• No results found

HERHALING WOORDENSCHAT FRANS VIJFDE LEERJAAR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "HERHALING WOORDENSCHAT FRANS VIJFDE LEERJAAR"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HERHALING WOORDENSCHAT FRANS

VIJFDE LEERJAAR

naam: ____________________________

(2)

unité 1

dag, goedendag bonjour

Ik ben Ellen. Je suis Ellen.

Ik, ik ben Ahmed. Moi, je suis Ahmed.

ja oui

nee non

Ben jij Camille? Tu es Camille?

En jij? Et toi?

Jij bent Manon! Tu es Manon!

unité 2

Gaat het? ça va?

Het gaat goed. ça va bien.

Dat is tof. C’est chouette.

Vanwaar ben je? Tu es d’où?

goed bien

dank je merci

vanwaar? d’où?

van Luik, uit Luik de Liège

unité 3

een potlood un crayon

een balpen un stylo

een blad une feuille

een gom une gomme

Wat zoek je? Qu’est-ce que tu cherches?

(3)

Ik zoek een pen. Je cherche un stylo.

Hier is een pen. Voici un stylo.

en et

ook aussi

unité 4

een vader un père

een moeder une mère

een papa un papa

een mama une maman

een broer un frère

een zus une soeur

een jongen un garçon

een meisje une fille

een vriend un copain

een vriendin une copine

mijn vader mon père

mijn moeder ma mère

jouw vriend ton copain

jouw vriendin ta copine

unité 5

tevreden, blij content, contente

sterk fort, forte

groot grand, grande

klein petit, petite

(4)

tof chouette, chouette

geweldig formidable, formidable

jong jeune, jeune

droevig triste, triste

niet, geen ne ... pas

unité 6

januari janvier

februari février

maart mars

april avril

mei mai

juni juin

juli juillet

augustus août

september septembre

oktober octobre

november novembre

december décembre

de eerste januari le premier janvier

een verjaardag un anniversaire

een datum une date

een feest une fête

carnaval le carnaval

nieuwjaar le nouvel an

(5)

de vakantie les vacances (v.)

Pasen Pâques

Kerstmis Noël

Vrolijk kerstfeest! Joyeux Noël!

Gelukkig nieuwjaar! Bonne année!

wanneer? quand?

vandaag aujourd’hui

unité 7

een voetbal un ballon de foot

een geschenk un cadeau

een cd un CD

een dvd un DVD

een spel un jeu

een boek un livre

een T-shirt un T-shirt

Dag! Salut!

Gelukkige verjaardag! Bon anniversaire!

Wat is dit? Qu’est-ce que c’est?

zeer, heel, erg très

Graag gedaan! De rien!

Hartelijk bedankt! Merci beaucoup!

voor mij, voor jou pour moi, pour toi unité 8

Wat is er? Qu’est-ce qu’il y a?

(6)

Er is, er zijn, er staan Il y a

in mijn klas dans ma classe

op mijn tafel sur ma table

een leraar un prof

een lerares une prof

een leerling un élève

een leerlinge une élève

een klas une classe

een kast une armoire

een bureau un bureau

een tafel une table

een stoel une chaise

een deur une porte

een raam une fenêtre

een schrift un cahier

een computer un ordinateur

een radio une radio

een bord un tableau

blauw bleu, bleue

rood rouge, rouge

zwart noir, noire

groen vert, verte

unité 9

wat voor weer is het? Quel temps fait-il?

het is mooi weer il fait beau

(7)

het is slecht weer il fait mauvais

het is warm il fait chaud

het is koud il fait froid

het regent il pleut

het sneeuwt il neige

het weer le temps

het gaat mooi weer zijn il va faire beau het gaat slecht weer zijn il va faire mauvais het gaat warm zijn il va faire chaud het gaat koud zijn il va faire froid

het gaat regenen il va pleuvoir

het gaat sneeuwen il va neiger

nu maintenant

maar mais

onmiddellijk tout de suite

een seconde une seconde

binnen 10 seconden dans 10 secondes

een paraplu un parapluie

opgelet, let op attention

unité 10

een Belg un Belge

een Belgische une Belge

België la Belgique

in België en Belgique

een Fransman un Français

(8)

een Franse une Française

Frankrijk la France

in Frankrijk en France

een zoon un fils

een dochter une fille

een kind un enfant

een naam un nom

een voornaam un prénom

mooi joli, jolie

Ik ben Belg. Je suis Belge.

meneer monsieur

mevrouw madame

hier ici

of ou

uw kinderen vos enfants

unité 11

een echtgenoot, man un mari

een echtgenote, vrouw une femme

een grootvader un grand-père

een grootmoeder une grand-mère

ouders des parents

juffrouw mademoiselle

bij Ria chez Ria

altijd toujours

daar is, daar heb je Julie voilà Julie

(9)

Hij heet Cédric Il s’appelle Cédric

zijn/haar broer son frère

zijn/haar zus sa soeur

mooi beau, belle

nieuw nouveau, nouvelle

verliefd amoureux, amoureuse

oud vieux, vieille

lief, aardig gentil, gentille

unité 12

(het) Frans le français

(het) Nederlands le néerlandais

(de) muziek la musique

(de) sport le sport

een school une école

een les une leçon

een les Frans une leçon de français

een uur une heure

een minuut une minute

‘s morgens le matin

‘s namiddags l’ après-midi

Hoe laat is het? Il est quelle heure?

Het is 7.10 uur. Il est 7h 10.

Het is middag. Il est midi.

Hoe laat? à quelle heure?

Om 8 uur. à 8 heures.

