• No results found

Utrecht. Jaarbeurs, Croeselaan, Veemarktstraat. Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Auteur: drs. P.G.H.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Utrecht. Jaarbeurs, Croeselaan, Veemarktstraat. Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. Auteur: drs. P.G.H."

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Utrecht

Jaarbeurs, Croeselaan, Veemarktstraat

Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven

BAAC rapport A-10.0221 oktober 2010

Auteur:

drs. P.G.H. Weterings

Status:

Definitief

(2)

Inventariserend Veldonderzoek 2

(3)

Colofon

ISSN: 1873-9350

Auteur: P. Weterings

Veldwerk: P. Weterings

M. Blom N. Krekelbergh Tekeningen: J. van Gestel

Redactie: L. Tebbens

Copyright BAAC bv, ’s Hertogenbosch / gemeente Utrecht

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Jaarbeurs Utrecht en/of BAAC bv te ’s-Hertogenbosch.

BAAC bv

Onderzoeks- en adviesbureau voor Bouwhistorie, Archeologie, Architectuur- en Cultuurhistorie

Graaf van Solmsweg 103 Bergsingel 81-85 5222 BS ’s-Hertogenbosch 7411 CN Deventer Tel.: (073) 61 36 219 Tel.: (0570) 67 00 55 Fax: (073) 61 49 877 Fax: (0570) 618 430 E-mail: denbosch@baac.nl E-mail: deventer@baac.nl

(4)

Inventariserend Veldonderzoek 4

(5)

Inhoudsopgave

n

Samenvatting 7

n

Inleiding 9

n

Ligging en aard van het terrein 11

n

Historisch-landschappelijke en archeologische achtergrond 13

3.1 Landschappelijke achtergrond 13

3.2 Historische achtergrond 14

3.3 Archeologische achtergrond 15

n

Vraagstellingen 17

n

Methoden & technieken 19

n

Resultaten 21

n

Conclusie 27

n

Waardering en aanbevelingen 29

8.1 Waardering 29

8.2 Aanbeveling 30

n

Literatuur

31

n

Bijlage 33

- Vondstenlijst

1 2 3

4

5

6

7

8

9

(6)

Inventariserend Veldonderzoek 6

(7)

Samenvatting

Op 5 juli 2010 heeft BAAC bv een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-p) uitgevoerd bij Entreehal Oost van het Jaarbeursterrein te Utrecht. Hierbij werden twee proefsleuven gegraven tussen twee gebouwen van de Jaarbeurs met als doel het vaststellen van de aan- of afwezigheid van archeologische resten op Rijnafzettingen die hier gelegen zijn.

De zandige kronkelwaardafzettingen werden inderdaad aangetroffen. Hier bovenop werd een kleilaag waargenomen die als oeverwalafzetting kan worden aangeduid. Vondstmateriaal bestaat uit een drietal botfragmenten die samen één stuk dierenbot vormen. Dit werd in het zand van de kronkelwaard aangetroffen en is derhalve waarschijnlijk afkomstig van een locatie verder stroomopwaarts.

Verder vondstmateriaal of grondsporen ontbreken. Het wordt dan ook niet noodzakelijk geacht het plangebied aan Entreehal Oost aan een nader onderzoek te onderwerpen.

(8)

Inventariserend Veldonderzoek 8

(9)

1 Inleiding

Op 5 juli 2010 heeft BAAC bv een Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven (IVO-p) uitgevoerd bij Entreehal Oost van het Jaarbeursterrein te Utrecht. Reden voor dit onderzoek is de voorgenomen herontwikkeling van het Jaarbeursterrein, wat onder meer bestaat uit de realisatie van een nieuwe entreehal aan de oostzijde van de Jaarbeurs. Hierdoor zullen diverse bodemingrepen worden uitgevoerd, die de eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten bedreigen.

Eerder uitgevoerd grondradaronderzoek heeft aangetoond dat zich ter plaatse van de huidige Jaarbeurs afzettingen van de bedding van de Kromme Rijn bevinden, die volgens het verzamelde vondstmateriaal vanaf de Romeinse tijd bewoonbaar waren. Derhalve was het onderzoek erop gericht om de aan- of afwezigheid, aard, omvang, datering, gaafheid, conservering en kwaliteit van eventuele archeologische resten vanaf deze periode vast te stellen.

