• No results found

HOLTEN PLANGEBIED DE KOL. Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "HOLTEN PLANGEBIED DE KOL. Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

H

OLTEN

P

LANGEBIED

D

E

K

OL

Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven

BAAC rapport A-09.0033 Maart 2009

(2)

ARCHEOLOGIE BOUWHISTORIE CULTUURHISTORIE

H

OLTEN

P

LANGEBIED

D

E

K

OL

Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven

BAAC rapport A-09.0033 Maart 2009

Status

definitief

Auteur(s) drs. M. Tump

(3)

ISSN: 1873-9350 Redactie: drs. J.F. van der Weerden

Tekst: drs. M. Tump

Veldwerk: drs. J.F. van der Weerden

drs. M. Tump

D. Aerssens

Tekeningen: ing. E. Slootweg

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfi lm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente Rijssen-Holten en/

of BAAC bv te ‘s-Hertogenbosch.

BAAC bv

Onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie

Graaf van Solmsweg 103 Postbus 2015

5222 BS ‘s-Hertogenbosch 7420 AA Deventer Tel.: (073) 61 36 219 Tel.: (0570) 67 00 55

Fax: (073) 61 49 877 Fax: (0570) 618 430

E-mail: denbosch@baac.nl E-mail:deventer@baac.nl

(4)

Inhoudsopgave

1 Inleiding 5

2 Ligging en aard van het onderzoeksgebied 7

3 Achtergronden 9

3.1 Landschappelijke achtergrond 9

3.2 Historische en archeologische achtergronden 9

4 Archeologische verwachting en vraagstellingen 13

5 Strategie en werkwijze 15

6 Resultaten 17

6.1 Ondergrond en stratigrafi e 17

6.2 Sporen en structuren 17

6.3 Vondsten 18

6.4 Conclusie en synthese 18

7 Waardering en selectieadvies 21

8 Beantwoording van de onderzoeksvragen 23

9 Literatuur en kaartmateriaal 25

10 Gebruikte afkortingen 27

11 Begrippenlijst 29

Bijlage 1. Sporenlijst

Bijlage 2. Vondstenlijst en determinatielijst Bijlage 3. Alle-sporenkaart

Bijlage 4. Puttenplan gecombineerd met de kadastrale kaart uit 1813 Bijlage 5. Overzicht van geologische en archeologische tijdsvakken

(5)
(6)

1 Inleiding

Op dinsdag 3 februari 2009 is door BAAC bv een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-P, waarderende fase) uitgevoerd op een locatie binnen het plangebied De Kol te Holten (gemeente Rijssen-Holten).

De aanleiding tot het onderzoek wordt gevormd door de geplande herinrichting van het bedrijventerrein De Kol tot woonwijk. Hierbij zal de ondergrond geroerd worden in verband met het aanleggen van kabels en leidingen en het bouwrijp maken van de bouwkavels, waardoor eventueel aanwezige archeologische resten verloren zullen gaan. Door het huidige gebruik als bedrijventerrein is al veel van de oorspronkelijke bodemopbouw vernietigd, maar uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er binnen het plangebied nog percelen zijn, met name in het midden van het plangebied, waar de bodem nog ongeroerd is.1 Het huidige onderzoeksgebied maakt deel uit van deze mogelijk onverstoorde zone.2

Het inventariserende veldonderzoek door middel van proefsleuven had conform het voor dit onderzoek opgestelde Programma van Eisen als doel het vaststellen van de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de onderzoekslocatie (aard, ouderdom, omvang, gaafheid en conservering) teneinde tot een waardestelling te kunnen komen.3

Belangrijk is dat op basis van het onderzoek een beslissing kan worden genomen of verder onderzoek in het plangebied noodzakelijk en/of verantwoord is.

Het archeologische onderzoek is verricht in opdracht van de gemeente Rijssen- Holten. De bevoegde overheid wordt eveneens gevormd door de gemeente Rijssen- Holten.

Het onderzoek is uitgevoerd conform het voor dit onderzoek opgestelde Programma van Eisen en conform de KNA versie 3.1.4

1 Van der Velde 2002.

2 Het onderzoeksgebied is gelegen in het zuiden van de onverstoorde zone.

3 Nieuwenhuis 2008.

4 Centraal College van Deskundigen 2006.

(7)
(8)

2 Ligging en aard van het onderzoeksgebied

Het plangebied De Kol is gelegen in het oosten van Holten, net ten zuiden van de spoorlijn Deventer-Almelo. De huidige onderzoekslocatie maakt deel uit van de zone binnen het plangebied waarvoor Van der Velde in 2002 heeft gesteld dat er nog archeologische waarden aanwezig zouden kunnen zijn en waar dus archeologisch vervolgonderzoek gewenst is.5 De onderzoekslocatie wordt aan de zuidzijde begrensd door de Weversstraat en aan de noordzijde door de nog aanwezige panden en

loodsen.

5 Van der Velde 2002, 11.

Afb. 1. Ligging van het onderzoeksterrein.

