• No results found

Inspec t ie van he t Onderw i js

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Inspec t ie van he t Onderw i js"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Doe len en ac t iv i te i ten

Inspec t ie van he t Onderw i js

(2)

Goed onderwijs. Daar hebben alleleerlingen en studentenrecht op. Goed onderwijsis de basis voor hun toekomst. Hetis ook de basis voor de ontwikkeling van onze samenleving; niet alleen onze samenlevingin economische zin – ons opleidingsniveau en onze welvaart – maar ook de samenleving die we willen zijn: open en vrij, metrespect voor elkaar en voor onze democratische waarden.

In Nederlandis het onderwijs vrij, behoudens hettoezicht van de overheid. Zo staat hetin de Grondwet. Aan ons detaak om dattoezichtinhoudte geven, op basis van de kaders die de overheid aan het onderwijs en aan hettoezicht stelt.In ditJaarwerkplan staat hoe we datin 2019 willen doen.

Onstoezicht op besturen, scholen en opleidingen hebben we de afgelopenjaren vernieuwd. De besturen zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit en continuïteit van het onderwijs. Zij zijn dan ook ons eerste aanspreekpunt. Met onstoezicht willen wein de eerste plaats de basiskwaliteit borgen. Daarnaast willen we besturen en hun scholen en opleidingen stimuleren om de kwaliteit van hun onderwijs steeds verderte verbeteren. Als het goedis formuleren besturen, scholen en opleidingen hun visie en hun ambities, maken ze plannen en werken ze continu aan verbetering van hun onderwijs.In onze stimulerenderol willen we daarop aansluiten en daarover de dialoog aangaan. Bij dit alles willen we steeds blijven schaven aan onstoezicht, zodat we efectief zijn en blijven. Via ons stelseltoezichtrapporteren wein bredere zin over de ontwikkeling van de kwaliteit van het onderwijs. Dat doen we deels op basis vaninformatie die we bij hettoezicht op deinstellingen verzamelen en deels op basis van gericht stelselonderzoek. We borduren bij onze keuzesin het stelseltoezicht voort op belangrijkethema’s waarover we de afgelopenjaren hebben gerapporteerd, bijvoorbeeld kansengelijkheid, aansluitendeleer- en schoolloopbanen, kwetsbare groepenleerlingen, schoolverschillen,leraren(kwaliteit,tekorten, werkdruk) en sturing op kwaliteit en continuïteit. We geven aan waar werisico’s zien, wat aandacht behoef. Tegelijkertijdlaten we waar mogelijk ook goede voorbeelden zien en geven we aan wat wel en niet werkt.

We willen er met onstoezicht vooral aan bijdragen dat besturen, scholen en opleidingen hunrol pakken, dat ze hun autonomie waarmaken. Ditis van cruciaal belang, zeker na onze constateringin delaatste Staat van het Onderwijs dat de maatschappelijke opdracht van het onderwijs onder druk staat; dat de prestatiesin hetfunderend onderwijs gestaag dalen of stabiel blijven en ongelijke kansen en schoolverschillen dreigente worden versterkt doortoene- mende sociaal economische segregatie. Eris niet één enkele partij die de problemen kan oplossen. Cruciaalis een steviger gezamenlijk beeld van wat goed onderwijsis. Ook daaraan willen we bijdragen door knelpuntente agende- ren en goede praktijkentelaten zien.

In ditjaarwerkplan kijken we eenjaar vooruit. Natuurlijk houden we daarnaastrekening met de actualiteit en met casuïstiek die om aanvullende actie vraagt. Dat hoort bij ons werk. Gaat het omforse nieuwetaken of opdrachten, dan zullen we opnieuw prioriteiten stellen.

We hebben allemaal baat bij goed onderwijs. En onzeleerlingen en studenten hebben errecht op. Vanuit dit perspectief maken we onze keuzes. Efectieftoezicht voor beter onderwijs. Samen met de besturen, scholen en opleidingen en met andere betrokkenen willen we werken aan continue ver betering van het onderwijsin Nederland.

Drs. Monique Vogelzang

Inspecteur-generaal van het Onderwijs September 2018

Voorwoord

(3)

2. Stelseltoezicht 6

2.1 Inleiding 7

2.2 De Staat van het Onderwijs en anderejaarlijkse rapportages 7

2.3 Dialoog en kennisdeling 7

2.4 Intersectorale thematische activiteitenin 2019 8 2.4.1 HRM-aanpak werkdrukleraren(po, vo, so) 8 2.4.2 Schoolverschillen en basis op orde(po, vo, so) 8 2.4.3 Perspectief op aansluitendeleer- en schoolloopbanen(vo/mbo/ho) 9 2.4.4 Leerlingen met extra ondersteuning(po, vo, so, mbo) 9

2.5 Sectorale thema’s 10

2.5.1 Primair onderwijs 10

2.5.2 Primair onderwijs en voortgezet onderwijs 11

2.5.3 Voortgezet onderwijs 11

2.5.4 Speciaal onderwijs 11

2.5.5 Middelbaar beroepsonderwijs 12

2.5.6 Hoger onderwijs 14

2.5.7 Financieel 14

2.5.8 Thema’s waarop we samenwerken met andereinspecties 15

3. Instellingstoezicht 16

3.1 Inleiding 17

3.2 Vernieuwdinstellingstoezichtin po, vo, so en mbo 17

3.3 Toezicht hoger onderwijs 18

3.4 Specifeke onderdelen van hetinstellingstoezicht 19 3.4.1 Vroegscholen en voorscholen 19 3.4.2 B2- en B3-scholen(niet bekostigd onderwijs) 19 3.4.3 Toezicht opinternationale en Europese scholen 19 3.4.4 Samenwerkingsverbanden passend onderwijs 20 3.4.5 Centrale toetsing en examineringin vo en mbo 20 3.4.6 Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven(SBB) 20 3.4.7 Nederlandse scholenin het buitenland 20 3.4.8 (Programmatische) handhaving van wet- en regelgeving 20 3.5 Rapporteren over hetinstellingstoezicht 21 3.6 Toezicht op kwaliteitsborging door andere partijen 21

3.6.1 Algemene typering 21

3.6.2 Toezicht op kinderopvang 21 3.6.3 Toezicht op werkzaamhedeninstellingsaccountants 22 4. Hoe werkt deinspectie samenin het toezicht? 23

4.1 Inspectieraad 24

4.2 Toezicht Sociaal Domein(TSD) 24

4.3 Vide 24

4.4 NVAO en CDHO 24

4.5 Samenwerking bij het opsporen van strafarefeiten 25 4.6 Academische werkplaatsen en samenwerking met de wetenschap 25 4.7 Samenwerking met de Autoriteit Persoonsgegevens 25 4.8 Internationale samenwerking 25 4.8.1 Samenwerking metinspectiesin het buitenland 25 5. Wat zijn de overige taken van deinspectie? 27

5.1 Vertrouwensinspecteur 28

5.2 Wob-verzoeken, uitvoeringstoetsen, adviezen en onthefngen 28 5.3 Vragen van publiek eninstellingen 28

(4)

1 .In le id ing

Onze samen lev ing moet erop kunnen vertrouwen da t de

kwa l i te i t van het onderw i js in Neder land goed is . A ls inspect ie

bewaken en st imu leren we da t . Waa r het om gaa t is da t ons

onderw i jsste lse l er voor a l le leer l ingen en studen ten in s laagt de

kern funct ies van onderw i js te rea l iseren : kwa l ifca t ie , soc ia l isa t ie

en persoonsvorm ing .

(5)

We bewaken de basiskwaliteit en de fnanciële continuïteit van scholen en opleidingen. Dit doen we doortoezicht op de naleving van de wetelijke voorschrifen die voor besturen, scholen en opleidingen gelden. Daarnaast stimu- leren we dat besturen en scholen zich waar mogelijk verbeteren. Het grootste deel van onze capaciteit besteden we aan ditinstellingstoezicht. Ookinformeren we de ministers als we knelpuntenin wet- enregelgeving of het stelsel signaleren. En we dragen bij aan het oplossen van belangrijke vraagstukkenin het onderwijsstelsel. Anders gezegd: welaten zien wat er goed gaat en wat er beter kan;landelijk,regionaal en bijindividueleinstellingen. Afankelijk van de vraag die aan de ordeis, bepalen we onze aanpak. Daarbij staat het efect van onstoezicht voorop.Jaarlijks rapporteren we over de staat van het onderwijsin Nederland.

Jaarlijks voeren we circa 3.000 onderzoeken uit, het grootste deel bij besturen en hun scholenin het kader van ons instellingstoezicht. Over deze onderzoeken brengen werapporten uit die we op onze website publiceren. Ook ons stelselonderzoekleidttotrapporten. Daarnaast zoeken we andere vormen om onze bevindingen over zaken die wein het onderwijsstelsel signaleren op een effectieve manierte delen ente bespreken, bijvoorbeeldin congressen en inrondetafelgesprekken.

We werken actief samen met anderetoezichthouders, wetenschap eninternationale partners. We willen eraan bijdragen dat het onderwijsveld, beleidsmakers en politiek gericht kunnen werken aan verbetering van de onderwijskwaliteit.

De afgelopenjaren hebben we onstoezicht op de afzonderlijkeinstellingen vernieuwd. Formeelis ons vernieuwde toezicht op 1 augustus 2017ingegaan. De besturen van de scholen en opleidingen zijn ons eerste aanspreekpunt; zij zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs. We waarborgen de basiskwaliteit van het onderwijs. Daarnaast stimuleren we de besturen en hun scholente werken aan betere kwaliteitszorg en betere onderwijskwaliteit. Waar mogelijk sluiten we aan op de eigen ambities van besturen en hun scholen ofinstellingen. Intussen blijven we vierjaarlijks alle scholenin hetfunderend onderwijs bezoeken. Uiteraard evalueren we onze nieuwe werkwijze;in 2020 zal het onderzoek van de Radboud Universiteit naar de effecten van het vernieuwd toezicht beschikbaar zijn.

