Vraag nr. 87 van 8 februari 2001
van mevrouw HILDE DE LOBEL Huismus – Bescherming
Op 6 oktober 1999 heeft de Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud een voorstel van Vo g e l b e-scherming Vlaanderen om het wettelijk statuut van de huismus te verbeteren en zo tot een betere wet-telijke bescherming te komen, unaniem goedge-keurd.
De Raad richtte op 18 november 1999 een brief aan de minister met het verzoek de gepaste maat-regelen te nemen. Meer bepaald wordt gepleit voor de opheffing van de mogelijkheden tot bestrijding van de huismus zoals opgenomen in de vogelbe-schermingswetten.
In haar antwoord van 7 juli 2000 op een schriftelij-ke vraag van de heer Jan Loones over deze proble-m a t i e k , verklaart de proble-minister zich bereid oproble-m dit voorstel met de nodige ernst te onderzoeken en "binnenkort" een besluit in die zin aan de V l a a m s e regering voor te leggen (vraag nr. 244 van 9 juni 2 0 0 0 , Bulletin van Vragen en A n t w o o rden nr. 2 van 20 oktober 2000, blz. 212 – red.).
Wat is de stand van zaken in dit dossier ?
Antwoord
Ik heb de administratie opdracht gegeven om op basis van het advies van de Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud een voorstel uit te werken tot bescherming van de huismus. De administratie meldt me dat de voorbereidingen om hiertoe een aanpassing te doen aan het koninklijk besluit van 9 september 1981 betreffende de bescherming van vogels in het Vlaamse gewest zijn afgerond.
Ik wil van deze aanpassing gebruikmaken om nog een aantal andere wijzigingen door te voeren. D e z e hebben betrekking op mijn streven te komen tot een volledige omzetting naar Vlaams recht van richtlijn 92/43/EEG, de zogenaamde Habitatricht-l i j n , en tot het opHabitatricht-lossen van een bevoegdheidspro-bleem dat is gerezen naar aanleiding van een arrest van de Raad van State.
In dat arrest van 2 april 1998 heeft de Raad van State geoordeeld dat een aantal bepalingen van de Waalse vogelbeschermingswetgeving (i.c. het ver-bod te houden, k o p e n , v e r k o p e n , vervoeren van Europese vogelsoorten, voorzover uitheems) in
strijd waren met de Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 op de hervorming der instellingen, en heeft bijgevolg deze Waalse bepalingen vernietigd. A r t i-kel 6, 6 1, I I I , 2° van de Bijzondere Wet bepaalt dat de gewesten bevoegd zijn voor de natuurbescher-ming en het natuurbehoud, met uitzondering van de invoer, uitvoer en doorvoer van uitheemse plantensoorten en van uitheemse diersoorten en hun krengen.
Het hierdoor ontstane juridisch vacuüm betekent een inbreuk op het EG-verdrag, daar de omzetting van richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand als onvolledig moet worden beschouwd wegens het ontbreken van fe-derale bepalingen terzake. De fefe-derale overheid moet daarom op korte termijn wetgeving uitvaar-digen.