(10)

Inventariserend Veldonderzoek 10 Administratieve gegevens

Provincie Utrecht

Gemeente: Utrecht

Plaats: Utrecht

Toponiem: Jaarbeurs, Croeselaan, Veemarktstraat BAAC-projectcode: A-10.0221

Rd-coördinaten: 135.520 / 455.320 (ZW) 135.543 / 455.301 (ZO) 135.570 / 455.340 (NO) 135.544 / 455.361 (NW)

Kaartblad: 31H

Onderzoeksmeldingsnummer: 41777

Onderzoeksnummer: 31409

Opdrachtgever: Jaarbeurs Utrecht De heer J. de Oude Jaarbeursplein 6 3521 AL Utrecht

Bevoegde overheid: Gemeente Utrecht, afd. Stedenbouw &

Monumenten, Sectie Cultuurhistorie Zwaansteeg 11

3511 VG Utrecht Uitvoerder: BAAC bv

Graaf van Solmsweg 103, 5222 BS ’s-Hertogenbosch Projectleider: P. Weterings

(11)

2 Ligging en aard van het terrein

Het totale plangebied van het Jaarbeursterrein heeft een oppervlakte van circa 35 hectare en wordt begrensd door de Croeselaan in het oosten, de Graadt van Roggenweg in het noorden, de Van Zijstweg in het zuidoosten en het Merwedekanaal in het westen en zuiden. Het hier beschreven onderzoek is slechts representatief voor een klein deel van dit plangebied en beslaat 1500 m².

Het bevindt zich naast Entreehal Oost tussen twee Jaarbeursgebouwen.

135000

135000

136000

136000

455000 455000

456000 456000

! ( Utrecht

beeldrecht: Topografische Dienst, Emmen

0 0,5 km

Onderzoeksgebied

Onderzoeksgebied

Afb. 1 Ligging van het plangebied.

(12)

Inventariserend Veldonderzoek 12

(13)

3 Historisch-landschappelijke en archeologische achtergrond

1

3.1 Landschappelijke achtergrond

Utrecht behoort tot het rivierengebied en grenst aan het westelijk veengebied.

In de ondergrond bevinden zich pleistocene afzettingen van de formaties van Kreftenheye en Boxtel en holocene afzetting behorende tot de formaties van Echteld en Nieuwkoop.

De formatie van Kreftenheye is gevormd tijdens de Saale ijstijd en bestaat uit rivierafzettingen van de Maas en de Rijn. Dit zijn afzettingen van matig fijn tot uiterst grindhoudend zand en grind die zich in Utrecht op een gemiddelede diepte van 7,5 tot 10 meter onder maaiveld bevinden. Hier bovenop liggen de dekzandpakketten uit het laat pleistoceen (met name Saalien en Weichselien), die deel uitmaken van de formatie van Boxtel. Deze dekzanden zijn afgezet door de wind en door kleine rivieren en zijn over het algemeen fijnzandiger dan de onderliggende Kreftenheye afzettingen. Op de afzettingen van de formatie van Boxtel kunnen vindplaatsen uit de steentijden worden verwacht.

De oudste holocene afzettingen in de Utrechtse bodem behoren tot de forma- tie van Echteld en bestaan uit rivierafzettingen van het Utrechtse Rivieren- systeem. De afzettingen van de formatie van Echteld worden opgedeeld in vier categorieën: stroomgordelafzettingen (zand en zavel), komafzettingen (zware klei, soms met veenlagen), crevasseafzettingen (zand, zavel en klei) en dijkdoorbraakafzettingen (zand of zandige klei, vaak met bijmenging van grind). Van de holocene stroomgordels die deel uitmaken van het Utrechtse Rivierensysteem is de stroomgordel van de Oude Rijn voor het Jaarbeursterrein het meest van belang. Deze rivier heeft de ontwikkeling van het landschap en het gebruik hiervan op het Jaarbeursterrein in belangrijke mate bepaald.

De stroomruggen en oeverwallen van de (oude) Rijn waren door hun gunstige waterhuishouding en goed bewerkbare gronden al vroeg geschikte vestigingsplaatsen. In de regio Utrecht zijn de stroomruggen en oeverwallen al in de Bronstijd bewoond geweest. De actieve sedimentatiefase van de Oude Rijn eindigde in 1122 met de afdamming van de Rijn bij Wijk bij Duurstede.

Daarna is de Oude Rijn vermoedelijk nog tot het einde van de twaalfde eeuw watervoerend geweest.

Vanaf circa 6000 voor Christus vormde zich ten westen van Utrecht een uitge- strekt veengebied. Door de combinatie van een stijgende zeespiegel en dalende bodem verslechterde de afwatering, waardoor de laag gelegen gebieden steeds natter werden en dikke veenpakketten ontstonden. Ook in de komgronden langs de Oude Rijn ontstonden veenlagen. De veengebieden ten westen van Utrecht worden gerekend tot het Hollandveen laagpakket van de formatie

1 Huisman 2010.

(14)

Inventariserend Veldonderzoek 14 van Nieuwkoop. Vanaf de late middeleeuwen zijn de veengebieden door

ontginningen steeds verder in cultuur gebracht.

