• No results found

Transect-rapport Gorinchem, Kleine Haarsekade 122. Gemeente Gorinchem (ZH)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Transect-rapport Gorinchem, Kleine Haarsekade 122. Gemeente Gorinchem (ZH)"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Transect-rapport 1587

Gorinchem, Kleine Haarsekade 122

Gemeente Gorinchem (ZH)

Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend

veldonderzoek, verkennende fase

(2)

2

(3)

3 Auteur

Versie Projectcode Datum Opdrachtgever

Uitvoerder

Onderzoeksmelding Bevoegde overheid Beheer documentatie

J.G.E. Melman MSc Definitief

18070091 27-03-2020 Legalexion Postbus 103

5300 AC Zaltbommel Transect

Overijsselhaven 127 3433 PH Nieuwegein 4650431100

Gemeente Gorinchem Transect, Nieuwegein

Autorisatie

Naam Datum Paraaf

Drs. T. Nales 25-11-2018

Senior prospector

ISSN: 2211-7067

© Transect, Nieuwegein

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.

Transect aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

(4)

4 Overijsselhaven 127

3433 PH Nieuwegein

T: 030-7620705 F: 030-7620706 E: informatie@transect.nl

Samenvatting

In opdracht van Legalexion heeft Transect in november 2018 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Kleine Haarsekade 122 in Gorinchem (gemeente Gorinchem). De aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning die de nieuwbouw van een uitvaartcentrum mogelijk moet maken. Bij de voorgenomen werkzaamheden zal grondverzet plaatsvinden, waardoor de oorspronkelijke bodem en daarmee eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied kunnen worden verstoord.

In het vigerende bestemmingsplan geldt voor het plangebied een dubbelbestemming Waarde – Archeologie. Een archeologisch onderzoek is verplicht bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm -Mv. Dit betekent dat gezien de omvang van de voorgenomen bodemingrepen archeologisch vooronderzoek nodig is.

Het archeologisch vooronderzoek bestaat hier uit een gecombineerd onderzoek, te weten een Archeologisch Bureauonderzoek (BO) en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende fase.

Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de archeologische verwachting, dat wil zeggen het aan de hand van beschikbare en nieuwe informatie over de

archeologie, cultuurhistorie, geomorfologie, bodemkunde en grondgebruik, bepalen van de kans dat binnen het plangebied archeologische resten kunnen voorkomen. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en waar mogelijk bijstellen van de gespecificeerde archeologische verwachting, door het verzamelen van informatie over de feitelijke bodemopbouw, bodemreliëf en bodemintactheid in het plangebied.

Op basis van het archeologisch vooronderzoek zijn de volgende conclusies getrokken:

• Uit het bureauonderzoek blijkt dat in de ondergrond van het plangebied mogelijk een

oeverafzettingen en mogelijk beddingafzettingen van de Gorkum-Arkel stroomrug aanwezig zijn.

Op de oevers is theoretisch gezien bewoning mogelijk geweest doordat deze als relatief hoger gelegen delen in een overwegend laag en nat landschap aantrekkelijke woonplaatsen vormden. De activiteit van deze voormalige rivier is gedateerd in de periode Mesolithicum-Neolithicum. Resten in het plangebied dateren zodoende ook in deze die periode. De verwachting hierop is middelhoog.

Voor wat betreft de overige perioden is de archeologische verwachting laag. Op basis van het bureauonderzoek heeft het plangebied in de periode Bronstijd-Middeleeuwen in een veenmoeras gelegen dat tijdens overstromingen vanuit nabijgelegen rivieren kon overstromen. Hierbinnen bestonden naar verwachting geen bewoningsmogelijkheden.

• Voor wat betreft de Nieuwe tijd geldt op basis van het bureauonderzoek een lage archeologische verwachting. Er staat op historisch kaartmateriaal uit de 19e eeuw ter hoogte van het plangebied geen bebouwing gekarteerd. Hierdoor bestaat de verwachting dat in het plangebied in de perioden ervoor ook geen bebouwing aanwezig is geweest.

• Op grond van de resultaten van het veldonderzoek is de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek bij te stellen naar laag. Er zijn immers binnen het plangebied geen archeologisch relevante bodemniveaus aan te wijzen. Het veen en de komafzettingen van de Linge in het gebied wijze op permanent natte omstandigheden die niet bewoonbaar waren. Zodoende is voor wat betreft de periode Bronstijd-Late Middeleeuwen de verwachting laag. Wel is op basis van het veldonderzoek vastgesteld dat in de ondergrond afzettingen van de Gorkum-Arkel stroomrug aanwezig zijn. Er ontbreken echter aanwijzingen van droge, bewoonbare (oever)afzettingen: er zijn restgeulafzettingen gevonden, die op beddingafzettingen liggen. Restgeulen zijn doorgaans te nat voor bewoning, vanwaar de verwachting op nederzetting uit de periode Mesolithicum-Neolithicum

(5)

5 laag is. Water-gerelateerde resten en/of verspoeld vondstmateriaal zijn echter in dit gebied niet volledig uit te sluiten.

Advies

In het plangebied bestaat het voornemen de bestaande bebouwing te slopen en achter op het terrein een uitvaartcentrum te realiseren. Er bestaat op grond van het archeologisch onderzoek geen aanleiding te veronderstellen dat zich hier archeologische (nederzetting-)resten in de bodem bevinden. Op grond hiervan zijn in het kader van de nieuwbouw geen aanvullende maatregelen noodzakelijk. Ook de sloop leidt niet tot aantasting van een archeologisch relevant bodemarchief. Wel geldt als er tijdens de graafwerkzaamheden toch zaken aan het licht komen, deze op grond van de Erfgoedwet artikel 5.10 bij de gemeente dienen te worden gemeld.

Bovenstaande vormt een advies. Op grond van de resultaten van het rapport en het advies zal het bevoegd gezag (de gemeente Gorinchem) een besluit nemen over de daadwerkelijke omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied.

(6)

Inhoud

1. Aanleiding 1

2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek 2

3. Afbakening van het plan- en onderzoeksgebied 3

4. Planvorming en consequenties toekomstig gebruik 5

5. Beleidskader 6

6. Landschap, geomorfologie en bodem 7

7. Archeologische verwachting en bekende waarden 10

8. Historische achtergronden, historische situatie en bodemverstoringen 12

9. Gespecificeerde archeologische verwachting 17

10. Resultaten veldonderzoek 18

11. Beantwoording onderzoeksvragen 21

12. Conclusie en Advies 22

13. Geraadpleegde bronnen 23

Bijlage 1: Archeologische beleidskaart van de gemeente Gorinchem 24

Bijlage 2: Stroomruggen 25

Bijlage 3: Geomorfologie 26

Bijlage 4: Hoogtekaart 26

Bijlage 5: Bodemkaart 27

Bijlage 6: Archeologische informatie 28

Bijlage 7: Boorpuntenkaart 30

Bijlage 8: Foto’s van de boringen 31

Bijlage 9: Boorbeschrijvingen 32

1

(7)

1. Aanleiding

In opdracht van Legalexion heeft Transect1 in november 2018 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Kleine Haarsekade 122 in Gorinchem (gemeente Gorinchem). De aanleiding voor het onderzoek is de aanvraag van een omgevingsvergunning die de nieuwbouw van een uitvaartcentrum mogelijk moet maken. Bij de voorgenomen werkzaamheden zal grondverzet plaatsvinden, waardoor de oorspronkelijke bodem en daarmee eventueel aanwezige archeologische resten in het gebied kunnen worden verstoord.

In het vigerende bestemmingsplan geldt voor het plangebied een dubbelbestemming Waarde – Archeologie. Een archeologisch onderzoek is verplicht bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 250 m2 en dieper dan 30 cm -Mv. Dit betekent dat gezien de omvang van de voorgenomen bodemingrepen archeologisch vooronderzoek nodig is.

Het onderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met het voor dit onderzoek opgestelde Plan van Aanpak (Melman, 2018) en de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 4.1.

