Gemeente Venlo
Auteur:Plangebied Bij de Oude Gieterij te Blerick
drs. M.J. van PuttenInventariserend veldonderzoek (verkennende fase)
Status:
definitief BAAC Rapport V-15.0231 januari 2016
2
3
Colofon
ISSN: 1873-9350
Auteur(s): drs. M.J. van Putten
Veldmedewerker: drs. M.J. van Putten
Cartografie: drs. M.J. van Putten
Redactie: drs. A. ter Wal
Copyright: Waterschap Peel en Maasvallei te Venlo / BAAC bv te
’s-Hertogenbosch Autorisatie (senior archeoloog): drs. A. ter Wal
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Waterschap Peel en Maasvallei te Venlo en/of BAAC bv te ’s-Hertogenbosch.
BAAC bv
Onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie
Graaf van Solmsweg 103 5222 BS ‘s-Hertogenbosch Tel.: (073) 61 36 219 Fax: (073) 61 49 877 E-mail: denbosch@baac.nl
Postbus 2015 7420 AA Deventer Tel.: (0570) 67 00 55 Fax: (0570) 61 84 30 E-mail: deventer@baac.nl
4
5
Inhoud
Inhoud 5
Samenvatting 7
1 Inleiding 9
1.1 Onderzoekskader 9
1.2 Ligging van het gebied 10
1.3 Administratieve gegevens 11
2 Vooronderzoek 13
2.1 Inleiding 13
2.2 Archeologische verwachting 13
3 Inventariserend Veldonderzoek 15
3.1 Werkwijze 15
3.2 Veldwaarnemingen 16
3.3.1 Lithologie en bodemopbouw 17
3.3.2 Bodemverstoringen 19
3.3.3 Archeologische indicatoren 19
3.4 Archeologische interpretatie 20
4 Conclusie en aanbevelingen 21
4.1 Conclusie 21
4.2 Aanbevelingen 22
5 Geraadpleegde bronnen 23
Bijlage 1 Overzicht van geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 2 Boorbeschrijvingen
Bijlage 3 Profiel plangebied
6
7
Samenvatting
In opdracht van het Waterschap Peel en Maasvalleis heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch booronderzoek uitgevoerd
(verkennende fase) in het plangebied ‘Bij de Oude Gieterij’ te Blerick (gemeente Venlo). Aanleiding voor het onderzoek is het plan om het bestaande dijklichaam ter plaatse te versterken.
Op basis van de bureaustudie is geconcludeerd dat het westelijke, pleistocene deel van het plangebied een hoge verwachting heeft op vindplaatsen vanaf het laat-paleolithicum. Het is echter mogelijk dat lokaal verstoringen aanwezig zijn als gevolg van klei- en ijzeroerwinning in het verleden. Op die locaties is de archeologisch relevante bodemhorizont verstoord en is de verwachting op vindplaatsen laag. Aanbevolen is om de bodem ter plaatse van de westzijde van de dijk middels een verkennend booronderzoek te onderzoeken. Middels dit onderzoek kan worden nagegaan of de archeologisch relevante bodemlaag (top van het late Dryas-terras) nog intact is. Bovendien kunnen de resultaten van eerder booronderzoek in het gebied dat reeds is onderzocht, nog eens worden geëvalueerd.
De resultaten van het verkennende booronderzoek tonen aan dat de bodemopbouw binnen het plangebied afwijkt van de verwachting zoals opgesteld in het bureauonderzoek. Er is conform de verwachting wel grof sediment aangetroffen behorende tot het Late Dryas-terras. Dit grove sediment is tevens conform de verwachting afgedekt met zandige leem van de Laag van Wijchen. Er is echter geen dekzand aangetroffen. Er is ook geen bodemvorming aangetroffen in de top van het sediment van het Late Dryas-terras. Tot slot blijkt het geheel te zijn afgedekt met een dik pakket natuurlijk, relatief jong sediment (oeverwalafzettingen), terwijl in de bureaustudie wordt gesproken over een opgebrachte dan wel verstoorde laag. Hier is alleen ter plaatse van de boringen 3 en 4 sprake.
De top van het Late Dryas-terras is in potentie een bodemlaag van archeologisch belang. Er is in het sediment van het Late Dryas-terras echter geen bodemvorming aangetroffen, wat onder gunstige omstandigheden wel het geval zou moeten zijn. Blijkbaar is de bodem bijvoorbeeld als gevolg van hoge grondwaterstanden te nat gebleven voor bodemvorming. Ondanks dat het gebied in de loop van het Holoceen gevrijwaard zal zijn geweest van overstromingen als gevolg van de insnijding van de Maas, was het desalniettemin dermate drassig dat het geen aantrekkelijke vestigingsplek vormde. Derhalve wordt op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek een lage verwachting toegekend aan de top van het (begraven) Late Dryas-terras.
Ook aan de afdekkende, relatief jonge oeverwalafzettingen is een lage verwachting op vindplaatsen toegekend. Dit sediment is als gevolg van de toenemende ontbossing vanaf de Romeinse tijd in de periode Romeinse tijd – 1995 afgezet, waarbij het Dryas-terras tijdens de veel frequenter voorkomende overstromingen ook onder water kwam te staan. Het gebied werd als gevolg van
8 deze toename in overstromingen nog minder aantrekkelijk voor bewoning.
Bovendien zijn tijdens het verkennende booronderzoek geen aanwijzingen aangetroffen die kunnen duiden op de aanwezigheid van een vindplaats.
BAAC bv adviseert derhalve dat binnen het plangebied geen vervolgonderzoek noodzakelijk is.
9
1 Inleiding
1.1 Onderzoekskader
In opdracht van Waterschap Peel en Maasvallei heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (verkennende fase) uitgevoerd in het plangebied ‘Bij de Oude Gieterij’
te Blerick (gemeente Venlo). Aanleiding voor het onderzoek is het plan om het bestaande dijklichaam ter plaatse van het plangebied te versterken. Dit in het kader van een grootschalig dijkversterkingsproject langs de Maas bij Venlo. Bij de uit te voeren werkzaamheden zullen delen van het bestaande dijklichaam worden afgegraven. Mogelijk dat hierbij aan de voet van de dijk de top van het
onderliggende Dryas-terras zal worden verstoord. Hierbij kunnen eventueel aanwezige vindplaatsen verstoord of vernietigd worden.
De uitvoering van het verkennende booronderzoek is gebaseerd op de resultaten van een bureauonderzoek.1 De uitvoering van dit onderzoek komt voort uit de specifieke verwachting voor vindplaatsen in de top van het Dryas-terras vanaf het laat-paleolithicum.