Bij de sloop van Croeselaan nr. 165 en 167 ten zuidoosten van het Jaarbeurs- terrein zijn enkele waarnemingen en metingen gedaan. In de ondergrond is een deel van een restgeul van de Oude Rijn waargenomen. Het zandlichaam is op 1,1 meter onder NAP aangetroffen. Hierop bevindt zich een pakket bruin- humeuze klei. Vervolgens is tussen circa 0 en 1,5 meter boven NAP een beige kleipakket afgezet. De bovenste 0,7 meter van het waargenomen profiel bestond uit verstoorde of opgebrachte grond. Hoewel er geen dateerbare vondsten gedaan zijn, is het waarschijnlijk dat de restgeul in of na de Romeinse tijd ontstaan is op basis van het ontbreken van een vegetatieniveau uit de Romeinse tijd. Bij geologisch onderzoek ten westen van deze waarneming is dezelfde geul ook aangetroffen. Het vervolg van de geul richting de binnenstad is echter onduidelijk.2

3.2 Historische achtergrond

In de Romeinse tijd lag het huidige Jaarbeursterrein ten westen van het Romeinse castellum Traiectum. Het jaarbeursterrein werd doorkruist door de Oude Rijn en mogelijk tevens door de Romeinse grensweg.

In de Romeinse tijd werd het deelgebied doorkruist door de hoofdgeul van de Rijn en wellicht ook door de Romeinse grensweg ten zuiden van de Rijn. De Rijn bleef door het gebied stromen, totdat deze rivier in 1122 bij Wijk bij Duurstede werd afgedamd en vervolgens in de loop van de twaalfde eeuw verlandde. In de middeleeuwen, mogelijk zelfs al in de vroege middeleeuwen, liep schuin over het Jaarbeursterrein de oude verbindingsweg Lijnpad, die in het westen uiteindelijk uitkwam op de Leidscheweg. Waarschijnlijk lag het Lijnpad in de zeventiende eeuw en mogelijk al in de middeleeuwen, langs een aftakking van de Rijn.

In de middeleeuwen lag het Jaarbeursterrein ten westen van de zich ontwikke- lende stad Utrecht, in een gebied dat lange tijd een landelijk karakter

behouden heeft. In deze periode behoorde het terrein tot de zogenaamde stadsvrijheid van Utrecht, een uitgebreid gebied buiten de stadsmuren, waarop het stadsbestuur van Utrecht allerlei rechten kon laten gelden, zoals onder andere het innen van belastingen en controleren van de rechtspraak.

Het Jaarbeursterrein behoorde grotendeels tot het buitengerecht Lijnpad. De verkaveling in dit buitengerecht stond loodrecht op de weg van het Lijnpad en gaat mogelijk terug tot in de vroege Middeleeuwen. Volgens de kaart van Specht uit omstreeks 1700, die de situatie van 1539 weergeeft met de grachten van Moreelse erop geprojecteerd, bevond zich langs een landweg ten zuiden van de huidige hoofdingang van het Jaarbeursterrein enige bebouwing, die bekend stond onder de naam Lubbenes.

In de zeventiende eeuw ontstond een duidelijke scheiding tussen het huidige Jaarbeursterrein en het gebied ten oosten van de Croeselaan. Door de aanleg van het grachtenstelsel van Moreelse, waarvan de Blekersgracht ter

plekke van de huidige Croeselaan de westelijke begrenzing vormde, werd 2 Van Rooijen 1998: 79.

(15)

de bestaande middeleeuwse verkaveling in het gebied tussen de Croeselaan en de Catharijnesingel opgeruimd en kreeg dit gebied een geheel nieuwe structuur. Het gebied ten westen van de Blekersgracht viel buiten de plannen van Moreelse en behield daardoor de middeleeuwse verkavelingsstructuur, die tegenwoordig nog te herkennen is in de oriëntatie van de Jaarbeursgebouwen.

Tot ver in de negentiende eeuw bleef het Jaarbeursterrein een grotendeels agrarisch gebied. Op de kadasterkaart uit 1832 zijn slechts enkele gebouwen te zien: vier boerderijen op de oostelijke helft van het terrein en een steenoven aan het eerste Kleine Lijnpad, de huidige Van Zijstweg. Eén van deze boerde- rijen lag ongeveer ter hoogte van het huidige onderzoeksgebied.

