Vraag nr. 34
van 16 november 1999 van de heer JAN LOONES
Toerisme en milieu – Onderwijs en vorming Een van de belangrijke doelstellingen binnen zowel het toerisme– als het milieubeleid is het stre-ven naar een harmonieus estre-venwicht tussen natuur en recreatie.
Bewustmaking bij de doelgroepen is dan ook van groot belang, waarbij het verschaffen van een mi-lieueducatie en -opleiding aan personen die be-roepshalve bezig zijn met toerisme, een stap vormt in dat proces van bewustmaking.
Het is namelijk noodzakelijk dat in scholen, i n s t e l-lingen en universiteiten met een opleiding To e r i s-m e, de voorschriften s-m.b. t . beschers-ming van de biologische en de landschapsdiversiteit, alsook de beginselen inzake duurzame ontwikkeling worden aangereikt.
Voor dergelijke opleiding pleit de deskundigen-groep "Toerisme en Milieu" van de Raad van Eu-ropa in zijn basisaanbeveling (R(94)7 van 5 sep-tember 1994). De groep heeft een opleidingsonder-d eel "toerisme en milieu" uitgewerkt, opleidingsonder-dat woropleidingsonder-dt ge-spreid over een periode van 10 tot 36 weken om op de specifieke behoeften van elk land in te spelen. De opleiding bestaat achtereenvolgens uit de vol-gende delen :
– een algemeen opleidingsgedeelte (10 weken) over de volgende aspecten : ecologie of de we-tenschappelijke milieubenadering, m i l i e u o v e r-t r e d i n g e n , relar-ties r-tussen r-toerisme en milieu en ten slotte milieu en ethiek (voor een milieu-vriendelijk toerisme) ;
– specifieke cursusgedeelten (12 weken), w a a r b i j een aantal facetten van het algemeen gedeelte worden uitgediept. Zo kunnen zij die beroeps-halve met milieu bezig zijn een "optie" kiezen : een toeristische activiteit opzetten of beheren, de ontwikkeling van het toerisme in goede banen leiden, enzovoort;
– ten slotte een praktisch gedeelte (14 weken), waarbij de cursist met de kennis, b e k w a a m h e-d e n , e n z o v o o r t , e-die hij heeft opgee-daan tije-dens de opleiding, een specifiek project succesvol moet uitvoeren.
Deze opleidingsonderdelen worden gedetailleerd beschreven in het nummer 98 (juni 99) van de reeks "Sauvegarde de la Nature" van de Raad van Europa.
Deze aanpak is trouwens de aanzet tot een ontwerp-a ontwerp-a n b e v e l i n g m . b. t . het opzetten vontwerp-an een opleiding inzake milieubeheer voor actoren en toekomstige beroepsmensen uit de toeristische sector, en zal eerstdaags ter goedkeuring aan het Comité van Mi-nisters van de Raad van Europa worden voorge-legd.
1. Welk gevolg heeft de minister gegeven aan de aanbeveling vanuit de Raad van Europa om mensen die beroepshalve met toerisme bezig zijn een milieueducatie en -opleiding te laten volgen ?
2. Hoe wordt dit gerealiseerd in de diverse onder-w i j s– en vormingsinstellingen die met toerisme te maken hebben ?
N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan me-vrouw Marleen Va n d e r p o o r t e n , Vlaams minis-ter van Onderwijs en Vorming en aan de heer Renaat Landuyt, Vlaams minister van We r k-gelegenheid en Toerisme.
Antwoord