1 Transect b.v. voldoet aan de eisen zoals gesteld in de kwaliteitsnorm ‘BRL SIKB 4000’, versie 4.1, en is gecertificeerd door middel van een procescertificaat. Transect b.v. is certificaathouder van de volgende protocollen: ‘KNA Protocol 4001 Programma van Eisen’, ‘KNA Protocol 4002 Bureauonderzoek’, ‘Protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek, variant Overig’, ‘Protocol 4003 Inventariserend Veldonderzoek, variant Proefsleuven’ en ‘Protocol 4004 Opgraven’, en staat geregistreerd bij het RCE en de SIKB.

1

(8)

2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek

Het archeologisch vooronderzoek bestaat uit een gecombineerd onderzoek, te weten een

Archeologisch Bureauonderzoek (BO) en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende fase.

Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de archeologische verwachting, dat wil zeggen het aan de hand van beschikbare en nieuwe informatie over de

archeologie, cultuurhistorie, geomorfologie, bodemkunde en grondgebruik, bepalen van de kans dat binnen het plangebied archeologische resten kunnen voorkomen. Hiervoor is onder andere het centraal Archeologisch Informatiesysteem (Archis) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geraadpleegd, waarin de Archeologische MonumentenKaart (AMK) is opgenomen. Aanvullende (cultuur)historische informatie is verkregen uit divers voorhanden historisch kaartmateriaal. Om inzicht te krijgen in de opbouw en ontwikkeling van het landschap zijn onder andere de bodemkaart en beschikbaar geologisch-geomorfologisch kaartmateriaal geraadpleegd. Deze gegevens zijn aangevuld met relevante informatie uit achtergrondliteratuur. Amateurverenigingen zijn niet geraadpleegd.

Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en waar mogelijk bijstellen van de gespecificeerde archeologische verwachting, door het verzamelen van informatie over de feitelijke bodemopbouw, bodemreliëf en bodemintactheid in het plangebied. Hiermee ontstaat inzicht in de landschapsvormende processen en landschappelijke eenheden uit het verleden. Op basis hiervan kan een oordeel worden gegeven over waar, wanneer en in hoeverre het gebied in het verleden geschikt was voor de mens. Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd in de vorm van een

booronderzoek (IVO-O). De toegepaste methodiek in het veld wordt beschreven bij de beschrijving van de veldresultaten (Hoofdstuk 10).

Het onderzoek probeert hiermee aan de hand van feitelijke informatie antwoord te geven op de volgende vragen:

• Hoe heeft het plangebied oorspronkelijk in het natuurlijk landschap gelegen?

• Zijn er binnen de bodemopbouw archeologisch relevante bodemniveaus te onderscheiden en hoe diep liggen deze?

• In hoeverre zijn de archeologisch relevante bodemniveaus nog intact (verstoring, erosie, afdekkend substraat)?

• Wat is de archeologische verwachting van het plangebied en in hoeverre is deze te differentiëren in laag, middelhoog en hoog?

Het resultaat van het archeologisch vooronderzoek is dit rapport met een conclusie omtrent het risico dat eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden verstoord als gevolg van de voorgenomen plannen. Op basis van dit rapport neemt het bevoegd gezag een beslissing in het kader van de vergunningverlening of planprocedure. Het rapport bevat waar mogelijk gegevens over de – verwachte – aan- of afwezigheid, aard, omvang, ouderdom, gaafheid, conservering en (relatieve) kwaliteit van archeologische waarden. Het bureauonderzoek is uitgevoerd conform protocol 4002 van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 4.1 (KNA 4.1). Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd conform protocol 4003 van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 4.1 (KNA 4.1).

2

(9)

3. Afbakening van het plan- en onderzoeksgebied

Gemeente Gorinchem

Plaats Gorinchem

Toponiem Kleine Haarsekade 122

Kaartblad 38G

Centrumcoördinaat 126.610 / 428.864

Binnen het archeologisch bureauonderzoek is onderscheid gemaakt in het plangebied en het onderzoeksgebied. Het plangebied is het gebied waarin de geplande bodemingrepen zullen plaatsvinden. Het onderzoeksgebied omvat het plangebied en een deel van het direct omringende gebied en wordt bij het onderzoek betrokken om tot een beter inzicht te komen in de archeologische, (cultuur)historische en bodemkundige situatie in het plangebied. Het onderzoeksgebied beslaat in dit geval een straal van circa 500 meter rond het plangebied.

Het plangebied omvat een perceel met een afscheidscentrum aan de Kleine Haarsekade 122 in Gorinchem (gemeente Gorinchem). De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.

Kadastraal omvat het plangebied de gehele percelen GRC00 sectie H nummers 531 en 532. Het plangebied wordt in het noorden en westen begrenst door de Kleine Haarsekade en de overige grenzen worden gevormd door de aangrenzende percelen. Ten tijde van het onderzoek is het plangebied in gebruik woonhuis met erf en als afscheidscentrum. Het oosten van het plangebied is begroeid met bomen. In totaal beslaat het plangebied een oppervlakte van 4.500 m2.

3

(10)

Figuur 1: Ligging van het plangebied. Het plangebied is met rode lijnen weergegeven (Bron topografische kaart: PDOK).

4

(11)

4. Planvorming en consequenties toekomstig gebruik

Kader Omgevingsvergunning

Planvorming Nieuwbouw afscheidscentrum

Bodemverstorende werkzaamheden Graafwerkzaamheden

In het plangebied bestaat het voornemen om een nieuw afscheidscentrum te realiseren. Om dit mogelijk te maken zal de huidige bebouwing (met uitzondering van de woning in het westen) worden gesloopt. Het nieuwe afscheidscentrum zal in het midden van het plangebied gerealiseerd worden. In het oosten wordt een parkeerplaats gerealiseerd (figuur 2). Onder het nieuwe afscheidscentrum zal geen kelder worden gerealiseerd. Het gebouw zal wel gefundeerd worden. De realisatie van de herinrichting van het terrein zal grondverzet met zich meebrengen. Deze bodemingrepen kunnen leiden tot een onevenredige verstoring van het archeologisch bodemarchief in het plangebied. Hierom is onderhavig archeologisch onderzoek uitgevoerd om een uitspraak te kunnen doen over de

aanwezigheid en zo mogelijk de aard en omvang van eventueel aanwezige waardevolle archeologische resten in het plangebied. Ook kunnen zodoende uitspraken gedaan worden over het effect van de herontwikkeling hierop.

Figuur 2: toekomstige inrichting van het plangebied.

5

(12)

5. Beleidskader

Onderzoekskader Aanvraag omgevingsvergunning

Beleidskader Bestemmingsplan

Onderzoeksgrens 250 m en 30 cm -Mv 2

In 1992 heeft Nederland het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend; ook wel het Verdrag van Malta of Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het is ondertekend. Het Verdrag is in 1998 geratificeerd en op 1 september 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd. De Wamz is een wijzigingswet en omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer, de Ontgrondingenwet en de Woningwet, op grond waarvan overheden onder andere bij bodemingrepen verplicht rekening moeten houden met het behoud van archeologische waarden. Sinds juli 2016 is het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed geregeld door één integrale Erfgoedwet. De omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving zal in de nieuwe Omgevingswet worden geregeld, die (naar verwachting) in 2021 in werking zal treden.

Het archeologiebeleid van de gemeente Gorinchem inzake het plangebied staat verwoord in het bestemmingsplan “Gorinchem Noord” uit 2011 en is gebaseerd op de archeologische beleidskaart van de gemeente. Op deze kaart is per zone vastgelegd welke archeologische verwachting een gebied heeft. Het plangebied heeft op deze kaart een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten op een diepte tussen 1,5 en 5 m -Mv. In het bestemmingsplan is hierom het gebied aangeduid als een zone Waarde – Archeologie. Aan dit gebied zijn in het bestemmingsplan aanvullend

vrijstellingsgrenzen geformuleerd. Initiatieven die kleiner zijn dan 250 m2 en niet dieper reiken dan 30 cm -Mv worden vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Omdat de voorgenomen ingreep de

vrijstellingsgrenzen voor dit gebied overschrijdt, geldt op basis van het bestemmingsplan een archeologische onderzoeksplicht.

