E
NSCHEDEP
LANGEBIEDP
IJPENSTRAATBureauonderzoek en
Inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
BAAC rapport V-10.0160 juni 2010
ARCHEOLOGIE BOUWHISTORIE CULTUURHISTORIE
E
NSCHEDEP
LANGEBIEDP
IJPENSTRAATBureauonderzoek en
Inventariserend veldonderzoek (karterende fase)
BAAC rapport V-10.0160 juni 2010
Status definitief v2
Auteur(s) W.A. Bergman
Colofon
ISSN 1873-9350
Auteur(s) W.A. Bergman
Redactie J.R. Mulder
Cartografie R.B. Sperwer
Copyright Wooncorporatie Ons Huis te Enschede / BAAC bv te Deventer
Eindcontrole J.R. Mulder 10-06-2010
Autorisatie
(senior archeoloog) drs .M. Bink 10-06-2010
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Wooncorporatie Ons Huis te Enschede en/of BAAC bv te Deventer.
BAAC bv
Onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie
Postbus 2015 7420 AA Deventer Tel.: (0570) 67 00 55 Fax: (0570) 61 84 30 E-mail: deventer@baac.nl
Graaf van Solmsweg 103 5222 BS ‘s-Hertogenbosch Tel.: (073) 61 36 219 Fax: (073) 61 49 877 E-mail: denbosch@baac.nl
Administratieve gegevens
Onderzoekgegevens
Type onderzoek Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek (karterende fase) Datum opdracht 16 april 2010
Datum rapportage 8 juli 2010
Uitvoerder BAAC bv, vestiging Deventer Postbus 2015
7420 AA Deventer 0570-670055
Projectleider W.A. Bergman
w.bergman@baac.nl BAAC-rapport V-10.0160 Vondstdeterminatie drs. R. van der Mark
Opdrachtgever Wooncorporatie Ons Huis J. Bolt
Postbus 1305 7500 BH Enschede 053-4848900 Bevoegde overheid Gemeente Enschede
mevr. G. M. E. Boers Postbus 20
7500 AA Enschede Tel. 053-4815119 Beheer documentatie BAAC bv
Beheer vondstmateriaal Depot voor Bodemvondsten Bergpoortstraat 193 7411 CV Deventer tel. 0570-644173
Locatiegegevens
Provincie Overijssel Gemeente Enschede Plaats Enschede Toponiem Pijpenstraat Kaartblad 34F
Oppervlakte 540 m2
RD-coördinaten 257.895 / 471.234 257.911 / 471.240 257.925 / 471.214
257.908./ 471.206
Gegevens Archis Onderzoeksmeldingsnummer 40669
Onderzoeksnummer 31229
AMK-terrein n.v.t.
Waarnemingnummer(s) n.v.t.
Vondstmeldingsnummer(s) 414408
Periode(s) volle middeleeuwen – nieuwe tijd
Inhoudsopgave
Administratieve gegevens 3
Inhoudsopgave 5
1 Inleiding 7
1.1 Onderzoekskader 7
1.2 Ligging van het gebied 7
2 Bureauonderzoek 9
2.1 Werkwijze 9
2.2 Landschappelijke ontwikkeling 9
2.3 Bewoningsgeschiedenis 10
2.3.1 Inleiding 10
2.3.2 Archeologie 12
2.4 Archeologische verwachting 13
3 Inventariserend Veldonderzoek 15
3.1 Werkwijze 15
3.2 Veldwaarnemingen 15
3.3 Karterend booronderzoek 16
3.3.1 Lithologie en bodemopbouw 16
3.3.2 Archeologische indicatoren 17
3.4 Archeologische interpretatie 18
4 Conclusie en aanbevelingen 19
4.1 Conclusie 19
4.2 Aanbevelingen 19
Geraadpleegde bronnen 21
Begrippenlijst 23
Bijlagen
Bijlage 1 overzicht van geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 2 gemeentelijke archeologische verwachtingskaart
Bijlage 3 boorstaten Bijlage 4 vondstenlijst
Bijlage 5 aanbevelingenkaart
1 Inleiding
1.1 Onderzoekskader
In opdracht van Wooncorporatie Ons Huis heeft het onderzoeks- en adviesbureau BAAC bv een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek met behulp van boringen (karterende fase) uitgevoerd in het plangebied Pijpenstraat te Enschede.
Aanleiding voor dit onderzoek is een herontwikkeling van het gebied waarbij het terrein reeds braak is gelegd en nieuwbouw zal plaatsvinden. De minimale bodemverstoring bij de realisatie van de nieuwbouw is te verwachten tot in de C-horizont van de bodem, waarbij dus een gerede kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische
waarden verstoord of vernietigd worden.
Het doel van een bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen een omschreven gebied aan de hand van bestaande bronnen. Met behulp van de verworven informatie wordt een specifiek archeologisch verwachtingsmodel opgesteld.
Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van het verwachtingsmodel. Het inventariserend veldonderzoek gebeurt middels
waarnemingen in het veld. Tevens worden grondboringen uitgevoerd om de intactheid en de opbouw van het bodemprofiel te beoordelen en (extra) informatie te verkrijgen over bekende dan wel nieuw te ontdekken archeologische waarden binnen het plangebied.