Aan het einde van de negentiende eeuw stond in de uiterste noordwesthoek van het terrein een suikerfabriek en bevonden zich langs de noordzijde van het eerste Kleine Lijnpad naast de steenoven nu ook enige huizen. Aan de westkant van de Croeselaan werd aan het einde van de negentiende eeuw de Hojelkazerne gebouwd, die aan het einde van de twintigste eeuw weer werd afgebroken. Vanaf het begin van de twintigste eeuw werden op het Jaarbeursterrein enige woonblokken gebouwd. De Croeselaan kreeg in het kader van het plan Berlage een hoofdverkeersfunctie. In 1928 werd de Blekersgracht in de Croeselaan gedempt en vervangen door een brede groene middenberm met dubbele bomenrijen.

In 1917 werd op het Vredenburgplein de eerste Utrechtse Jaarbeurs gehouden.

Door de gestage groei van de Jaarbeurs was het Vredenburgplein in 1965 te klein geworden en moest naar een andere locatie worden uitgeweken. Het gebied ten westen van de Croeselaan was door haar geringe betrokkenheid bij de stedelijke ontwikkelingen een relatief leeg terrein en daardoor bij uitstek geschikt om de nieuwe Jaarbeurs te huisvesten. Het eerste Jaarbeursgebouw op het huidige Jaarbeursterrein (de Julianahal) werd al in 1956 geopend.

Tegenwoordig behoort de Utrechtse Jaarbeurs tot de belangrijkste

evenementen-complexen in Nederland. De Jaarbeurs Utrecht beslaat circa 30 hectare grond en heeft de beschikking over twaalf grote hallen.

3.3 Archeologische achtergrond

Tijdens een inventariserend onderzoek aan de Grebbeberglaan heeft onder- zoeksbureau RAAP de Romeinse grensweg aangetroffen. Dit bevestigt dat het tracé van deze weg zuidelijker ligt dan het huidige onderzoeksgebied (ARCHIS- onderzoeksmelding 25623).

Een archeologische begeleiding van rioolwerkzaamheden aan de Adm. Helfrich- kade in december 2009 heeft geen relevante resultaten opgeleverd.

(16)

Inventariserend Veldonderzoek 16

(17)

4 Vraagstellingen

Voor het plangebied zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:

- Bevinden zich in het onderzoeksgebied sporen, structuren en/of vondsten uit de Romeinse tijd? Zo ja, wat is hiervan de ligging, omvang, aard, datering en gaafheid?

- Bevindt de hoofdgeul van de Romeinse of middeleeuwse Rijn zich op de onderzoekslocaties? Zo ja, wat is hiervan de ligging en omvang? Hoe ziet de vulling eruit? Kunnen in de geulvulling lagen worden onderscheiden en wat is hiervan de dikte, samenstelling, aard en datering? Welke uitspraken kunnen worden gedaan over de loop van de Rijn in de Romeinse Tijd of de middeleeuwen? Kunnen er uitspraken worden gedaan over (het tijdstip van) de verlanding van de Oude Rijn?

- Bevinden zich binnen het onderzoeksgebied resten van boerderijen? Zo ja, wat is hiervan de ligging, omvang, aard, datering en gaafheid? Hoe zien de plattegronden eruit? Wat kan op basis van de aangetroffen resten gezegd worden over de ontwikkeling van de landbouw en boerenbedrijven in het onderzoeksgebied?

- Zijn er resten van infrastructuur uit de middeleeuwen en nieuwe tijd

aanwezig? Zo ja, wat is hiervan de ligging, omvang, aard, datering en gaafheid?

Kunnen het Lijnpad en de zijgeul van de Rijn langs het Lijnpad archeologisch worden aangetoond? Zo ja, wat is hiervan de ligging, omvang, aard, datering en gaafheid? Wat kan op basis van de aangetroffen resten gezegd worden over de inrichting van het landschap?

- Bevinden zich op de onderzoekslocaties resten van overige bebouwing en/

of overige archeologische resten? Zo ja, wat is hiervan de ligging, omvang, datering, aard en gaafheid?

- Is er sprake van ophogingslagen binnen het plangebied? Uit welke periode dateren de lagen? Hoe dik zijn ze? En op welke diepte t.o.v. NAP bevinden ze zich? Uit welk materiaal bestaan deze lagen en bestaan hierin chronologische en ruimtelijke verschillen? Is er sprake van gestort afval?

- Hoe ziet de bodemopbouw eruit? Wat is de bodemkwaliteit (gaafheid)?

Welke dieptes kunnen worden vastgesteld voor het ongestroord niveau? Welke datering valt aan dit ongestoorde niveau te geven?

- Zijn de aangetroffen resten behoudenswaardig conform de criteria uit de KNA (versie 3.1)?