6

(13)

6. Landschap, geomorfologie en bodem

Archeoregio Midden-Nederlands Rivierengebied

Geomorfologie Bebouwd gebied

Maaiveld 0 m NAP

Bodem Poldervaaggronden

Grondwater III

Landschapsgenese

Het plangebied ligt in het Midden-Nederlandse rivierengebied in het stroomgebied van de Maas en de Rijn (Berendsen, 2005). Reeds in het midden van de laatste ijstijd (het Weichselien, 50000 tot 15000 jaar geleden) maakte dit gebied deel uit van een brede riviervlakte, waarbinnen de riviergeulen in een verwilderd (“vlechtend”) patroon verspreid lagen. In deze geulen werd grof zand en grind afgezet, dat geologisch gezien wordt gerekend tot de Formatie van Kreftenheije (De Mulder e.a., 2003). De aanwezigheid van grof zand en grind wijst op hoge stroomsnelheden en sterke variaties in de (piek)afvoer (als gevolg van grote hoeveelheden (smelt)water). Op andere momenten lag de bedding van de riviervlakte langere perioden droog. Op basis van gegevens uit het Dinoloket bevinden deze afzettingen zich op een diepte van circa 9,2 m -Mv (bron: www.dinoloket.nl, boring B38G2095, 126659, 428826 (RD)). Vanuit de drooggelegen vlakte kon fijner rivierzand door sterke winden worden verstoven, dat vervolgens langs de randen van de riviervlakte werd afgezet. Hierdoor konden op grote schaal rivierduinen ontstaan (Berendsen en Stouthamer, 2001).

Vanaf 15000 jaar geleden begon dit beeld enigszins te veranderen onder invloed van een warmer wordend klimaat. In eerste instantie was sprake van enkele relatief kortdurende warmere perioden (respectievelijk het Bølling- en Allerød-interstadiaal, 15900 tot 15000 v. Chr. en 14800 tot 13400 v.

Chr.). Gedurende deze periodes nam de vegetatie toe en werd de afvoer van rivierwater beter verdeeld. De riviergeulen begonnen te meanderen en sneden zich in de riviervlakte in, waardoor langzamerhand een rivierdal ontstond. In het dal werd tijdens overstromingen zogenaamd

“Hochflutlehm” afgezet, ook wel bekend als het Laagpakket van Wijchen (De Mulder e.a., 2003;

Bennema en Pons, 1952). Pas vanaf 10000 jaar geleden, in het Holoceen, zette de warmere klimaatomstandigheden definitief door, waardoor de toenemende vegetatie de verstuivingen van rivierzand aan banden legde en de oevers van de rivieren door de alsmaar kleiner wordende verschillen in afvoer zich stabiliseerden. Door deze stabilisatie traden de rivieren alleen nog bij hoogwater buiten de oevers. De klei, die bij hoogwater buiten de rivieren werd afgezet, wordt eveneens gerekend tot het Laagpakket van Wijchen.

De zich insnijdende meanderende rivieren gingen onder invloed van een voortdurend stijgende zeespiegel in het Holoceen over in accumulerende meanderende rivieren, die meermalen hun loop verlegden en daardoor verschillende stroomgordels ontwikkelden. Hierdoor vond in het grootste deel van het rivierengebied afzetting plaats van zand (beddingafzettingen), zandige klei (oeverafzettingen) en zware klei (komafzettingen), die werden afgewisseld door veen. Daarbij werden de oudere afzettingen door jongere begraven. Het moment waarop dit optreedt, hangt af van de ligging van de zogenaamde terrassenkruising (Berendsen en Stouthamer, 2001). De terrassenkruising is het punt waarop de netto insnijding overgaat in een netto accumulatie van sediment (Berendsen, 2005). De ligging van dit punt ligt niet vast maar is afhankelijk van het debiet, de sedimentlast van een rivier en de stijging c.q. daling van de zeespiegel. Berendsen en Stouthamer (2001) vermoeden dat de terrassenkruising rond 6000 v. Chr. in de omgeving van Gorinchem heeft gelegen. Daarna raakten de

7

(14)

Laat-Pleistocene en Vroeg-Holocene afzettingen afgedekt met holocene rivierafzettingen en kon veenvorming optreden op de plekken die verder verwijderd van de rivier lagen. Uiteindelijk raakte het volledige laat-pleistocene dal opgevuld met holoceen sediment en konden rivieren buiten het oude rivierdal treden.

Geomorfologie

De omgeving van het plangebied heeft vanaf het passeren van de terrassenkruising onder invloed gestaan van een drietal stroomruggen, de Spijk stroomrug (ten noorden van het plangebied), de nog steeds watervoerende Linge stroomrug (ten oosten van het plangebied, Cohen e.a., 2012; bijlage 2) en de Gorkum-Arkel stroomrug (door het plangebied, Boshoven e.a. 2009; bijlage 1).

• De Spijk stroomgordel is rond 800 v.Chr. actief geworden en heeft actief sediment afgezet tot circa 200 v.Chr. De beddingafzettingen van deze stroomgordel worden op een diepte van +2.2 tot -1.7 m NAP verwacht. Er zijn archeologische vindplaatsen uit de Vroege en Midden Romeinse tijd bekend in relatie tot deze stroomrug (Berendsen & Stouthamer 2001). In de ondergrond van het plangebied zijn mogelijk afzettingen van deze rivier te verwachten (Berendsen en Stouthamer, 2001). Aangezien het plangebied net ten zuiden van deze voormalige rivier ligt, zijn in het plangebied mogelijk oever- en/of crevasseafzettingen van deze rivier aanwezig. Op het AHN is de loop van de rivier nog goed te onderscheiden (bijlage 2).

• Ten oosten van het plangebied loopt de nog steeds watervoerende Linge. Deze was actief vanaf ongeveer 175 voor Chr. (IJzertijd; Cohen et al., 2012). Nadat de rivier rond 1100 bedijkt is, is deze in 1307 na Chr. bij Tiel afgedamd. Dit was tevens het einde van de activiteit van deze rivier.

• De Gorkum-Arkel loopt volgens de archeologische verwachtingskaart van de gemeente door het plangebied (bijlage 1). Deze stroom is niet aangegeven op de kaart van Cohen e.a.. De Gorkum Arkel stroomrug is actief geweest tussen 5500 en 4400 v.Chr. en de beddingafzettingen bevinden zich vermoedelijk rond de -3,5 m NAP. Binnen het plangebied zijn bedding- en oeverafzettingen te verwachten van deze stroomgordel ter hoogte van het plangebied.

Vanuit archeologisch oogpunt zijn met name de oevers van stroomruggen interessante locaties, aangezien deze van oudsher vestigingsplaatsen zijn voor (pre-)historische samenlevingen. Ook na het inactief worden van de rivier blijven de oevers lange tijd een relatief hoger gelegen deel in het landschap (door differentiële klink) en daarmee aantrekkelijk voor bewoning.

Op de geomorfologische kaart is het plangebied gekarteerd als liggende in bebouwd gebied, een natuurlijke landschapsvorm kan daarmee niet worden vastgesteld (bijlage 3). Direct ten noorden van het plangebied is een ontgonnen veenvlakte met petgaten gekarteerd (kaartcode 1M23),

waaromheen rivierkom en oeverwalachtige vlakten zijn gekarteerd (kaartcode 2M22). Door deze vlaktes loopt de rivierinversierug van de Spijk stroomgordel (kaartcode 3K26). Vermoedelijk bevindt het plangebied zich in een ontgonnen veenvlakte, met eventueel rivierkom of oeverwalafzettingen in de ondergrond van de Spijk stroomrug.

Op het AHN (bijlage 4) is reeds te zien dat er sprake is van een verhoging van het landschap ter hoogte van de Spijk stroomrug, deze bevindt zich rond de +0,8 m NAP. Het plangebied bevindt zich in een vlakte op een hoogte van circa 0 m NAP. Ten noorden van de Spijk stroomrug ligt het maaiveld aanzienlijk lager; zo’n -0,8 m NAP. Verder is te zien dat er in de omgeving van het plangebied enkele niet-natuurlijke verhogingen te onderscheiden zijn. Zo is er een verhoging van circa 2 meter ter hoogte van de begraafplaats zichtbaar.

