• No results found

Vraag nr. 211 van 18 juni 2001 van de heer JAN LOONES

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 211 van 18 juni 2001 van de heer JAN LOONES"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 211 van 18 juni 2001

van de heer JAN LOONES

Bedrijfsbegeleiding land- en tuinbouw – Steun Door een aantal opeenvolgende crisissen in de l a n d- en tuinbouwsector was er, en is er nog steeds, nood aan begeleiding voor de getroffen bedrijven en gezinnen.

In bijna vijf jaar projectwerking "Intensieve Be-drijfsbegeleiding" (5b-project) werden 140 aanvra-gen van land- en tuinbouwers in moeilijkheden op-gevangen (driemaandelijks tijdschrift We s t h o e k , uitgave van het Landbouwcentrum 5b We s t h o e k-Middenkust van juni-j u l i-a u g u s t u s 2001).

Mede dankzij sensibilisering rond de overlevings-problematiek in de land- en tuinbouwsector, w o r d t erkend dat een samenloop van vele factoren aan de basis ligt van grote en kleine problemen in de sector, en niet het falen van betrokkenen.

De begeleiding verloopt in twee fasen : een eerste fase van intensieve begeleiding, die de druk op korte termijn wat moet verlichten, en een tweede fase van niet-intensieve opvolging, om tot duurza-me oplossingen te koduurza-men. Dit project, dat aange-toond heeft dat begeleiding een oplossing kan zijn voor vele land- en tuinbouwers, loopt af eind juni 2001.

Tot op heden werd nog geen instantie bereid ge-vonden om de voortzetting ervan te financieren, terwijl nochtans blijkt dat de nood aan begeleiding de laatste jaren sterk is toegenomen.

1. Werd de mogelijkheid van een ondersteuning door de Vlaamse overheid onderzocht om de land- en tuinbouwers verder te begeleiden ? 2. Ziet de minister andere oplossingen voor een

bestendiging van het 5b-project ? Zo ja, welke ?

Antwoord

1. Naast het 5b-project inzake intensieve bedrijfs-begeleiding bestaat er ook een algemene maat-regel inzake steun voor de begeleiding van land-en tuinbouwers in financiële moeilijkhedland-en. Het besluit van de Vlaamse regering van 17 maart 1998 betreffende steun aan de begelei-ding van land- en tuinbouwbedrijven in

finan-ciële moeilijkheden, biedt de mogelijkheid voor land- en tuinbouwers die in financiële moeilijk-heden verkeren om een beroep te doen op een erkend centrum voor bedrijfsbegeleiding en het erkend centrum kan hiervoor in samenspraak met de land- of tuinbouwer een aanvraag voor een tegemoetkoming indienen bij de admini-stratie Land- en Tuinbouw (ALT).

Om in aanmerking te komen, dient de landbou-wer te voldoen aan navolgende voorwaarden : – land- en tuinbouwer in hoofdberoep zijn ; – bij de aanvraag jonger dan 59 jaar zijn ; – financiële moeilijkheden hebben ten gevolge

van een onvoldoende rendabiliteit van het landbouw-tuinbouwbedrijf.

Hiertoe dient de landbouwer in kwestie zich in één van de volgende omstandigheden te bevin-den :

– meer dan zes maanden achterstal hebben op de aflossing van kapitaal en intresten op de lopende kredieten aangewend voor de finan-ciering van het bedrijf ;

– een beschikbaar inkomen hebben dat sedert minstens twee jaar lager is dan het referen-tie-inkomen vermenigvuldigd met een door de minister vastgesteld coëfficiënt (0,50). Het beschikbaar inkomen moet lager zijn dan 1.250.000 x 0,50 = 625.000 frank.

Van deze maatregel inzake steun voor de bege-leiding van bedrijven in financiële moeilijkhe-den is weinig gebruikgemaakt, vooral ten gevol-ge van de beperkte doelgroep en de strengevol-ge voorwaarden om in aanmerking te komen. Gelet op de problemen waartoe de land- en tuinbouw te kampen heeft, was het noodzake-lijk dat de bestaande regelgeving bijgestuurd en verlengd wordt.

(2)

De begeleiding van land- en tuinbouwers in fi-nanciële moeilijkheden werd uitgebreid naar bedrijven in reconversie. Dit luik van begelei-ding biedt de mogelijkheid voor kleinschalige marginale bedrijven om zich te ontwikkelen tot volwaardige levensvatbare landbouwbedrijven. Het introduceren van bijkomende activiteiten, onder andere thuisverwerking van landbouw-p r o d u c t e n , thuisverkoolandbouw-p van hoevelandbouw-producten, h o e v e t o e r i s m e, n a t u u r b e h e e r, k i n d e r b o e r i j , zorgboerderij en andere, zal via deze begelei-ding op de meest efficiënte manier kunnen ge-b e u r e n . Het is vooral de ge-bedoeling te voorko-men dat kleine bedrijven met geringe groeimo-gelijkheden in een armoedesituatie zouden te-r e c h t k o m e n . Ete-r zal voote-ral gestte-reefd wote-rden naar een verhoging van de toegevoegde waarde van de landbouwproducten op deze bedrijven. In het ontwerpbesluit zijn de mogelijkheden om in aanmerking te komen, verruimd.