In dit rapport zijn de resultaten van het verkennende booronderzoek beschreven.
Op basis van deze resultaten worden aanbevelingen gedaan voor eventueel vervolgonderzoek.
Door middel van het inventariserend verkennend booronderzoek wordt aanvullende informatie vergaard over de intactheid van de bodemopbouw en eventueel aanwezige archeologische resten en/of vindplaatsen in het plangebied.
Het inventariserend veldonderzoek heeft als doel het toetsen c.q. bijstellen van het verwachtingsmodel zoals dat is opgesteld tijdens het bureauonderzoek. Op basis van de resultaten van het booronderzoek wordt een selectieadvies opgesteld voor (delen van) het plangebied over het mogelijk vervolgtraject.
Tijdens het onderzoek dienen de volgende onderzoeksvragen uit het Plan van Aanpak2 te worden beantwoord:
▪ Zijn binnen het plangebied bekende archeologische waarden aanwezig? Zo ja, zijn er gegevens bekend over de omvang, ligging, aard en datering hiervan?
▪ Wat is de verwachte bodemopbouw in het gebied en zijn er gegevens bekend over bodemverstorende ingrepen in het verleden binnen het plangebied?
▪ Wat is de specifieke archeologische verwachting voor het gebied?
▪ Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact?
1 Pape 2015.
2 Emaus 2015.
10
▪ In hoeverre worden archeologische resten bedreigd en is vervolgonderzoek nodig en zo ja, in welke vorm?
Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.33, het vigerende gemeentelijke beleid en het onderzoeksspecifieke Plan van Aanpak.
1.2 Ligging van het gebied
Het plangebied bevindt zich op de westoever van de Maas, nabij de weg ‘Bij de Oude Gieterij' te Blerick (gemeente Venlo). Het plangebied betreft de te versterken dijk, welke hier bekend staat als ‘Molenbossen’. De zone waar de graafwerkzaamheden zullen plaatsvinden die eventueel archeologische
vindplaatsen zouden kunnen bedreigen, ligt aan de voet van de westelijke zijde van de dijk. Deze zone heeft een lengte van circa 260 meter. De oppervlakte bedraagt circa 6200 m2. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied.
Aan weerszijden van de dijk bevindt zich braakliggend grasland. Ten westen van de dijk ligt het landschap beduidend hoger dan aan de oostzijde van de dijk. De dijk is aangelegd op een natuurlijke terrasovergang van het Jonge Dryas-terras naar de Holocene dalvlakte van de Maas.
3 CCvD 2013.
11
1.3 Administratieve gegevens
Provincie: Limburg
Gemeente: Venlo
Plaats: Blerick
Toponiem: Bij de Oude Gieterij
Datum opdracht: 26 oktober 2015
Datum veldwerk: 06-11-2015
Datum concept-rapportage: 12-11-2015 Datum definitief rapport: 04-01-2016 BAAC projectnummer: V-15.0231
Coördinaten: 208.300 / 375.249
208.322 / 375.238 208.166 / 375.033 208.146 / 375.044
Kaartblad: 52G
Oppervlakte: 6200 m2
Datering: Laat-Paleolithicum - heden
Onderzoeksmeldingsnummer: 3978368100
AMK-terrein: N.v.t.
Waarnemingnummer(s): N.v.t Vondstmeldingsnummer(s): N.v.t
Type onderzoek: Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase)
Opdrachtgever: Waterschap Peel en Maasvallei Postbus 3390
5902 RJ Venlo Bevoegde overheid: Gemeente Venlo
Beheer documentatie: Bibliotheek Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en archief BAAC bv.
Beheer vondstmateriaal: PDB -Limburg Centre ceramique Avenue ceramique 50 6221 KV Maastricht tel. 043-3504586
Uitvoerder: BAAC bv, vestiging 's-Hertogenbosch Graaf van Solmsweg 103
5222 BS 's-Hertogenbosch tel. 073-6136219
Projectleider: drs. M.J. van Putten
e-mail: m.vanputten@baac.nl
12
13
2 Vooronderzoek
2.1 Inleiding
Het archeologisch bureauonderzoek is in mei dit jaar uitgevoerd door het archeologisch onderzoeksbureau Transect. Hieronder volgt een beknopte samenvatting van het bureauonderzoek en een herhaling van het
verwachtingsmodel. Voor een uitgebreide beschrijving van het bureauonderzoek wordt verwezen naar het desbetreffende rapport.4
2.2 Archeologische verwachting
Op basis van de bureaustudie is geconcludeerd dat het westelijke, pleistocene deel van het plangebied een hoge verwachting heeft op vindplaatsen vanaf het laat-paleolithicum. Het is echter mogelijk dat lokaal verstoringen aanwezig zijn als gevolg van klei- en ijzeroerwinning in het verleden. Op die locaties is de archeologisch relevante bodemhorizont verstoord en is de verwachting op vindplaatsen laag. Het is echter niet bekend of, en zo ja waar, dergelijke verstoringen binnen het plangebied aanwezig zijn.
De oostzijde van het plangebied bevindt zich binnen het holocene dalvlakte van de Maas. Hieraan is een lage verwachting toegekend voor alle perioden.
Aanbevolen is om de bodem ter plaatse van de westzijde van de dijk middels een verkennend booronderzoek te onderzoeken. Middels dit onderzoek kan worden nagegaan of de archeologisch relevante bodemlaag (top van het late Dryas- terras) nog intact is. Bovendien kunnen de resultaten van eerder booronderzoek in het gebied dat reeds is onderzocht, nog eens worden geëvalueerd.
4 Pape 2015.
14
15
3 Inventariserend Veldonderzoek
3.1 Werkwijze
Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op basis van de resultaten van het bureauonderzoek.5 Hierbij is de tijdens het bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting in het veld getoetst. Bij het inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) is het plangebied ‘Bij de Oude Gieterij’ te Blerick onderzocht op de geomorfologische, geologische en bodemkundige karakteristieken. Ook geeft het booronderzoek informatie over het intact zijn van de bodem en daarmee informatie over de gaafheid van een eventuele
archeologische vindplaats. Op advies van het bureau dat het vooronderzoek heeft uitgevoerd zijn in totaal acht boringen uitgevoerd. Zes van deze boringen zijn in de westelijke voet van het dijklichaam geplaatst. Tevens zijn er twee in de oostelijke voet van het dijklichaam geplaatst. Deze twee aanvullende boringen (nummers 7 en 8) hadden conform de opzet verder naar het oosten gelegen moeten zijn. Dit was echter vanwege de ligging van kabels en leidingen, waaronder een GasUnie-leiding, niet mogelijk.