225000

225000

226000

226000

227000

227000

476000 476000

477000 477000

478000 478000

479000 479000

Holten

beeldrecht: Topografische Dienst, Emmen

0 1 km

Onderzoeksgebied

(9)

De onderzoekslocatie is in gebruik geweest als bedrijventerrein. In het oosten ervan is nog bestrating aanwezig; ook bevindt zich er nog een lege loods.

Administratieve gegevens

Provincie Overijssel Gemeente Rijssen-Holten Plaats Holten

Toponiem Plangebied De Kol BAAC-projectnummer A-09.0033

Coördinaten 226.091/477.819 (noordoost)

226.104/477.761 (zuidoost)

225.894/477.733 (zuidwest)

225.967/477.801 (noordwest)

Kaartblad 28C

Datum veldonderzoek 3 februari 2009 Onderzoeksmeldingnummer 33218

Onderzoeksnummer 24826

Oppervlak onderzoeksgebied circa 6.563 m2

Kadastraal nummer gemeente Holten sectie F nummer 3119, 3267 &

4533

Opdrachtgever gemeente Rijssen-Holten Bevoegde overheid gemeente Rijssen-Holten

Uitvoerder BAAC bv

Documentatie en vondsten Archeologisch depot van de provincie Overijssel

(na deponering)

(10)

3 Achtergronden

3.1 Landschappelijke achtergrond

Volgens de geomorfologische kaart bevindt de huidige onderzoekslocatie zich grotendeels in een ongekarteerde (bebouwde) zone. De zuidelijke rand van de onderzoekslocatie wordt gevormd door de stuwwal (code 11B3) van Holten-Rijssen.6 De rest van het onderzoeksgebied ligt aan de noordelijke rand van deze stuwwal.

De stuwwal Holten-Rijssen maakt deel uit van de Sallandse heuvelrug, waartoe ook nog twee andere afzonderlijke stuwwallen behoren. De Sallandse heuvelrug is ontstaan tijdens de Saale ijstijd (200.000 tot 130.000 jaar geleden) toen grote ijsmassa’s gedeeltes in het landschap omhoog drukten waardoor stuwwallen gevormd werden.

Volgens de bodemkaart bevindt de onderzoekslocatie zich in een ongekarteerde (bebouwde) zone.7 Extrapolatie van de omringende gegevens leert, dat ter plaatse waarschijnlijk sprake is van een hoge zwarte enkeerdgrond die zich heeft ontwikkeld in lemig fi jn zand (code zEZ23). Er is sprake van grondwatertrap VII* hetgeen inhoudt dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand > 140 cm beneden maaiveld bedraagt en de gemiddeld laagste grondwaterstand > 200 cm beneden maaiveld.8

3.2 Historische en archeologische achtergronden

Reeds uitgevoerd archeologisch onderzoek in plangebied De Kol

In 2002 heeft Vestigia een archeologische effectrapportage uitgevoerd voor het

plangebied De Kol.9 Naast een bureauonderzoek zijn ook twee controleboringen gezet in de groenzones rondom de panden.10 Uit deze boringen bleek dat plaatselijk het esdek nog intact was. Het plaggendek had een dikte variërend van 1 tot 1,2 meter. De ondergrond bestond uit fi jn dekzand.

Uit de onderzoeksresultaten werd geconcludeerd dat, mits de gebouwfunderingen niet teveel vernield hebben, de archeologische verwachting voor een gedeelte van het plangebied hoog is. Hier is archeologisch vervolgonderzoek gewenst. Op de plaatsen waar huizen of panden gebouw zijn, zullen de eventueel aanwezige archeologische resten grotendeels verdwenen zijn en is daarom is archeologisch vervolgonderzoek daar niet noodzakelijk. Het huidige onderzoeksgebied vormt de zuidelijke rand van het westelijk gedeelte van het gebied, waarvoor volgens Van der Velde archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is.

Archeologie

Volgens de IKAW geldt voor de onderzoekslocatie een onbekende archeologische verwachting aangezien deze gelegen is in een bebouwde zone. Volgens de

archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart gemeente Rijssen-Holten geldt voor de onderzoekslocatie een middelhoge archeologische verwachting. Vermoedelijk zou hier nog een esdek aanwezig zijn.11

6 Geomorfologische kaart geraadpleegd op 12 februari 2009 via Archis.

7 Bodemkaart van Nederland 1:50.000 blad 23 West Almelo, tevens geraadpleegd op 12 februari 2009 via

Archis.

8 Ebbers & Visschers 1983.

9 Van der Velde 2002.

10 Aangezien er aan de rapportage van Van der Velde geen boorpuntenkaart is toegevoegd, is de exacte locatie van deze boringen niet bekend.

11 Boshoven et al. 2008.

(11)

Binnen het onderzoeksgebied zijn geen waarnemingen of vondstmeldingen in Archis geregistreerd. Wel bestaat er een waarneming in het oosten van het plangebied (waarneming 2523). Dit betreft de vondst in 1974 van tien fragmenten neolithisch (waarschijnlijk) klokbeker aardewerk in zand uit een bouwput.