Tijdens het onderzoek dienen de volgende onderzoeksvragen uit het Plan van Aanpak1 te worden beantwoord:
• Hoe is de bodemopbouw en is deze nog intact?
• Zijn in het gebied archeologische resten aanwezig?
• Wat is de horizontale en verticale verspreiding van de archeologische resten?
• Wat is de vermoedelijke aard en datering van de archeologische resten?
• In hoeverre worden de archeologische resten bedreigd door de voorgenomen ontwikkeling van het gebied?
Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.12 en het onderzoeksspecifieke Plan van Aanpak.
1.2 Ligging van het gebied
Het plangebied ligt in de binnenstad van Enschede en wordt volledig omgrensd door bebouwing en bestrating. Het plangebied zelf is braakliggend. De oppervlakte bedraagt circa 540 m2. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven. Vanwege de ligging in bebouwd gebied is de ligging op het Actueel Hoogtebestand Nederland niet nauwkeurig weer te geven.3
1 Van Kouwen 2010.
2 SIKB 2006a.
3 AHN 2010.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied.4
4 ANWB 2004.
2 Bureauonderzoek
2.1 Werkwijze
Tijdens het bureauonderzoek is aan de hand van bestaande bronnen een
archeologische verwachting voor het plangebied opgesteld. Bij de inventarisatie van de archeologische waarden is gebruik gemaakt van gegevens uit het Centraal
Archeologisch Archief (CAA) en het Centraal Monumenten Archief (CMA) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), evenals de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW). Hierbij is het Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS-II) gebruikt. De provinciale cultuurhistorische waardenkaart van Overijssel is geraadpleegd, evenals de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart.5
Met name voor de recentere archeologische periodes zijn diverse historische bronnen geraadpleegd. Literatuur over de geologie, geomorfologie en de bodemopbouw van het onderzoeksgebied is eveneens bestudeerd om op basis van locatiekeuze-theorieën een uitspraak te doen over de kans op aanwezigheid van archeologische resten.
In navolgende paragrafen worden de resultaten van het bureauonderzoek beschreven.
Het hoofdstuk wordt afgesloten met een synthese in de vorm van een specifieke archeologische verwachting. Een opsomming van de geraadpleegde literatuur en gebruikte kaarten is terug te vinden in de literatuurlijst. Voor een tabel met een
overzicht van geologische en archeologische tijdvakken wordt verwezen naar bijlage 1.
2.2 Landschappelijke ontwikkeling
Op de geologische kaart6 is aangegeven dat in het plangebied dekzand op een grondmorene (Dr6) aanwezig is. De dekzandafzetting is dunner dan 2 m.
Grondmorene wordt gerekend tot de Formatie van Drente en dekzand wordt gerekend tot de Formatie van Boxtel.7 Het plangebied is op de vanwege de ligging in bebouwd gebied niet gekarteerd op de geomorfologische kaart.8
Het plangebied ligt in het Oost-Nederlandse zandgebied dat bestaat uit stuwwallen, dekzandruggen en –koppen en beekdalen. Gedurende het Pleistoceen (2,5 miljoen tot 10.000 jaar geleden) zijn er verscheidene zeer koude perioden geweest
(glacialen/ijstijden), afgewisseld met warmere perioden (interglacialen). In de voorlaatste ijstijd, het Saalien (370.000 – 130.000 jaar geleden) was Nederland gedeeltelijk met een dik pakket landijs bedekt. In deze periode werden als gevolg van het zich verplaatsende landijs in verschillende stadia de in de ondergrond aanwezige afzettingen opgestuwd.9 Onder deze omstandigheden werden vooral in Midden- Nederland stuwwallen gevormd. De stuwwal bij Enschede is door een ijslob vanuit noordoostelijke richting opgestuwd. Hierbij heeft de ijslob een glaciaal bekken gevormd, het bekken van Nordhorn. De bevroren grond die in het bekken aan het oppervlak lag, is door het ijs als grote schubben dakpansgewijs “opgestapeld”. Deze gestuwde afzettingen bestaan ter plaatse van Enschede deels uit tertiaire afzettingen
5 Boshoven et al. 2005.
6 NITG-TNO 2000.
7 De Mulder et al. 2003.
8 RGD/Stiboka 1979.
9 Berendsen 1998.
(65 - 2,5 miljoen jaar geleden gevormd) en deels uit vroeg-pleistocene afzettingen (2,5 miljoen - 780.000 jaar geleden10). De tertiaire afzettingen zijn samengesteld uit (fijn) zand, leem, lichte en zware kleien, afgezet onder mariene omstandigheden gedurende het Eoceen, Oligoceen en Mioceen (geologische periodes binnen het Tertiair). De afzettingen uit het Vroeg-Pleistoceen bestaan uit grof rivierzand. Waar het landijs over de ondergrond schoof, werd het materiaal geërodeerd en opgenomen in het ijs, tot het uiteindelijk weer tot afzetting kwam als grondmorene.11 Dergelijk sediment wordt ook wel keileem genoemd.