8

(15)

Bodem

Op de Bodemkaart is het plangebied gekarteerd als poldervaaggrond (kaartcode Rn44C). De poldervaaggronden bestaan hier naar verwachting voornamelijk uit kalkloze zware klei. Ze zijn over het algemeen kleigronden met een grijze, door oxidatie rood-gevlekte ondergrond, die niet slap is.

Daarbij worden ze gekenmerkt door een grijze humusarme bovengrond. Poldervaaggronden zijn wijd verbreid en komen over het algemeen veel in westelijk Nederland voor (de Bakker, 1989). In een poldervaaggrond kunnen begraven bodemniveaus aanwezig zijn, zogenaamde vegetatiehorizonten, die een indicatie vormen voor oudere bodemvorming. Een dergelijk niveau heeft zich in het

rivierengebied kunnen vormen op het moment dat er sprake was van een verminderde afvoer en door een afgenomen opslibbing van sediment. Hierdoor trad begroeiing op en kon zich een humeus niveau vormen. Op het moment dat er sprake was van een toename in rivierafvoer, raakte dit niveau begraven. Het kenmerkt zich door een licht tot matig humeuze kleilaag in de bodem. Aangezien het gebied in de bebouwde kom ligt, bebouwd is en opgehoogd, kan het bodemprofiel gedeeltelijk zijn aangetast. Graafwerkzaamheden, uit het verleden en in moderne tijd, zullen de oorspronkelijke bodem hebben verstoord. Daarentegen maken binnenstedelijke ophoogpakketten deel uit van de archeologische verwachting van het gebied. De langdurige bewoning in het plangebied is hiervan de oorzaak.

Grondwatertrap

In het plangebied geldt een grondwatertrap III voor het plangebied. Dit betekent dat de hoogste grondwaterstanden binnen 40 cm -Mv aan te treffen zijn (GHG) en de gemiddeld laagste

grondwaterstand (GLG) zich tussen 80 en 120 cm -Mv bevindt. Een dergelijke grondwatertrap wijst dus op doorgaans relatief natte gronden. Met dergelijk hoge grondwaterstanden en natte

omstandigheden kunnen in het plangebied organische archeologische resten te verwachten zijn, op het moment dat deze beneden de laagste grondwaterspiegel bewaard liggen. Resten die erboven liggen zullen mogelijk door oxidatie zijn aangetast of volledig verdwenen. Anorganische resten kunnen wel behouden zijn.

9

(16)

7. Archeologische verwachting en bekende waarden

Wettelijk beschermd monument Nee

AMK terrein Nee

Verwachting gemeentelijke kaart Hoog Archeologische waarden en/of informatie Ja

Archeologische verwachting

Het plangebied heeft volgens het centraal archeologisch informatiesysteem (Archis3) van de

Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geen archeologisch wettelijk beschermde status en is ook niet opgenomen op de Archeologische MonumentenKaart (AMK). Op de gemeentelijke

verwachtingskaart kent het terrein een hoge archeologische verwachting (bijlage 1). Deze verwachting is gebaseerd op de mogelijke ligging van het plangebied op oeverafzettingen van een oudere

rivierloop. Mogelijk betreft het hier de fossiele rivierloop van de Gorkum-Arkel stroomrug, hoewel deze op de geomorfologische kaart van Cohen e.a. (2012) niet is gekarteerd.

Bekende waarden

Binnen het plangebied zijn geen vondstmeldingen bekend, maar het heeft wel reeds deel uitgemaakt van archeologisch onderzoek. Zo is in het kader van het bepalen van een bestemmingsplanwijziging voor Gorinchem Noord een archeologisch booronderzoek uitgevoerd, ook ter hoogte van het plangebied. Er zijn toen afzettingen van de Gorkum-Arkel stroomrug aangetroffen. De oever- en geulafzettingen zijn aangetroffen vanaf 450 cm -Mv. Boven deze afzettingen zijn komafzettingen aangetroffen met afwisselend klei en veen. In de meest oostelijke boring ter hoogte van het

plangebied is eveneens houtskool aangetroffen. Er wordt echter niet verwacht dat deze een indicatie vormt voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats (De Kruif, 2010; onderzoeksmelding 2256866100). Daarnaast is het plangebied onderdeel geweest van het onderzoek in het kader van de aanleg van de Betuwe-route. Er zijn echter geen (openbaar raadpleegbare) relevantie conclusies te onderscheiden specifiek over het plangebied bij deze onderzoeken (onderzoeksmelding 2035135100;

2141520100; 2248174100; 2027270100; 2026330100).

In de omgeving van het plangebied zijn ook enkele onderzoeken bekend. Van slechts één van deze onderzoeken zijn de resultaten openbaar raadpleegbaar. Het gaat om een onderzoek 150 meter ten noordwesten van het plangebied, waar in het kader van de realisatie van enkele woonkavels een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd. Op dit kavel heeft een tweehonderd jaar oude boerderij gestaan, die was afgebrand. Uit het onderzoek kwam naar voren dat het plangebied op de Spijk stroomgordel gelegen is en dat er een intact bodemprofiel aanwezig is. Boven deze intacte bodem is een antropogeen ophoogpakket waargenomen. In de oeverafzettingen van de Spijk stroomgordel geldt een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de Late IJzertijd en Vroege Middeleeuwen. In/op de bouwvoor worden resten verwacht van de afgebrande boerderij en

eventuele voorlopers van deze boerderij (Sonders, 2012; onderzoeksmelding 2364052100).

Naast dit onderzoek zijn enkele vondstmeldingen in het onderzoeksgebied bekend. Zo is 500 meter ten westen van het plangebied een huisterp uit de Middeleeuwen of Nieuwe tijd aangetroffen (vondstmelding 2908779100). 450 meter ten noorden van het plangebied is een voormalige AMK- terrein gelegen (de status is recentelijk komen te vervallen bij herwaardering), het gaat om een huisterp (vondstmelding 3220838100). Op 500 meter ten noorden van het plangebied zijn tijdens de aanleg van een vaart enkele scherven van een Romeinse amfoor aangetroffen (vondstmelding 2865832100).

10

(17)

Binnen het plangebied zijn in de ondergrond dus resten van de Gorkum-Arkel stroomrug te verwachten op een diepte beneden 4 m -Mv, zoals een booronderzoek direct ten noorden van het plangebied heeft uitgewezen. Hier is ook houtskool aangetroffen wat kan wijzen op de aanwezigheid van een archeologisch vindplaats op de oevers in de omgeving van het plangebied. Het houtskool kan echter ook natuurlijk zijn. In de omgeving van het plangebied zijn verder vooral gegevens bekend die samenhangen met andere stroomruggen die voorkomen binnen het onderzoeksgebied.

11

(18)

8. Historische achtergronden, historische situatie en bodemverstoringen

Landschapstype Midden-Nederlands rivierengebied

Historische bebouwing Nee

Historisch gebruik Bouwland

Huidig gebruik Woonerf en afscheidscentrum

Bodemverstoringen Onbekend

Historische achtergronden en historische situatie

Het plangebied bevindt zich in het voormalig agrarisch buitengebied ten noorden van Gorinchem. Het gebied is vóór ontginning gelegen in nat komgebied. Het gebied is vanaf de oevers van de Linge ontgonnen. De eerste ontginningen reikten tot ten oosten van het plangebied. Hier ontstond de polder Hoogland. In vermoedelijk de 11de of 12de eeuw werd het plangebied ontgonnen (Stamkot, 2005). Dit geschiedde vanaf de ontginningen van polder Hoogland richting het westen. De kavels zijn van onregelmatige lengte, maar van redelijk regelmatige breedte. Midden door deze

ontginningskavels is een vliet gegraven ten behoeve van de ontwatering: de Schotdeursevliet (De Kruif, 2010). Deze vliet is nu gedempt, maar de Kleine en Grote Haarsekade liggen nog op dezelfde plek. Het plangebied bevindt zich dus direct ten oosten van deze kade. Het is echter onbekend wanneer deze vliet is aangelegd. De vliet begrenst het gebied in twee delen; de korte en de lange slagen. Het plangebied ligt in de korte slagen, de kavels zijn hier korter dan ten westen van Vliet. Dit beeld is ook terug te zien op historisch kaartmateriaal. Het plangebied ligt hierop langs de vaart, maar op een kaart uit de 17de eeuw is hierlangs geen bebouwing (figuur 3). Op de kadastrale minuut uit 1811-1832 zijn er wel enkele huisplaatsen, maar niet in het plangebied. Volgens de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels is het plangebied in gebruik als bouwland. In 1950 verschijnt aan de Kleine Haarsekade de eerste bebouwing. De rest blijft onbebouwd tot 1985 toen de rest van de bebouwing op het terrein is aangelegd (figuur 5-10; bron: bagviewer.kadaster.nl).