Binnen het plangebied en het onderzoeksgebied zelf bevinden zich geen terreinen met een vastgestelde archeologische waarde. Net ten noorden van het plangebied bevindt zich een terrein met een hoge archeologische waarde (AMK-terrein

13605 en waarneming 2521). In het ter plaatse aanwezige esdekcomplex werden nederzettingssporen uit de ijzertijd en inheems-Romeinse tijd gevonden: onder een 80 centimeter dik esdek werden in een bruine laag (cultuurlaag?) een aantal scherven aangetroffen. Een deel ervan was besmeten en niet nader dan de ijzertijd te dateren.

Ook werden twee inheems-Romeinse scherven aangetroffen.

Ten noordwesten van het plangebied bevindt zich AMK-terrein 13607, een terrein met een hoge archeologische waarde. Hier bevindt zich een laatmiddeleeuws erf. In 1966 heeft hier archeologisch onderzoek plaatsgevonden waarbij onder andere een hoeveelheid aardewerk werd aangetroffen (waarneming 13817).

AMK-terrein 13606 (terrein van hoge archeologische waarde) bevindt zich ten zuiden van het plangebied. Hier zijn in een wegcunet bewoningssporen uit de ijzertijd

gevonden, bestaande uit een grondspoor en handgevormd aardewerk (waarneming 23950).

Ten zuidwesten van het plangebied bevinden zich AMK-terreinen 13660 en 611, respectievelijk de voorburcht en hoofdburcht van het laatmiddeleeuwse kasteel “De Waerdenborch”. In 1972 heeft op de hoofdburcht een opgraving plaatsgevonden waarbij een hoeveelheid aardewerk (roodbakkend, grijsbakkend, Siegburg steengoed en witbakkend aardewerk), een ijzeren stijgbeugel, glas, een halve mosterdmolen, een bronzen speld, de restanten van een gracht, natuurstenen bouwmateriaal en een bakstenen fundering werden aangetroffen (waarneming 17969).

Tenslotte bevindt zich ten zuidoosten van het plangebied een terrein van hoge archeologische waarde (AMK terrein 2797) waar in het talud van een nieuwe bermsloot aardewerk uit het laat neolithicum, de midden bronstijd en ijzertijd is gevonden (waarneming 2518). Ter plaatse bevindt zich een esdekcomplex.

Kaartmateriaal

De oudste geraadpleegde kaart staat in de Hottinger-atlas uit 1773-1794. Op deze kaart is te zien dat het onderzoeksgebied toen niet bebouwd is.12

Daarnaast is ook de kadastrale kaart uit 1813 geraadpleegd.13 Het betreft de

kadastrale kaart van de gemeente Holten, sectie B genaamd “De Holter Ink” blad 2.

De onderzoekslocatie is gelegen ter plaatse van de kadastrale percelen 244 t/m 247, 249 en 250. Deze waren allemaal in gebruik als bouwland (akkerland). Er bevond zich binnen het onderzoeksgebied nog geen bebouwing.

In ieder geval tot 1966 is het onderzoeksgebied niet bebouwd geweest getuige de diverse geraadpleegde bonnebladen en topografi sche kaarten.14 In 1954 bestond het nog geheel uit akkerland. In 1966 werd het gebied al in gericht als bedrijventerrein maar was het onderzoeksgebied nog onbebouwd. In de westelijke punt ervan bevond zich struikgewas of een grasveld. In 1976 was deze groenstrook uitgebreid tot het grootste gedeelte van de zuidelijke rand van het huidige onderzoeksgebied. Ook

12 Versfelt 2003.

13 Geraadpleegd op 12 februari 2009 via www.watwaswaar.nl inclusief de bijbehorende OAT’s (Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels).

14 Kaartmateriaal geraadpleegd via www.watwaswaar.nl.

(12)

was de nu nog bestaande loods al aanwezig. Tevens bevonden zich in het oostelijk deel van het onderzoeksgebied twee kleine gebouwtjes. De topografi sche kaart uit 1988 laat eenzelfde beeld zien als die uit 1976, met uitzondering van het feit dat de twee kleine gebouwtjes verdwenen zijn. In 1994 tenslotte bevond zich alleen nog maar een groenstrook in het zuidwesten en is de rest van het onderzoeksgebied, met uitzondering van de loods, onbebouwd.

(13)
(14)

4 Archeologische verwachting en vraagstellingen

Volgens het Programma van Eisen bestaat voor het onderzoeksgebied de kans op het aantreffen van nederzettingssporen. Aangezien in de nabije omgeving archeologische resten uit het Neolithicum, de bronstijd, ijzertijd, romeinse tijd en middeleeuwen zijn aangetroffen kan hieraan worden toegevoegd dat dergelijke resten dan waarschijnlijk uit deze perioden zullen stammen.

In het Programma van Eisen werden de volgende onderzoeksvragen geformuleerd:15 Zijn er archeologische sporen en vondstmateriaal in de bodem aanwezig?

Zo ja:

 Wat is de aard van de vindplaats (kampement, nederzetting, graf(veld), veldinrichtingssysteem enz.)?

 In welke periode is deze te dateren?

 Wat is de begrenzing en is (of hoe is) deze vormgegeven?

 Welk type gebouwen komen voor en welke functie hebben zij gehad?

 Zijn er sporen van verkaveling binnen het terrein en zo ja, wat is de aard en de wijze van aanleg?

