Vraag nr. 96 van 8 februari 2001
van mevrouw RIA VAN DEN HEUVEL
K i n d e rdagverblijven – Verticale organisatie leef-groepen
Wanneer een kinderdagverblijf bouwt met behulp van V I PA-middelen (Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden) wordt bij verbouwing of nieuwbouw door Kind en Gezin het advies gegeven om de leefgroepen semv e r t i-caal of vertii-caal te organiseren.
Is een kinderdagverblijf met V I PA-g o e d g e k e u r d e infrastructuur verplicht om de leefgroepen semi-verticaal of verticaal te organiseren ?
Is het advies van Kind en Gezin al dan niet bin-dend ?
Kunnen er sancties volgen wanneer een kinderdag-verblijf toch beslist om horizontaal te blijven wer-ken ?
Antwoord
Het advies van Kind en Gezin om de leefgroepen van een kinderdagverblijf semi-verticaal of verti-caal te organiseren, wordt niet alleen gegeven wan-neer een kinderdagverblijf bouwt met behulp van VIPA-middelen.
In een mededeling van Kind en Gezin van 6 mei 1996 werd dit advies aan alle kinderdagverblijven g e g e v e n . Het advies kan als volgt worden samenge-vat.
Afhankelijk van de beschikbare infrastructuur waarover het kinderdagverblijf beschikt worden de volgende groepsindelingen bepaald:
– verticale leefgroepen ;
– s e m i-verticale leefgroepen (baby's/kruipers, kruipers/peuters) ;
– horizontale leefgroepen van baby's, kruipers en peuters.
Indien de infrastructuur van het kinderdagverblijf de mogelijkheid biedt te werken met verticale groepen of semi-verticale groepen, voor kinderdag-verblijven die volgens V I PA-normen gebouwd wer-den is dit per definitie het geval, is de keuzemoge-lijkheid tot één van beide keuzes beperkt.
Indien de infrastructuur van het kinderdagverblijf verhindert te werken met verticale of semi-v e r t i c a-le a-leefgroepen, dient het kinderdagverblijf maatre-gelen te treffen om te vermijden dat een kind meer dan drie horizontale leefgroepen moet doorlopen. Dit advies werd gegeven vanuit een welbepaalde pedagogische benadering. Enerzijds om ernaar te streven het begeleidend personeel van de kinderen zo weinig mogelijk te laten wisselen, t e n e i n d e maximale kansen te creëren om een stabiele relatie tussen begeleider en kind op te bouwen, a n d e r z i j d s om de continuïteit in de kind-kindrelaties onder-ling te optimaliseren.