In hetregeerakkoord van het kabinet RuteIIIis het vernieuwdetoezicht nadrukkelijk bevestigd.In de onderwijs- paragraaf krijgt derol van deInspectie van het Onderwijs op een aantal plekken specifeke aandacht. Het gaat dan onder andere overtoezicht opthuisonderwijs, het bij de beoordeling van scholenrekening houden met de eventu- ele aanwezigheid van veel zorgleerlingen, de komende aanscherping van de burgerschapsopdracht aan het onder- wijs die meer duidelijkheid moet geven en een scherperetoetsing door deinspectie mogelijk moet maken, en de inzet op meerruimte voor nieuwe scholen mettoetsing vooraf op een aantal wetelijke deugdelijkheidseisen. Deinspectie bereidt zich op deze ontwikkelingen voor.

In de hoofdstukken 2 en 3 van ditjaarwerkplan beschrijven we het stelseltoezichtrespectievelijk het instellingstoezicht,twee zaken die overigens nauw met elkaar verbonden zijn enin elkaar overlopen. Het instellingstoezichtlevertimmersinformatie op dierelevantis voor het beeld van het onderwijsstelsel enis daarnaast vaak aanleiding om nader onderzoek op stelselniveaute doen. Aan het stelseltoezicht wijden wein dit jaarwerkplan de meestetekst. Dat heeftte maken met hetfeit dat wein het kader van dit stelseltoezichtjaarlijks een aantal gerichte keuzes maken, voortbordurend op zaken die we de afgelopenjaren hebben onderzocht en geconstateerd. Deze keuzes willen wein onsjaarwerkplan graag goedtoelichten.

In hoofdstuk 4laten we zien hoe we met andere partijen samenwerken, nationaal eninternationaal. Hoofdstuk 5 beschrijf enkele specifeketaken van deinspectie enin hoofdstuk 6ten slote gaan we kortin op wat hettoezicht kost.

(6)

2 .Ste lse ltoez icht

Met haa r ste lse l toez ich t rapporteert de inspect ie over de kwa l i te i t van het onderw i js op het n iveau van het ste lse l .

Da t doet de inspect ie dee ls op bas is van in forma t ie d ie z i j b i j het toez ich t op de inste l l ingen verzame len en dee ls op bas is van ger ich t thema t isch onderzoek . De inspect ie w i l de onderw i js- kwa l i te i t n iet a l leen in kaa rt brengen , maa r voora l ook

bevorderen , door te la ten z ien wa t werkt en wa t n iet werkt .

(7)

2 .1 In le id ing

Met onsthematisch onderzoek willen wein kaart brengenin hoeverre het onderwijsstelsel erin slaagt de eerder genoemde kernfuncties van het onderwijsterealiseren. We willen dit met onsthematisch onderzoek vooral ook bevorderen, doortelaten zien wat werkt en wat niet werkt. We verzameleninformatie uit de onderwijspraktijk via onze onderzoeken bij besturen en op scholen en opleidingen. We gebruiken zoveel mogelijk bestaand materiaal, eigen materiaal of onderzoeksmateriaal van anderen. Waar nodig doen we aanvullend en breder onderzoek. Vervolgens analyseren en beoordelen we dezeinformatie. We proberen verklaringente vinden,rapporteren, brengen goede voorbeeldenin kaart en gaan actief de dialoog aan met betrokkenen.

Bij onze programmering sluiten we, waar mogelijk, aan bij bestaande studies en adviezen. We werken actief samen met het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek(NRO) en andere onderzoeksinstituten. Ook werken we samen met de wetenschapin een aantal zogeheten Academische werkplaatsen(zie paragraaf 4.6).Jaarlijks overleggen we met de Onderwijsraad.

Met dethema’s die we kiezen borduren we voort op de zaken die we de afgelopenjaren hebben onderzocht en geconstateerd. Het gaat omthema’s dieliggen op hetterrein van het bereikte niveau, het onderwijsproces, de sturing door besturen en schoolleiders en de context waarin het onderwijs plaatsvindt. Meer concreet gaat het om thema’s als kansengelijkheid, schoolverschillen, de fexibiliteit van het stelsel, passend onderwijs,leraren en professionalisering, sociale kwaliteit en de motivatie vanleerlingen. Onze keuzes komentot stand mede op basis van overwegingen die wij meenemen uit het overleg dat we door hetjaar heen voeren met het ministerie van OCW over derelatietussen beleid entoezicht.

De beschrijving van de gekozenthema’sisin hetJaarwerkplan soms nogtamelijk algemeen. Nadere uitwerking vindt de komende periode plaats. Dat kan betekenen dat bepaaldethema’s een specifekefocus zullen krijgen die nog niet directis afteleiden uit detekstin ditjaarwerkplan. Hierbij kan specifeke, actuele casuïstiek diein bredere zin vragen oproept eenrol spelen.

2 .2 De Staat van het Onderw i js en andere jaar l i jkse rapportages

Staat van het onderwijs

In april 2019 zullen werapporteren over de staat van het onderwijs aan de minister van OCW en de minister voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs en media. De beide ministers bieden het verslag vervolgens namens derege- ring aan de Staten-Generaal aan. De Staat van het Onderwijs behandelt de kwaliteit van het Nederlandse onder- wijsstelsel en de manier waarop met name deinstellingen daaraan bijdragen. Waar mogelijk en zinvol vergelijken we onze bevindingen met die van anderelanden en plaatsen we onze bevindingenin een meerjarige context. Anderejaarlijkse rapportages

Behalve over de staat van het onderwijs, zullen wein 2019rapporteren over de fnanciële staat van het onderwijs en over de wijze waarop gemeenten hun wetelijketaken op het gebied van kinderopvang uitvoeren. Dat doen wein de Financiële staat van het onderwijsresp. het Landelijkrapport kinderopvang.

2 .3 D ia loog en kenn isde l ing

We willen actief bijdragen aan dialoog en kennisdelingin het onderwijs. daarom organiseren we bij het

verschijnen van de Staat van het Onderwijsin april een congres over de belangrijkste ontwikkelingen en mogelijke oplossingen voor knelpunten. Ook zijn erregelmatig conferenties,rondetafelgesprekken enregiobijeen komsten rond specifekethema’s. Viainternet en social media, deelname aan discussiebijeenkomsten en onderwijsconfe- renties doen we aan kennisdeling en -verwerving. Periodiek brengen we nieuwsbrieven uit voor de verschillende onderwijssectoren.

(8)

Waar mogelijk gebruiken we onderzoek van derden. We stimuleren dit ook, bijvoorbeeld door data beschikbaarte stellen, studieste begeleiden of daar zelfinte participeren. Rond enkele vraagstukken werken we structureel samen met universiteiten, onder anderein de vorm vanleerstoelen en academische werkplaatsen(zie paragraaf 3.5).

2 .4 Intersectora le themat ische act iv ite iten in 2019

Voor 2019 hebben we een aantalthema’s bepaald die we(nader) willen onderzoeken. We hebben onze keuzes gemaakt op basis van ons beeld van het onderwijsstelsel en voortbouwend op de onderwerpen die we de afgelo- penjaren hebben geagendeerd, zoals kansengelijkheid, aansluitendeleer- en schoolloopbanen, kwetsbare groepen leerlingen, schoolverschillen,leraren(kwaliteit,tekorten, werkdruk) en sturing op kwaliteit en continuïteit. Het gaat om een viertalintersectoralethema’s(thema’s die we niet vanuit een specifeke sector, maar primair vanuit het thema aanvliegen) en een aantal sectoralethema’s.

In deze paragraaf komen deintersectoralethema’s aan de orde:

•HRM-aanpak van werkdrukleraren;

•Schoolverschillen en basis op orde;

•Perspectief op aansluitendeleer- en schoolloopbanen;

•Leerlingen met extra ondersteuning.

2 .4 .1 HRM-aanpak we rkd ruk le ra ren (po , vo , so )

De(hoge) werkdruk vanlerarenis eenthema datin de media en ookin beleid en onderzoek veel aandacht krijgt. Het gaat om een weerbarstig vraagstuk, hetis niet mogelijk om één oorzaak aante wijzen. Een van de oplossings- richtingenis dat scholen meer aandacht hebben voor strategisch HRM-beleid.

Onze centrale onderzoeksvraagis: draagt strategisch HRM-beleid van scholen bij aan werkdrukvermindering van leraren(hoe ziet het er uit, welk efect heef het?) en onder welke voorwaarden vindt dit plaats? Onzeinsteekis dat we onderzoek doen naar de(hoge) werkdruk alsrisico voor de kwaliteit van het onderwijs.

Met ons onderzoek willen we bevorderen dat besturen, schoolleiders en medewerkers waar nodig met elkaar een professionele dialoog voeren over de analyse en de aanpak. We zijnin dit kader met name ook op zoek naar scholen waar schoolleiders zicht hebben op de werkdruk van hunleraren en hierop vanuit het strategisch HRM-beleid ade- quate maatregelentrefen. We willeninzicht krijgenin deinvloed van werkdruk oprisico’s voor onderwijskwaliteit. In ons onderzoek sluiten we zoveel mogelijk aan op de activiteiten en aandachtspunten van de betrokken organisa- ties bij hetthema werkdruk en psychosociale arbeidsbelasting, zoals dieter sprake kwamenin het bestuurlijk over- leg over ditthema met deinspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de sectororganisaties(primair onderwijs, voortgezet onderwijs en mbo) en vakbonden(AOb, CNV en AVS).

2 .4 .2 Schoo lve rsch i l len en bas is op o rde (po , vo , so )

Nederlandse scholen verschillen sterkin de gemiddelde prestaties van hunleerlingen. Nederlandis koploper op het punt van schoolverschillen, zo blijkt uitinternationale studies. Opvallendis dat kenmerken vanleerlingen slechts een deel van de schoolverschillen verklaren. Ooktussen scholen met vergelijkbareleerlingenpopulaties zijn de verschillen groot. We weten nog niet goed wat de schoolverschillen veroorzaakt.