 Welk vondstmateriaal is aanwezig en in welke concentratie en spreiding?

 Is er een relatie tussen spoor, vondstmateriaal en de ligging ervan, of tussen sporen, of tussen vondsten, die informatie verschaft over de betekenis of functie van het spoor, vondstenspectrum of vondstenconcentratie?

 Hoe is de conservering en gaafheid van de sporen en het vondstmateriaal?

 Zijn er plantaardige resten waaruit de natuurlijke omgeving en de voedselbronnen gedefi nieerd kunnen worden?

 Zijn er dierlijke resten die een indicatie geven van de veestapel en andere elementen van het voedselpakket?

 Wat is de verklaring voor de locatiekeuze van de vindplaats ten opzichte van het

“natuurlijke” landschap en indien mogelijk ten opzichte van het cultuurlandschap?

 Is er een relatie met uit de omgeving bekende archeologische vindplaatsen (nederzettingen, grafvelden enz.) en welke is dat?

 Welke relatie is er te leggen tussen eventueel in tijd opvolgende elementen in het landschap (bijvoorbeeld nederzettingssporen en begravingen uit

uiteenlopende perioden)?

 Is er een koppeling mogelijk tussen archeologische en historische gegevens en welke relevantie of betekenis heeft dit?

 Wat is het belang van de vindplaats voor de cultuurhistorische kenschetsen van zuidwest Twente?

15 De vragen zijn direct overgenomen uit het Programma van Eisen opgesteld door Nieuwenhuis (2008).

(15)
(16)

5 Strategie en werkwijze

Het proefsleuvenonderzoek werd uitgevoerd op dinsdag 3 februari 2009.

In totaal zijn twee werkputten aangelegd. Beide hebben een circa noord-zuidelijke richting en liggen parallel aan elkaar. Werkput 1 heeft afmetingen van 34 x ruim 5 meter en werkput 2 heeft afmetingen van 33 x ruim 5 meter. Zodoende is ruim 330 m2 onderzocht, ongeveer 5% van het totale onderzoeksgebied.

Het vlak is aangelegd op een diepte tussen 1 meter en maximaal 1,60 meter beneden het huidige maaiveld. Tijdens de aanleg van de proefsleuf werd het vlak achter de kraan aan opgeschaafd en gefotografeerd. Er werd slechts één aanlegvondst gedaan.

Hierna werd in de proefsleuven een meetsysteem gelegd, gekoppeld aan piketten net buiten de werkput. Deze piketten zijn door een erkend landmeter ingemeten in het RD stelsel. Het vlak werd getekend (schaal 1:50) en gewaterpast. Er werden behalve zogenaamde moesbedden of grondverbeteringskuilen geen sporen aangetroffen. Er zijn tijdens het veldwerk geen monsters genomen omdat geschikte contexten hiervoor ontbraken.

Van werkput 1 is één profi elstaat gedocumenteerd om de bodemopbouw te kunnen bestuderen. Deze is gefotografeerd, getekend (schaal 1:20) en beschreven.

Aangezien de profi elwanden vanwege de natheid van de bodem vrijwel onmiddellijk instortten en de bodemopbouw eenzelfde beeld liet zien in beide werkputten, is er voor gekozen om slechts één profi elstaat te documenteren. De putwanden moesten zelfs schuin worden aangelegd om het instorten te verminderen.

Afb. 2. Overzichtsfoto van het plangebied. Rechts is nog net de nog bestaande loods te zien waarin nu enkele uilen zitten. Foto in noordwestelijke richting genomen.

(17)

225.900

225.900

226.000

226.000

226.100

226.100

226.200

226.200

477.600 477.600

477.700 477.700

477.800 477.800

477.900 477.900

478.000 478.000

Holten, De Kol Puttenplan

0 25 50 75 100 m

ligging van de werkputten onderzoeksgebied

WP 2 WP 1

Afb. 3. Het puttenplan.

(18)

6 Resultaten

6.1 Ondergrond en stratigrafi e

In het gedocumenteerde profi el was te zien, dat de bovenste ruim 60 centimeter van de bodem bestaat uit ophoogzand. Daaronder bevindt zich een verrommelde laag van een deel van de A-horizont vermengd met lichtgrijs lemig zand (Ap horizont).

Ook deze laag heeft een dikte van circa 60 centimeter. Onder dit opgebrachte en verrommelde pakket bevindt zich het nog intacte restant van de A-horizont (met een dikte van 30 centimeter), waaronder zich een gebioturbeerde bruine zandlaag met een dikte van 20 centimeter bevindt. Tenslotte is daaronder de C-horizont van geel dekzand gelegen.

In de zuidelijke helft van werkput 2 bleek de ondergrond in de tweede helft van de 20e eeuw tot op diepte afgegraven en vervolgens weer aangevuld te zijn, getuige de bandensporen van een graafmachine. Hierdoor waren zelfs plaatselijk de grondverbeteringskuilen (zie hierna) verstoord geraakt.

Afb. 4. Foto van profi el 1A. Foto in noordelijke richting genomen.