(10)

beginnen commencer

De les begint. La leçon commence.

eindigen finir

De les eindigt. La leçon finit.

jullie/uw school votre école

unité 13

een dier un animal

dieren des animaux

een poes un chat

een hond un chien

een konijn un lapin

een vogel un oiseau

vogels des oiseaux

een vis un poisson

grootouders des grands-parents

een foto une photo

een leeftijd un âge

Hoe oud ben je? Tu as quel âge?

een jaar un an

Ik ben elf jaar. J’ai onze ans.

al, reeds déjà

unité 14

een lied une chanson

een hemd une chemise

(11)

een jeans un jeans

een (lange) broek un pantalon

een trui un pull

een jasje, vest une veste

een kledingstuk un vêtement

kleren des vêtements

een laars une botte

een schoen une chaussure

een baby un bébé

een rok une jupe

een pyjama un pyjama

een jurk, kleedje une robe

een short un short

een sportschoen, basketbalschoen une basket

wit blanc, blanche

roze rose, rose

bruin brun, brune

grijs gris, grise

geel jaune, jaune

paars mauve, mauve

oranje orange, orange

zingen chanter

houden van (boeken) aimer (les livres)

graag (zingen) aimer (chanter)

spelen jouer

zoeken chercher

(12)

voetbal spelen jouer au foot (een jeans) dragen, aanhebben porter (un jeans)

met een vriend avec un copain

nooit ne ... jamais

unité 15

een neus un nez

een oog un oeil

ogen des yeux

een oor une oreille

een haar un cheveu

haren des cheveux

Ik heb zwart haar. J’ai les cheveux noirs.

Ik heb blauwe ogen. J’ai les yeux bleus.

pardon, sorry pardon

denken penser

kijken naar (een foto) regarder (une photo)

blijven rester

waar? où?

daar là

hoe? comment?

achter (jou) derrière (toi)

slecht mal

snel vite

blond blond, blonde

kort court, courte

(13)

lang long, longue

ros roux, rousse

eerste premier, première

tweede deuxième

derde troisième

unité 16

een adres une adresse

een appartement un appartement

een verdieping un étage

een huis une maison

een nummer un numéro

een telefoonnummer un numéro de téléphone

een gsm un portable

een straat une rue

een telefoon un téléphone

een nul un zéro

een meter un mètre

een kilometer un kilomètre

wonen, bewonen habiter

telefoneren naar (Lucie) téléphoner à (Lucie) Wat is jouw adres? Quelle est ton adresse?

in Brussel à Bruxelles

thuis à la maison

op 300 meter à 300 mètres

op de eerste verdieping au premier étage

(14)

ver van loin de

vierde quatrième

vijfde cinquième

unité 17

een motor une moto

met de motor à moto

een voet un pied

te voet à pied

een fiets un vélo

met de fiets à vélo

een (auto)bus un (auto)bus

met de bus en bus

een metro un métro

met de metro en métro

een trein un train

met de trein en train

een tram un tram

met de tram en tram

een auto une voiture

met de auto en voiture

naar school gaan aller à l’école

naar huis gaan aller à la maison

terug naar huis gaan, thuiskomen rentrer

soms parfois

dikwijls souvent

(15)

naar (Ria) thuis gaan aller chez (Ria)

unité 18

een kamer une chambre

een hoek un coin

een keuken une cuisine

een bed un lit

een badkamer une salle de bain(s)

een tv une télé

een boom un arbre

een tuin un jardin

een bank un banc

een bureau, kantoor un bureau

kantoren des bureaux

een douche une douche

een zetel un fauteuil

een garage un garage

een lamp une lampe

een living, woonkamer un living

een toilet des toilettes (v.)

goed bon, bonne

binnenkomen, naar binnen gaan entrer

voor het huis devant la maison

tussen 30 en 35 jaar entre 30 et 35 ans

onder de kast sous l’armoire

alstublieft (bij het vragen) s’il vous plaît

(16)

unité 19

een huiswerk un devoir

een oefening un exercice

het internet l’internet (m.)

het basketbal le basket

het voetbal le foot(ball)

het tennis le tennis

chatten chatter

dansen danser

oefeningen maken faire des exercices

huiswerk maken faire des devoirs

een sport beoefenen faire du sport

muziek maken faire de la musique

unité 20

tonen montrer

sorry excusez-moi

Hoe gaat het? Comment ça va?

Ik ben hier om te zingen. Je suis ici pour chanter.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Présidentielle et la Coalition pour le Vrai Dialogue résulte de l’accord signé entre le M23 et le pouvoir de Kinshasa le jeudi 12 décembre 2013 à Nairobi au Kenya.. Pour rappel,

A 18h30, c’est le moment où l’on a exécuté Bazana parce que l’ordre était donné que toute personne qui accompagnerait Chebeya, que ce soit son épouse, que ce soit son enfant,

Les conflits que je viens de citer ci- haut, s’expliquent par des facteurs divers qui s’interagissent. La démarche la plus appropriée est de pouvoir faire la démarcation entre

(alaran masyarakat sederhilna. kondisi ekonomi masyarakat Gampong Juli I :tmho T:mjong se lama konllll.: lerlclak pada IJlaran masyarakal pfa sejalllera aUu miskm

de gevangene van de harde gebakken steenen losstooten, toen op nieuw vóetstappen lladerdell; het vensterluik werd drif- tig geopend en even snel weder ' toegeworpen..

[r]

Duitsland stuurde meer dan 5.000 manschappen, maar die mochten niet naar de gebieden waar ze echt nodig waren, waar ze echt nuttig hadden kunnen zijn.. Ze moesten om

Maar een tweede dreigt zeer problematisch te worden als de partij dreigt te breken of te buigen onder de kracht van haar eigen analyse dat België in se niet goed bestuurbaar is