De boringen zijn uitgevoerd met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm.
De boringen zijn doorgezet tot in (de top van) het Late-Dryas terras, met een maximale boordiepte van 3 meter beneden maaiveld.
Figuur 3.1 Boorpuntenkaart
5 Pape 2015.
16 De locaties van de boringen zijn ingemeten met een GPS. Aangezien het een
gebied betreft waar mogelijk scherpe munitie in de (ondiepe) ondergrond aanwezig is, zijn alle boorpunten voorafgaand aan het booronderzoek door een gespecialiseerd bedrijf onderzocht. Pas nadat de punten in het veld zijn
vrijgegeven, heeft het archeologisch onderzoek plaatsgevonden. Alle boringen konden worden uitgevoerd, zij het dat een aantal boringen iets verplaats moest worden. Deze zijn opnieuw ingemeten. Boring 6 is echter gestuit op circa 60 cm diepte. Deze boring kon niet opnieuw worden geplaatst, aangezien het gespecialiseerde bedrijf niet meer op locatie was.
De hoogteligging ten opzichte van NAP is uit het Actueel Hoogtebestand Nederland gehaald.
Hoewel het verkennende onderzoek niet specifiek is gericht op het opsporen van archeologische indicatoren is wel op de aanwezigheid daarvan gelet. De
bodemlagen zijn met de hand en op het oog onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Archeologische indicatoren (bv. aardewerk,
huttenleem, vuursteen, metaal, houtskool en al dan niet verbrand bot) kunnen een aanwijzing zijn voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats ter plaatse of in de nabijheid van de boring met indicator. De bodemlagen zijn lithologisch6 en bodemkundig7 beschreven.
Het veldonderzoek heeft plaatsgevonden op 6 november 2015. In navolgende paragrafen worden de resultaten van het veldonderzoek beschreven. De locaties van de boringen staan weergegeven op de boorpuntenkaart (figuur 3.1). De maaiveldhoogte (in meters t.o.v. NAP) is per boring vermeld in de boorstaten (bijlage 2).
3.2 Veldwaarnemingen
Vanwege de aanwezigheid van het dijklichaam en de begroeiing met gras waren aan het maaiveld geen aanwijzingen zichtbaar die zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van archeologische resten in de bodem. Voor eventuele aanwezige archeologische resten in de top van het Late Dryas-terras geldt per definitie dat hier aan het oppervlak geen aanwijzingen voor aanwezig zijn, aangezien dat niveau is afgedekt met een ruim één meter dik pakket jongere sedimenten (zie paragraaf 3.3.1).
Figuur 3.2 Zicht op het plangebied. De foto toont nagenoeg de gehele westelijke zijde van de dijk, gefotografeerd in noordoostelijke richting.
6 NEN 1989.
7 De Bakker en Schelling 1989.
17
Het plangebied omvat een dijklichaam. Het spreekt voor zich dat hier reliëf verschillen aanwezig zijn. De voet van de dijk bevindt zich op een niveau rond de 17,0 m + NAP. De top van de dijk ligt op circa 19,90 m + NAP. Ter plaatse van boring 1 bevindt het maaiveld aan de voet van de dijk zich iets hoger (rond 17,5 m + NAP). Ter plaatse van boring 6 is het terrein flink opgehoogd tot een niveau van 18,7 m + NAP.
Uit mondelinge informatie van een medewerker van het Waterschap Peel en Maasvallei is gebleken dat het een nooddijk betreft die in twee fases is aangelegd. In eerste instantie is direct na de watersnood in de jaren ‘93 en ‘95 van de vorige eeuw een nooddijk aangelegd. Deze is pas in 2008 opgehoogd tot de huidige hoogte.
Figuur 3.3 Zicht op het plangebied. De foto toont een deel van de oostelijke zijde van de dijk, gefotografeerd in noordoostelijke richting.
3.3 Verkennend booronderzoek
In deze paragraaf zal de bodemopbouw binnen het plangebied worden
beschreven. Allereerst zal een algemene karakteristiek van de bodemopbouw en de lithologie worden gegeven, waarna vervolgens aandacht zal worden besteed aan de intacte bodems en de bodemverstoringen. Tot slot zal kort worden ingegaan op de eventuele aangetroffen archeologische indicatoren.
3.3.1 Lithologie en bodemopbouw
De bodemopbouw is binnen het plangebied vrij uniform. Op de plekken waar niet of nauwelijks bodemverstoringen aanwezig zijn, kan de bodem in drie lithogenetische eenheden worden onderverdeeld. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden tussen de afzettingen die gedurende het Holoceen zijn afgezet en de afzettingen die gedurende het Pleistoceen zijn afgezet. Het betreft pleistocene beddingafzettingen en hoogvloedleem en holocene
oeverwalafzettingen. De natuurlijke sedimenten zijn in meer of mindere mate, al naar gelang de ligging van de boringen op de dijk, afgedekt met recent
opgebracht materiaal.
Pleistocene beddingafzettingen behorende tot het Late Dryas-terras
Alle boringen (m.u.v. boring 6) zijn doorgezet tot in het sediment behorende tot het Late Dryas-terras. Dit sediment bestaat uit matig grof tot uiterst grof zand (korrelgrootte 210-300 µm tot groter dan 420 µm) dat slecht is gesorteerd en matig tot slecht is afgerond. Het zand bevat grind. De kleur van het zand is overwegend grijs.
Het matig tot slecht afgeronde en dus scherp aanvoelende zand geeft aan dat het om fluviatiel afgezet zand gaat. Het grove karakter en de slechte sortering duiden op afzetting in een hoog-energetisch milieu (bedding). Over het
18 algemeen is sprake van een grote variatie in korrelgrootte, zowel lateraal als
verticaal. Plaatselijk komen korte fining-upward sequenties voor. De grote laterale en verticale variatie in korrelgrootte, alsmede het grove karakter van het sediment, zijn kenmerkend voor afzettingen van een vlechtend riviersysteem.8 Vlechtende rivieren kenmerken zich door de aanwezigheid van vele, relatief ondiepe geulen die regelmatig van richting en ligging veranderen. De beddingen doorsnijden elkaar, met als gevolg dat er een geheel van kriskras door elkaar lopende stroomdraden ontstaat, een zogenaamd 'vlechtend riviersysteem'. De aanvoer van water fluctueert periodiek sterk en de aanvoer van grof sediment is groot en onregelmatig. Het sediment wordt in de vorm van zand- en grindbanken afgezet, die zich regelmatig verplaatsen. Dergelijk sediment is kenmerkend voor het Late Dryas-terras.