Onze centrale vraagin deze onderzoekslijnis daarom: welke verklaringen zien wein de praktijk voor de verschillen tussen scholenin de gemiddelde prestaties vanleerlingenin het primair onderwijs, voortgezet onderwijs en spe- ciaal onderwijs? We gaan eentypologie van scholen maken en vervolgens met kwalitatief onderzoekinzoomen op mogelijke verklaringen. Zo willen we meer zicht krijgen op de oorzaken van schoolverschillenin de verschillende

(9)

contexten waarin de scholen opereren. Daarbij komen ook de volgende vragen aan de orde. Hoe stabiel zijn de schoolverschillen over detijd? Doen scholen het op meerdere onderdelen goed ofjuist slecht?Is er misschien sprake van een trade-of binnen scholen? Gaat het hier om keuzes, kwaliteitsverschillen,leraren,leerlingenkenmer- ken of het curriculum?

Meerinzichtin de oorzaken van schoolverschillenis nodig voor de waarborging en stimulering van de kwaliteit van het onderwijs over de helelinie en daarbij voor het tegengaan van ongewenste school verschillen. Het biedt een betere basis voor effectief beleid entoezicht.

2 .4 .3 Pe rspec t ie f op aans lu i tende lee r- en schoo l loopbanen (vo /mbo /ho )

Hetis belangrijk datleerlingen/studenten  bij de overstaptussen voortgezet onderwijs, middelbaar

beroepsonderwijs en het hoger onderwijs zo min mogelijk overlap, breuken oflacunesin hetleerproces ervaren. Scholen en opleidingen werken vanuit diverseinvalshoeken aan doorlopendeleerlijnen die voor een betere aansluiting zorgen. We willen onderzoeken of dit voldoendeis of dat er meer voor nodigis om voor een goede aansluitingte zorgen. Zo speelt de vraag ofleerlin-genin het voortgezet onderwijs voldoende worden voorbereid op het vervolgonderwijs, gelet op bijvoorbeeld de achterblijvenderendementenin het vervolgonderwijs. De centrale vraagin deze onderzoekslijnis: welke knelpunten zien wein de aansluitinginleer- en schoolloopbanen en welke oplossingsrichtingen zijn er?

Met ons onderzoek willen we meerinzicht verschafen en bijdragen aan het denken over betere aansluitende leer- en schoolloopbanen.

2 .4 .4 Lee r l ingen me t ex t ra onde rs teun ing (po , vo , so , mbo )

Nederlandinvesteert extrainleerlingen die(extra) ondersteuning nodig hebben. Dit gebeurt op diverse plaatsenin het onderwijsstelsel, vanuit beleid gericht op meerinclusief onderwijs, goede ondersteuning, het voorkomen van uitval en soepele overgangen. Desondanks zien we datleerlingen met(extra) ondersteuningsbehoefe nogregel- matig problemen hebbenin het onderwijs enin de aansluiting op een vervolgplek,in het onderwijs, op de arbeids- markt of bijvoorbeeldin de dagbesteding. Over de kwaliteit van de ondersteuningin de dagelijkse praktijk weten we betrekkelijk weinig.

De centrale vraagin deze onderzoekslijnis: krijgenleerlingen met(extra) ondersteuningsbehoefe de ondersteu- ning die hen helpt bij een succesvolle schoolloopbaan en perspectief op werk? We willen uitspraken kunnen doen over de efecten van passend onderwijs opleerlingen die extra ondersteuning nodig hebbenin het

onderwijsleerproces.

Het betref hier een samenstel van onderzoekenin de verschillende sectoren, met een gecoördineerde aanpak, waarbij we door de sectoren heen verschillende accentenleggenrondomleerlingen met een extra ondersteunings- behoefte. Vanuit het mbo isin 2017 een estafetteonderzoek gestart waarbij we vooral kijken naar de doorstroom van deleerlingen naar arbeidsmarkt en dein- en uitstroomin en vanuit voortgezet speciaal onderwijs(vso) en spe- ciaal onderwijs(so).In het primair onderwijs en speciaal onderwijs onderzoeken we de kwaliteit van de ondersteu- ninginrelatietot de gedefinieerde basisondersteuning.In het voortgezet onderwijs gaan we de doorstroom praktijkonderwijs/vmbo basis naar entreeopleidingen onderzoeken.

(10)

2 .5 Sectora le thema ’s

Naast de sectoroverstijgende onderzoeken doen we een aantal onderzoeken vanuit de verschillende sectoren, somsintwee sectoren.

2 .5 .1 P r ima i r onde rw i js

Vervolg stimulerend onderzoek‘op naar vo!’

We hebben de afgelopenjaren ervaring opgedaan met stimulerend onderzoek naar de overgang van po naar vo. Scholen geven aan veelte hebben aan dit onderzoek. We hebben een webapplicatie ontwikkeld, waarmee school- teamsin gesprek kunnen gaan over hoe zijleerlingen adviserenrichting het vo. We zien goede mogelijkheden om bijvoorbeeld over de druk van ouders bij de advisering stimulerende gesprekkente voeren.In de zomer van 2019 zullen we over eventueel nieuw onderzoek beslissen.

Curriculum

Over het gerealiseerde curriculumin hetfunderend onderwijs weten we betrekkelijk weinig. Scholen hebben een grote autonomiein het bepalen van hun aanbod en kunnen daardoor behoorlijk van elkaar verschillen. We willen voor het primair onderwijs komentot meer zicht op het geplande(op methoden gebaseerde) curriculum en het feitelijk aangeboden curriculum. Welke keuzes maken scholen en watis daarvan het efect?

Pilots Voor- en vroegschoolse educatie/ Kinderopvang

Bij een aantal gemeenten onderzoeken we hoe de verschillende stakeholders sturen op de kwaliteit van de voor- schoolse educatie en de kinderopvang. Dit doen wein de vorm van pilots. Voor de zomer(2018) hebben we hier drie gemeenten bij betrokken, na de zomer betrekken we hier dertien gemeenten bij. Onderdeel van de aanpak zijn bezoeken aan gemeenten enlocaties, en deskundigheidsbevordering bij GGD-inspecteurs.In het voorjaar van 2019 volgt derapportage en vindt overleg plaats met de ministeries van OCW en SZW over de mogelijkheden die deze aanpak biedt voor detoekomstigeinrichting van hettoezicht. Daarbij worden ook de VNG en GGD GHOR betrokken.

Nulmeting kwaliteit vanlocaties voor voorschoolse educatie

We gaanin detweede helf van 2019 een nulmeting uitvoeren van de kwaliteit van voorschoolselocaties. We zullen ongeveer 250 bezoeken doen omtot eenrepresentatief beeldte komen. Daarnaast willen we een beeld geven van de aansluitingtussen de voor- en vroegschoolse educatie op basis van onderzoek bij circa 75 vroegscholen. Peil.onderzoek

In dit doorlopende onderzoeksprogramma brengen we voor diverseinhoudsgebieden de ontwikkelingenin het aanbod van scholen en deresultaten van deleerlingen aan het eind van basisonderwijs en speciaal basisonderwijs in kaart.In 2019 verschijnt naast dejaarlijkse metingtaal enrekenen 2017/2018 derapportage van de peilingen Engels einde basisonderwijs en mondelingetaalvaardigheid einde speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs (voormalig cluster 4). Verder voeren we de peiling schrijfvaardigheid uit en begeleiden we de uitvoering van Peil. onderzoekrekenen en wiskunde.

SBO/Nieuwkomers

Tijdens de vierjaarlijke bezoeken aan besturen bezoeken we altijd de scholen voor speciaal basisonderwijs(sbo) en nieuwkomersvoorzieningentype 1 en 2 voor een verifcatieonderzoek.

(11)

2 .5 .2 P r ima i r onde rw i js en voo r tgeze t onde rw i js

Fries

Met de provincie Fryslânis afgesproken dat wein 2019 onderzoek zullen doen naar de kwaliteit van het onderwijsin het Friesin po en vo, nu onderregie van de provincie Fryslân werkis gemaakt van een zo breed mogelijkeinvoering van een genormeerdleerlingvolgsysteem. Met ons onderzoek willen we het beeld van de kwaliteit van het onder- wijsin het Friesin po en vo actualiseren. Ook willen wein kaart brengenin welke mate de Friese schoolbesturen zicht hebben en sturen op de kwaliteit en verdere ontwikkeling van het Fries op hun scholen(conform het opge- steldetaalplan Frysk).

Lokale Educatieve Agenda van gemeenten en schoolbesturen

We gaan onderzoekenin hoeverre gemeenten en schoolbesturen de doelen, diein de Lokale Educatieve Agenda (LEA) zijn afgesproken, behalen.In de LEA maken gemeenten en schoolbesturen en ook kinderopvangorganisaties afspraken over het voorkómen van segregatie, het bevorderen vanintegratie en het bestrijden van onderwijs- achterstanden. Basis voor ons onderzoekis een vragenlijst die we uitzeten onder gemeenten. Deze vragenlijst combineren we met de vragenlijst over voor- en vroegschoolse educatie. Op basis van de uitkomsten zullen we enkele(goede) voorbeelden uitwerken. Werapporteren hieroverin detweede helf van 2019.

2 .5 .3 Voo r tgeze t onde rw i js

Centraal schriftelijk en praktisch examen(CSPE)

In 2016 onderzochten we de kwaliteit van de afname van het centraal schrifelijk en praktisch examen(cspe)in het vmbo-b.In 2008 en 2013 deden we soortgelijk onderzoek.In het algemeen zien we een positieve ontwikkeling. We hebben enkele bijeenkomsten georganiseerd waarin de uitkomsten van het onderzoek zijn besproken met de VO-raad, de AOC Raad, de Stichting Platforms VMBO, het College voor Toetsen en Examens en het ministerie van OCW. Met deze partijenis afgesproken dat zij met een pakket maatregelen komen om de afnamepraktijk(verder)te verbeteren.In het voorjaar van 2019 zullen we 90 praktische examens bezoeken en zullen we nieuwe bijeenkom- sten beleggen met de betrokken partijen.

Strategisch HRM

Naast hetintersectorale onderzoek dat we doen naar de HRM-aanpak van de werkdruk bijleraren, onder zoeken we in hoeverre besturen en scholenin het vo werk maken van strategisch HRM. Meer concreetis de onderzoeksvraag in hoeverre besturen en scholen beleid voeren waarbijleraren en schoolleiders verantwoordelijkheid krijgen en nemen voor hun eigen ontwikkeling, passend binnen de visie en kaders van het(onderwijskundig) beleid van de school. We zullen op 30 scholen gesprekken voeren over strategisch HRM.

