meer evenwichtige bepaling opgelegd, d i e artikel 120bis van de Gemeentewet herhaalt. Een derde van de leden moet bovendien uit leden van milieu- en natuurverenigingen be-s t a a n . Onder dezelfde voorwaarden albe-s de pro-vincieraad is de gemeenteraad verder vrij om over de samenstelling te beslissen (andere te vertegenwoordigen organisaties, aantal leden, aantal stemgerechtigden per organisatie, n i e t -stemgerechtigde leden). De gemeenteraad legt de statuten vast.
Aangezien het uitvoeringsbesluit geen specifie-ke regels oplegt zoals bij de provinciale mi-l i e u r a a d , kunnen de samenstemi-lmi-lingsbepami-lingen van het uitvoeringsbesluit en de samenwer-kingsovereenkomst elkaar overlappen en is er zeker van tegenstrijdigheid geen sprake.
Een discussiepunt is de terminologie in de alge-mene bepalingen inzake milieubeleid. A r t i k e l 2 . 1 . 1 6 , §2 spreekt over het "betrekken" van or-ganen bij de opmaak van het milieubeleidsplan ; artikel 2.1.17, § 1 , §2 en §3 spreekt over advies-organen en advies geven. Voor het opstellen van een uitvoeringsbesluit verwijzen de algemene bepalingen inzake milieubeleid naar dit artikel 1 7 . Gelijkaardige teksten zijn te vinden in de ar-tikelen 2.1.22 en 2.1.23 voor de gemeente. Wa a r ik de adviesfunctie zie als de vertaling van "be-t r e k k e n " , in"be-terpre"be-teren sommige provincies he"be-t betrekken als iets anders dan adviseren en oor-delen zij op deze basis dat het in het uitvoe-ringsbesluit (dat de twee termen van de algeme-ne bepalingen inzake milieubeleid overalgeme-neemt) en de samenwerkingsovereenkomst over twee verschillende werkwijzen gaat, die niet te ver-zoenen zijn in één milieuraad.
4. De MINA-raad adviseert hier de beleidsplan-n i beleidsplan-n g. Ibeleidsplan-n het uitvoeribeleidsplan-ngsbesluit staat dat de ge-meenten uiterlijk tegen 2005 een beleidsplan dienen op te maken.