In het sediment behorende tot het late Dryas-terras is geen bodemvorming aangetroffen.
Hoogvloedleem
In de boringen 1, 2, 3 en 7 is direct op het sediment van het Late Dryas terras een 15 tot 30 cm dik pakket stugge leem of klei met duidelijke (zwak tot sterke) zandbijmenging aangetroffen. Het sediment heeft een vaak een typische licht (blauw)grijze kleur. Het sediment is onder relatief laag-energetische
omstandigheden afgezet, waarbij het fijne sediment de kans heeft gekregen om te bezinken. Dat het sediment echter niet in stilstaand water is afgezet, blijkt uit de zwak tot sterke zandbijmenging. Op basis van de typerende kleur en de zandbijmenging is dit sediment geïnterpreteerd als een hoogvloedleem (Laag van Wijchen). Ter plaatse van de boringen 5 en 8 is op vergelijkbare dieptes
soortgelijk sediment aangetroffen, zonder dat hier de duidelijke kenmerken van de Laag van Wijchen aanwezig zijn (minder lemig, afwijkende kleur.
Desalniettemin is ook dit sediment op basis van de lithologische positie geïnterpreteerd als behorend tot de Laag van Wijchen (zie bijlage 3).
Holocene oeverwalafzettingen
Deze lithogenetische eenheid is ter plaatse van de boringen 1, 2, 5, 7 en 8 aangetroffen. Het sediment bestaat overwegend uit zwak tot uiterst siltig zand.
Het betreft matig grof (korrelgrootte 210-300 µm), matig goed tot goed gesorteerd, matig goed afgerond zand. Vanwege het zandige karakter is dit sediment, dat overal in het holocene Maasdal wordt aangetroffen, in het
(recente) verleden veelal abusievelijk geïnterpreteerd als behorende tot een door de mens opgebracht esdek (bruine enkeerdgrond). Ook in de bureaustudie wordt gesproken over opgebracht sediment. Het betreft echter zandige
oeverwalafzettingen van de Maas, waarbij een duidelijke relatie zichtbaar is tussen de mate van zandigheid en de afstand tot de Maas. De zandige
oeverwalafzettingen bevinden zich op korte afstand van de Maas, zoals ook in dit plangebied het geval is. Hoe groter de afstand tot de Maas, des te kleiiger het sediment. Dit is het gevolg van het verschil in milieu waaronder het sediment is afgezet. Dicht bij de Maas is het sediment onder hoger energetische
omstandigheden afgezet dan op grotere afstand van de Maas.9
De oeverwalafzettingen zijn homogeen van samenstelling. Er is geen duidelijke gelaagdheid in waargenomen.
De oeverwalafzettingen zijn overwegend egaal bruin van kleur. Hierbij kunnen wel verschillende bruintinten voorkomen. De variatie in bruine kleuren is typisch voor afzettingen waarbij verbruining is opgetreden. De vorming van ijzeroxiden bij de afbraak van in het sediment voorkomende primaire ijzerhoudende
8 Huisink 1998, Kasse 1995.
9 Van Putten 2015.
19
mineralen veroorzaakt de bruine kleur. In nagenoeg het hele pakket oeverwalafzettingen heeft verbruining plaatsgevonden.
De momenteel algemeen geaccepteerde hypothese is dat deze
oeverwalafzettingen waarschijnlijk gedurende of na de Romeinse tijd zijn gevormd als gevolg van de grootschalige ontbossingen tijdens de Romeinse tijd en de middeleeuwen.10 Vanwege deze kaalslag ontstonden hoge piekafvoeren, wat een verhoogde rivierdynamiek (meer extreme hoogwaters) en een hogere sedimentafvoer tot gevolg had.
Ter plaatse van de boringen 1, 2, 5 en 8 een duidelijke Ap-horizont
waargenomen, waarbij de top van de oeverwalafzettingen zwak humeus is en iets donkerder van kleur. Dit betreft het oorspronkelijke maaiveld voorafgaand aan de aanleg van de dijk.
Ophoogpakket (dijklichaam)
Ter plaatse van alle boringen is het dijklichaam aangeboord. Dit ophoogpakket bestaat uit matig siltig, matig humeus zand, al dan niet met kleibrokken. Het sediment bevat recent bouwmateriaal en grind. De dikte van dit pakket is afhankelijk van de positie van de boring op het dijklichaam.
3.3.2 Bodemverstoringen
In het bureauonderzoek is de verwachting uitgesproken dat een deel van het plangebied mogelijk verstoord zou zijn. Dit zou het gevolg zijn van klei- dan wel ijzeroerwinning in het (recente) verleden. Ter plaatse van de boringen 3 en 4 is daadwerkelijk een verstoord profiel aangetroffen. Zo is de bodem ter plaatse van boring 3 tot op de Laag van Wijchen verstoord. Ter plaatse van boring 4 is de bodem tot in de top van het Late Dryas-terras verstoord. De verstoring uit zich in voornamelijk in het vlekkerige karakter van het sediment, maar ook in de aanwezigheid van recent antropogeen materiaal (plastic, industrieel wit aardewerk). De verstoring ter plaatse van de boringen 3 en 4 is mogelijk het gevolg van de in het bureauonderzoek genoemde klei- of ijzeroerwinning, aangezien bij de aanleg van de nooddijk geen graafwerkzaamheden zijn uitgevoerd.
3.3.3 Archeologische indicatoren
Bij controle van het opgeboorde materiaal zijn geen antropogene archeologische indicatoren aangetroffen die kunnen duiden op de aanwezigheid van een vindplaats. In het dijklichaam zijn wel brokjes baksteen en fragmentjes aardewerk aangetroffen. Het aardewerk betreft echter industrieel wit aardewerk en is daarmee recent van ouderdom. Bovendien is bekend dat het dijklichaam niet ouder is dan 22 jaar (eerste fase) dan wel 7 jaar (tweede fase). Ook in de top van de oeverwalafzettingen zijn zo nu en dan zeer kleine brokjes baksteen
aangetroffen. Dit is echter niet ongebruikelijk voor deze relatief jonge afzettingen. Het betreft verspoeld materiaal.
Er dient te worden opgemerkt dat het een verkennend booronderzoek betreft.