(18)

Inventariserend Veldonderzoek 18

135.500

135.500 135.510

135.510 135.520

135.520 135.530

135.530 135.540

135.540 135.550

135.550 135.560

135.560 135.570

135.570 135.580

135.580 455.260

455.270 455.270

455.280 455.280

455.290 455.290

455.300 455.300

455.310 455.310

455.320 455.320

455.330 455.330

455.340 455.340

455.350 455.350

455.360 455.360

455.370 455.370

455.380 455.380

455.390 455.390

Utrecht, Jaarbeurs - Croeselaan Puttenplan

0 20 m

© BAAC bv

Topografische ondergrond Werkput

WP1 WP2

Afb. 2 Puttenplan

(19)

5 Methoden en technieken

Binnen het onderzoeksgebied zijn twee proefsleuven aangelegd. Sleuf 1 volgt het oude verharde pad ten westen van entree oost van het Jaarbeursgebouw en is noordoost-zuidwest georiënteerd. De sleuf meet 12,5 bij 4 meter. Sleuf 2 is haaks op sleuf 1 aangelegd richting het noordwesten. De sleuf meet 2,5 bij 4 meter. In totaal is hiermee 60 m² van het onderzoeksgebied opgegraven.

Vanwege de prominente aanwezigheid van kabels, leidingen (afb. 3) en te handhaven bomen kon de voorgeschreven dekking van 100 m² niet worden gehaald.

De sleuven zijn in twee vlakken opgegraven. Het eerste vlak werd aangelegd op het eerste onverstoorde niveau op circa 90 cm onder maaiveld. Vlak 2 bevindt zich direct boven het grondwaterniveau op circa 2,10 m onder maaiveld.

De vlakken zijn gefotografeerd en getekend op schaal 1:50.

Er zijn twee bodemprofielen bestudeerd. Profiel 1 volgt de lengterichting van proefsleuf 1, profiel 2 staat hier haaks op. Beide profielen zijn gefotografeerd en getekend op schaal 1:20.

Afb. 3 Kabels en leidingen binnen het onderzoeks- gebied. Deze geven tevens de mate van mogelijke versto- ringen aan.

(20)

Inventariserend Veldonderzoek 20 ((

((

(( ((

((

((

((

( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( ( (

((

((

((

135.540

135.540

455.320 455.320

455.330 455.330

Utrecht, Jaarbeurs - Croeselaan Alle sporenkaart vlak 1

0 3 m

© BAAC bv

(( Steilrand Omtrek werkput Verstoord

WP1 WP2

Afb. 4 Alle-sporenkaart vlak 1.

(21)

6 Resultaten

De twee aangelegde proefsleuven laten een eenduidig beeld zien over de bodemopbouw van dit terrein (afb. 6 en 7): de bovenste 90 cm van de bodemopbouw bestaat uit recent doormengd en opgebracht materiaal dat zal zijn aangebracht tijdens de bouw van de Jaarbeurs. Onder het recente dek met puin en ophoogzand werd een circa 40 cm dik pakket matig siltige klei (Ks2) aangetroffen dat als oeverwalafzetting geïnterpreteerd kan worden.

Tussen het recente pakket en de oeverwal werd een humeus laagje van circa 2 cm dik aangetroffen dat waarschijnlijk het restant van de oude bouwvoor op de oeverwal is (afb. 8, boven). Blijkbaar is het terrein, voorafgaand aan het bouwrijp maken, afgegraven tot op de onderzijde van de bouwvoor, waarna een pakket recent materiaal is opgebracht.

Onder het circa 40 cm dik pakket van de oeverwalafzetting bevinden zich op een diepte van circa 0,85 m boven NAP afwisselend lagen matig fijn tot matig grof zand (Zs1, 150-210 tot 210-300 µm) en zeer dunne kleibandjes, een aanwijzing voor kronkelwaardafzettingen uit de periode dat de Rijn op deze locatie stroomde. In profiel 1 (afb. 8, rechts) is in het zand scheve gelaagdheid zichtbaar die een indicatie geeft voor de stroomrichting van de Rijn, die noordoost- zuidwest is geweest. In profiel 2 zijn deze laagjes nauwelijks zichtbaar.

Sporen zouden bij een natuurlijke bodemopbouw van een poldervaaggrond of ooivaaggrond kunnen worden verwacht in het kleipakket van de oeverwal. Dit kleipakket is nauwelijks geroerd; tijdens de bouw van het Jaarbeursgebouw is enkel de bouwvoor (circa 30 – 35 cm) verwijderd, waarna een ophogingspakket van 90 cm is aangebracht. Eventueel aanwezige sporen zouden dan ook nog zichtbaar moeten zijn in de onverstoorde bodem. Er zijn echter zowel in proef- sleuf 1 als 2 geen sporen aangetroffen. Wel werd in het oostelijk lengteprofiel van sleuf 1 een kleine depressie in de kleiige oeverwalafzetting waargenomen die kan worden geïnterpreteerd als een natuurlijk kronkelwaardgeultje dat zich kortstondig hier insneed en vervolgens is opgevuld met de klei van de oeverwal.