2 .5 .4 Spec iaa l onde rw i js

Instroomin het speciaal onderwijs(jonger dan 12jaar)

Na deinvoering van passend onderwijs zagen we een daling van het aantalleerlingenin het speciaal onderwijs. Die daling stagneert;in het schooljaar 2017/18 was op deteldatum(1 oktober 2017) zelfs eentoenamete zien. Dit komt overeen met wat wijin het veld signaleren. De scholen voor speciaal onderwijs klagen over een verzwaring van de problematiek van deleerlingen dietussentijdsinstromen.

We gaan op 30 scholen onderzoeken waar deleerlingen, die uit hetregulier onderwijs komen, vandaan komen, en waar de handelingsverlegenheid van hetregulier onderwijs zit. Tevens kijken we naar deinspanningen die het spe- ciaal onderwijs moetleveren om dezetussentijdseinstroom opte vangen. Deresultaten dienen alsinput voor de Staat van het Onderwijs diein 2020 uitkomt.

(12)

Onderwijs en zorg

Veelleerlingenin het speciaal onderwijs hebben zorg nodig onder onderwijstijd. Dit vindtin diverse vormen plaats. Er zijninstellingen die onder één bestuur onderwijs en zorg combineren. Ook zijn er vormen van bij DUO vastge- legde samenwerkingtussen onderwijs en zorg dieresidentiëleinschrijving vanleerlingen mogelijk maken. Ten slote zijn er besturen die de zorg voor deleerlingen moeteninkopen.

In 2019 zullen we, aansluitend bij hetregeerakkoord(de wenstot verbetering van de situatie voorleerlingen met een ernstige meervoudige beperking) en de beleidsontwikkeling bij OCW en VWS, knelpunteninventariseren wat de zorg onder onderwijstijd betref. We zullen gesprekken hebben en observaties doen bij scholen waar sprakeis vanforse knelpunten. Met samenwerkingsverbanden zullen we spreken over de gevolgen van beleid op onder meer het gebied van verschuiving van fnanciële middelen van speciaal naarregulier onderwijs. We zullen deel- nemen aan bestuurlijk overleg, bijvoorbeeld met gemeenten. We werkenin dit kader samen met deInspectie Gezondheidszorg enJeugdi.o.

Governance bij de samenwerkingsverbanden

Aansluitend bij hetregeerakkoord, de evaluatie van passend onderwijs en van de samenwerkingsverbanden (hetlaatste door de NRO) willen we onderzoeken welke verschillen we zienin de governance bij de samenwerkings- verbanden en of deze verschillente ordenen zijnin verschillendetyperingen. Het begrip governance hanteren wein de zin van het geheel van de aansturing en de gemaakte keuzes; de sturing door het bestuur, hetinternetoezicht en de verantwoordelijkheid voor uitvoering enresultaten van het samenwerkingsverbandin zijn geheel. Deresultaten van het onderzoek dienen alsinput voor de Staat van het Onderwijs diein 2020 uitkomt. Daarnaast brengen we mogelijk een eindrapport en één of meer deelrapportages uit.

Arbeidsparticipatie na het verlaten van het voortgezet speciaal onderwijs

Jongeren die het voortgezet speciaal onderwijs(vso) doorlopen hebben, krijgen minder snel dan voorheen een uit- kering. Dit betekent dat er een zwaarder beroep op het onderwijs wordt gedaan om dezejongeren voorte bereiden op een arbeidsplek.In 2019 starten veertien proefuinen enleertrajecten van de betrokken departementen, in samenwerking met de VNG.

In 2019 doet het Toezicht Sociaal Domein(TSD) onderzoek naar de participatiein de samenleving vanjongeren zonder startkwalifcatie. Bij dit onderzoek‘participatie zonder startkwalifcatie’is deInspectie van het Onderwijs leidend.

2 .5 .5 M idde lbaa r be roepsonde rw i js

Audits: versterking kwaliteitsborging

Onstoezichtis erop gericht dat besturen en scholen hun kwaliteitszorg verder ontwikkelen. Goede kwaliteitszorg isimmers cruciaal voor duurzame borging en verbetering van de onderwijskwaliteit. Uit onstoezicht blijkt dat de kwaliteit van de audits verbeterd kan worden conform de WEB-vereistenin artikel 1.3.6. We willen dit stimuleren door op stelselniveau de verschijningsvormen van de audits(instellings- en opleidingsaudits)te beschrijvenin relatie met de vereisten van artikel 1.3.6. WEB en een handreiking opte stellen ente bespreken met het Kwaliteitsnetwerk MBO en andere netwerken. Vervolgens willen we stimulerende activiteiten ondernemen om de kwaliteit van de auditsystematiek op stelselniveaute versterken.

Governance Raad van Toezicht-College van Bestuur

Bij het bestuur van een mbo-school heef het College van Bestuur(CvB) een sturende en de Raad van Toezicht(RvT) een controlerenderol. Zo werken zij samen aan derealisatie van de beleidsdoelstellingen met de daarvoor beschik- bare middelen. Voor het vertrouwenin een mbo-schoolis van belang dat men hierovertransparant communiceert en verantwoording afegt. Deformele verhoudingentussen CvB en RvT zijn vaak goed geregeld. Tegelijkertijdis het adequaat opereren binnen die verhoudingen eenleerproces dattijd vergt. We gaan verkennenin hoeverre de RvT’s in staat zijn hunrol alsinterntoezichthouderinte vullen en hoe zij hunrol zietten opzichte van het CvB en de externetoezichthouder.

(13)

Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt verandert voortdurend als gevolg vantechnologische, sociaal-culturele en economische ontwik- kelingen. Dit vraagt om beroepsonderwijs dat daar snel opinspeelt en veel aandacht besteedt aaninnovatie. We willen een verkenning doen vanuittweeinvalshoeken: 1) de fexibilisering van de arbeidsmarkt voor met name mbo’ers die net starten met werken, al dan nietin het kader van een duaalleertraject, en 2) veilig en gezond(leren) werkenin het mbo en deleerbedrijven. Als dat mogelijkis, willen we dit onderzoek doenin samenwerking met de inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, om elkaarte versterken en meer efectte sorteren. Ons beidertoezicht heefraakvlakken als het gaat overjonge mensen die vanuit het beroepsonderwijsin bedrijven al werkend het vak leren.

Maatwerk eninvesteringenin docentkwaliteit

Het mbo zitin eenfase van continue verandering, deels politiekingegeven, en versterkt door de ontwikkeling van nieuwetechnologieën, het snel veranderende werkveld en de eisen die het vervolgonderwijs stelt. De vraag naar fexibilisering en maatwerk neemttoe. Dit vraagt veel deskundigheid van de onderwijsteams. We gaan onderzoe- ken welkeinvesteringen scholen doen om hun docenten hiervoortoeterusten.

Mbo niveau 2

Voor een beperkte groepjongeren blijkt een startkwalifcatie, een vervolgopleiding of een baan niet haalbaar, ondanksinspanningen van henzelf, ouders, onderwijs, gemeenten, zorg en andere betrokkenen. We zagen dit bij de studenten van entreeopleidingen en we zien dit ook bij de niveau 2-studenten.In vervolg op ons onderzoek naar de entreeopleidingen, niveau 1, willen wein beeld brengen hoe het stelselfunctioneert waar het gaat om het bieden van extra ondersteuning en kansen aan deze(groepen)leerlingen. Waarfunctioneert het goed, waar zien we knelpunten en welke(groepen) studenten profteren hiervan of zijnjuist de dupe?

Toegankelijkheid mbo

Op basis van de wetinzake de vroegtijdige aanmelddatum en hettoelatingsrecht mbo hebben studenten met de juiste vooropleiding metingang van het studiejaar 2018-2019 hetrecht omtoegelatente wordentot de mbo-oplei- ding van hun keuze. Ditis van belang voor de verbetering van de overgangentussen vo, mbo en ho. Wij volgen de ontwikkelingenrond deinvoering van hettoelatingsrecht. Op basis van deinventarisatie van vragen en signalen van studenten brengen we de efectenin kaart. Afankelijk van de uitkomsten zullen we bepalen of we eenthema- onderzoek doen over dit onderwerp.

Examenkwaliteitin het mbo

De examenkwaliteitin het mbo blijf een punt van zorg. We willen kwaliteitsverbetering stimuleren entevens bevorderen dat de examencommissies een sterkererol krijgen. We willen eenrepresentatief beeld geven van de kwaliteit van de examinering en diplomering. Daartoe onderzoeken wein 2018/2019 net alsin 2017/2018 de exa- menstandaarden. Werapporteren over dit onderzoekin de Staat van het Onderwijs(2020). We breiden dit onder- zoekin 2018-2019 uit met onderzoek van de standaarden Didactisch handelen en de Beroepspraktijkvorming. We willen het onderzoek naar deze standaarden vervolgenin 2019-2020 en zo dakpansgewijs eenrepresentatief beeld geven van de kwaliteit van het didactisch handelen en de beroepspraktijkvorming.

VAVO en Educatie

Tijdens de vierjaarlijkse onderzoeken, onderzoeken werisicogericht VAVO en stelselmatig Educatie opleidingen.