(19)

6.2 Sporen en structuren

Tijdens het veldwerk zijn een groot aantal sub-recente grondverbeteringskuilen oftewel moesbedden aangetroffen. Het grootste gedeelte ervan (spoor 2 en 4) heeft een oost-westelijke richting; in het noorden van werkput 1 hebben ze echter een noord-zuidelijke richting (spoor 1). In werkput 1 bevindt zich ook spoor 3, een recente verstoring die één van de grondverbeteringskuilen oversnijdt. De grondverbeteringskuilen in de zuidelijke helft van werkput 2 zijn deels verstoord geraakt doordat het terrein is afgegraven.

6.3 Vondsten

Tijdens het veldwerk is slechts één vondst gedaan (vondst 1), namelijk een aardewerken ooraanzet. Mogelijk betreft het kogelpotaardewerk uit de volle

middeleeuwen. De vondst werd aangetroffen in één van de subrecente moesbedden en is dus waarschijnlijk opspit.

6.4 Conclusie en synthese

Het bovenste gedeelte van het oorspronkelijke esdek (de A-horizont) is deels verrommeld geraakt en vermengd met materiaal dat (sub)recent is opgebracht.

Daaronder is het bodemprofi el nog wel intact te noemen, met uitzondering van de zuidelijke helft van werkput 2 waar plaatselijk tot op grotere diepte (tot in de C-horizont) de bodem is afgegraven en vervolgens weer is aangevuld.

Er is een verschil te zien in de oriëntatie van de grondverbeteringskuilen. In de noordelijkste punt van werkput 1 is deze namelijk noord-zuid, en in de rest van werkput 1 en ook in werkput 2 is deze oost-west te noemen. Dit verschil in oriëntatie zou te wijten kunnen zijn aan het feit dat de noord-zuidelijk lopende banen zich bevinden op een ander perceel dan de oost-west lopende banen. De grens tussen de twee oriëntaties valt namelijk ongeveer gelijk met de grens tussen de kadastrale percelen 244 en 247 zoals die te zijn is op de kadastrale kaart uit 1813.

(20)

Afb. 6. Foto van de coupe door spoor 1, één van de grondverbeteringskuilen. Foto in noordelijke richting genomen.

Afb. 5. Foto van de verschillende moestuinbedden. Foto in zuidelijke richting genomen.

(21)
(22)

7 Waardering en selectieadvies

Waardering (VS07)

Conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.1) en het

Programma van Eisen dient het rapport een waardering (waardestelling) te bevatten.

Tijdens het proefsleuvenonderzoek is een vindplaats aangetroffen, bestaande uit sub-recente grondverbeteringskuilen of moesbedden. Dit proces van waarderen vindt plaats in een aantal stappen:

1. Waardering op basis van belevingsaspecten (schoonheid en herinneringswaarde).

2. Waardering op basis van fysieke criteria (gaafheid en conservering).

3. Waardering op basis van inhoudelijke criteria (zeldzaamheid, informatiewaarde, context- of ensemblewaarde en representativiteit).

Plangebied de Kol te Holten

Waarden Criteria Scores

Beleving Zichtbaarheid n.v.t.

Herinneringswaarde n.v.t.

Fysieke kwaliteit Gaafheid 2

Conservering 2

Inhoudelijke kwaliteit

Zeldzaamheid 1

Informatiewaarde 1-2

Ensemblewaarde 1

Representativiteit n.v.t.

Waardering van de vindplaats volgens de criteria van de KNA, versie 3.1.

1. Belevingsaspecten

De criteria “schoonheid” en “herinneringswaarde” worden in dit geval niet gescoord omdat de archeologische resten niet zichtbaar zijn en geen herinnering oproepen aan het verleden.

2. Fysieke criteria

De bodem ter plaatse van het grootste deel van het onderzochte gedeelte van het plangebied is nog deels intact. De bodem is tot in de Ap-horizont verstoord geraakt maar daaronder is de stratigrafi e nog wel intact. Wel heeft er bioturbatie plaatsgevonden op de overgang van de A-horizont naar de C-horizont. In het zuiden van werkput 2 is de bodemopbouw niet meer intact. De bodem was hier namelijk tot in de C-horizont vergraven.

Tijdens het proefsleuvenonderzoek sub-recente grondverbeteringskuilen aangetroffen.

De zichtbaarheid en gaafheid van deze sporen was zeer goed. Plaatselijk (onder andere in de zuidelijke helft van werkput 2) zijn ze recentelijk verstoord geraakt.

Tijdens het proefsleuvenonderzoek is slechts weinig vondstmateriaal aangetroffen.

Het betreft anorganisch vondstmateriaal, namelijk gebruiksaardewerk, in één van de moesbedden. Deze vondst was niet meer in de oorspronkelijke context. De conservering ervan is redelijk goed te noemen. Organisch vondstmateriaal werd niet aangetroffen.

(23)

3. Inhoudelijke criteria

De grondverbeteringskuilen zoals aangetroffen tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn zeker niet zeldzaam; dergelijke sporen worden vaak aangetroffen tijdens

archeologisch onderzoek. De informatiewaarde van deze sporen is, uitgezonderd het feit dat ze (in dit geval) oude perceelsgrenzen tonen, gering. De ensemblewaarde is gering te noemen.