Huidig gebruik en bodemverstoringen

In het plangebied staat een bedrijfsgebouw met daarachter een parkeerterrein. Vooraan de weg staat een woning. Verder is er sprake van beplanting. Er zijn geen bouwtekeningen voorhanden van de huidige bebouwing. De woning blijft in de toekomstige planvorming staan. Het huidig bedrijfsgebouw zal worden gesloopt en vervangen door een parkeerplaats. Er zijn verder geen gegevens bekend over grondverstoringen in het plangebied. Het plangebied is tevens niet opgenomen in Bodemloket (als gesaneerde of verontreinigde locatie, www.bodemloket.nl). Verstoringen met uitzondering van regulier agrarisch grondgebruik zijn zodoende niet te verwachten. Om de intactheid van de bodemopbouw in het plangebied daadwerkelijk vast te kunnen stellen, zijn lithologische beschrijvingen van de bodemopbouw ter plaatse noodzakelijk.

12

(19)

Figuur 3: Uitsnede van een topografische kaart uit de 17de eeuw door Nicolaes Visscher (bron: mapy.mzk.cz

Figuur 4. Uitsnede van de kadastrale minuut uit 1811-1832. Het plangebied is met een rode lijnen weergegeven aangegeven. Bron: beeldbank RCE

13

(20)

Figuur5. Het plangebied (rood omlijnd) op een topografische kaart uit 1850.

Bron: topotijdreis.nl.

Figuur 6. Het plangebied (rood omlijnd) op een topografische kaart uit 1880. Bron: topotijdreis.nl.

14

(21)

Figuur 7. Het plangebied (rood omlijnd) op een topografische kaart uit 1900. Bron: topotijdreis.nl.

Figuur 8. Het plangebied (rood omlijnd) op een topografische kaart uit 1955. Bron: topotijdreis.nl.

15

(22)

Figuur 9. Het plangebied (rood omlijnd) op een topografische kaart uit 1980. Bron: topotijdreis.nl.

Figuur 10. Het plangebied (rood omlijnd) op een topografische kaart uit 1997. Bron: topotijdreis.nl.

16

(23)

9. Gespecificeerde archeologische verwachting

Kans op archeologische waarden Middelhoog

Periode Mesolithicum - Neolithicum

Complextypen Nederzettingen, sporen van landgebruik (grafvelden) Stratigrafische positie In de top van eventueel begraven oeverafzettingen

Aanwezigheid en dichtheid

De archeologische verwachting binnen het plangebied is gebaseerd op de ligging op de Gorkum-Arkel stroomrug. Deze heeft in het Neolithicum en Mesolithicum een gunstige locatie voor bewoning gevormd en resten uit deze periodes zijn te verwachten. Bij boringen direct ten noorden van het plangebied zijn enkele houtskoolfragmenten aangetroffen in de boringen. Het kan hier om natuurlijk houtskool gaan maar ook om resten die samenhangen met een archeologische vindplaats. De

verwachting op resten uit de periode Mesolithicum tot het Neolithicum is daarmee middelhoog. Vanaf het Neolithicum lag het plangebied afwisselend in veen en komgebied. Dit waren geen gunstige locaties voor bewoning, waardoor de verwachting op archeologische nederzettingsresten uit het Bronstijd tot de Vroege Middeleeuwen laag is. Ook na ontginning is het plangebied enkel in gebruik geweest als bouwland en worden er geen archeologische resten verwacht anders dan sporen van landgebruik. Het plangebied ligt dan wel aan een kade, waar bewoning zich meestal langs concentreerde, maar op topografische kaarten zijn deze kades onbebouwd tot de 19de eeuw. De verwachting op archeologische resten anders dan landgebruik, uit de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd is daarmee laag.

Stratigrafische positie

Het archeologisch niveau in het plangebied wordt in principe gevormd door de top van eventueel aanwezige oeverafzettingen. Deze bestaan uit zandige klei en vertonen sporen van bodemvorming of rijping indien ze relatief droog en stevig genoeg waren voor bewoning. Op basis van boringen die gezet zijn ten noorden van het plangebied bevinden de oevers zich vanaf 4,5 m -Mv. Hierboven bevindt zich afwisselend komklei en veen. Om inzicht te krijgen in de daadwerkelijke bodemopbouw in het plangebied zijn boringen nodig om indien er sprake is van een relevant archeologisch bodemniveau deze vast te stellen.

Complextypen

In het plangebied worden in principe nederzettingsterreinen, sporen van landgebruik en grafvelden verwacht. Nederzettingsterreinen in het rivierengebied zouden zich kunnen kenmerken door een cultuurlaag of dichte vondstenstrooiing, hetgeen met name te danken is aan de langdurigheid van bewoning op een bepaalde plek. In een vochtige omgeving als die van het rivierengebied was de bewegingsruimte voor nederzettingen namelijk niet al te groot, waardoor bewoning vaak

geconcentreerd bleef op vaste plekken. Daarentegen zullen sporen van landgebruik (waaronder ook grafvelden) zich juist kenmerken door grondsporen en verkleuringen in de bodem en in veel mindere mate door de aanwezigheid van vondstmateriaal. Derhalve kan over de aanwezigheid van

laatstgenoemde complexen enkel uitspraken gedaan worden op basis van de mate van intactheid van de bodem. In hoeverre daardoor eventueel aanwezige archeologische resten verdwenen zijn, is echter niet bekend. De bodemopbouw in het plangebied dient hierom met behulp van aanvullend

veldonderzoek te worden getoetst.

17

(24)

10. Resultaten veldonderzoek

Onderzoeksmethodiek

Het doel van het booronderzoek is het toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting in het plangebied, zoals deze is opgesteld in Hoofdstuk 9. Hiertoe is in het plangebied een verkennend booronderzoek uitgevoerd. De boringen zijn namelijk gebruikt om de mate van intactheid van de bodem te bepalen en om inzicht te krijgen in de bodemopbouw en de exacte landschappelijke ligging van het plangebied. In totaal zijn hierom in het plangebied 5 boringen gezet (boring 1 tot en met 5).

De boringen zijn handmatig gezet met behulp van een Edelmanboor met een diameter van 7 cm.

Beneden het grondwater is gebruik gemaakt van een gutsboor met een diameter van 3 cm, aangezien boren met een Edelman tot versleping van de grondmonsters kan leiden. Dit komt de beschrijving van de boringen niet ten goede. De boringen zijn beschreven volgens de NEN5104 en de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB; SIKB 2008). Deze beschrijvingen zijn terug te vinden in bijlage 8.

De boringen zijn gelijkmatig verdeeld op de plaats waar het nieuwe gebouw van het uitvaartcentrum zal komen te staan. In de rest van het plangebied vinden geen bouwwerkzaamheden plaats die beneden 1,5 m -Mv reiken. De (uiteindelijke) ligging van de boringen is opgenomen in bijlage 6. De locatie van de boringen is bepaald met behulp van een meetlint aan de hand van de lokale

topografische situatie. De hoogteligging ten opzichte van NAP van de boorpunten is afgeleid van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN, www.ahn.nl).

Veldwaarnemingen

Ten tijde van het veldonderzoek was het plangebied deels in gebruik als parkeerplaats en deels een met onkruid overgroeid gebied. Het meest zuidoostelijk deel van het te onderzoeken gebied was als gevolg van een grote bramenstruik niet toegankelijk. Binnen het plangebied is verder sprake van weinig reliëf-verschillen. Het is zodoende niet mogelijk op grond hiervan uitspraken te doen over de eventuele geomorfologische of archeologische bodemopbouw in het plangebied. Enkele foto’s van het plangebied ten tijde van het veldonderzoek zijn weergegeven in figuur 10.