Gedurende de laatste ijstijd (Weichselien, 115.000 – 11.755 jaar geleden) heeft het landijs Nederland niet bereikt. Wel is het klimaat tijdens de laatste ijstijd van invloed geweest op het huidige landschap. In deze periode was weinig vegetatie aanwezig, waardoor lokaal zand gemakkelijk door de wind kon worden verplaatst.12 Dit zand werd als een afdekkend pakket afgezet en wordt dekzand genoemd. Kenmerkend voor dekzand zijn de afgeronde korrels en het goed gesorteerde fijne zand.
In het Holoceen, dat circa 10.000 jaar geleden begon, werd gedurende het warmer en vochtiger wordend klimaat het dekzandreliëf door vegetatie vastgelegd. De vegetatie verhinderde tevens verstuiving en erosie van de dekzanden, waardoor zich een bodem kon gaan vormen. De bodem zal ter plaatse van het plangebied aangetast zijn door de voormalige bebouwing.
2.3 Bewoningsgeschiedenis
2.3.1 Inleiding
Het gevarieerde landschap van de gemeente Enschede met droge en natte gebieden bood de bewoners in het verleden een breed scala aan bestaans- en
vestigingsmogelijkheden. De eerste mensen vestigden zich op de hogere delen in het landschap zoals de stuwwal van Enschede en dekzandruggen, meestal in de buurt van een waterloop. Binnen de gemeente Enschede zijn vondsten bekend vanaf het
midden-paleolithicum.13 De vondsten uit de perioden midden-paleolithicum tot neolithicum duiden vaak op een tijdelijk kamp dat seizoensmatig werd bewoond, afhankelijk van het voedselaanbod. Vanaf het neolithicum ging de mens zich steeds meer toeleggen op het verbouwen van voedsel en het houden van vee. Hoger gelegen gebieden kenden een toenemende bevolkingsdichtheid en zijn vaak voortdurend bewoond geweest tot in de Romeinse tijd. De bevolkingsdichtheid nam aan het einde van de Romeinse tijd sterk af, en nam in de middeleeuwen weer toe.
Door de toenemende bevolking in de middeleeuwen veranderde het landschap en werd het in cultuur gebracht. Bos werd gekapt en veen werd ontgonnen. Door
begrazing met schapen kreeg het potentieel aan natuurlijke vegetatie geen groeikans meer en ontstonden heidevelden. Betere gronden werden gebruikt als landbouwgrond.
Verspreid in het landschap werden kleine boerenbedrijven gevestigd op verhogingen in het landschap waarop landbouw werd bedreven. Bij uitputting van de bodem werd plaggenmest opgebracht en ontstonden rondom Enschede essen, zoals de Enscheder
10 Berendsen 2000.
11 Van den Berg, Van Houten en den Otter 2000.
12 Berendsen 1998.
13 Boshoven et al. 2005.
es, Laares of Eschmarke. Met de komst van kunstmest zijn veel heidevelden
ontgonnen tegen het eind van de negentiende eeuw, waardoor oude escomplexen niet verder werden uitgebreid. Vanaf de twintigste eeuw werden veel oude bouwlanden rondom het huidige stadscentrum van Enschede bebouwd.
Uit een kaart van Jacob van Deventer uit circa 1560 (figuur 2.1) blijkt dat het
plangebied juist buiten het oude stadscentrum is gelegen. In het stadscentrum bevond zich in de vroege middeleeuwen al een nederzetting.14 Vanuit de nederzetting liepen diverse wegen richting de marken Usselo, Esmarke, Lonneker, Driene en Twekkelo.
Enschede kreeg in 1325 stadsrechten. De rechten hielden ondermeer in dat de stad omgracht werd. Enschede kende twee grachten met daar een aarden wal tussenin.
Rond 1600 werd de buitengracht met het materiaal van de aarden wal gedempt. Na een grote stadsbrand in 1862 werd ook de binnengracht gedempt. Het gebied dat direct aan de stad grensde, waaronder het plangebied, bleef tot het jaar 1600 braak liggen in verband met militaire restricties. Na 1600 werden tuinen aangelegd. Op een kaart uit circa 1780 is dit weergegeven.15 Tot de oprichting van verschillende
textielfabrieken in de negentiende eeuw bleef dit onveranderd.
Figuur 2.1 Enschede door Jacob van Deventer, circa 1560.
Op de eerste kadastrale kaart uit de periode 1820-1832 (figuur 2.2) is te zien dat buiten de gracht bebouwing is neergezet langs ondermeer de Zuiderhagen en de
Haaksbergerstraat. Het plangebied is volgens de administratie bij deze kaart in gebruik
14 Boshoven et al. 2005.
15 Versfelt 2003.
als weiland. De noordelijk en zuidelijk van het plangebied gelegen percelen zijn nog als tuin in gebruik. Op een kaart uit 1903 is aangegeven dat het plangebied geheel is bebouwd.
Figuur 2.2 Uitsnede van de kadastrale kaar uit circa 1832.16 De ligging van het plangebied is met de rode contour aangegeven.