Het criterium representativiteit is niet van toepassing.

Selectieadvies (VS08)

Bij een score van 5 punten of meer op de fysieke kwaliteit is de vindplaats

behoudenswaardig. Bij een lagere score moet worden gekeken naar de inhoudelijke kwaliteit. Als één van de criteria hiervan hoog scoort is de vindplaats alsnog

behoudenswaardig.

In het specifi eke geval van de vindplaats binnen het onderzoeksgebied De Kol te Holten kan daarom gesteld worden, dat de aangetroffen vindplaats niet behoudenswaardig is.

BAAC geeft daarom het advies dat binnen het onderzoeksgebied behoud in situ van de archeologische resten niet van toepassing is.

Dit advies is niet van toepassing op de rest van het plangebied De Kol. Er bestaat namelijk een gerede kans dat in delen daarvan de bodem nog intact is. Een en ander is ook afhankelijk van de funderingsdiepte van de gebouwen.

Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Dit selectieadvies betekent nog niet dat bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten al ondernomen kunnen worden. Het selectieadvies dient namelijk eerst beoordeeld te worden door de bevoegde overheid waarna een selectiebesluit volgt.

(24)

8 Beantwoording van de onderzoeksvragen

In dit hoofdstuk wordt de beantwoording van de vraagstellingen gegeven.

In het PvE zijn de volgende vragen geformuleerd:

Zijn er archeologische sporen en vondstmateriaal in de bodem aanwezig?

Er zijn tijdens het proefsleuvenonderzoek archeologische sporen en vondsten aangetroffen.

Zo ja:

 Wat is de aard van de vindplaats (kampement, nederzetting, graf(veld), veldinrichtingssysteem enz.)?

De vindplaats bestaat uit een aantal grondverbeteringskuilen oftewel moesbedden.

 In welke periode is deze te dateren?

De vindplaats is te dateren in de sub-recente tijd.

 Wat is de begrenzing en is (of hoe is) deze vormgegeven?

De begrenzing van de grondverbeteringskuilen is niet aangetroffen, vermoedelijk strekken ze zich uit over de gehele onderzoekslocatie.

 Welk type gebouwen komen voor en welke functie hebben zij gehad?

Niet van toepassing.

 Zijn er sporen van verkaveling binnen het terrein en zo ja, wat is de aard en de wijze van aanleg?

Het verschil in de oriëntatie van de grondverbeteringskuilen geeft een perceelsgrens aan. De grens tussen de banen met een oost-westelijke oriëntatie en de banen met een noord-zuidelijke oriëntatie komt overeen met een kadastrale grens uit 1813.

 Welk vondstmateriaal is aanwezig en in welke concentratie en spreiding?

Er is slechts één vondst aangetroffen, namelijk een ooraanzet van aardewerk, in één van de grondverbeteringskuilen.

 Is er een relatie tussen spoor, vondstmateriaal en de ligging ervan, of tussen sporen, of tussen vondsten, die informatie verschaft over de betekenis of functie van het spoor, vondstenspectrum of vondstenconcentratie?

Niet van toepassing.

 Hoe is de conservering en gaafheid van de sporen en het vondstmateriaal?

De gaafheid van de grondverbeteringskuilen is goed te noemen, met uitzondering van die in de zuidelijke helft van werkput 2. Hier was de bodem tot in de C-horizont verstoord geraakt. De conservering van het vondstmateriaal (1 fragment aardewerk) is redelijk goed te noemen, maar organisch vondstmateriaal, glas en metaal werden niet aangetroffen.

 Zijn er plantaardige resten waaruit de natuurlijke omgeving en de voedselbronnen gedefi nieerd kunnen worden?

Niet van toepassing.

 Zijn er dierlijke resten die een indicatie geven van de veestapel en andere elementen van het voedselpakket?

Niet van toepassing.

 Wat is de verklaring voor de locatiekeuze van de vindplaats ten opzichte van het

“natuurlijke” landschap en indien mogelijk ten opzichte van het cultuurlandschap?

Niet van toepassing.

 Is er een relatie met uit de omgeving bekende archeologische vindplaatsen (nederzettingen, grafvelden enz.) en welke is dat?

Niet van toepassing.

 Welke relatie is er te leggen tussen eventueel in tijd opvolgende elementen in het landschap (bijvoorbeeld nederzettingssporen en begravingen uit uiteenlopende perioden)?

Niet van toepassing.

(25)

 Is er een koppeling mogelijk tussen archeologische en historische gegevens en welke relevantie of betekenis heeft dit?

De grens tussen de banen met een oost-westelijke oriëntatie en de banen met een noord-zuidelijke oriëntatie komt ongeveer overeen met een kadastrale grens uit 1813.

Behalve het feit dat dus op deze wijze mogelijk oude (sub-recente) perceelsgrenzen kunnen worden teruggevonden hebben de sporen verder geen relevantie.

 Wat is het belang van de vindplaats voor de cultuurhistorische kenschetsen van zuidwest Twente?

Niet van toepassing.