Figuur 10: Foto’s van het plangebied ten tijde van het veldonderzoek

18

(25)

Lithologie en bodemopbouw

Onder in de boringen zijn in het plangebied beddingafzettingen aanwezig, waarop restgeulafzettingen van de Gorkum-Arkel stroomrug waargenomen. De beddingafzettingen bestaan uit matig fijn zand, dat in boringen 2 en 3 vanaf een diepte van 530-600 cm -Mv is aangetroffen (5,3 tot 6,0 m -NAP). In boring 1 en 4 zijn deze afzettingen niet bereikt. Het zand is grijs van kleur en matig gesorteerd getuige de aanwezigheid van kleine grindjes. De restgeulafzettingen bestaan uit een circa 200 cm dik pakket zwak zandige slappe klei, die doorgaans grijs tot blauwgrijs gekleurd is. Kenmerkend voor de klei is dat er sprake is van de aanwezigheid van zandlagen (aan de basis) en humeuze gebandheid. Beide wijzen op variërende en afnemende stroomsnelheden, karakteristiek voor de verlanding van een restgeul (boring 1, 2 en 3). In boring 3 is op de top van de klei een grindlaagje aanwezig met een dikte van 5 cm.

In het grind is verspoeld plantenmateriaal aanwezig. Vermoedelijk wijst de grindlaag op een kortstondige reactivatie van de restgeul terwijl deze verlandde. Tevens ontbreken sporen van bodemvorming. In plaats daarvan ligt er op de klei een zwak tot sterk kleiig veenpakket, waarbinnen sprake is van enige gelaagdheid (door verkleuring). Het veen is doorgaans zwartbruin en bruin van kleur en maakt deel uit van de restgeulopvulling van de Gorkum-Arkel stroomrug. Ook zijn in het veen enkele dunne laagjes klei en gyttja te herkennen die wijzen op de verlanding van de restgeul. Op enkele plekken zijn in het veen stukjes houtkool gevonden, hetgeen overeenkomt met de resultaten van het onderzoek van De Kruif (2010) nabij het plangebied. De top van de restgeulafzettingen bevindt zich op een diepte van circa 330 cm -Mv en wordt gevormd door een zwart(grijs)-gekleurde kleilaag van 5 cm dik. Hierboven ligt een pakket mineraalarm donkerbruin rietveen. Dit veen is zwak tot matig amorf en de top ervan bevindt zich op een diepte van 170-190 cm -Mv (circa -2,0 m NAP). Binnen dit veenpakket zijn geen donkere of zwart-gekleurde trajecten aanwezig die wijzen op veraarding of vertering als gevolg van een tijdelijke verdroging van het veen. Op het veen bevindt zich een pakket matig tot sterk siltige klei. De klei is matig stevig, waarin sprake is van enkele roestvlekken. Tevens is de klei ontkalkt. Dit is een pakket overstromingsafzettingen (komklei) die als gevolg van toegenomen rivieractiviteit in het gebied heeft kunnen vormen. Vermoedelijk is de klei afkomstig van de Linge. De top van deze afzettingen bevindt zich op een diepte van 80-100 cm -Mv (-1,0 m NAP). De

oorspronkelijke top van deze afzettingen is echter niet meer intact gebleven als gevolg van historische omwerking. Hiervoor in de plaats ligt een verstoringspakket met een dikte van 80 tot 100 cm. Het bestaat uit een pakket sterk zandige matig humeuze klei, waarin baksteenresten, puin en wortelresten aanwezig zijn. Dit pakket is vanaf maaiveld aanwezig. Alleen in boring 1 en 4 ligt er op dit pakket nog een pakket matig grof geel zand.

Boring 5 is na drie pogingen gestaakt in ondergrondse obstakels, vermoedelijk puin dat met de ophoging in het plangebied is opgebracht.

Archeologische indicatoren

Er zijn in de opgeboorde grondmonsters geen archeologische indicatoren waargenomen. Er zijn uitsluitend resten modern baksteen- en bouwpuin gevonden in de opgebrachte bovengrond. Het onderzoek was er echter niet op gericht om archeologische vindplaatsen op te sporen, aangezien hiervoor een meer intensieve opsporingsmethode nodig is (hogere dichtheid van de boringen).

Zodoende kan het ontbreken van vondsten niet direct gekoppeld zijn aan de (daadwerkelijk)

afwezigheid van een vindplaats in het gebied. Wel zijn wat houtskoolresten gevonden in het veen als onderdeel van de vermeende verlandingsafzettingen van de Gorkum-Arkel stroomrug. Gezien het voorkomen van het houtskool in een restgeulopvulling en het gegeven dat houtskool ook van nature voor kan komen, kunnen hier geen directe archeologische conclusies aan verbonden worden.

19

(26)

Archeologische interpretatie

Op basis van de resultaten van het veldonderzoek zijn de volgende constateringen gedaan:

• In de ondergrond van het plangebied ligt de Gorkum-Arkel stroomrug begraven, die in het Laat- Mesolithicum-Vroeg Neolithicum actief is geweest. Uit de boringen blijkt dat in het plangebied hiervan beddingafzettingen en restgeulafzettingen aanwezig zijn vanaf een diepte van circa 350 cm -Mv. Uit de boringen viel af te leiden dat de verlanding gefaseerd moet zijn verlopen, aangezien er sprake is van een afwisseling van zand, klei, veen en gyttja. Met name het laagje grof zand in boring 3 wijst op een hernieuwde impuls van de rivier alvorens deze kon verlanden. Archeologisch gezien betekenen deze resultaten echter dat voor de periode een lage verwachting op nederzettingresten uit de periode Laat-Mesolithicum-Neolithicum. Aangezien hier een restgeul gelegen heeft, was deze plek te nat voor bewoning. Water-gerelateerde resten en/of verspoeld vondstmateriaal zijn echter in dit gebied niet volledig uit te sluiten.

• In het veen zijn geen vegetatieniveaus of veraarde trajecten aanwezig die doen veronderstellen dat hierin sprake kan zijn geweest van een archeologisch relevant bodemniveau. De verwachting op archeologische resten in het veen is laag.

• Op het veen zijn komafzettingen aangetroffen, waarvan de oorspronkelijke top is verdwenen. De afzettingen zijn vermoedelijk afkomstig van de Linge en gevormd als gevolg van overstromingen.

Hiermee is het plangebied naar verwachting te nat geweest voor bewoning. Sporen van nederzetting zullen daarom hier naar verwachting niet worden aangetroffen. Sporen van landgebruik kunnen wel aanwezig zijn (greppels e.d.), maar hiervan is de informatiewaarde voor wat betreft de omgeving van het plangebied beperkt.

Op basis van de resultaten van het veldonderzoek kan de archeologische verwachting van het plangebied voor de periode Mesolithicum-Middeleeuwen uit het bureauonderzoek naar beneden worden bijgesteld. De verwachting op resten uit de Nieuwe tijd was op grond van het

bureauonderzoek reeds laag.

20

(27)

11. Beantwoording onderzoeksvragen

1. Hoe heeft het plangebied oorspronkelijk in het natuurlijk landschap gelegen?

Op basis van het onderzoek is vastgesteld dat in de ondergrond van het plangebied een oude stroomrug aanwezig is, de Gorkum-Arkel stroomrug. Hiervan zijn restgeul- en

beddingafzettingen aangetroffen. De stroomrug ligt begraven onder veen en komafzettingen (vermoedelijk van de Linge). Verder is het terrein opgehoogd ten behoeve van de aanleg van het bedrijfsterrein.

2. Zijn er binnen de bodemopbouw archeologisch relevante bodemniveaus te onderscheiden en hoe diep liggen deze?

Er zijn geen archeologisch relevante bodemniveaus binnen het plangebied aan te wijzen. De restgeulafzettingen, het veen en de komafzettingen zijn alle te nat voor bewoningsactiviteit.