2.3.2 Archeologie
Als bijlage 2 is een uitsnede van de archeologische verwachtingskaart van de gemeente Enschede17 opgenomen met daarop een weergave van archeologische monumenten, de archeologische verwachting, bodemverstoringen, archeologische vindplaatsen en cultuurhistorische elementen. Het plangebied grenst aan een
archeologische monument. Dit betreft het oude stadscentrum van Enschede.18 Binnen het plangebied zijn geen bekende archeologische vindplaatsen of cultuurhistorische elementen aanwezig. De archeologische verwachtingskaart geeft een hoge
archeologische verwachting aan voor het plangebied. Op circa 150 m ten zuidoosten van het plangebied is vondstmelding A-66 weergegeven. Dit betreft de voormalige binnengracht die tijdens een opgraving door de ROB (de voormalige RCE) in 1981 is aangetroffen. Op circa 150 m ten noorden van het plangebied zijn door de ROB in 1981 resten opgegraven van de voormalige Veldpoort (A-58). Enkele tientallen meters ten oosten van het plangebied zijn in 2007 bij een archeologische begeleiding door het ADC resten van grachten en aardewerk aangetroffen.19 Het aardewerk dateert mogelijk uit het neolithicum of de ijzertijd, maar kan evengoed jonger zijn.
16 WatWasWaar 2010.
17 Boshoven et al. 2005.
18 AMK-monumentnummer 13970.
19 Archis onderzoeksmelding 24916 en vondstmeldingsnummer 407589.
De Cultuurhistorische Waardenkaart van Overijssel20 geeft geen bijzonderheden aan.
2.4 Archeologische verwachting
Het plangebied ligt op een gestuwde grondmorenerug waarop dekzand is afgezet.
Vanaf de negentiende eeuw raakte het plangebied bebouwd. De conserveringsgraad van eventuele archeologische waarden in de ondergrond in het plangebied is
afhankelijk van de dikte van de oorspronkelijke bovengrond en de diepte van de voormalige bebouwing en sloopdiepte. Indien sporen uit de steentijd aanwezig waren, zullen zeker vernietigd zijn, omdat deze slechts oppervlakkig aanwezig zijn geweest. In de loop van het neolithicum en in de daarop volgende periodes gingen de mensen sedentair leven en kunnen sporen van nederzettingsterreinen bestaande uit individuele huis- of boerderijplaatsen met erven, afvalkuilen, waterputten en aardewerkstrooïng aan de top van de C-horizont worden verwacht. Bij nederzettingsterreinen kunnen ook grafvelden voorkomen.
Vanaf de late bronstijd worden doden hoofdzakelijk gecremeerd en de as in urnen begraven al dan niet voorzien van een grafmonument (grafheuvel). Uit deze periode kunnen grafvelden naast de nederzettingsterreinen verwacht worden. Aanvankelijk heeft het nederzettingspatroon bestaan uit verspreide groepjes boerderijen met een kleine oppervlakte bouwland. Het bouwlandareaal was zeer beperkt: één tot enkele hectaren. Tot in de ijzertijd kunnen zogenaamde zwervende erven voorkomen. Dit betekent dat huis en erf vaak verplaatst werden en verspreid over een hoger gelegen gebied relatief veel archeologisch resten kunnen worden aangetroffen. De verwachting op het aantreffen van resten vanaf het laat neolithicum tot de Romeinse tijd is hoog.
Aan het einde van de Romeinse tijd nam de bevolkingsdichtheid sterk af en nam in de loop van de middeleeuwen weer toe. Ter plaatse van de huidige stadskern bestond in de vroege middeleeuwen echter al een nederzetting. Mogelijk zijn in de periferie van deze nederzetting tot in de late middeleeuwen activiteiten geweest die terug te vinden zijn in het plangebied. Aan het eind van de middeleeuwen kreeg Enschede
stadsrechten en was het plangebied braakliggend in verband met militaire restricties.
Later werden in de zone in en rondom het plangebied tuinen aangelegd. De verwachting op het aantreffen van archeologische resten uit de middeleeuwen en nieuwe tijd is middelhoog.
20 Provincie Overijssel 2010.
3 Inventariserend Veldonderzoek
3.1 Werkwijze
Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op basis van de resultaten van het bureauonderzoek. Hierbij is de tijdens het bureauonderzoek opgestelde archeologische verwachting in het veld getoetst.
Vanwege de geringe grootte van het plangebied is een minimum aantal boringen van 4 uitgevoerd. Twee boringen zijn gezet met een edelmanboor met diameter van 7 cm en twee boringen zijn gezet met een edelmanboor met diameter van 10 cm. Normaliter zouden de boringen gezet worden met een boor met een diameter van 15 cm, maar vanwege een sterk puinhoudend bovengrond was deze niet doordringbaar met een grote boorkop. Omdat een kleine diameter boorkop is gebruikt is in zekere zin sprake van een verkennend in plaats van een karterend booronderzoek.
De boringen zijn uitgevoerd tot maximaal 190 cm beneden maaiveld. De locaties van de boringen zijn ingemeten met GPS, waarbij de afwijking circa 2 meter bedraagt. De bodemmonsters zijn in het veld gezeefd over een zeef met maaswijdte van 3 mm. Het zeefresidu is met het oog gecontroleerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. Archeologische indicatoren kunnen aanwijzingen zijn voor de
aanwezigheid van een archeologische vindplaats ter plaatse of in de nabijheid van de betreffende boring(en). Deze indicatoren bestaan bijvoorbeeld uit aardewerk,
verbrande huttenleem, vuursteen, metaal, houtskool en al dan niet verbrand bot.