(26)

9 Literatuur en kaartmateriaal

Archis II: waarnemingen, vondstmeldingen en AMK-terreinen. Geraadpleegd op 12 februari 2009.

Bodemkaart, geraadpleegd via Archis.

Boshoven, E.H., A. Buesink, N.J. Krekelbergh, H.M.M. Geerts, L.A. Tebbens &

J.M.J. Willems, 2008: Gemeente Rijssen-Holten. Een archeologische inventarisatie, verwachtings- en beleidsadvieskaart. Deventer (BAAC project V-07.0478.

Centraal College van Deskundigen, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (versie 3.1). SIKB, Gouda.

Ebbers, G. & R. Visschers, 1983: Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000.

Toelichting bij kaartblad 28 West Almelo. Wageningen (Stichting voor Bodemkartering).

Geomorfologische Kaart, geraadpleegd via Archis.

IKAW. Geraadpleegd op 12 februari 2009.

Kadastrale kaart 1813 gemeente Holten sectie B (De Holter Ink) blad 2.

Geraadpleegd, inclusief OAT’s via www.watwaswaar.nl.

Nieuwenhuis, M., 2008: Programma van Eisen IVO-proefsleuven locatie Holten, plangebied De Kol. Rijssen.

Stichting voor Bodemkartering, 1983: Bodemkaart van Nederland 1:50.000 28 West Almelo. Wageningen.

Topografi sch militaire kaart Holten 1891, 1902, 1910, 1914, 1925 en 1935 (bonnebladen). Geraadpleegd via www.watwaswaar.nl.

Topografi sche kaart Nijverdal 1954, 1966, 1976, 1988 en 1994. Geraadpleegd via www.watwaswaar.nl.

Velde, H.M. van der, 2002: Archeologische Effect Rapportage voor het bedrijventerrein De Kol in Holten. Bunschoten.

Versfelt, H.J., 2003: De Hottinger-atlas van Noord- en Oost-Nederland 1773-1794.

Groningen.

(27)
(28)

10 Gebruikte afkortingen

ARCHIS ARCHeologisch Informatie Systeem.

AMK Archeologische Monumenten Kaart.

BAAC Bureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie.

IKAW Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden.

IVO Inventariserend Veldonderzoek.

KNA Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

NAP Normaal Amsterdams Peil (=offi cieel peilmerk).

PvE Programma van Eisen.

RACM Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten.

(29)
(30)

11 Begrippenlijst

A-horizont

Donkergekleurde bodemhorizont waarin humus door bodemdieren, planten, schimmels en bacteriën is omgezet en gemengd met de eventuele minerale delen.

Alle-sporenkaart

Overzichtskaart waarop alle grondsporen zijn aangegeven die bij een opgraving zijn aangetroffen (secundaire veldtekening ).

ARCHIS

ARCHeologisch Informatie Systeem. Het huidige, landelijke archeologische

informatiesysteem dat door de RACM wordt beheerd. ARCHIS ontsluit het CMA en het CAA (Centraal Informatiesysteem).

C-horizont

Weinig (C1) of niet (C2) door bodemprocessen veranderd sediment of eventueel verweerd vast gesteente volgend op vast gesteente. Om te worden geclassifi ceerd als C-horizont dient het om soortgelijk materiaal te gaan als hetgeen waarin de A- en B-horizonten zijn ontwikkeld.

Dekzand

Fijnzandige afzettingen die onder koude omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn; de dekzanden uit de laatste ijstijd vormen in grote delen van Nederland een dek.

Enkeerdgronden

Dikke eerdgrond (= laag met donkere, min of meer rulle grond, met organische en anorganische bestanddelen) ontwikkeld op zandgrond onder invloed van de mens;

worden ook wel essen genoemd.

Esdek

Oud verhoogd bouwland, ontstaan door ophoging ten gevolge van bemesting. Voor de bemesting werden plaggen of met zand vermengde potstalmest opgebracht.

In geval van een es is de opgebrachte laag ten minste 50 cm dik. De term es is gangbaar in Noord- en Oost-Nederland. In Midden-Nederland wordt gesproken van enk of eng en in Zuid-Nederland van akker of veld.

IKAW

Indicatieve kaart van archeologische waarden is een door de RACM geproduceerde kaart op landelijk niveau met de verwachte relatieve of absolute dichtheid van (bepaalde) archeologische verschijnselen in de bodem. Hij is gebaseerd op een GIS- analyse met een beperkt aantal variabelen en op expert-judgement (potentiekaart, bureauonderzoek).