Het traceren van archeologische indicatoren was niet het hoofddoel. Het feit dat geen archeologische indicatoren zijn aangetroffen wil derhalve niet zeggen dat deze niet aanwezig zijn. Het is echter wel duidelijk dat in de top van het Late Dryas-terras geen begraven bodem aanwezig is. Hiermee is de archeologische relevantie van deze bodemlaag gering (zie paragraaf 3.4). Ook in de
oeverwalafzettingen zijn geen duidelijke aanwijzingen aangetroffen die kunnen duiden op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Zo is geen woonlaag aangetroffen.
10 Van Putten 2015.
20
3.4 Archeologische interpretatie
De bodemopbouw zoals in paragraaf 3.3.1 beschreven wijkt af van de
verwachting zoals opgesteld in het bureauonderzoek van Pape.11 Er is conform de verwachting grof sediment aangetroffen behorende tot het Late Dryas-terras. Dit grove sediment is tevens conform de verwachting afgedekt met zandige leem van de Laag van Wijchen. Er is echter geen dekzand aangetroffen. Er is ook geen bodemvorming aangetroffen in de top van het sediment van het Late Dryas- terras. Tot slot blijkt het geheel te zijn afgedekt met een dik pakket natuurlijk, relatief jong sediment (oeverwalafzettingen). In de bureaustudie wordt gesproken over een opgebrachte dan wel verstoorde laag. Hier is alleen ter plaatse van de boringen 3 en 4 sprake.
De top van het Late Dryas-terras is in potentie een bodemlaag van archeologisch belang. Het heeft lange tijd aan het oppervlak gelegen op een locatie die voor de mens interessant kan zijn geweest (overgang Late Dryas-terras-holoceen
rivierdal). Echter, er is in het sediment van het Late Dryas-terras geen
bodemvorming aangetroffen, terwijl dit zand toch gedurende een periode van enkele duizenden jaren aan het oppervlak heeft gelegen. In een dergelijk lange periode zal onder gunstige omstandigheden bodemvorming optreden
(ontwikkeling van podzolbodems). Blijkbaar waren de omstandigheden niet zo gunstig. De bodem is als gevolg van hoge grondwaterstanden mogelijk te nat gebleven voor bodemvorming. De aanwezigheid van de Laag van Wijchen duidt er ook op dat het gebied gedurende het vroeg-Holoceen ook nog binnen de invloedssfeer van de Maas lag en regelmatig overstroomde. In de loop van het Holoceen zal het gebied gevrijwaard zijn geweest van overstromingen als gevolg van de insnijding van de Maas, het was waarschijnlijk dermate drassig dat het geen aantrekkelijke vestigingsplek vormde. Op grotere afstand van de Maas vormden de hoger gelegen delen van het Late Dryas-terras wel een aantrekkelijk vestigingsgebied.
Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek wordt een lage verwachting toegekend aan de top van het (begraven) Late Dryas-terras.
De oeverwalafzettingen zoals aangetroffen binnen het onverstoorde deel van het plangebied zouden theoretisch een tweede archeologisch niveau kunnen
vertegenwoordigen. Dit sediment is afgezet vanaf de Romeinse tijd. Gedurende de Romeinse tijd nam de ontbossing namelijk dermate grote vormen aan, dat de sedimentenlast en de rivierafvoer van de Maas sterk toenam. Het Dryas-terras werd tijdens de veel frequenter voorkomende overstromingen bedekt met een pakket zandige oeverwalafzettingen. Dit proces is gedurende de late-
middeleeuwen en de nieuwe tijd nog versneld.12 Het gebied werd als gevolg van deze toename in overstromingen nog minder aantrekkelijk voor bewoning.
Bovendien zijn tijdens het verkennende booronderzoek geen aanwijzingen aangetroffen die kunnen duiden op de aanwezigheid van een vindplaats.
Derhalve wordt aan de zandige oeverwalafzettingen eveneens een lage archeologische verwachting toegekend.
11 Pape 2015.
12 Van Putten 2015.
21
4 Conclusie en aanbevelingen
4.1 Conclusie
Hieronder volgt de beantwoording van de onderzoeksvragen zoals gesteld in het Plan van Aanpak:
Zijn binnen het plangebied bekende archeologische waarden aanwezig? Zo ja, zijn er gegevens bekend over de omvang, ligging, aard en datering hiervan?
Uit het bureauonderzoek van Pape is gebleken dat binnen het plangebied geen bekende archeologische waarden aanwezig zijn.13
Wat is de verwachte bodemopbouw in het gebied en zijn er gegevens bekend over bodemverstorende ingrepen in het verleden binnen het plangebied?
Op basis van het bureauonderzoek worden binnen het plangebied afzettingen behorende tot het Late Dryas-terras verwacht waarin mogelijk bodemvorming aanwezig is. De verwachting is dat deze afzettingen (lokaal) zijn afgedekt met een dun pakket leem behorende tot de Laag van Wijchen. Mogelijk is tevens dekzand aanwezig waarin zich een bodem zou hebben gevormd. Deze natuurlijke afzettingen zijn afgedekt met een pakket verstoord dan wel opgebracht sediment.
Lokaal zal de bodem verstoord zijn als gevolg van klei- dan wel ijzeroerwinning.
Wat is de specifieke archeologische verwachting voor het gebied?
Volgens Pape zou ter plaatse van het plangebied een begraven archeologisch niveau kunnen voorkomen. Het gaat hierbij om de top van het Late Dryas-terras, dan wel om het hierop aanwezige dekzand. Hierop kunnen vindplaatsen vanaf het Laat-Paleolithicum aanwezig zijn.
Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact?
De bodemopbouw ter plaatse van het plangebied wijkt af van de verwachting zoals opgesteld in het bureauonderzoek van Pape. Het sediment behorende tot het Late Dryas-terras is wel degelijk aangetroffen, maar er is geen bodemvorming in dit sediment aangetroffen. Er is ook geen dekzand binnen het plangebied aangetroffen. Wel is het sediment behorende tot het Late Dryas-terras conform de verwachting afgedekt met zandige leem van de Laag van Wijchen. Tot slot blijkt het geheel te zijn afgedekt met een dik pakket natuurlijk, relatief jong sediment (oeverwalafzettingen), terwijl in de bureaustudie wordt uitgegaan van een verstoorde dan wel opgebrachte afdekkende laag. De bodemopbouw binnen het plangebied blijkt grotendeels intact te zijn. Alleen ter plaatse van de
boringen 3 en 4 is sprake van verstoring.