(14)

2 .5 .6 Hoge r onde rw i js

We onderzoekenin 2019 driethema’s. De defnitieve vormgeving vindt plaatsin overleg met onze stakeholders; onze bevraging zal worden vastgelegdin dejaarlijkseinformatieafspraaktussen VSNU, VH, OCW eninspectie. Nieuw aanbod

Eris een maatschappelijke en politieke vraag om meer maatwerk, fexibilisering en kortetrajectenin het hoger onderwijs. Voorbeelden zijn de Associate degree als zelfstandige opleiding, deeltijdstudie, versneldetrajecten, de pilots fexibilisering en het vermarkten van(delen van) geaccrediteerde opleidingen. Tegelijkertijd worden er wel vraagtekens geplaatst bij de kwaliteit van deinformatie over en het niveau van het nieuwe aanbod. We willen onderzoek doen naar de context van het nieuwe aanbod(de vraag, de wetelijke(on)mogelijk heden, detoege- voegde waarde voor deinstroomin entoegankelijkheid van het hoger onderwijs en de organisatie van de accredi- tatie), de sturing(overwegingen, geldstromen en communicatie), het onderwijsproces(eigenaarschap van opleidin- gen, uitvoeringsvarianten enrechtsbescherming studenten) en het bereikte niveau(inclusief de borging daarvan). Internationalisering

Het aantalinternationale studenten en Engelstalige opleidingen neemt sneltoe, net als de behoefe bijinstellingen ominternationale samenwerkingsconstructies aante gaan.In een samenhangende aanpak willen we onderzoek doen naar Engelsin het hoger onderwijs, buitenlandse studenten eninternationale samenwerkingsconstructies. We willen onderzoek doen naar de context(de mogelijkheden quaregulering eninspelen op deinternationale instroom, fnanciële prikkels, afstemming van deinstroom en Engelstalige opleidingen op de arbeidsmarkt, de bijdrage aan het vestigingsklimaat, huisvesting voorinternationale studenten), de sturing(gedragscode, keuze- mogelijkheden voor studenten, selectie vaninternationale studenten, kennisontwikkeling over studieloopbaan internationale studenten en personeelsbeleid), het onderwijsproces(voldoende beheersing Engels, mogelijk ver- dringingsefect, ontwikkeling kansengelijkheid, aansluiting Engelstaligheid bijleerdoelen en eindtermen opleiding, begeleidinginternationale studenten) en bereikt niveau(het efect van onderwijsin anderetaal,toename van het aantalinternationale studenten en het conceptinternational classroom op de kwaliteit van het onderwijs, hante- ring en de plaats andereleeruitkomsten zoals samenwerkingininternationale contextin het onderwijsprogramma en detoetsing).

Selectie en toegankelijkheid

Deinspectie volgt meerjarig de ontwikkelingen op hetterrein van de selectiein en detoegankelijkheid van het hoger onderwijs.In 2019 zullen werapporteren over detoegankelijkheid van het hoger onderwijsin het perspectief van detoename van het aantalinternationale studenten.In 2019 zullen we onze vervolgvragenformuleren. Daarbij zal het gaan over de keuzes dieinstellingen en opleidingen maken qua selectie, het efect daarvan op studieduur en eindniveau en overtoegankelijkheidin de zin van gelijke kansen voor alle studenten en daaraan gekoppeld een pas- sende master vooriedere student.

2 .5 .7 F inanc iee l

Besteding middelen passend onderwijs

In het voorjaar van 2018 hebben we verkennend onderzoek gedaan naar de besteding van de middelen voor pas- send onderwijs binnentien samenwerkingsverbanden voor primair onderwijs. We hebben dit gedaan als opmaat naar vervolgonderzoek op hetzelfdethema. Waar we dit onderzoek oprichten,is mede afhankelijk van deresulta- ten uit het verkennende onderzoek.

(15)

Continuïteit kleine opleidingen(waaronder vak-instellingen)

We hebbenin 2017/2018 onderzoek gedaan naar de fnanciële ontwikkelingen bij de agrarische opleidingscentra (aoc’s). Daaruit bleek onder meer dat een deel van dezeinstellingen optermijn niet zelfstandig zal kunnen blijven voortbestaan, vooral als gevolg van(regionale) krimp. Er zijn aanwijzingen dat dezelfderisico’s optermijn spelen bij een deel van deroc’s en de kleinere vakinstellingen. Vanuit een fnanciële én kwalitatieveinsteek zullen wein kaart brengen welkeinstellingen enregio’s het hardst getrofenlijkente worden door de demografsche ontwikkelingen, hoe ze daarop anticiperen, en wat de mogelijke gevolgen zijn voor de kwaliteit en voor het aanbod(doelmatigheid). Internationalisering

Internationalisering staat binnen het hoger onderwijs(ho) hoog op de agenda. Het aantalinternationale studenten neemt sneltoe, het aantal Engelstalige opleidingen groeit, net als de behoefe om buitenlandse samenwerkings- constructies aante gaan.

Veel ho-instellingen zijn de afgelopenjaren mede door de aanwas van niet-Nederlandse EER-studenten gegroeid. Met het oog op de maatschappelijke discussie over(beheersing van) deinternationaliseringis het van belang meer zichtte krijgen op de fnanciëleimpact van de deelname van de EER-studenten aan het hoger onderwijs. We zullen nogin 2018 starten met dit onderzoek. Simulaties van de ontwikkelingen van de bekostiging alsinstellingen geen of minder EER-studenten zoudentrekken, zijn onderdeel van het onderzoek. Ook de studiefnanciering voor EER- studenten wordt meegenomenin het onderzoek. Tegelijkertijd brengen wein kaart watin het hoger onderwijs het aandeelis van niet-EER-studenten en wat daarvan de fnanciële efecten zijn.

In delaatstefase van het onderzoek kiezen we een aantal afzonderlijkeinstellingen die we nader zullen onderzoe- ken. De vraagis danin hoeverre bij de werving van EER- en/of niet-bekostigde studenten fnanciële motieven een rol spelen enin hoeverre de fnanciën van deinstellingen afankelijk zijn van dieinschrijvingen.

Dit onderzoekis onderdeel van het bredere ho-onderzoek naarinternationalisering. Declaraties

Eind 2015 hebben wijin opdracht van de minister eenthemaonderzoek uitgevoerd naar de naleving van de declara- tievoorschrifen door de bestuurdersin het hoger onderwijs. Onze belangrijkste constatering was dat er geen objec- tieve normen zijn waar de naleving van deinterne declaratievoorschrifen aan getoetst kon worden. Daarom heb- ben we de minister geadviseerd om via de koepelorganisaties de bestuurders van de ho-instellingen opteroepen omtottransparante, uniforme en concrete voorschrifen voor de declaratieste komen.

Eind 2017 hebben de universiteitenin VSNU-verband een uniforme declaratie- en onkostenregeling voor de bestuurders ontworpen, geldend vanaf 1januari 2018. De hogescholen hebbenin VH-verband een soortgelijke uniforme declaratieregeling ontworpen die per 1januari 2018 vantoepassingis verklaard.

Wij zullenin de verantwoording over 2018 nagaan of de ho-instellingen de uniformeregelingen hebben gevolgd bij de declaraties van en vergoedingen aan bestuurders.

2 .5 .8 Thema ’s waa rop we samenwe rken me t ande re inspec t ies

Dethema’s waarop we samenwerken met andereinspectiestref u aanin de paragrafen 4.1(inspectieraad) en 4.2 (Samenwerkend ToezichtJeugd).

(16)

3 .Inste l l ingstoez icht

Naast het (vern ieuwde ) toez icht in het funderend onderw i js en

het m idde lbaar beroepsonderw i js , heef de inspect ie nog een

aanta l toez ichtaken . Om te beg innen het toez icht op het hoger

onderw i js dat een andere karakter heef dan het toez icht in de

andere sectoren . Daarnaast is er nog een aanta l spec ifeke

toez ichtaken , b i jvoorbee ld het toez icht op de samenwerk ings-

verbanden p assend o nderw i js en o p d e v oor- en vr oegscho len .

Ten s lote voert de inspect ie in enke le s ituat ies tweede l i jns- o f

interbestuur l i jk toez icht u it , b i jvoorbee ld op het toez icht dat

(17)

3 .1 In le id ing

Per 1 augustus 2017is het vernieuwdetoezicht vantoepassingis voor de sectoren primair onderwijs(po), (voortgezet) speciaal onderwijs((v)so), voortgezet onderwijs(vo) en middelbaar beroepsonderwijs(mbo). Met onsrisicogerichtetoezicht bewaken we de basiskwaliteit. Daarnaast willen we stimuleren dat alle scholen en besturen streven naar betere onderwijskwaliteit.

Onstoezichtricht zich ook op de scholenin Caribisch Nederland(Bonaire, Sint Eustatius en Saba). We werken met waarderingskaders die vergelijkbaar zijn met diein Europees Nederland, maar die wel zijn gebaseerd op de BES-wetgeving.

Deinspectie heef ooktoezicht op het groene onderwijs. Het groen onderwijsis als uitvloeisel van hetregeer- akkoord als beleidsterrein overgegaan van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat naar

het ministerie van OCW.

3 .2 Vern ieuwd inste l l ingstoez icht in po , vo , so en mbo

Onderzoekskader en waarderingskader

Onze werkwijze staatin onze onderzoekskaders enisin de sectoren po, vo, so en mboin grotelijnen gelijk. De onderzoekskaders bevaten een waarderingskader, waarin we beschrijven wat we onderzoeken en beoordelen of een waardering geven.

Jaarlijkse prestatieanalyse

We volgenjaarlijks de prestaties van besturen en scholen/opleidingen. We kijken met name naar onderwijs- resultaten, fnanciële kengetallen, signalen van buiten en de ontwikkeling van deleerlingenpopulatie of studentaantallen. Zien we op basis van onze analyse dat een school/opleiding of bestuur bepaalderisico’sloopt, dan kan ditleidentot een gesprek met het bestuur en eventueeltot een kwaliteitsonderzoek bij een school of instelling. Ditis afankelijk van de aard en omvang van derisico’s en hoe we de kwaliteitszorg van het bestuur beoordelen.

Het vierjaarlijks onderzoek

Bij elk bestuur doen we elke vierjaar onderzoek: het vierjaarlijks onderzoek.In dit onderzoek beoordelen we het bestuur en de scholen of opleidingen van het bestuur. De centrale vraag daarbijis of(en hoe) het bestuur zorg draagt voor onderwijs van voldoende kwaliteit en voor(fnanciële) continuïteit. Het bestuuris startpunt van het onderzoek, vervolgens doen we verifcatieonderzoek bij scholen en opleidingen. Zo krijgen we zicht op de sturing van het bestuur op de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs op de scholen en opleidingen en op de ambities en hoe die gestalte krijgen.In onze stimulerenderol willen we nadrukkelijk aansluiten bij de eigen ambities van het bestuur.

Oordelen op bestuursniveau

In hetfunderend onderwijs geef deinspectie bij het eerste vierjaarlijks onderzoek(dustot 1 augustus 2021) nog geen oordelen op het niveau van het bestuur over het kwaliteitsgebied‘Kwaliteitszorg en ambitie’. Deinspectie geef op het niveau van het bestuur wel een oordeel op het kwaliteitsgebied‘Financieel beheer’.

Nieuw onderwijsresultatenmodel

Voor het po ontwikkelen we een nieuw onderwijsresultatenmodel.In het schooljaar 2019-2020 gaan we hiermee proefdraaien. Deformeleinvoeringis voorzienin het schooljaar 2020-2021.

In het nieuwe onderwijsresultatenmodel kijken we naar de behaaldereferentieniveaus voortaal enrekenen. Daarbij nemen we deresultaten vanleerjaar 8 over delaatste driejaren samen, zodat we een stabiel beeld krijgen. Het nieuwe onderwijsresultatenmodel bevattweeindicatoren:(1) behalen voldoendeleerlingen het niveau datin principe alle leerlingen aan het eind van de basisschool zouden moeten kunnen bereiken(hetfundamenteel niveau 1F) en(2)

(18)

past het aantalleerlingen dat het streefniveau(1S voorrekenen en 2F voorlezen entaalverzorging) haalt bij de ver- wachting voor dezeleerlingenpopulatie? Als een school niet voldoet aan één of beideindicatoren, krijgt de school de gelegenheid zich hieroverte verantwoorden. Deze verantwoording betrekken we bij ons uiteindelijke oordeel over deleerresultaten.

We houden bij ons oordeelrekening met deleerlingenpopulatie op de school. Hiervoor hebben we een maat ont- wikkeld op basis van de verwachte onderwijsscores die het CBS berekent voor detoekomstige bekostiging van scholen en gemeentenin verband met hettegengaan van onderwijsachterstanden. Wij gaan daarbij uit van de onderwijsscores van alleleerlingen op de school. Uit de pilot bij een aantal besturenin het voorjaar van 2018 blijkt dat deze maat de verschillentussen scholen beter weergeef dan de huidige maat op basis van het percentage gewichtenleerlingen.

Vierjaarlijks bezoek bij scholenin het funderend onderwijs

In hetfunderend onderwijs blijven we elke vierjaar alle scholen bezoeken die we nietin het kader van het vierjaar- lijks onderzoek bij besturen en hun scholen hebben bezocht. Dit onderzoek kan verschillende vormen hebben, zoals een bezoekin het kader van eenthemaonderzoek.

Stimulering verbetering en de waardering‘goed’

We willen stimuleren dat besturen en scholen/opleidingen hun eigen ambitiesformuleren en daar doelgericht aan werken. We doen dit op verschillende manieren. We gevenruimte aan besturen, scholen en opleidingen om hun visie en ambitieste presenteren entelaten zien hoe zij deze vertalenin hun onderwijspraktijk.In onze gesprekken met besturen, scholen en opleidingen proberen we(verdere) verbeteringte stimuleren.

Naast het oordeel‘voldoende’ hanteren we op school- en opleidingsniveau de waardering‘goed’. Besturen kunnen ons bij het vierjaarlijks onderzoek enin hetfunderend onderwijs ooktussentijds verzoeken onderzoekte doen bij scholen/opleidingen die volgens hen deze waardering verdienen. Het bestuur moet dan wel beschikken over een zelfevaluatie.

Het predicaat‘Excellente school’

Naast de waardering‘goed’, kennen we het predicaat‘Excellente School’ voor scholen met bijzondere kwaliteiten of een specifek profel waarin ze uitblinken. Het belangrijkste doelis het stimuleren van verbetering van de onderwijs- kwaliteitin Nederland. Het predicaatis driejaar geldig. Scholenin hetfunderend onderwijs kunnen zich aanmelden voor hettraject Excellente Scholen. Hettraject staatlos van hetregulieretoezicht, zij het dat de waardering‘goed’ wel een vereisteis om het predicaat‘Excellente school’te kunnen krijgen.

Eris een onafankelijkejury Excellente Scholen die de aanmeldingen beoordeelt en deinspecteur-generaal advi- seert over detoekenning van het predicaat. Deinspecteur-generaal benoemt dejury die bestaat uit een voorziter en drie deeljury’s, verspreid over de sectoren po, vo en(v)so. Deinspectie zorgt voorlogistieke ondersteuning van dejury.

3 .3 Toez icht hoger onderw i js

In het hoger onderwijs(ho) hebben we eenrol die afwijkt van diein de andere sectoren. Werichten onsin het ho primair op de naleving van wetelijke voorschrifen en de stimulering van de kwaliteit van het stelsel. Bij ernstige klachten of signalen doen we onderzoek bijinstellingen. Ook houden wetoezicht op het Nederlandse accreditatie- stelsel. We hebben verder een adviserenderol bijtoetredingsaanvragen vanrechtspersonen voor ho.

We houdentoezicht op zowel de bekostigde als de niet-bekostigde ho-instellingen. Het fnancieeltoezicht(dat gaat overrechtmatigheid, doelmatigheid en continuïteit)richt zichin beginsel alleen op de bekostigdeinstellingen,tenzij ons wordt gevraagdte adviseren over hetrecht om gradente verlenen; dantoetsen we ook bij niet-bekostigde instellingen de fnanciële continuïteit. Dat doen we eveneens als zich daarincidenten voordoen, waarbij de belan- gen van studenten aan de orde zijn.

(19)

Met de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie(NVAO) en de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) hebben we afspraken gemaakt om dubbele bevraging en overlapte voorkomen. De stelselonderzoeken die wij doen, maken onderdeel uit van dejaarlijkseinformatieafspraaktussen de Vereniging Hogescholen, de VSNU, het ministerie van OCW en onzeinspectie.

3 .4 Spec ifeke onderde len van het inste l l ingstoez icht

In deze paragraaf gaan wein op een aantal specifeke onderdelen van hetinstellingstoezicht.

3 .4 .1 V roegscho len en voo rscho len

We houden signaalgestuurdtoezicht op de kwaliteit van de educatie op vroegscholen(groep 1 en 2 van de basis- scholen) en voorscholen(kinderopvang). Voor- en vroegschoolse educatie(vve)is bedoeld voor peuters en kleuters met een(taal)achterstand.

3 .4 .2 B2- en B3-scho len (n ie t bekos t igd onde rw i js )

We hebben ook eentoezichtaakten aanzien van de zogenoemde B2- en B3-scholen: scholen voor po en vo die niet door de overheid worden bekostigd. Scholen met eenrisico op onvoldoende kwaliteit hebben prioriteit, evenals nieuw startende scholen. Wetoetsen of deze scholen voldoen aan de voorwaarden van de Leerplichtwet 1969 en brengen daarover advies uit aan colleges van burgemeester en wethouders.

3 .4 .3 Toez ich t op in te rna t iona le en Eu ropese scho len

Deinspectieis verantwoordelijk voor hettoezicht op deinternationale scholenin Nederland.In de praktijklaten we dittoezicht grotendeels over aan de betrefende buitenlandseinspectie of accrediterende onderwijsorganisatie. Onstoezicht op deze scholenin Nederlandis dan ook doorgaans sober en concentreert zich met name op delessen Nederlandsetaal aanleerlingen met(ook) een Nederlands paspoort.

Een Europese Raad vanInspecteursis verantwoordelijk voor hettoezicht opreguliere Europese scholenin Nederland.In dezeraadis Nederland vertegenwoordigd mettweeinspecteurs. Zij doen zogenoemde‘whole school inspections’ op scholenin het kleuteronderwijs, po en vo. Deraad houdt zich daarnaast bezig met de beoordeling en evaluatie vanleraren, pedagogisch-didactische vernieuwing van het onderwijs, curriculumontwikkeling, nascholing en het European Baccalaureate.

Naastreguliere Europese scholen kennen we ook geaccrediteerde Europese scholen. Deze scholen worden natio- naal bekostigd. De accreditatie van deze scholen vindt plaats door de Europese Raad vanInspecteurs, hetreguliere toezicht door de nationaleinspectie.

In Nederlandis éénreguliere Europese school gevestigd(in Bergen) en één geaccrediteerde Europese school (in Den Haag).

(20)

3 .4 .4 Samenwe rk ingsve rbanden passend onde rw i js

We houdentoezicht op de samenwerkingsverbanden passend onderwijs po/so en vo/vso(voortgezet speciaal onderwijs). De werkwijze zoals beschrevenin onze onderzoekskaders geldt ook voor hettoezicht op de samenwerkingsverbanden.

3 .4 .5 Cen t ra le toe ts ing en exam ine r ing in vo en mbo

We zien eroptoe dat de afname van de centrale examensin vo en mbo volgens de voorschrifen verloopt. In bepaalde gevallen kunnen we maatregelen nemen, bijvoorbeeld besluiten dat een centraal examen opnieuw moet worden afgenomen. Ook beoordelen we de uitvoering van de processen door het College voor Toetsen en Examens(CvTE).

Scholenin het voortgezet onderwijs melden ons vooraf of kandidaten extratijd of andere afnamemogelijkheden nodig hebben(bijvoorbeeld bij dyslexie of een visuele handicap). Achteraf controleren we aan de hand van de eindexamen gegevens of de scholen dejuiste uitslag bepaald hebben. Voor het mbo geldt dat we achteraf,tijdens onsreguliere onderzoek,toezicht uitoefenen. We gaan dan na of de examencommissiejuist heef gehandeld als zich een onregelmatigheid heef voorgedaantijdens de centrale examinering.

In opdracht van het ministerie vanJustitie en Veiligheid onderzoeken we de examinering van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties(SVPB).

3 .4 .6 Samenwe rk ingso rgan isa t ie Be roepsonde rw i js Bed r i j fs leven (SBB )

In het mbo houden we, behalve op de onderwijsinstellingen,toezicht op de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven(SBB). Ons(risicogerichte)toezichtricht zich op de wetelijketaken van de SBB, met eenfocus op deresultaten qua beroepspraktijkvorming en kwalifcatiedossiers.