(31)
(32)

Bijlage 1. Sporenlijst

Bijage 2. Vondstenlijst en determinatielijst

Vondstenlijst

Determinatielijst vondsten

spoor put vlak aard van spoor

vondst

nummer datering opmerkingen 1 1 1 grondverbeteringen sub-recent ca noord-zuid lopend 2 1 1 grondverbeteringen 1 sub-recent ca oost-west lopend

3 1 1 verstoring recent oversnijdt grondverbeteringen

4 2 1 grondverbeteringen sub-recent ca oost-west lopend

vondst nummer

werk put

verzamel eenheid

vlak profiel spoor

aantal keramiek

(KER) datum

complex datering

opmerkingen vondstomstandigheden

1 1 spoorvondst 1 2 1 3-2-2009 sub-recent bij aanleg vlak

put spoor

vondst

nummer aantal fragment vorm materiaal soort datering opmerkingen 1 2 1 1 ooraanzet onbekend ker ceramiek kogelpot? volle middeleeuwen grof

(33)
(34)

Bijlage 3. Alle-sporenkaart

20

20,04 20,07 20,02 19,92 19,96 20,01 20,02

18,4 18,51

18,56

18,52

18,38

18,36

18,41

18,42 226.020

226.020

226.030

226.030

477.770 477.770

477.780 477.780

477.790 477.790

Holten, De Kol alle-sporenkaart

18,72

18,79

18,76

18,82

18,88

18,86

18,86 19,94

19,91

19,83

19,97

19,88

19,91

19,95 225.990

225.990

226.000

226.000

477.760 477.760

477.770 477.770

477.780 477.780

477.790 477.790

0 2,5 5 7,5 10 m

WP 1 WP 2

2

2

3 1

4

4

4

spoor

NAP hoogte maaiveld NAP hoogte vlak 3

Profiel 1A

(35)
(36)

Bijlage 4. Puttenplan gecombineerd met de kadastrale kaart uit 1813

225.900

225.900

226.000

226.000

226.100

226.100

226.200

226.200

477.600 477.600

477.700 477.700

477.800 477.800

477.900 477.900

478.000 478.000

Holten, De Kol Kadastrale kaart 1813

0 25 50 75 100 m

ligging van de werkputten onderzoeksgebied

WP 2 WP 1

(37)
(38)

Bijlage 5. Overzicht van geologische en archeologische tijdsvakken

C14 B.P. Geologie Klimaat, landschap,

vegetatie Archeologische perioden Cultuurnamen

Duinkerke III

Duinkerke II

Duinkerke I

Duinkerke 0

Calais IV

Calais III

Calais II

Calais I

Jong Dekzand II

Jong Dekzand I

Oud Dekzand Löss

Keileem Stuwwallen

Subatlanticum (koeler,

vochtiger)

Subboreaal (koeler, droger)

Atlanticum (warmer,

vochtiger)

Boreaal (warmer)

Preboreaal (warmer) Late Dryas (kouder) Allerød (warmer) Vroege Dryas (k.) Bøllling (warmer)

Weichsel ijstijd

Saale ijstijd

Loofbos

Den

Berk

Toendra

Den Berk

Berk Toendra

Poolwoestijn

Landijs Loofbos

Late Middeleeuwen

Karolingische tijd Merovingische tijd Volksverhuizingstijd Laat Romeinse tijd Midden Romeinse tijd Vroeg Romeinse tijd Late Ijzertijd Midden Ijzertijd Vroege Ijzertijd Late Bronstijd

Midden Bronstijd

Vroege Bronstijd

Laat Neolithicum

Midden Neolithicum

Vroeg Neolithicum

Mesolithicum

Laat Paleolithicum

Midden Paleolithicum

Vroeg Paleolithicum

Zeijen

Wikkeldraad

Bandkeramiek

Ahrensburg

Tjonger

Hamburg

Eemien (warmer)

HilversumDrakenstein

Elp

Klokbeker

Standvoetb

Trechterbeker

Vlaardingen Haz

Michelsberg

Swift

HoloceenPleistoceen 1500

n. C.

1000

500

0

500

1000

1500

2000

2500

3000

3500

4000

4500

5000

6000

7000

8000

9000

10.000

11.000 12.000 25.000 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 v.C.

1000

2000

3000

4000

5000

6000

8000

10.000

12.000

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Algemeen: aard bovengrens: abrupt (<0,3 cm), aard ondergrens: geleidelijk (0,3-3 cm) Lithologie: zand, sterk siltig, lichtgeelgrijs, zeer fijn, kalkrijk,

Onder het circa 40 cm dik pakket van de oeverwalafzetting bevinden zich op een diepte van circa 0,85 m boven NAP afwisselend lagen matig fijn tot matig grof zand (Zs1, 150-210

Hoewel de aantallen per fase klein zijn, kunnen we toch enkele voorzichtige conclusies trekken. In de Late IJzertijd overheerst het rund, gevolgd door schaap en varken. In

M.: Programma van Eisen voor een verkennend en karterend inventariserend veldonderzoek door middel van grondboringen in het plangebied ‘Prinses Beatrixlaan’ in de gemeente

Verder zijn er in deze put een aantal kuilen en paalsporen aangetroffen, die waarschijnlijk dateren in de nieuwe tijd B.. Twee paalsporen lijken tot eenzelfde structuur

In de omgeving van Breda kunnen archeologische sporen en vondsten worden aangetroffen uit het paleolithicum tot en met het neolithicum, maar deze worden niet op grote

In 2001 heeft de gemeente zich tot doel gesteld om een representatief deel van de belangrijkste archeologische resten in de bodem van Almere voor het nageslacht veilig te stellen

Lithologie: zand, zwak siltig, lichtbruingrijs, compact (alleen zand en veen), matig fijn, kalkrijk, interpretatie: oude duin en strandafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie