Vraag nr. 140 van 24 april 2001
van de heer JAN LOONES
Scheepswrakken – Maritiem erfgoed
Scheepswrakken hebben altijd tot de verbeelding van de mens gesproken. Ze zijn mysterieus en b o e i e n d . Ze vormen een bron van avontuur voor de amateurduiker en bieden uitermate boeiend studiemateriaal voor de biologen en archeologen. Daarover verscheen onlangs een interessante bij-drage in de nieuwsbrief van het Vlaams Instituut voor de Zee (VLIZ), nr. 2 – maart 2001.
Voor onze Vlaamse kust liggen heel wat wrakken, uit moderne en vervlogen tijden. Zo zouden er des-tijds een negental schepen van de VOC (Ve r e n i g d e O o s t-Indische Companie) vóór onze kust vergaan zijn en zouden er nog een drietal wrakken van de Spaanse Armada onder het zand verborgen zitten. Alhoewel de meeste wrakken na honderd jaar op de zeebodem nagenoeg volledig vergaan zijn, m a g dit geen reden zijn om wrakkensites aan hun lot over te laten. Een wrakkensite biedt een unieke historische momentopname.
Eind 1999 werd het project "maritiem erfgoed" (een Europees 5b-project) opgestart om tot eind 2001 op zoek te gaan naar nog onbekende wrakken binnen de twaalfmijlzone. De Rederscentrale is trekker van dit project en wordt bijgestaan door al-lerlei deskundige personen en instanties, o n d e r meer het Vlaams Vi s s e r i j-informatiecentrum en de dienst Hydrologisch Onderzoek. Het project wordt gesubsidieerd door het Vlaams Gewest (admini-stratie Land- en Tuinbouw).
In tegenstelling tot Nederland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk bestaat bij ons echter geen sluitende wetgeving ter bescherming van wrakken en ter vrijwaring van het maritiem cultureel erf-goed.
Alhoewel de wet van 20 januari 1999 ter bescher-ming van het mariene milieu voorziet in de moge-lijkheid om habitats rond scheepswrakken te be-s c h e r m e n , waardoor meteen ook de wrakken indi-rect kunnen worden beschermd, blijven de uitvoe-ringsbesluiten uit, met voortdurende plundering van wrakken als gevolg.
Daarnaast stellen douanereglementen dat op zee ontvreemde goederen niet zomaar aan land kun-nen worden gebracht.
Daardoor kan het decreet ter bescherming van het archeologisch patrimonium (1993), en dus niet van toepassing op zee, de bescherming van het mari-tiem erfgoed niet voldoende garanderen.
Een betere wetgeving ter bescherming van het ma-ritiem erfgoed van wrakkensites is dan ook nodig. 1. Zijn de diensten van de minister op enigerlei
wijze betrokken bij bovenvermeld project "ma-ritiem erfgoed" ?
Hoever reiken de mogelijkheden om, via aan-passing van het decreet van 1993, het maritiem erfgoed van de wrakkensites in de Noordzee alsnog voor teloorgang te vrijwaren ?
2. Is er overleg met de federale overheid over de lacunes in de bestaande reglementering, t e n e i n-de vern-dere n-degradatie van het maritiem erfgoed te voorkomen ?
Antwoord
Scheepswrakken spreken niet alleen tot de ver-beelding van de mens, zij vormen tevens een be-langrijk bestanddeel van het cultureel erfgoed van deze mens en als dusdanig dienen zij ook op gepas-te wijze gepas-te worden beschermd uit het oogpunt van hun bewaring en van het wetenschappelijk onder-zoek.
Het IAP is derhalve niet betrokken bij het project "maritiem erfgoed", dat wordt getrokken door de R e d e r s c e n t r a l e, met medewerking van een archeo-loog van het Brugse Gruuthusemuseum en een his-toricus van de Universiteit Gent, noch bij het inter-nationaal project voor het archeologisch onder-zoek aan de Oost-Indiëvaarder "Het V l i e g e n d H e r t " , die na een recente grenscorrectie deels op Belgisch grondgebied ligt. Voor dit laatste onder-zoek werd een bergingscontract afgesloten met de Staat der Nederlanden, die nog steeds eigenaar is van de gezonken schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, waar ook ter wereld.
Het is echter zeker noodzakelijk om de lacunes in de bestaande wet- en regelgeving te verhelpen, t e n-einde verdere degradatie van het maritiem erfgoed te voorkomen. Ik heb mijn diensten de opdracht gegeven de mogelijkheden daartoe te onderzoe-ken.
Een aanpassing van het decreet van 1993 lijkt niet direct de gepaste mogelijkheden tot een oplossing te bieden. Deze moet worden gezocht in overleg met de federale overheid. Ik kan de Vlaamse volks-vertegenwoordiger meedelen dat het IAP reeds werd betrokken bij overleg op het Ministerie van Buitenlandse Zaken, teneinde een gemeenschap-pelijk standpunt te bepalen voor de positie van de Belgische delegatie tijdens de vierde onderhande-lingssessie voor het Unesco-verdrag over het mari-tiem cultureel patrimonium, een sessie die in maart laatstleden in Parijs plaatsvond. (Unesco : U n i t e d Nations Educational, Scientific and Cultural Orga -nization – red.)
Dat ook bij deze vierde sessie geen akkoord kon worden bereikt, onderstreept voldoende hoe moei-lijk deze problematiek ook op het internationale forum ligt: onder meer vormen interferenties met het internationaal zeerecht moeilijk te overwinnen struikelblokken.