3 .4 .7 Nede r landse scho len in he t bu i ten land

We houdentoezicht op de Nederlandse scholen en afstandsinstellingen voor Nederlands onderwijsin het buiten- land diein aanmerking komen voor ondersteuning door de overheid via de Stichting Nederlands Onderwijsin het Buitenland(NOB). Het Nederlands onderwijsin het buitenland vindt vooral plaats opruim 200leslocaties voor Nederlandse Taal en Cultuur(NTC-scholen). Daarnaast zijn er circa vijfien dagscholen voor primair onderwijs en vier voor voortgezet onderwijs, en verzorgen zeveninstellingen afstandsonderwijs.Intotaal gaat het om ongeveer 13.000leerlingen.

In 2019 bezoeken we naar verwachtingtien po-dagscholen,twee vo-dagscholen, 38 NTC-po-scholen en 21 NTC-vo-scholen. Daarnaast bezoeken wetweeinstellingen voor afstandsonderwijs voor zowel po als vo.

3 .4 .8 (P rog ramma t ische ) handhav ing van we t- en rege lgev ing

Handhaving van de voor besturen en hun scholen eninstellingen geldende wet- enregelgevingis de kern van onze waarborgfunctie, met name daar waar wijrisico’s zien voor de onderwijskwaliteit.

Het primaire doel van handhavingis gedragsverandering. De zwaarte vaninterventies kent eenlogische opbouw: van eenlichteinterventie door eeninspecteur(bijvoorbeeld voorlichting)tot een zwareinterventie als het opleggen van een bekostigingssanctie. De Beleidsregel fnanciële sancties bij bekostigde onderwijs instellingen bevat ons sanctiebeleid.

(21)

Bij de handhaving van wet- enregelgeving krijgen de volgende onderwerpenin 2019 extra aandacht:

•aanwezigheid schoolgids;

•vrijwillige ouderbijdrage;

•de zorgplicht binnen het passend onderwijs;

•leerplicht en voortijdig schoolverlaten;

•de meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld.

We houden ooktoezicht op de naleving van de Wet normering bezoldigingtopfunctionarissen publieke en semi publieke sector(WNT). Dit doen we op grond van de Regeling bezoldigingtopfunctionarissen OCW-sectoren.

3 .5 Rapporteren over het inste l l ingstoez icht

We sluiten elk onderzoek af met een openbaarrapport.In onzerapporten over het vierjaarlijks onderzoek bij besturen nemen we ook de beoordeling en waarderingen van de onderzochte scholen en opleidingen op. We willen aandacht geven aan de balanstussen wat goed gaat en wat beter moet of kan, zodat een evenwichtig beeld ontstaat van de sturing op kwaliteit door het bestuur en de kwaliteit van de scholen en opleidingen die onder het bestuur vallen.

Werapporteren over scholen en opleidingen waarbij wein derisicoanalyse die wejaarlijks doen,risico’s hebben geconstateerd en waar we onderzoek naar kwaliteitsverbetering doen. Ookrapporteren we over scholen waarbij we op verzoek van bestuur of schoolleider onderzoeken of ze de waardering‘goed’ verdienen.

We publiceren op onze website overzichten van besturen met aangepast fnancieeltoezicht, zeer zwakke scholen in hetfunderend onderwijs en mbo-opleidingen met onvoldoende onderwijs- of examenkwaliteit. Zeer zwakke scholen en afdelingen zijn verplicht de publieksvriendelijke samenvating van onsinstellingsrapporttoete sturen aan ouders vanleerlingen. Ook deze publiceren wij op onze website.

Op onze website staat verder eenlijst met de beoordeling van hettoezicht op de kinderopvang door gemeenten. Ook allerapporten over hettoezicht van gemeenten op vroeg- en voorschoolse educatie(vve) zijn op de websitete vinden.

3 .6 Toez icht op kwa l ite itsborg ing door andere part i jen

3 .6 .1 A lgemene type r ing

In enkele specifeke gevallen houden wetweedelijnstoezicht ofinterbestuurlijktoezicht op hettoezicht dat andere partijen uitoefenen. We onderzoeken dan of de mechanismen voor de kwaliteitsborging van voldoende kwaliteit zijn. Het gaat hier om hettoezicht van gemeenten op kinderopvang en het fnanciëletoezicht door deinstellings- accountants. Op dezetweetoezichtaken gaan wein de paragrafen 3.6.2 en 3.6.3 kortin.

3 .6 .2 Toez ich t op k inde ropvang

De kinderopvanglocaties staan ondertoezicht van gemeenten. De GGD’en voeren deinspecties uit. Wanneer niet aan de kwaliteitseisen wordt voldaan en de GGD een handhavingsadvies geef, moet de gemeente hierop hand- haven. Wij voerenin opdracht van de minister van SZWinterbestuurlijktoezicht uit op de uitvoering van de gemeentelijke(toezicht)taken. Dit doen werisicogericht. Alle gemeenten moeten eenjaarverslaginzenden, dat de basis vormt voor hettoezicht. We kunnen ookincidentele onderzoeken bij gemeenten uitvoeren. Dat doen we op grond van signalen en andere(toezicht)informatie. Met onstoezicht willen we gemeenten stimuleren de kwaliteit van de uitvoeringte blijven verbeteren.

(22)

Als een gemeente haartaken op het gebied vantoezicht en handhaving onvoldoende uitvoert, wordt een verbeter- traject gestart. De oordelen over het gemeentelijk presteren geven we weerin statussen(A, B, of C). Zowel deze statussen als onze onderzoeksrapporten publiceren we op onze website. Werapporteren over onze bevindingen en onderzoeken aan de minister van SZW.

In 2019 brengen we hetjaarlijkselandelijkrapporttoezicht en handhaving kinderopvang uit. De minister van SZW zendt ditrapport aan de Kamer, vergezeld van de voorgenomen acties op basis van de bevindingen en conclusies van deinspectie.

3 .6 .3 Toez ich t op we rkzaamheden ins te l l ingsaccoun tan ts

Externe accountants voeren het eerstelijnstoezicht op de fnanciële verantwoording van onderwijsinstellingen uit. Deinspectie houdttweedelijnstoezicht op dezeinstellingsaccountants. We voeren dossierreviews uit bijinstellings- accountants om vastte stellen of de accountantswerkzaamhedentoereikend zijn. We doen dit aan de hand van de voorschrifenin het onderwijsaccountantsprotocol.Is een accountantsonderzoek ontoereikend, dan kan het nodig zijn dat de accountant een deel van het werk overdoet.Instellingen krijgen het optijdte horen als we een dossier- review gaan uitvoeren; ze ontvangen altijd een afschrif van de uitkomsten.

(23)

4 . Hoe werkt de inspect ie samen in het toez icht?

De inspect ie werkt na t ionaa l en in terna t ionaa l samen met

andere toez ich thouders . Ook werken we samen met enke le

un ivers i te i ten .

(24)

4 .1 Inspect ieraad

In deInspectieraad werken we samen met andererijksinspectiediensten. DeInspectieraadis opdrachtnemer en uitvoerder van besluiten van het kabinet over samenwerkingin hettoezicht door derijksinspecties.

Deinspectieraad wil de komendejaren het programmaInnovatie Toezicht uitvoeren. Ditis gericht op de door- ontwikkeling eninnovatie van hettoezicht van derijksinspecties. Derijksinspecties willen een bijdrageleveren aan het oplossen van maatschappelijke problemen; aan zekerheid, veiligheid en kansen vooriedereen.

Op een aantal specifekethema’s werken deinspectiesin verschillende samenstellingen samen. Wij zijn met name betrokken bij‘fraudepreventie(fnancieelintegere bedrijfsvoering)’,‘kwaliteit van bestuur/ governance’ en

‘cybersecurity’. Met deinspectie SZW werken we samen op het punt van onderzoek naar werkdruk.

4 .2 Toez icht Soc iaa l Dome in (TSD )

Met deInspectie Volksgezondheid enJeugdin oprichting, deInspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de InspectieJustitie en Veiligheid werken we onder de naam‘Toezicht Sociaal Domein’ samenin hetjeugddomein en het sociaal domein. Doel van de samenwerkingis om bij maatschappelijke problemenin het sociaal domein die jeugdigen en meerin het algemeen burgersrakenresultatente bereiken met eenintegrale aanpak, aansluitend bij de uitvoeringspraktijk.

TSD heef de‘Meerjarenvisie Samenwerkend ToezichtJeugd/ Toezicht Sociaal Domein 2016-2019’ geformuleerd. Dezeis uitgewerktin een meerjarenprogramma. Het gezamenlijk onderzoeken van calamiteiten waarbijleerplich- tigeleerlingen zijn betrokken, maakt deel uit van de meer-jarenprogrammering. Binnen TSD maken we per onder- zoek afspraken over welkeinspecties aan zet zijn en welke vorm van onderzoek passendis.In 2019 doet het Toezicht Sociaal Domein(TSD) onderzoek naar de participatiein de samenleving vanjongeren zonder startkwalifcatie. Bij dit onderzoek‘participatie zonder startkwalifcatie’is deInspectie van het Onderwijsleidend.

4 .3 V ide

We werken samen met Vide, de beroepsvereniging van professionalsin het veld vantoezicht,inspectie, handhaving en evaluatie. Vide werkt aan professionalisering van deleden en draagt bij aan een continue verbetering van het toezicht. Onze medewerkers nemen deel aan Vide-bijeenkomsten en organiseren die soms zelf. We zijn ook vertegenwoordigdin het bestuur van Vide.

4 .4 NVAO en CDHO

In het hoger onderwijs werkt deinspectie nauw samen met de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie(NVAO) en de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs(CDHO). Deinspectie, de NVAO en de CDHO hebben samen het initiatief genomen om de komendejaren hun samenwerkingteintensiveren, onder andere bij het programmeren van onderzoek en het uitwisselen van gegevens.

(25)

4 .5 Samenwerk ing b i j het opsporen van strafare fe iten

Deinspectie heefregulier overleg met de FIOD en het Openbaar Ministerie over zaken dierelevant kunnen zijn voor de opsporing.