3. In hoeverre zijn de archeologisch relevante bodemniveaus nog intact (verstoring, erosie, afdekkend substraat)?

Zie het antwoord op vraag 2. Er is wel sprake van een intacte natuurlijke bodemopbouw, maar hierbinnen zijn geen archeologisch relevante bodemniveaus aanwezig.

4. Wat is de archeologische verwachting van het plangebied en in hoeverre is deze te differentiëren in laag, middelhoog en hoog?

Op grond van de resultaten van het onderzoek is de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek bij te stellen naar laag. Er zijn immers binnen het plangebied geen

archeologisch relevante bodemniveaus aan te wijzen. Het veen en de komafzettingen van de Linge in het gebied wijze op permanent natte omstandigheden die niet bewoonbaar waren.

Zodoende is voor wat betreft de periode Bronstijd-Late Middeleeuwen de verwachting laag.

Wel is op basis van het veldonderzoek vastgesteld dat in de ondergrond afzettingen van de Gorkum-Arkel stroomrug aanwezig zijn. Er ontbreken echter aanwijzingen van droge, bewoonbare (oever)afzettingen: er zijn restgeulafzettingen gevonden, die op

beddingafzettingen liggen. Restgeulen zijn doorgaans te nat voor bewoning, vanwaar de verwachting op nederzetting uit de periode Mesolithicum-Neolithicum laag is. Water-

gerelateerde resten en/of verspoeld vondstmateriaal zijn echter in dit gebied niet volledig uit te sluiten.

21

(28)

12. Conclusie en Advies

Conclusie

Op basis van het archeologisch vooronderzoek zijn de volgende conclusies getrokken:

• Uit het bureauonderzoek blijkt dat in de ondergrond van het plangebied mogelijk een

oeverafzettingen en mogelijk beddingafzettingen van de Gorkum-Arkel stroomrug aanwezig zijn.

Op de oevers is theoretisch gezien bewoning mogelijk geweest doordat deze als relatief hoger gelegen delen in een overwegend laag en nat landschap aantrekkelijke woonplaatsen vormden. De activiteit van deze voormalige rivier is gedateerd in de periode Mesolithicum-Neolithicum. Resten in het plangebied dateren zodoende ook in deze die periode. De verwachting hierop is middelhoog.

Voor wat betreft de overige perioden is de archeologische verwachting laag. Op basis van het bureauonderzoek heeft het plangebied in de periode Bronstijd-Middeleeuwen in een veenmoeras gelegen dat tijdens overstromingen vanuit nabijgelegen rivieren kon overstromen. Hierbinnen bestonden naar verwachting geen bewoningsmogelijkheden.

• Voor wat betreft de Nieuwe tijd geldt op basis van het bureauonderzoek een lage archeologische verwachting. Er staat op historisch kaartmateriaal uit de 19e eeuw ter hoogte van het plangebied geen bebouwing gekarteerd. Hierdoor bestaat de verwachting dat in het plangebied in de perioden ervoor ook geen bebouwing aanwezig is geweest.

• Op grond van de resultaten van het veldonderzoek is de archeologische verwachting uit het bureauonderzoek bij te stellen naar laag. Er zijn immers binnen het plangebied geen archeologisch relevante bodemniveaus aan te wijzen. Het veen en de komafzettingen van de Linge in het gebied wijze op permanent natte omstandigheden die niet bewoonbaar waren. Zodoende is voor wat betreft de periode Bronstijd-Late Middeleeuwen de verwachting laag. Wel is op basis van het veldonderzoek vastgesteld dat in de ondergrond afzettingen van de Gorkum-Arkel stroomrug aanwezig zijn. Er ontbreken echter aanwijzingen van droge, bewoonbare (oever)afzettingen: er zijn restgeulafzettingen gevonden, die op beddingafzettingen liggen. Restgeulen zijn doorgaans te nat voor bewoning, vanwaar de verwachting op nederzetting uit de periode Mesolithicum-Neolithicum laag is. Water-gerelateerde resten en/of verspoeld vondstmateriaal zijn echter in dit gebied niet volledig uit te sluiten.

Advies

In het plangebied bestaat het voornemen de bestaande bebouwing te slopen en achter op het terrein een uitvaartcentrum te realiseren. Er bestaat op grond van het archeologisch onderzoek geen aanleiding te veronderstellen dat zich hier archeologische (nederzetting-)resten in de bodem bevinden. Op grond hiervan zijn in het kader van de nieuwbouw geen aanvullende maatregelen noodzakelijk. Ook de sloop leidt niet tot aantasting van een archeologisch relevant bodemarchief. Wel geldt als er tijdens de graafwerkzaamheden toch zaken aan het licht komen, deze op grond van de Erfgoedwet artikel 5.10 bij de gemeente dienen te worden gemeld.

Bovenstaande vormt een advies. Op grond van de resultaten van het rapport en het advies zal het bevoegd gezag (de gemeente Gorinchem) een besluit nemen over de daadwerkelijke omgang met eventueel aanwezige archeologische waarden binnen het plangebied.

22

(29)

13. Geraadpleegde bronnen

Archeologische kaarten en databestanden:

• Archeologische Monumenten Kaart (AMK), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007.

• Archeologisch Informatie Systeem III (Archis3), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2016.

• Archeologische verwachtings- en beleidskaart van de gemeente Gorinchem

• www.ahn.nl

• www.ruimtelijkeplannen.nl

• www.topotijdreis.nl

• www.bodemloket.nl

• www.dinoloket.nl

• bagviewer.kadaster.nl

• geschiedenisvanzuidholland.nl

Literatuur:

• Bakker, H. de, 1966. De subgroepen van het systeem voor bodemclassificatie voor Nederland. In:

Boor en Spade.

• Bennema, J. & L.J. Pons, 1952, Donken, fluviatiel Laagterras en Eemzee-afzettingen in het westelijk gebied van de grote rivieren. Boor en Spade 5: 126-137.

• Berendsen, H.J.A., 2005. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland).

Vierde, geheel herziene druk.

• Berendsen, H.J.A./ E. Stouthamer (eds.), 2001. Palaeogeographical development of the Rhine- Meuse delta, the Netherlands. Assen.

• Boshoven, E.H., A. Buesink, H.M.M. Geerts, J.S. Krist, L.A. Tebbens en J.M.J. Willems, 2009. Regio Alblasserwaard en Vijfheerenlanden; Een archeologische inventarisatie, verwachtings- en beleidsadvieskaart. BAAC rapport V-08.0185.

• Cohen, K.M., E. Stouthamer, H.J. Pierik, A.H. Geurts, 2012. Digitaal Basisbestand Paleogeografie van de Rijn‐Maas Delta. Dept. Fysische Geografie. Universiteit Utrecht. Digitale Dataset.

• De Kruif, S., 2010. Plangebied Gorinchem-Noord, Gemeente Gorinchem: Archeologisch

vooronderzoek: een aanvullend bureau- en inventariserend veldonderzoek (karterende fase). RAAP- rapport 2114.

• Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Houten.

• Sonders, M., 2012. Archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek door middel van boringen op Haarweg 126 te Gorinchem, gemeente Gorinchem. Hollandia Reeks nr. 412

• Stamkot, B., 2005. De ontstaansgeschiedenis van Gorinchem; aflevering II. Oud Gorcum Varia-62.

23

(30)

24

Bijlage 1: Archeologische beleidskaart van de gemeente Gorinchem

(31)

25

Bijlage 2: Stroomruggen

(32)

26

Bijlage 3: Geomorfologie

(33)

27

Bijlage 4: Hoogtekaart

(34)

28

Bijlage 5: Bodemkaart

(35)

29

Bijlage 6: Archeologische informatie

(36)

30

Bijlage 7: Boorpuntenkaart

(37)

Bijlage 8: Foto’s van de boringen

Hieronder volgen opnames van boring 2 (tot 500 cm -Mv). Het diepste punt van de guts bevindt zich aan de rechtererkant van de foto.