Het is niet noodzakelijk gebleken boringen te zetten in het tweede vlak, aangezien zich hier kronkelwaardafzettingen bevinden: het betreft matig fijne zanden die zijn afgezet in de actieve binnenbocht van een geul die eventueel aanwezige dieper gelegen archeologica zal hebben weggespoeld. Aanwijzingen voor een diepere restgeul van de Oude Rijn of de aanzet daar naartoe zijn niet aangetroffen: het kronkelwaardzand was tot hoog in het profiel aanwezig.

In totaal zijn tijdens het onderzoek drie vondsten gedaan, allen in het zand van de kronkelwaard. Het betreft een stuk dierlijk bot waarvan twee stukken zijn afgebroken. Het feit dat dit bot in de zandafzetting zijn aangetroffen, geeft aan dat het verspoeld materiaal betreft. Verder vondstmateriaal in de vorm van bijvoorbeeld aardewerk, glas, maar ook fosfaat, hout of houtskool is niet aangetroffen.

(22)

Inventariserend Veldonderzoek 22

Afb. 5 Alle-sporenkaart vlak 2.

((

((

((

((

(( Prof

iel1 Profiel2

Profiel2

135.540

135.540

455.320 455.320

455.330 455.330

Utrecht, Jaarbeurs - Croeselaan Alle sporenkaart vlak 2

0 3 m

© BAAC bv

WP1

WP2

Profielwand (( Steilrand

Omtrek werkput Verstoord

(23)

1,06 m +NAP

1,06 m +NAP

Utrecht, Jaarbeurs - Croeselaan

Profielen

0 2 m

WP1

WP2

Profiel 1, deel1 Profiel 1, deel2

Profiel 2

Profielnummer

XXXX Werkputnummer NAP-lijn

Recent opgebracht materiaal Oeverwalafzetting

Kronkelwaardafzettingen Rijn Afb. 6 Profieltekening van proefsleuf 1

(24)

Inventariserend Veldonderzoek 24

(25)

Afb. 7 Profiel 1 van proef- sleuf 1.

Afb. 8 Boven: Scheve gelaagdheid in de sterk zandige kronkelwaard- afzettingen zijn een indicatie voor de stroom- richting van de Rijn.

Onder: een dun humeus laagje is waarschijnlijk het restant van de oude bouw- voor (Ah-horizont) die op de oeverwal gelegen was. De bouwvoor is afgegraven, waarna het terrein is opgehoogd met een zand- en puinlaag.

(26)

Inventariserend Veldonderzoek 26

(27)

7 Conclusie

Beantwoording van de onderzoeksvragen

- Bevinden zich in het onderzoeksgebied sporen, structuren en/of vondsten uit de Romeinse tijd? Zo ja, wat is hiervan de ligging, omvang, aard, datering en gaafheid?

Er zijn geen resten aangetroffen die aan de Romeinse tijd toe te schrijven zijn.

- Bevindt de hoofdgeul van de Romeinse of Middeleeuwse Rijn zich op de onder- zoekslocaties? Zo ja, wat is hiervan de ligging en omvang? Hoe ziet de vulling eruit? Kunnen in de geulvulling lagen worden onderscheiden en wat is hiervan de dikte, samenstelling, aard en datering? Welke uitspraken kunnen worden gedaan over de loop van de Rijn in de Romeinse Tijde of de Middeleeuwen?

Kunnen er uitspraken worden gedaan over (het tijdstip van) de verlanding van de Oude Rijn?

In zowel proefsleuf 1 als proefsleuf 2 zijn kronkelwaardafzettingen van de Rijn aangetroffen. Omdat vondstmateriaal ontbreekt, kan niet met zekerheid gesteld worden uit welke periode deze afzettingen stammen. Wel is uit het bureauonderzoek gebleken dat het hier hoogstwaarschijnlijk de mddeleeuwse Rijn betreft. De restgeul ligt vermoedelijk in de buurt, maar is tijdens het onderzoek niet aangetroffen.

- Bevinden zich binnen het onderzoeksgebied resten van boerderijen? Zo ja, wat is hiervan de ligging, omvang, aard, datering en gaafheid? Hoe zien de plattegronden eruit? Wat kan op basis van de aangetroffen resten gezegd worden over de ontwikkeling van de landbouw en boerenbedrijven in het onderzoeksgebied?

Er zijn geen resten van boerderijen aangetroffen.

- Zijn er resten van infrastructuur uit de middeleeuwen en nieuwe tijd

aanwezig? Zo ja, wat is hiervan de ligging, omvang, aard, datering en gaafheid?