Eventuele vondsten werden meegenomen, schoongemaakt en gedetermineerd.
Om inzicht te krijgen in de bodemkundige en lithologische gesteldheid van de
ondergrond, zijn de boringen lithologisch21 en bodemkundig beschreven.22 Eveneens is gekeken naar de mate van intactheid van het bodemprofiel. Een nog intact
bodemprofiel kan betekenen dat een eventueel aanwezige vindplaats nog gaaf en goed geconserveerd is.
Het veldonderzoek heeft plaatsgevonden 28 mei 2010. In navolgende paragrafen worden de resultaten van het veldonderzoek beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een archeologische interpretatie. De locaties van de boringen staan weergegeven op de boorpuntenkaart (figuur 3.2). De boorbeschrijvingen bevinden zich in bijlage 3.
3.2 Veldwaarnemingen
Door de aanwezige semi-verharding en de aanwezige goederen, containers en auto’s op het terrein waren aan het maaiveld geen aanwijzingen zichtbaar die zouden kunnen duiden op de aanwezigheid van archeologische resten in de bodem (figuur 3.1).
21 NEN 1989.
22 De Bakker en Schelling 1989.
Figuur 3.1 Zicht op het plangebied vanaf de Pijpenstraat in noordwestelijke richting.
3.3 Karterend booronderzoek
3.3.1 Lithologie en bodemopbouw
De boringen 1 en 2 zijn gezet met een edelmanboor met een diameter van 7 cm en de boringen 3 en 4 met een edelmanboor met een diameter van 10 cm. In de boringen 1 en 2 komt onder een sterk puinhoudende bovengrond vanaf respectievelijk 75 en 90 cm beneden maaiveld (-mv) een circa 50 cm dikke gevlekte laag voor met
aardewerkresten. Ter plaatse van boring 1 lijkt dit een voormalige bouwvoor te zijn. Ter plaatse van boring 2 betreft het een menglaag, waar de voormalige bouwvoor in de onderliggende lagen is opgenomen. Bij de boringen 3 en 4 is de bovengrond tot 120 cm –mv vermengd met ondermeer hard gebakken baksteen, steenkool en glas. Met uitzondering van boring 2 gaat de bovengrond direct over in het dekzand van de C- horizont. In boring 2 is een BC-horizont aanwezig tussen de menglaag en de C- horizont. Het dekzand is matig fijn.
Figuur 3.2 Boorpuntenkaart
3.3.2 Archeologische indicatoren
In de voormalige bouwvoor van boring 1 en de menglaag van boring 2 is roodbakkend aardewerk uit de periode 1350-1550 gevonden. Daarnaast is in boring 1 zogenaamd kogelpotaardewerk uit de volle middeleeuwen tussen 75 en 100 cm –mv gevonden. In bijlage 4 is een vondstenlijst weergegeven.
3.4 Archeologische interpretatie
Binnen het plangebied is een vindplaats aangetroffen. Het is echter niet duidelijk of het gevonden aardewerk van elders is aangevoerd en is opgebracht bij bemesting bij ten tijde van het tuingebruik in de periode vanaf circa 1600 tot 1800 of dat het bijvoorbeeld een omgeploegde laag betreft, waarbij in de ondergrond nog in-situ sporen voor
kunnen komen. Deze sporen zullen dateren uit de volle middeleeuwen tot in de nieuwe tijd.
4 Conclusie en aanbevelingen
4.1 Conclusie
Bij het inventariserend veldonderzoek zijn fragmenten aardewerk uit de volle middeleeuwen en late middeleeuwen - nieuwe tijd gevonden. Het is echter niet duidelijk of deze vondsten van elders zijn aangevoerd of dat het materiaal vanaf
onderliggende lagen naar boven is gewerkt. In de directe omgeving van het plangebied zijn in 2007 scherven opgegraven die niet nauwkeurig te dateren waren, maar mogelijk van neolithische ouderdom zijn. Tijdens en na het neolithicum werd de mens
plaatsvast. Daarvoor leefden ze een nomadisch bestaan. De woningen waren van hout en gingen gemiddeld 25 jaar mee. De woningen werden op min of meer dezelfde plaats herbouwd of het gebied werd verlaten. De aanwezigheid van het tijdens het onderzoek gevonden aardewerk kan dus een vindplaats in of nabij het plangebied uit de volle middeleeuwen aanduiden, maar er kunnen ook oudere sporen in de C-horizont bewaard zijn gebleven.
4.2 Aanbevelingen
Op basis van de resultaten van onderhavig onderzoek adviseert BAAC bv om
archeologische resten ter plaatse te behouden door graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 100 cm beneden maaiveld te vermijden. Hierbij wordt het dekzand van de C-horizont niet geroerd en is rekening gehouden met ongeveer 20 cm zetting van de grond. Als dat niet mogelijk is, dan adviseert BAAC een archeologisch
vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek. De diepte van het archeologisch niveau zal tussen 120 en 140 cm beneden maaiveld liggen. Met name de zone rond de boringen 1 en 2 heeft een hoge archeologische verwachting. De verwachting in het overige deel is middenhoog vanwege het ontbreken van een vondsthoudende laag. De verwachtingszones zijn weergegeven in bijlage 5.