31

(38)

Bijlage 9: Boorbeschrijvingen

32

(39)

boring: 18791-1

beschrijver: TNA, datum: 19-11-2018, X: 126.618, Y: 428.857, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 38G, hoogte: 0,00, precisie hoogte:

1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, vondstzichtbaarheid:

geen, provincie: Zuid-Holland, gemeente: Gorinchem, plaatsnaam: Gorinchem, opdrachtgever: Legalexion, uitvoerder: Transect b.v.

0 cm -Mv / 0,00 m +NAP

Lithologie: zand, zwak siltig, geel, kalkrijk Bodemkundig: interpretatie: verstoord

Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)

10 cm -Mv / 0,10 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, zwak zandig, matig humeus, grijsbruin, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord

Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)

35 cm -Mv / 0,35 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus, bruin, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord

Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)

95 cm -Mv / 0,95 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, sterk siltig, bruingrijs, kalkloos, interpretatie: komafzettingen Bodemkundig: C-horizont

130 cm -Mv / 1,30 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, sterk siltig, bruingrijs, spoor riet, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

200 cm -Mv / 2,00 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: erosief (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

300 cm -Mv / 3,00 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

310 cm -Mv / 3,10 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, sterk siltig, zwartgrijs, kalkloos, interpretatie: komafzettingen Opmerking: laklaag

315 cm -Mv / 3,15 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, zwak kleiig, zwartbruin, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

330 cm -Mv / 3,30 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, sterk kleiig, grijsbruin, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

350 cm -Mv / 3,50 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, matig siltig, lichtbruingrijs, veenbrokken, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

370 cm -Mv / 3,70 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

400 cm -Mv / 4,00 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

410 cm -Mv / 4,10 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, matig siltig, lichtgrijs, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

430 cm -Mv / 4,30 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: komafzettingen Opmerking: scherpe overgang

490 cm -Mv / 4,90 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, sterk siltig, lichtgrijs, kalkloos, interpretatie: oeverwaldoorbraak-/crevasseafzettingen

500 cm -Mv / 5,00 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, zwak zandig, lichtgrijs, kalkrijk, interpretatie: oeverwaldoorbraak-/crevasseafzettingen Opmerking: slap

530 cm -Mv / 5,30 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, matig zandig, lichtgrijs, enkele zandlagen, kalkrijk, interpretatie: oeverwaldoorbraak-/crevasseafzettingen Opmerking: slap

Einde boring op 600 cm -Mv / 6,00 m -NAP

1

(40)

boring: 18791-2

beschrijver: TNA, datum: 19-11-2018, X: 126.648, Y: 428.854, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 38G, hoogte: 0,20, precisie hoogte:

1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, vondstzichtbaarheid:

geen, provincie: Zuid-Holland, gemeente: Gorinchem, plaatsnaam: Gorinchem, opdrachtgever: Legalexion, uitvoerder: Transect b.v.

0 cm -Mv / 0,20 m +NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, zwak zandig, matig humeus, grijsbruin, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord

Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)

50 cm -Mv / 0,30 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus, grijsbruin, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord

Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)

80 cm -Mv / 0,60 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, sterk siltig, lichtbruingrijs, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

110 cm -Mv / 0,90 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, sterk siltig, blauwbruin, kalkloos, interpretatie: komafzettingen Bodemkundig: C-horizont

170 cm -Mv / 1,50 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

200 cm -Mv / 1,80 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: erosief (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

300 cm -Mv / 2,80 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

320 cm -Mv / 3,00 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, sterk siltig, sterk humeus, zwartgrijs, kalkloos, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Opmerking: laklaag, gyttja?

325 cm -Mv / 3,05 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, zwak kleiig, zwartbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Archeologie: enkele spikkel houtskool

335 cm -Mv / 3,15 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, zwak siltig, zwak humeus, grijsbruin, kalkloos, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Archeologie: enkele spikkel houtskool

Opmerking: gyttja

340 cm -Mv / 3,20 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, sterk kleiig, lichtbruingrijs, veenbrokken, kalkloos, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen

360 cm -Mv / 3,40 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, zwak kleiig, donkerbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Archeologie: enkele spikkel houtskool

400 cm -Mv / 3,80 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen

410 cm -Mv / 3,90 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, matig siltig, lichtgrijs, kalkloos, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen

425 cm -Mv / 4,05 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruin, kalkloos, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Opmerking: scherpe overgang

460 cm -Mv / 4,40 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, zwak zandig, lichtgrijs, spoor riet, kalkrijk, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Opmerking: slap

465 cm -Mv / 4,45 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, zwak zandig, lichtgrijs, kalkrijk, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Opmerking: slap

500 cm -Mv / 4,80 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, sterk zandig, lichtgrijs, enkele zandlagen, kalkrijk, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Opmerking: slap

530 cm -Mv / 5,10 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgrijs, kalkrijk, interpretatie: beddingafzettingen

Einde boring op 560 cm -Mv / 5,40 m -NAP

2

(41)

boring: 18791-3

beschrijver: TNA, datum: 19-11-2018, X: 126.676, Y: 428.852, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 38G, hoogte: -0,20, precisie hoogte:

1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, vondstzichtbaarheid:

geen, provincie: Zuid-Holland, gemeente: Gorinchem, plaatsnaam: Gorinchem, opdrachtgever: Legalexion, uitvoerder: Transect b.v.

0 cm -Mv / 0,20 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, zwak zandig, matig humeus, grijsbruin, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord

Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)

50 cm -Mv / 0,70 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus, grijsbruin, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord

Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)

80 cm -Mv / 1,00 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, sterk siltig, lichtbruingrijs, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

130 cm -Mv / 1,50 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, sterk siltig, blauwbruin, kalkloos, interpretatie: komafzettingen Bodemkundig: C-horizont

180 cm -Mv / 2,00 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

200 cm -Mv / 2,20 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: erosief (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

300 cm -Mv / 3,20 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: komafzettingen

330 cm -Mv / 3,50 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, sterk siltig, sterk humeus, zwartgrijs, kalkloos, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Opmerking: laklaag, gyttja?

335 cm -Mv / 3,55 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, zwak kleiig, zwartbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen

340 cm -Mv / 3,60 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, sterk kleiig, lichtbruingrijs, veenbrokken, kalkloos, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen

365 cm -Mv / 3,85 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, zwak kleiig, donkerbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Archeologie: enkele spikkel houtskool

400 cm -Mv / 4,20 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruin, spoor riet, kalkloos, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen

450 cm -Mv / 4,70 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, zwak zandig, lichtgrijs, enkele humuslagen, kalkrijk, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen

500 cm -Mv / 5,20 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: erosief (<0,3 cm)

Lithologie: veen, mineraalarm, donkerbruin, kalkloos, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen

550 cm -Mv / 5,70 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: erosief (<0,3 cm)

Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgrijs, uiterst grof, spoor hout, kalkrijk, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Opmerking: reactivatie!

555 cm -Mv / 5,75 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: klei, zwak zandig, lichtgrijs, kalkrijk, interpretatie: zandige/kleiige geulafzettingen Opmerking: slap, geband

600 cm -Mv / 6,20 m -NAP

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)

Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgrijs, kalkrijk, interpretatie: beddingafzettingen

Einde boring op 620 cm -Mv / 6,40 m -NAP

3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (&lt;0,3 cm), aard ondergrens: abrupt (&lt;0,3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, matig humeus, donkergrijs, matig grof, kalkloos

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (&lt;0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand

Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: abrupt (&lt;0,3 cm) Lithologie: zand, uiterst siltig, matig humeus, donkerbruin, matig fijn, kalkloos

Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, bruin, matig fijn Bodemkundig: enkele Fe-vlekken, interpretatie: verstoord Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (&lt;0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, donkerroodbruin, matig fijn, kalkloos

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (&lt;0,3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, bruin, matig grof, kalkloos Bodemkundig: veel Fe-vlekken, interpretatie: opgebrachte grond. 110 cm -Mv

Lithologie: zand, zwak siltig, sterk humeus, donkerbruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: A-horizont bestaand uit opgebracht pakket, interpretatie: verstoord Archeologie:

Lithologie: klei, sterk zandig, zwak humeus, lichtbruingrijs, kalkrijk Bodemkundig: oxidatie en reductie verschijnselen, interpretatie: verstoord Archeologie: enkel fragment