Indien de landbouwer in kwestie zich in één van de navolgende omstandigheden bevindt, k o m t hij in aanmerking voor steun voor de begelei-ding door een erkend centrum :

a) een achterstand hebben van meer dan zes maanden inzake kapitaalaflossingen en te betalen intresten op ten minste 40 % van de b e d r i j f s k r e d i e t e n , al dan niet met overheids-tegemoetkoming ;

b) een betalingsregeling verkregen hebben mi-nimaal bestaande uit een uitstel van aflossing in kapitaal en een herschikking van de be-d r i j f s k r e be-d i e t e n , samen betrekking hebbenbe-de op ten minste 40 % van de bedrijfskredieten ; c) een achterstand hebben van meer dan zes

maanden op de betaling van facturen van toeleveringsbedrijven en waarbij de totale omvang van de achterstand minstens 20 % bedraagt van de totale variabele exploitatie-kosten van het bedrijf ;

d) een achterstand hebben van meer dan zes maanden op de RSZ-bijdragen ;

e) ernstige gevallen van exceptionele schade opgelopen hebben, waarbij kan worden aan-getoond dat de opbrengsten met ten minste 30 % gedaald zijn ten opzichte van het ge-middelde van de drie voorgaande jaren en w a a rvoor geen schadevergoeding werd uitbe-taald ;

f) geconfronteerd zijn met een overlijden van de bedrijfsleider of -leidster en waarbij de echtgeno(o)t(e) het land- of tuinbouwbedrijf wenst voort te zetten ;

g) geconfronteerd zijn met een daling met 30 % van het bedrijfsinkomen uit land- en tuin-bouwactiviteiten wegens structurele tekort-komingen op het bedrijf ten opzichte van het gemiddelde van de drie voorgaande jaren, e n dat lager is dan het referentie-inkomen be-doeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 2000 be-treffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw ;

h) sedert minstens twee jaar een beschikbaar inkomen hebben dat lager is dan het referen-tie-inkomen bedoeld in artikel 5 van het be-sluit van de Vlaamse regering van 24 novem-ber 2000 betreffende steun aan de investerin-gen en aan de installatie in de landbouw, v e r-menigvuldigd met een coëfficiënt. De minis-ter bepaalt deze coëfficiënt en de modalitei-ten voor de berekening van het beschikbaar inkomen.

Om in aanmerking te komen voor steun voor de begeleiding van kleinschalige en marginale land- en tuinbouwbedrijven in reconversie, moet aan navolgende voorwaarden voldaan zijn : a) sedert minstens twee jaar een beschikbaar inkomen hebben dat lager is dan het referen-tie-inkomen bedoeld in artikel 5 van het be-sluit van de Vlaamse regering van 24 n o v e m-ber 2000 betreffende steun aan de investerin-gen en aan de installatie in de landbouw, v e r-menigvuldigd met een coëfficiënt. De minis-ter bepaalt de coëfficiënt en de modaliteiten voor de berekening van het beschikbaar in-komen ;

b) de arbeidsbehoefte op het bedrijf volgens de bestaande bedrijfsvoering is lager dan de be-schikbare arbeid op het bedrijf ;

c) aan de hand van een streefplan aantonen dat via reconversie het bedrijf kan worden om-gebouwd tot een economisch levensvatbaar bedrijf bedoeld in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw.

(3)

er meer tijd kan worden besteed aan de begelei-ding van de bedrijven door de erkende centra, wat de kwaliteit van de begeleiding zeker ten goede zal komen.

2. De 5b-projecten kunnen niet verlengd worden, omdat er geen gebiedsgerichte acties opgeno-men zijn in het plan voor plattelandsontwikke-ling.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Aangezien er een algemeen aanvaarde methode bestaat voor het ontsmetten van zwemwater, d i e ook internationaal wordt gebruikt, behoort een eventuele vraag om subsidie

Vanaf midden oktober 2001 zou de VZW drie- maandelijks 400.000 frank moeten aflossen aan de Vlaamse overheid.. Dit zou passen in een afbe- talingsplan ter delging van

Vermits het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch pa- trimonium ook betrekking heeft op archeologische monumenten "onder water", biedt

Het Vlaams Fonds streeft dus niet enkel naar communicatie onder de slechthorenden onder- l i n g, doch tracht tevens de communicatie te be- vorderen tussen doven of slechthorenden

De problematiek die de Vlaamse volksvertegen- woordiger aanhaalt, is niet specifiek voor de kleine sector van de scheepsherstelling.. Ze is de bevestiging van de dagelijkse

De Vlaamse Raad voor het Toerisme stelt dat con- venants tussen Toerisme Vlaanderen en de toeristi- sche infokantoren moeten worden afgesloten voor het hele toeristische beleid, en

De Vlaamse Raad voor het Toerisme wil de geweste - lijke en federale overheden aansporen initiatieven te nemen om een gunstige fiscale behandeling moge - lijk te maken van de kosten

Toeristische logiesverstrekking – Kaderdecreet In zijn advies van 20 september 2000 (VRTA DV- 00.05) inzake de toeristische logiesverstrekking vertaalt de Vlaamse Raad voor