Voorafgaand aan een proefsleuvenonderzoek dient een Programma van Eisen
opgesteld te worden dat goedgekeurd dient te worden door de bevoegde overheid, de gemeente Enschede. Het doel van het proefsleuvenonderzoek zal zijn het vaststellen van de exacte omvang, datering, gaafheid en conserveringsgraad van de
vindplaats(en) op basis waarvan de archeologische waarde van het gebied kan worden vastgesteld.
Bovenstaand advies is inmiddels beoordeeld door de bevoegde overheid. Zij stemmen niet in met bovenstaand advies en geven het gebied vrij.23
Hoewel getracht is een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden, kan de aanwezigheid van archeologische sporen of resten nooit volledig worden uitgesloten in de gebieden waarvoor geen
vervolgonderzoek wordt aanbevolen. BAAC bv wil er daarom op wijzen dat men bij bodemverstorende activiteiten alert dient te zijn op de aanwezigheid van
archeologische waarden (zoals vondstmateriaal en grondsporen). Bij het aantreffen van deze waarden dient men hiervan melding te maken bij de Minister (in de praktijk de RCE) conform artikel 53 van de Monumentenwet 1988.
23 Enschede, Pijpenstraat. Toetsing archeologisch onderzoek. Ongedateerd. Opgesteld door J.A.M. Olde Rengerink, adviseur ruimtelijke kwaliteit archeologie (Regio Archeoloog Twente).
Geraadpleegde bronnen
Literatuur
Bakker, H. de & J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie voor Nederland.
Staring Centrum, Wageningen
Berendsen, H.J.A., 1998. De vorming van het land. Van Gorcum, Assen.
Berendsen, H.J.A., 2000. Landschappelijk Nederland. Fysische geografie van Nederland. Van Gorcum, Assen.
Berg, M.W. van den, C.J. van Houten en C. den Otter., 2000. Toelichting bij de Geologische Kaart van Nederland Blad Enschede 34 West (34W) en Enschede Oost/Glanerbrug (34O/35).TNO, Utrecht.
Boshoven, E.H., R.M. Lotte, A.G. Oldemenger, L.A. Tebbens en J.M.J. Willems, 2005. Gemeente Enschede, archeologische verwachtingskaart. BAAC-rapport 04.238.
BAAC bv Deventer.
Kouwen, C. van, 2010. Onderzoeksvoorstel – plan van aanpak Archeologisch
Inventariserend Onderzoek Zuiderhagen 34 te Enschede. BAAC bv, ‘s Hertogenbosch.
Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhof, T.E. Wong, 2003. De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen.
Nederlands Centrum van Normalisatie (NEN), 1989. Classificatie van onverharde grondmonsters. NEN 5104. Delft.
Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), 2006a.
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1. SIKB, Gouda.
Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB), 2006b. Leidraad inventariserend veldonderzoek. Deel karterend booronderzoek. SIKB, Gouda.
Geraadpleegde kaarten
ANWB, 2004. Topografische atlas Overijssel (1:25.000). ANWB, Den Haag.
NITG-TNO, 2000. Geologische kaart van Nederland 1:50.000. Kaartblad 34 Oost/35 Enschede Oost/Glanerbrug. NITG-TNO, Utrecht.
Rijks Geologische Dienst/ Stichting voor Bodemkartering, 1979.
Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000 Blad 34 – 35 Enschede – Glanerbrug.
RGD/Stiboka, Wageningen/Haarlem.
Uitgeverij Robas Producties, 1990. Historische Atlas Overijssel, Chromotopografische Kaart des Rijks 1:25.000. Den Ilp.
Versfelt, H.J., 2003. De Hottinger-atlas van Noord- en Oost-Nederland 1773-1794, Heveskes Uitgevers, Groningen.
Geraadpleegde websites
AHN, 2010. Actueel Hoogtebestand Nederland, online geraadpleegd in mei 2010 via www.ahn.nl
Provincie Overijssel, 2010. Cultuurhistorische Waardenkaart. Online geraadpleegd in mei 2010 via http://provincie.overijssel.nl/cultuurhistorie
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), 2010. Centraal Archeologisch Archief (CAA), het Centraal Monumenten Archief (CMA) en de Indicatieve Kaart
Archeologische Waarden (IKAW) afkomstig van ARCHIS-II. Amersfoort. Online geraadpleegd in mei 2010.
WatWasWaar, 2010. Website met historisch kaartmateriaal, online geraadpleegd in mei 2010 via http://watwaswaar.nl/.
Begrippenlijst
A-horizont Donkergekleurde bodemhorizont waarin humus door bodemdieren, planten,schimmels en bacteriën is omgezet en gemengd met de eventuele minerale delen
A/C profiel Bodemprofiel waarin een humusrijke A-horizont direct gelegen is op het ongeroerde moedermateriaal (C-horizont).
Archeologie Wetenschap die zich ten doel stelt om door middel van studie van de materiële nalatenschap inzicht te verwerven in alle facetten van menselijke samenlevingen in het verleden.