4 .6 Academ ische werkp laatsen en samenwerk ing met de wetenschap

Deinspectie werkt samen met diverse wetenschappers. Zij helpen hettoezichtte verbeteren en opthema’s verdiepend onderzoekte doen(voorthemarapporten en voor de Staat van het Onderwijs).

Met drie universiteiten hebben we eenlangerlopende samenwerking opgezetin een drietal Academische Werkplaatsen: de Universiteit Twente, de Universiteit Maastricht, de Universiteit van Amsterdam. We werken nu ook samen met de Vrije Universiteitin Amsterdam.

Verderfaciliteren we onderwijsonderzoek door stageplaatsente creëren, databestanden beschikbaarte stellen en gastcollegeste verzorgen. We presenteren ons onderzoek op wetenschappelijke congressen en publiceren hieroverin vaktijdschrifen enin wetenschappelijke boeken entijdschrifen.

4 .7 Samenwerk ing met de Autor ite it Persoonsgegevens

We hebben een samenwerkingsovereenkomst met de Autoriteit Persoonsgegevens(AP). Desgevraagd verstrekken we elkaar deinformatie dierelevant kan zijn voor onzetaken. Zoinformeert de AP ons, wanneer zij van planiste onderzoeken hoe een onderwijsinstelling de Wet bescherming persoonsgegevens(Wbp) naleef. Op onze beurt geven wij signalen over mogelijke schendingen van de Wbp door onderwijsinstellingen door aan de AP. Hettoezicht op de omgang met privacyregelsligt bij de AP.

4 .8 Internat iona le samenwerk ing

4 .8 .1 Samenwe rk ing me t inspec t ies in he t bu i ten land

We onderhouden verschillende contacten met andere Europese onderwijsinspecties. Deinternationale samenwer- kingis een belangrijk ondersteunend middel voor de ontwikkeling van ons eigentoezicht en voor de professionali- sering van onze medewerkers. Daaromricht deze samenwerking zich opthema’s die goed aansluiten bij ons eigen beleid en bij de actueletoezichtontwikkeling: bijvoorbeeld deimpact vantoezicht op onderwijsverbetering en de stimulerendefunctie vantoezicht.In 2019 zullen we onsin deinternationale contacten meerrichten op het stelsel- toezicht. We willen deinternationale contacten sterker verbinden aan onze strategischethema’s.

Binnen SICI, de vereniging van Europese onderwijsinspecties, werken we veel samen met de Angelsaksischelanden, Scandinavië, Vlaanderen en een aantal Duitse deelstaten. Met de Angelsaksischeinspecties zijn er halfaarlijkse uitwisselingen.

Om kennis en ervaringente kunnen uitwisselen, nemen we deel aaninternationale workshopsin SICI-verband en verzorgen we ook onderdelen daarvan. Daarnaast organiseren weinternationale peerreviews met collega-inspec- ties,in 2019 met de Vlaamse onderwijsinspectie. Deze peerreviewsleidentotrefectie op onstoezicht enleveren ook een belangrijke bijdrage aan de professionele ontwikkeling van onzeinspecteurs.

(26)

Het Nederlandseinspectiesysteem staat als degelijk eninnovatief aangeschrevenin Europa. Eris een aanhoudende vraag naar onze expertise(informatie en scholing). We dragen graag bij aan de opbouw van onderwijsinspectiein anderelanden. Regelmatig krijgen weinternationale delegaties op bezoek om kenniste nemen van onstoezicht de ontwikkelingen daarin. Daarbij werken we waar mogelijk samen met de directieInternationale betrekkingen van het ministerie van OCW.

We nemen actief deel aaninternationaal onderzoekin SICI-verband, momenteel aan een project over professionele communicatie. We werken hierbij samen met deinspecties van Schotland, Estland en Litouwen.

(27)

5 . Wat z i jn de over ige

taken van de inspect ie?

Vertrouwens inspecteu rs behande len me ld ingen van seksue le in t im ida t ie en seksuee l m isbru ik , fys iek en psych isch gewe ld , d iscr im ina t ie en rad ica l iser ing in het onderw i js .

Verder behande l t de inspect ie Wob-verzoeken en toetst n ieuwe

wet- en rege lgev ing op u i tvoerbaa rhe id en handhaafaa rhe id .

Voor scho len en bestu ren is het Loket Onderw i js inspect ie het

eerste aanspreekpun t .

(28)

5 .1 Vertrouwens inspecteur

Ouders,leerlingen, docenten, directies en besturen kunnen onze vertrouwensinspecteursraadplegen, wanneer zich in ofrond de school(ernstige) problemen voordoen op het gebied van seksueleintimidatie en seksueel misbruik, fysiek en psychisch geweld of discriminatie enradicalisering. De vertrouwensinspecteurs zijn bereikbaar via een speciaal meldpunt. Het werk van de vertrouwensinspecteurricht zich behalve op het onderwijs ook op de kinderopvang.

Onze vertrouwensinspecteursluisteren,informeren en adviseren. Meldingen worden geregistreerdin een vertrou- welijk dossier. Bij een vermoeden van seksueel misbruik(zedenmisdrijf) geldtin een aantal gevallen een meld-, overleg- en aangifeplicht. Zo nodig kan de vertrouwensinspecteur adviseren over het aangife traject ofindiening van eenformele klacht. De vertrouwensinspecteur doet niet zelf aangife.

De vertrouwenszaken die de vertrouwensinspecteurs behandelen, hebben een belangrijke signaalfunctie. De vertrouwensinspecteurs hebben daarom mede detaak om de ernst en omvang van de meldingente analyseren en op basis daarvan –in eersteinstantieintern – maatschappelijkethema’ste agenderen.

5 .2 Wob-verzoeken , u itvoer ingstoetsen , adv iezen en onthefngen

Deinspectie behandelt verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur(Wob-verzoeken). Wetoetsen nieuwe wet- enregelgeving op uitvoerbaarheid en handhaafaarheid.

In een aantal gevallen brengen we advies uit, bijvoorbeeld aan colleges van B&W over de vraag of niet-bekostigde onderwijsinstellingenin hetfunderend onderwijs kunnen worden aangemerkt als‘schoolin de zin van de Leerplichtwet’. Ook adviseren we over aanvragen voor diploma-erkenning voor niet-bekostigdeinstellingenin het mbo. Ten slote verlenen we onthefngenin verband mettoelating, onderwijstijd en verblijfsduurin het(v)so.

5 .3 V ragen van pub l iek en inste l l ingen

Ouders,leerlingen, studenten en andere belangstellenden kunnen bij onsterecht met vragen over het onderwijs en onstoezicht. Informatie Rijksoverheid verzorgt de eerstelijnsopvang voor ouders enleerlingen. Zij kunnen ook bij ons terecht met meldingen over de kwaliteit van het onderwijs en met klachten over deinspectie. Elkjaar komen er bij het Loket Onderwijsinspectie ongeveer 20.000 vragen en meldingen binnen via met nametelefoon en e-mail.

Publieksvragen hebben vaak een belangrijke signaalfunctie. Zo betrekken we ouders,leerlingen en studenten bij onstoezicht. Daarbij vinden we het belangrijk dat we hen goedinformeren over hun positie en over hun mogelijk- heden om onderwijsinstellingen aante spreken op hun verantwoordelijkheden.

Ook besturen, schoolleiders,leraren, gemeenten en andere bij het onderwijs betrokkenen kunnen bij ons terecht met vragen en opmerkingen over hettoezicht, meldingen van onwenselijke situaties en klachten over de kwaliteit van het onderwijs of klachten over deinspectie zelf. Voor scholen en besturenis het Loket

Onderwijsinspectie het eerste aanspreekpunt.

(29)

6 .Budget en capac ite it

In 2019 bed raagt het budget van de inspect ie € 63 .000 .000 .

Mee r dan 75 p rocen t daa rvan be t re f t kos ten van he t pe rsonee l .

De inspec t ie te l t pe r 1 janua r i 2019 ongevee r 520 fo rma t iep laa tsen .

(30)

In 2019 bedraagt het budget van deinspectie € 63.000.000. Tabel 5alaat zien hoe het budget naar schating zal worden besteed.

Tabel 5a Bestedinginspectiebudget

Kostensoort Bedragin €

Apparaat Personeel Uitgaven 49.400.000

Eigen Personeel 47.100.000

Inhuur Personeel 2.000.000

Overig Personeel 300.000

Apparaat Materiele Uitgaven 13.600.000

ICT 7.000.000

Bijdragen aan SSO's 2.600.000

Overige Materieel 4.000.000

Inspectie totaal 63.000.000

Deinspectie heef per 1januari 2019 ongeveer 520formatieplaatsen. Tussen 80 en 85 procent van onzeformatie betref medewerkers die werkzaam zijnin het primaire proces, alsinspecteur, auditor, analist, medewerkertoezicht, kenniswerker ofjurist.

(31)

deInspectie van het Onderwijs: www.onderwijsinspectie.nl.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

In opdracht van de Onderw i js inspect ie ontw ikke lt C ito het toets instrumen- tar ium voor de pe i l ing Kunstz inn ige Or iëntat ie en voert het Kohnstamm

Le partenariat entre les Etats- Unis et le Congo est solide. Les intérêts des Etats-Unis au Congo sont divers, et comprennent la promotion du développement économique et la

te voren te verwittigen van het vertrek hunner Zonen of Pupillen, zullende anders de ingetredene drie maanden in rekening gebragt worden. Voor het onderwijs in het Teekencn,

bc- ze meer gebruikt wordt voor vervoer en transport.. 5^ Organiseeren van het

Pegawai2 iÜMai: PPNBaru diluar unit »B" ^apat diterima ««^agai anggau- ta tennis; dengan pengertian, bahwa anggauta tsb untuk pergi kefaan2. baan tidak

Stel uw ontbijtbox samen aan onze shop aan de receptie tussen 6:00 en 12:00 uur en geniet van het ontbijt op de kamer.. Compile your breakfast box at our shop at the reception

Aan de gemeenteraad een voorstel in de tweede helft van 2018 te doen om bij de dialoog met maatschappelijke initiatieven een meer integrale aanpak te realiseren De heer Vergers