13 Pape 2015.
22 In hoeverre worden archeologische resten bedreigd en is vervolgonderzoek nodig en zo ja, in welke vorm?
De top van het Late Dryas-terras is in potentie een bodemlaag van archeologisch belang. Er is in het sediment van het Late Dryas-terras echter geen bodemvorming aangetroffen, wat onder gunstige omstandigheden wel het geval zou moeten zijn. Blijkbaar is de bodem bijvoorbeeld als gevolg van hoge grondwaterstanden te nat gebleven voor bodemvorming. Ondanks dat het gebied in de loop van het Holoceen gevrijwaard zal zijn geweest van overstromingen als gevolg van de insnijding van de Maas, was het waarschijnlijk dermate drassig dat het geen aantrekkelijke vestigingsplek vormde. Derhalve wordt op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek een lage verwachting toegekend aan de top van het (begraven) Late Dryas-terras.
Een zelfde argumentatie geldt voor de afdekkende, relatief jonge
oeverwalafzettingen. Dit sediment is als gevolg van de toenemende ontbossing vanaf de Romeinse tijd in de periode Romeinse tijd – 1995 afgezet. Het Dryas- terras werd tijdens de veel frequenter voorkomende overstromingen bedekt met een pakket zandige oeverwalafzettingen. Het gebied werd als gevolg van deze toename in overstromingen nog minder aantrekkelijk voor bewoning. Bovendien zijn tijdens het verkennende booronderzoek geen aanwijzingen aangetroffen die kunnen duiden op de aanwezigheid van een vindplaats. Derhalve is ook aan de zandige oeverwalafzettingen een lage archeologische verwachting toegekend.
BAAC bv adviseert derhalve dat binnen het plangebied geen vervolgonderzoek noodzakelijk is.
4.2 Aanbevelingen
Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek geldt voor het gehele plangebied een lage archeologische verwachting op het aantreffen van archeologische sporen. Vervolgonderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Bovenstaand advies is beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Venlo).
De gemeente heeft het advies overgenomen.
Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten in gebieden waarvoor geen
vervolgonderzoek wordt aanbevolen. BAAC bv wil er daarom op wijzen dat men bij bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de Minister van OCW (in de praktijk de RCE) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
23
5 Geraadpleegde bronnen
Bakker, H. de & J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, Wageningen.
Centraal College van Deskundigen (CCvD), 2013. Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) Landbodems, versie 3.3. SIKB, Gouda.
Emaus, A., 2015:.Onderzoeksvoorstel – plan van aanpak Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) plangebied Bij de Oude Gieterij te Blerick.
BAAC bv, ’s-Hertogenbosch.
Huisink, M., 1998. Changing river styles in response to climate change. Examples from the Maas and Vecht during the Weichselian Pleni- and Late glacial.
Wageningen.
Kasse, C., 1995. Younger Dryas cooling and fluvial response (Maas River, the Nehterlands). Geologie en Mijnbouw 74, 251-256.
Nederlands Centrum van Normalisatie, 1989: Classificatie van onverharde grondmonsters. NEN 5104. Delft.
Pape, H.G., 2015: Venlo, Dijkversterking Bij de Gieterij (gemeente Venlo). Een archeologisch bureauonderzoek. Transect-rapport 625. Utrecht.
Putten, M.J. van, 2015: Gemeenten Horst aan de Maas en Venray.
Gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum te Ooijen en Wanssum. Inventariserend veldonderzoek (karterende fase plus). BAAC-rapport V-13.0227, Deventer.
24
Bijlage 1
Overzicht van geologische en archeologische tijdvakken
Bijlage 1: Geologische en archeologische tijdvakken
Ouderdom (jr) 0 = 1950 n.
Chr.
Chronostratigrafie MIS Lithostratigrafie
11.650
Kwartair Laat
Holoceen (warme periode) 1
Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld
(fluviatiel)
Formatie van Boxtel (eolisch en lokaal terrestrisch) Formatie van Beegden (Maas) 12.850
Pleistoceen Laat Weichselien (ijstijd)
Laat- Weichselien
(Laat- Glaciaal)
Late Dryas (koud)
2
Formatie van Kreftenheye
(Rijn)
13.900 Allerød
(warm) 14.030
Vroege Dryas (koud) 14.640
Bølling (warm)
30.000
Midden- Weichselien (Pleniglaciaal)
Laat- Pleniglaciaal
(zeer koud)
3 60.000
Midden- Pleniglaciaal
(koud)
75.000
Vroeg- Pleniglaciaal
(zeer koud) 4
117.000
Vroeg- Weichselien (gematigd koud)
5a 5b 5c 5d
130.000
Eemien
(warme periode) 5e
Eem Formatie (marien, lagunair en
lacustrien)
370.000
Midden Midden
Saalien
(ijstijd) 6-10
Formatie van Drente (Glaciaal) Formatie
van Urk (Rijn) 410.000
Holsteinien
(warme periode) 11
475.000
Elsterien
(ijstijd) 12
Formatie van Peelo (Glaciaal)
850.000
Cromerien
(warme periode) 13-
22
Formatie van Sterksel
(Rijn)
Formatie van Stamproy (eolisch en lokaal terrestrisch) 2.600.000
Vroeg Vroeg Pre-Cromerien 23-
104
Chrono-, zuurstofisotopen- en lithostratigrafie voor Noordwest-Europa naar De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Berendsen (2008) en Cohen et al. (2009). Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor Cultuurhistorisch Erfgoed (RCE). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2008). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).
Ouderdom (kal.
jaren BP1)
14C
jaren Chronostratigrafie Pollen
zones Vegetatie Archeologische perioden (kal. jaren v/n. Chr.)
450
1250
Holoceen Laat Subatlanticum (koeler Vochtiger)
Vb2
Loofbos, waarbij eik en els overheersen;
haagbeuk vanaf Vb1 (>1%); vanaf Vb2 veel cultuurplanten
(rogge, boekweit, korenbloem)
nieuwe tijd (1500-heden)
1150 middeleeuwen
(450-1500 n. Chr.) 1500
1950
Vb1
1962
Romeinse tijd (12 v.Chr. – 450 n. Chr.)
2750
2900
Va
ijzertijd (800 – 12 v. Chr.)
3050
bronstijd (2000 – 800 v. Chr.) 3950
5000
Midden
Subboreaal (koeler Droger)
IVb Loofbos.
Eik, els en hazelaar overheersen;
beuk vanaf IVb >1% en grotere invloed
landbouw (granen) 5700
IVa
neolithicum (5300 – 2000 v. Chr.)