Kunnen het Lijnpad en de zijgeul van de Rijn langs het Lijnpad archeologisch worden aangetoond? Zo ja, wat is hiervan de ligging, omvang, aard, datering en gaafheid? Wat kan op basis van de aangetroffen resten gezegd worden over de inrichting van het landschap?

Er zijn geen resten van infrastructuur uit de middeleeuwen en nieuwe tijd aangetroffen. De zijgeul van de Rijn kon op de locatie niet worden aangetoond.

(28)

Inventariserend Veldonderzoek 28 - Bevinden zich op de onderzoekslocaties resten van overige bebouwing en/

of overige archeologische resten? Zo ja, wat is hiervan de ligging, omvang, datering, aard en gaafheid?

Overige bebouwing is niet aangetroffen. Overige archeologische resten bestaan uit drie (ex-situ) botfragmenten die in het zand van de kronkelwaard zijn aangetroffen. Een datering is hier niet aan te ontlenen.

- Is er sprake van ophogingslagen binnen het plangebied? Uit welke periode dateren de lagen? Hoe dik zijn ze? En op welke diepte t.o.v. NAP bevinden ze zich? Uit welk materiaal bestaan deze lagen en bestaan hierin chronologische en ruimtelijke verschillen? Is er sprake van gestort afval?

Er zijn aanwijzingen gevonden voor afgraving van de oude bouwvoor tot op het niveau van de oeverwalafzetting. Na het afgraven is een ophogingslaag aangebracht bestaande uit recent puin en zand, ten behoeve van de bouw van de Jaarbeurs in de tweede helft van de twintigste eeuw. Deze ophogingslaag is circa 90 cm dik en reikt tot 1,10 meter boven NAP.

Archeologisch relevante ophogingslagen zijn niet aangetroffen.

- Hoe ziet de bodemopbouw eruit? Wat is de bodemkwaliteit (gaafheid)?

Welke dieptes kunnen worden vastgesteld voor het ongestoord niveau? Welke datering valt aan dit ongestoorde niveau te geven?

De proefsleuven zijn tot circa twee meter onder maaiveld gegraven. Op dit niveau bevinden zich kronkelwaardafzettingen: afwisselende zandlagen met scheve gelaagdheid en kleibandjes uit de periode dat de Rijn op deze locatie stroomde. Toen de Rijn zich verplaatste en het terrein hier droger werd, zijn oeverwalafzettingen gevormd die als een 40 cm dik pakket klei op de kronkelwaardafzettingen liggen. Op de klei lag oorspronkelijk een bouwvoor van circa 30-35 cm, maar deze is afgegraven en aangevuld met een 90 cm dikke ophogingslaag.

De kwaliteit (gaafheid) van de bodem onder de ophogingslaag is goed.

Waarschijnlijk is enkel de bouwvoor afgegraven, waardoor de dieper liggende lagen (vanaf 90 cm onder het huidige maaiveld) ongeroerd gebleven zijn. De top van de oeverwal zal een oorsprong in de middeleeuwen hebben, maar hiervoor is geen bevestiging aangetroffen.

- Zijn de aangetroffen resten behoudenswaardig conform de criteria uit de KNA (versie 3.1)?

De aangetroffen resten worden niet als behoudenswaardig getypeerd. In hoofdstuk 8 zal hierover uitleg gegeven worden.

(29)

8 Waardering en aanbevelingen

8.1 Waardering

Uit het proefonderzoek blijkt dat in het onderzoeksgebied geen sporen en weinig vondsten voorkomen. De vondsten die verzameld zijn, behoren tot één stuk bot en bevinden zich in een verspoelde context.

Volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.1) dienen vindplaatsen te worden gewaardeerd op een aantal criteria (tabel 1). Aangezien in het onderzoeksgebied geen aanwezigheid van een vindplaats is vastgesteld, kunnen niet alle criteria gescoord worden.

1. Beleving

De twee criteria die de KNA voor de belevingswaarde van een vindplaats stelt hebben vooral betrekking op zichtbare monumenten. Aangezien in het onderzoeksgebied slechts onzichtbare monumenten aanwezig zijn is op deze twee punten niet gescoord.

2. Fysieke kwaliteit

De fysieke kwaliteit van een vindplaats wordt door twee criteria bepaald:

gaafheid en conservering.

Gaafheid heeft betrekking op de aanwezige sporen; De mate waarin deze niet verstoord zijn en de stabiliteit van de fysieke omgeving. Er zijn echter geen sporen aangetroffen, waardoor dit criterium niet gescoord kan worden.

Conservering heeft betrekking op de mate waarin archeologisch

vondstmateriaal bewaard is gebleven. Er zijn drie stukken dierlijk bot verzameld.

Omdat deze op de grens van het grondwaterniveau zijn aangetroffen, is de conservering goed. Of een dergelijke conservering ook op een hoger niveau mogelijk is, is onbekend. Tevens ontbreken andere materiaalcategorieën. Het is dan ook niet mogelijk om voor andere materialen de conserveringsconditie te bepalen. Daarom is het criterium Conservering laag gewaardeerd met score 1.

3. Inhoudelijke kwaliteit

Waardering op inhoudelijke criteria bestaat uit vier subcriteria: Zeldzaamheid, informatiewaarde, ensemblewaarde en representativiteit.

De aangetroffen resten in het onderzoeksgebied zijn niet zeldzaam en zijn met score 1 gewaardeerd.

De informatiewaarde betreft de betekenis van de aangetroffen resten als bron van kennis over het verleden. Omdat sporen ontbreken en er nauwelijks vondsten zijn aangetroffen, vormt de onderzochte zone geen toevoeging van kennis en wordt de informatiewaarde met een 1 gescoord.

(30)

Inventariserend Veldonderzoek 30 De ensemblewaarde scoort de mate waarin de vindplaats een meerwaarde

vormt voor elders in de omgeving uitgevoerd onderzoek. Aangezien in de onderzochte zone geen sprake is van een vindplaats, wordt de ensemblewaarde laag gewaardeerd met score 1. Wel kan de bodemopbouw iets zeggen over de stroomrichting van de Rijn in dit gebied.

De representativiteit van de vindplaats gaat over de mate waarin een bepaald type monument karakteristiek is voor een periode, dan wel een gebied.

Omdat er geen sprake is van een vindplaats in het onderzochte gebied, kan dit criterium niet gescoord worden.

Utrecht, Jaarbeurs, Croeselaan, Veemarktstraat

Waarden Criteria

Scores

Beleving

Zichtbaarheid

Nvt Herinneringswaarde

Nvt

Fysieke kwaliteit

Gaafheid

Nvt Conservering

1

Inhoudelijke kwaliteit

Zeldzaamheid

1 Informatiewaarde

1 Ensemblewaarde

1

Representativiteit Nvt

8.2 Aanbeveling

Dit alles in acht genomen moet geconcludeerd worden dat het onderzoeks- gebied ter plaatse van entreehal Oost op het Jaarbeursterrein op grond van de fysieke en inhoudelijke kwaliteit van het geïnventariseerde deel van het onderzoeksgebied niet als behoudenswaardig aangemerkt moet worden. Er zijn geen sporen aangetroffen, noch aanwijzingen voor een restgeul in het gebied.

Tabel 1: Waardering van de onderzoekslocatie volgens de criteria van de KNA, versie 3.1. en de Onderzoekseisen van de provincie.

(31)

9 Literatuur

Huisman, M.A. 2010: Programma van Eisen Inventariserend Veldonderzoek (IVO) Proefsleuven Jaarbeurs, Entreehal Oost. Groningen.

Rooijen, C.A.M. van 1998: Utrecht Croeselaan, in: Archeologische Kroniek Provincie Utrecht 1996-1997, Utrecht.

(32)

Inventariserend Veldonderzoek 32

(33)

Bijlage Vondstenlijst Bijlage: Vondstenlijst

Vondstnr Sleuf vlak Vondstomst. Inhoud Aantal Verz.datum

1 1 2 Aanleg vlak ODX 3 5-7-2010

ODX: Dierlijk bot

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn, buiten enkele (sub)recente sporen en twee greppels uit de middeleeuwen of nieuwe tijd, geen archeologische sporen

Ondanks dat deze brochure en de daarvan deel uitmakende bijlagen met de grootst mogelijke zorgvuldigheid zijn samengesteld kunnen aan de inhoud daarvan geen rechten worden

De huidige onderzoekslocatie maakt deel uit van de zone binnen het plangebied waarvoor Van der Velde in 2002 heeft gesteld dat er nog archeologische waarden aanwezig zouden

Hoewel de aantallen per fase klein zijn, kunnen we toch enkele voorzichtige conclusies trekken. In de Late IJzertijd overheerst het rund, gevolgd door schaap en varken. In

Verder zijn er in deze put een aantal kuilen en paalsporen aangetroffen, die waarschijnlijk dateren in de nieuwe tijd B.. Twee paalsporen lijken tot eenzelfde structuur

In de omgeving van Breda kunnen archeologische sporen en vondsten worden aangetroffen uit het paleolithicum tot en met het neolithicum, maar deze worden niet op grote

De waardering van de aangetroffen archeologische waarden is hoog omdat deze samenhangen met de aanwezige hoeve en diens voorganger het huis Overhuizen..

Indien vondsten of sporen worden aangetroffen waarvan de omvang, aard of complexiteit niet voorzien was, wordt het bevoegd gezag ingeschakeld voor een actualisering van de selectie