B-horizont Een minerale (soms moerige) horizont in een bodem, waarin een of meer van de volgende kenmerken voorkomen:
Inspoeling van kleimineralen, aluminium, ijzer of humus uit hoger liggende horizonten, al dan niet in combinatie (bijna) volledige homogenisatie met bovendien zodanige veranderingen dat:
• Nieuwvorming van kleimineralen is opgetreden en/of
• Aluminium en ijzer(hydro)oxiden zijn vrijgekomen, of
• Een blokkige of prismatische structuur is ontstaan.
C-horizont Weinig (C1) of niet (C2) door bodemprocessen veranderd sediment of eventueel verweerd vast gesteente volgend op vast gesteente. Om te worden geclassificeerd als C-horizont dient het om soortgelijk materiaal te gaan als hetgeen waarin de A- en B-horizonten zijn ontwikkeld.
Dekzand Fijnzandige afzettingen die onder koude omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn; de dekzanden uit de laatste ijstijd vormen in grote delen van Nederland een 'dek'
Formatie Een sedimentpakket dat qua herkomst en lithologische samenstelling een eenheid vormt.
Holoceen Jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: ca. 8800 jaar v. Chr. tot heden)
Horizont Een qua kleur, textuur en wordingsgeschiedenis homogene bodemlaag met karakteristieke eigenschappen
Nederzetting (-sterrein) Woonplaats; de aard en samenstelling van het in het veld aangetroffen sporen en materiaal wordt geïnterpreteerd als resten van bewoning in het verleden.
Saalien Voorlaatste glaciaal, waarin het landijs tot in Nederland doordrong (vorming stuwwallen), ca. 200.000-130.000 jaar geleden.
Sediment Afzetting gevormd door accumulatie van losse gesteentefragmentjes (zoals zand of klei) en eventueel delen van organismen.
Verwachtingskaart Kaart waarop gebieden staan aangegeven met een zekere archeologische verwachting; deze verwachting is gebaseerd op een wetenschappelijk model (gebaseerd op kennis over lokatiekeuze, fysische geografie, statistische relaties, etc.).
Weichselien Geologische periode (laatste ijstijd, waarin het landijs Nederland niet bereikte), ca. 120.000-10.000 jaar geleden.
Overzicht van geologische en archeologische tijdvakken
Ouderdom
in jaren Chronostratigrafie MIS Lithostratigrafie
Holoceen 1
Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel) Late Dryas
(koud) Allerød (warm) Vroege Dryas
(koud) Laat-
Weichselien (Laat- Glaciaal)
Bølling (warm)
2
Laat- Pleniglaciaal
Midden- Pleniglaciaal Midden- 3
Weichselien (Pleniglaciaal)
Vroeg-
Pleniglaciaal 4 5a 5b 5c Vroeg-
Weichselien (Vroeg- Glaciaal)
5d Eemien
(warme periode) 5e Eem
Formatie Formatie
van Kreftenheye
Formatie van Drente Saalien (ijstijd) 6
Holsteinien (warme periode) Elsterien (ijstijd)
Formatie van
Urk Formatie
van Peelo
Formatie van Boxtel
Cromerien (warme periode)
Pre-Cromerien
Formatie van Sterksel
Formatie van Beegden
11.755 12.745 13.675 14.025 15.700
29.000
50.000
75.000
115.000 130.000
370.000 410.000
475.000
850.000
2.600.000
Nieuwe tijd Vb2
Middeleeuwen
Vb1 Romeinse tijd
IJzertijd Subatlanticum
koeler vochtiger
Va
Loofbos eik en hazelaar
overheersen haagbeuk veel cultuurplanten
rogge, boekweit, korenbloem
IVb Bronstijd
Subboreaal koeler
droger IVa
Loofbos eik en hazelaar
overheersen beuk>1% invloed
landbouw
(granen) Neolithicum
Atlanticum warm vochtig
III
Loofbos eik, els en hazelaar
overheersen in zuiden speelt linde een grote rol
Boreaal
warmer II
den overheerst hazelaar, eik, iep,
linde, es
Mesolithicum
Preboreaal
warmer I
eerst berk en later den overheersend
Late Dryas LW III parklandschap
Allerød LW II dennen- en
berkenbossen
Vroege Dryas open
parklandschap Laat-
Weichselien (Laat- Glaciaal)
Bølling
LW I open vegetatie met kruiden en berkenbomen
Laat-Paleolithicum
Midden- Weichselien (Pleniglaciaal)
perioden met een poolwoestijn en perioden met een
toendra
Vroeg- Weichselien
(Vroeg- Glaciaal)
perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap Eemien
(warme periode) loofbos
Midden-Paleolithicum
Saalien (ijstijd)
Vroeg-Paleolithicum
2650
5000
8000
9000
10.150 10.800 11.800 12.000
13.000 0
815
3755
7020
8240
11.755 12.745 13.675 14.025
15.700 1950
75.000
115.000 130.000
300.000 35.000 8800 5300 4900 2000 800 12 0 450 1500
Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder . (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder . (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot . (1994). Atmosferische data volgens Stuiver . (1998).
Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen.
Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB).
Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).
et al
et al et al et al
Bijlage 2
Uitsnede archeologische verwachtingskaart Enschede
BL-10 BL-9
LW-9 M-6
A-68 A-67
A-66 A-58
257800 257900 258000
471100 471100
471200 471200
471300 471300
471400 471400
Enschede, Pijpenlaan
0 20 40 60 80 100 m
archeologische verwachtingskaart
plangebied
Vindplaatsen datering
onbekend Middeleeuwen Nieuwe tijd
Windmolens Landweren Bleken Wegen Perceel
archeologische verwachting
hoog middel laag
Terrein van hoge archeologische waarde (6)
Bijlage 3
Boorstaten
boring: archeologie - kartering, landgebruik: braak, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede, opdrachtgever: Wooncorporatie Ons Huis, uitvoerder:
BAAC bv
0 cm -Mv
Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, matig siltig, zwak humeus, grijsbruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord
Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: sterk gevlekt
75 cm -Mv
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkergrijs, matig fijn, kalkloos
Bodemkundig: begraven regelmatig geploegd/bewerkte A-horizont, interpretatie: verploegd
Archeologie: enkel fragment aardewerk, enkel fragment bouwpuin (onbepaald), begindatering: 900, einddatering: 1649 Opmerking: gevlekt
120 cm -Mv
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont, enkele Fe-vlekken
125 cm -Mv
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, geelwit, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont
Einde boring op 140 cm -Mv
boring: 10160-2
beschrijver: WB, datum: 28-5-2010, X: 257.918, Y: 471.223, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 34F, boortype: Edelman-12 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: braak, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede, opdrachtgever: Wooncorporatie Ons Huis, uitvoerder:
BAAC bv
0 cm -Mv
Algemeen: aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, zwak humeus, grijsbruin, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: verstoord
Archeologie: veel fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: baksteenresten
60 cm -Mv
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, matig humeus, donkergrijs, matig fijn, kalkloos
Bodemkundig: interpretatie: verstoord
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: baksteenresten, gevlekt
90 cm -Mv
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm), aard ondergrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, donkergrijswit, matig fijn, kalkloos
Bodemkundig: interpretatie: verstoord
Archeologie: begindatering: 1250, einddatering: 1649 Opmerking: sterk gevlekt
140 cm -Mv
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, bruingeel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: BC-horizont
150 cm -Mv
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, grijswit, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont
Einde boring op 190 cm -Mv
boring: archeologie - kartering, landgebruik: braak, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede, opdrachtgever: Wooncorporatie Ons Huis, uitvoerder:
BAAC bv
0 cm -Mv
Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkergrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald) Opmerking: glas-, baksteen- ensteenkoolresten
120 cm -Mv
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: C-horizont
125 cm -Mv
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont
Einde boring op 150 cm -Mv
boring: 10160-4
beschrijver: WB, datum: 28-5-2010, X: 257.903, Y: 471.229, precisie locatie: 1 m, coördinaatsysteem: Rijksdriehoeksmeting, kaartblad: 34F, boortype: Edelman-12 cm, doel boring: archeologie - kartering, landgebruik: braak, provincie: Overijssel, gemeente: Enschede, plaatsnaam: Enschede, opdrachtgever: Wooncorporatie Ons Huis, uitvoerder:
BAAC bv
0 cm -Mv
Lithologie: zand, matig siltig, matig humeus, donkergrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond
Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
70 cm -Mv
Lithologie: zand, zwak siltig, donkergrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Archeologie: fragmenten bouwpuin (onbepaald) Opmerking: glas-, baksteen- en leemresten
90 cm -Mv
Lithologie: zand, zwak siltig, donkergrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: interpretatie: opgebrachte grond Archeologie: enkel fragment bouwpuin (onbepaald)
120 cm -Mv
Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm) Lithologie: zand, zwak siltig, lichtgrijs, matig fijn, kalkloos Bodemkundig: C-horizont
125 cm -Mv
Algemeen: aard bovengrens: geleidelijk (0,3-3 cm)
Lithologie: zand, zwak siltig, geel, matig fijn, kalkloos, interpretatie: dekzand Bodemkundig: C-horizont
Einde boring op 150 cm -Mv
Vondstenlijst
Plaats: Enschede Toponiem: Pijpenstraat
vondstnummer boring opp. kartering diepte Horizont soort aantal fragment grootte-klasse bakselsoort bakseltype handgevvorm type begin datering eind datering begin periode eind periode opmerking
1 1 75-100 xx KER 2 variabel kogelpot 950 1200 VMED LMEA
KER 3 ca. 1 cm 1350 1550 LMEB NTA
roodbakkend, eenzijdig geglazuurd
2 2 100-120 KER 1 <1 cm 1350 1550 LMEB NTA idem
Plaats: Enschede Toponiem: Pijpenstraat
vondstnummer boring opp. kartering diepte Horizont soort aantal fragment grootte-klasse bakselsoort bakseltype handgevvorm type begin datering eind datering begin periode eind periode opmerking
Bijlage 5
Aanbevelingskaart
4
3
2
1
257875 257900 257925
471200 471200
471225 471225
471250 471250
471275 471275
Enschede, Pijpenstraat
0 5 10 15 20 25 m
aanbevelingenkaart
Pijpenstraat
boorpunten
topografische ondergrond plangebied
archeologische verwachting
hoog middelhoog