7250
8000
Atlanticum (warm
Vochtig) III
Loofbos eik en els overheersen,
relatief veel iep en linde. Het percentage
den neemt af 8700
mesolithicum (8800 – 5300 v. Chr.) 10.250 9000
Vroeg
Boreaal
(warmer) II
Den overheerst, daarnaast hazelaar, eik,
iep, linde, es
10.750
10.150
Preboreaal
(warmer) I Eerst berk en later
overheerst de den 11.650
laat-paleolithicum (35.000 – 8800 v. Chr.) 12.850 10.950
Laat-Pleistoceen Weichselien (ijstijd)
Laat- Weichselien (Laat-Glaciaal)
Late Dryas LW III Parklandschap (subarctisch)
13.900 11.900 Allerød LW II Dennen- en
berkenbossen
14.030 12.100 Vroege Dryas
LW I
Open parklandschap
14.640 12.450
Bølling Open vegetatie met
kruiden (bijvoet) en berkenbomen
35.000 (v. Chr.)
14C-methode loopt tot 43.000 jaar BP
Midden- Weichselien (Pleniglaciaal)
Perioden met een poolwoestijn en perioden met een
toendra 75.000
midden-paleolithicum (300.000 – 35.000 v. Chr.) 117.000
Vroeg- Weichselien (Vroeg-Glaciaal)
Perioden met bos en perioden met een
subarctisch open landschap
130.000
Eemien
(warme periode) Loofbos
300.000 (v. Chr.) Midden- Pleistoceen
Saalien (ijstijd)
Maximale ijsuitbreiding Scandinavische ijskap
tussen 200.000 en
130.000 jaar BP vroeg-paleolithicum (tot 300.000 v. Chr.)
Bijlage 2
Boorbeschrijvingen
boring: 15231-1
beschrijver: MVP, datum: 6-11-2015, X: 208.296, Y: 375.238, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 52G, hoogte: 17,92, precisie hoogte:
1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik:
grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Limburg, gemeente: Venlo, plaatsnaam: Blerick, opdrachtgever: Waterschap Peel en Maasvallei, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 17,92 m +NAP
Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, kleibrokken, matig grof, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: dijklichaam. bevat puin en grind
70 cm -Mv / 17,22 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, uiterst siltig, zwak humeus, donkerbruinoranje, matig grof, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
Opmerking: bevat bk, verspoeld?
115 cm -Mv / 16,77 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, oranjebruin, matig grof, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: C-horizont
190 cm -Mv / 16,02 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, sterk siltig, oranjegrijs, matig grof, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken
Opmerking: lichte kleibijmenging, overgangszone
210 cm -Mv / 15,82 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, oranje, kalkloos
Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken Opmerking: overstromingsafzettingen
245 cm -Mv / 15,47 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: leem, sterk zandig, lichtgrijs, kalkloos Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken Opmerking: Wijchen
280 cm -Mv / 15,12 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, oranjegeel, zeer grof, kalkloos, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken
Opmerking: late Dryas-terras
Einde boring op 300 cm -Mv / 14,92 m +NAP
boring: 15231-2
beschrijver: MVP, datum: 6-11-2015, X: 208.271, Y: 375.205, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 52G, hoogte: 17,12, precisie hoogte:
1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik:
grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Limburg, gemeente: Venlo, plaatsnaam: Blerick, opdrachtgever: Waterschap Peel en Maasvallei, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 17,12 m +NAP
Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, kleibrokken, matig grof, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: dijklichaam. bevat puin en grind
10 cm -Mv / 17,02 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, uiterst siltig, zwak humeus, donkerbruinoranje, matig grof, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
Opmerking: bevat bk, verspoeld
25 cm -Mv / 16,87 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, sterk siltig, oranjerooddonker, matig grof, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: B-horizont met verweringskenmerken (moderpodzolen)
60 cm -Mv / 16,52 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, sterk siltig, oranjebruin, matig grof, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, enkele Fe-vlekken
75 cm -Mv / 16,37 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, matig siltig, geelgrijs, matig grof, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken
130 cm -Mv / 15,82 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: leem, sterk zandig, lichtgrijs, kalkloos Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken Opmerking: Wijchen
145 cm -Mv / 15,67 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, matig siltig, grijs, enkele leemlagen, matig grof, kalkloos, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken
Opmerking: late Dryas-terras
170 cm -Mv / 15,42 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, grijs, zeer grof, kalkloos, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken
Opmerking: late Dryas-terras
Einde boring op 200 cm -Mv / 15,12 m +NAP
boring: 15231-3
beschrijver: MVP, datum: 6-11-2015, X: 208.250, Y: 375.172, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 52G, hoogte: 17,47, precisie hoogte:
1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik:
grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Limburg, gemeente: Venlo, plaatsnaam: Blerick, opdrachtgever: Waterschap Peel en Maasvallei, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 17,47 m +NAP
Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, kleibrokken, matig grof, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: dijklichaam. bevat puin.
55 cm -Mv / 16,92 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, sterk siltig, oranjegrijs, kleibrokken, matig grof, kalkloos Bodemkundig: veel Fe-vlekken, interpretatie: verstoord
Opmerking: zeer vlekkerig uiterlijk
110 cm -Mv / 16,37 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: leem, sterk zandig, lichtgrijs, kalkloos Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken Opmerking: Wijchen
130 cm -Mv / 16,17 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, grijs, zeer grof, kalkloos, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken
Opmerking: late Dryas-terras
Einde boring op 170 cm -Mv / 15,77 m +NAP
boring: 15231-4
beschrijver: MVP, datum: 6-11-2015, X: 208.229, Y: 375.145, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 52G, hoogte: 17,36, precisie hoogte:
1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik:
grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Limburg, gemeente: Venlo, plaatsnaam: Blerick, opdrachtgever: Waterschap Peel en Maasvallei, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 17,36 m +NAP
Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkerbruingrijs, kleibrokken, matig grof, kalkloos Bodemkundig: veel Fe-vlekken, interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: bevat puin, waaronder industrieel wit
75 cm -Mv / 16,61 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, matig siltig, donkergrijs, kleibrokken, matig grof, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: vieze geur. verontreiniging?
90 cm -Mv / 16,46 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, bruin, matig grof, kalkloos Bodemkundig: veel Fe-vlekken, interpretatie: opgebrachte grond
110 cm -Mv / 16,26 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, bruin, zeer grof, kalkloos, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken, interpretatie: verstoord
Opmerking: late Dryas-terras, licht verstoord
125 cm -Mv / 16,11 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, grijs, uiterst grof, kalkloos, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken
Opmerking: late Dryas-terras
155 cm -Mv / 15,81 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, grijs, zeer grof, kalkloos, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken
Opmerking: late Dryas-terras
Einde boring op 200 cm -Mv / 15,36 m +NAP
boring: 15231-5
beschrijver: MVP, datum: 6-11-2015, X: 208.188, Y: 375.096, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 52G, hoogte: 17,16, precisie hoogte:
1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik:
grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Limburg, gemeente: Venlo, plaatsnaam: Blerick, opdrachtgever: Waterschap Peel en Maasvallei, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 17,16 m +NAP
Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, grijsbruin, kleibrokken, matig grof, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: dijklichaam.
30 cm -Mv / 16,86 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, sterk siltig, zwak humeus, bruin, matig grof, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen
65 cm -Mv / 16,51 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, matig siltig, geelgeel, matig grof, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, enkele Fe-vlekken
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
90 cm -Mv / 16,26 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, sterk siltig, geelgeel, enkele leemlagen, matig grof, kalkloos Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken
Opmerking: geen uitgesproken Wijchen
125 cm -Mv / 15,91 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, grijs, zeer grof, kalkloos, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken
Opmerking: late Dryas-terras
Einde boring op 200 cm -Mv / 15,16 m +NAP
boring: 15231-6
beschrijver: MVP, datum: 6-12-2015, X: 208.151, Y: 375.047, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 52G, hoogte: 18,68, precisie hoogte:
1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik:
grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Limburg, gemeente: Venlo, plaatsnaam: Blerick, opdrachtgever: Waterschap Peel en Maasvallei, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 18,68 m +NAP
Lithologie: klei, sterk siltig, zwak humeus, bruingrijs, zandbrokken, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: bevat grind en beton
55 cm -Mv / 18,13 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, sterk siltig, bruingrijs, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Opmerking: boring gestuit. terrein hier minstens 1,5 m opgehoogd.
Einde boring op 60 cm -Mv / 18,08 m +NAP
boring: 15231-7
beschrijver: MVP, datum: 6-11-2015, X: 208.218, Y: 375.104, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 52G, hoogte: 17,61, precisie hoogte:
1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik:
grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Limburg, gemeente: Venlo, plaatsnaam: Blerick, opdrachtgever: Waterschap Peel en Maasvallei, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 17,61 m +NAP
Lithologie: zand, sterk siltig, matig humeus, donkerbruin, kleibrokken, matig grof, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkele spikkel houtskool, enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: dijklichaam. bevat puin
35 cm -Mv / 17,26 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, sterk siltig, oranjebruin, matig grof, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: C-horizont
95 cm -Mv / 16,66 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: klei, sterk siltig, oranjegeel, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken
135 cm -Mv / 16,26 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: klei, sterk siltig, oranjegeel, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken
155 cm -Mv / 16,06 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: leem, sterk zandig, oranjegrijs, kalkloos Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken Opmerking: Wijchen. minder duidelijk als zodanig herkenbaar
180 cm -Mv / 15,81 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, sterk siltig, oranje, matig grof, kalkloos, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken
Opmerking: late Dryas-terras
200 cm -Mv / 15,61 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak grindig, oranje, matig grof, kalkloos, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken
Opmerking: late Dryas-terras
Einde boring op 250 cm -Mv / 15,11 m +NAP
boring: 15231-8
beschrijver: MVP, datum: 6-11-2015, X: 208.272, Y: 375.181, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 52G, hoogte: 17,92, precisie hoogte:
1 dm, referentievlak: Normaal Amsterdams Peil, methode hoogtebepaling: AHN bestand, boortype: Edelman-7 cm, doel boring: archeologie - verkenning, landgebruik:
grasland, vondstzichtbaarheid: geen, provincie: Limburg, gemeente: Venlo, plaatsnaam: Blerick, opdrachtgever: Waterschap Peel en Maasvallei, uitvoerder: BAAC bv
0 cm -Mv / 17,92 m +NAP
Lithologie: zand, sterk siltig, matig humeus, donkerbruin, kleibrokken, matig grof, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: dijklichaam. bevat puin en grind
20 cm -Mv / 17,72 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, bruin, matig grof, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: bevat plastic
75 cm -Mv / 17,17 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: klei, uiterst siltig, oranjebruin, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Opmerking: nooddijk uit 1995
95 cm -Mv / 16,97 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, sterk siltig, matig humeus, bruin, matig grof, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: veel Fe-vlekken
125 cm -Mv / 16,67 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, sterk siltig, oranjebruin, matig grof, kalkloos, interpretatie: oeverafzettingen Bodemkundig: C-horizont
145 cm -Mv / 16,47 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: leem, sterk zandig, oranjegrijs, kalkloos Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken Opmerking: overstromingsafzettingen, geen duidelijke Wijchen
210 cm -Mv / 15,82 m +NAP
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm)
Lithologie: zand, matig siltig, zwak grindig, oranjegeel, zeer grof, kalkloos, interpretatie: beddingafzettingen Bodemkundig: C-horizont met roestvlekken, veel Fe-vlekken
Opmerking: late Dryas-terras
Einde boring op 250 cm -Mv / 15,42 m +NAP
Bijlage 3
Profiel
Plangebied 'Bij de Oude Gieterij' te Blerick
Lithogenetisch profiel
Hoogte t.o.v. NAP in centimeters 1750
1850
1800
Afstand tot nulpunt in meters
0
zand klei leem
noordoost zuidwest
sterk zandig zwak siltig matig siltig sterk siltig uiterst siltig
enkele leemlagen
ll1
C C-horizont
Lithologie
zwak grindig
verstoord
Lithogenese
zwak humeus
kleibrokken
kb
matig humeus
41,4 65,4 89,2
?
?
? ?
?
hoogvloedleem (fluviatiele afzettingen afgezet onder laag energetische omstandigheden)
oeverwalafzettingen (matig grof, matig goed gesorteerd, matig afgerond zand met zwak tot sterk siltige bijmenging).
Holoceen
Pleistoceen
1550 1650 1700
B-horizont met verweringskenmerken
Bw
enkele spikkel houtskool
beddingafzettingen (matig slecht tot slecht gesorteerd, slecht afgerond, matig grof tot uiterst grof zand met grind bijmenging)
Overig
123,4 165,8
?
?
?
de laterale/verticale verspreiding van de lithologische/archeologisch relevante lagen is onbekend. De weergegeven situatie betreft een interpretatie.1
enkel fragment puin 1500
2
4
7
5
6
196,9 1600
8
3
zb zandbrokken
C-horizont met roestvlekken
Cg
258,3
dijklichaam (recent opgebracht materiaal)
verstoord (mogelijk als gevolg van klei- ijzeroerwinning)