• No results found

Erfgoedrapport Breda 75. Breda Oude Molenweg Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. drs. J. Nollen L.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Erfgoedrapport Breda 75. Breda Oude Molenweg Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven. drs. J. Nollen L."

Copied!
61
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

drs. J. Nollen L. de Jonge MA

Erfgoedrapport Breda 75

Breda Oude

Molenweg 10-14

Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven

GE-om-OudeMolenweg.indd 1 15-08-12 16:07

(2)

Breda, Oude Molenweg 10-14 – Inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven

(3)

colofon

Titel: Breda, Oude Molenweg 10-14 Erfgoedrapport Breda 75

Auteurs: drs. J. Nollen, Lina de Jonge (MA) Kaarten: M.L. Craane

Eindredactie en autorisatie: drs. F.J.C. Peters

Veldwerk en uitwerking: drs. J.H. Nollen, L. de Jonge MA, J. Harmanus, M. Craane MA, A. Peemen, vrijwilligers gemeente Breda.

Senior archeoloog: drs. F.J.C. Peters

Ontwerp en lay-out: Studio Maaike Klijn Druk: Verhoek Printing Consultants issn: 2210-9552

© Gemeente Breda, 2012

Directie Ontwikkeling Afdeling Ruimte Postbus 90156 4800 RH Breda

(4)

Breda

Oude Molenweg 10-14

Inventariserend veldonderzoek

door middel van proefsleuven

drs. Joeske Nollen

Lina de Jonge (MA)

(5)
(6)

Inhoudsopgave

1 Inleiding – 7

2 Ligging en aard van het terrein – 9 3 Landschappelijke gegevens – 11 4 Archeologische achtergronden – 15 5 Doelstelling – 17

6 Werkwijze – 21 7 Resultaten – 23 8 Conclusie – 37

9 Waardering en aanbeveling – 41 10 Literatuur – 43

Bijlage 1 Sporenlijst – 45 Bijlage 2 Vondstenlijst – 49

Bijlage 3 Aardewerk inventarisatie – 52 Bijlage 4 Metaal determinatie – 54

Bijlage 5 Alle sporenkaart werkput 1 en 2 – 55 Bijlage 6 Alle sporenkaart werkput 3 en 4 – 56 Bijlage 7 Alle sporenkaart werkput 5 – 57

Bijlage 8 Kadastrale Minuutplan 1824 met puttenkaart – 58 Bijlage 9 Profiel 3 werkput 5 – 59

Breda, Oude Molenweg 10-14 inhoudsopgave 5

(7)
(8)

Breda, Oude Molenweg 10-14 inleiding 7

1 Inleiding

In opdracht van de gemeente Breda is op 22 t/m 25 maart 2010 een Inventariserend Veld- onderzoek (IVO) door middel van proefsleuven uitgevoerd op drie bouwkavels aan de Oude Molenweg 8, 10, en 12. Het plangebied wordt begrensd door de Oude Molenweg in het westen, de Leursebaan in het zuiden, en perceelsgrenzen in het noorden en oosten. Het ge bied is in gebruik geweest als manege, waarvan de stal bij aanvang van het onderzoek al gesloopt was. Aanleiding voor het onderzoek is de verkoop van drie bouwkavels op deze locatie en de toekomstige nieuwbouw op het terrein. De bouwwerkzaamheden zullen de eventuele aanwezige archeologische resten beschadigen of vernietigen.1

Het doel van het Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven is op een snelle en betrouwbare wijze inzicht te verschaffen in de aanwezigheid van archeologische resten in het plangebied. Daarbij dient voldoende inzicht te worden gegeven in de inhou- delijke en fysieke kwaliteit van de mogelijk aanwezige bewoningssporen op de betreffende locatie (aard, ouderdom, omvang, gaafheid, conservering) teneinde tot een waardestelling te kunnen komen. Belangrijk is dat op basis van het inventariserend veldonderzoek een be - slissing kan worden genomen of verder (voor)onderzoek in het gebied noodzakelijk en ver- antwoord is.

Administratieve gegevens

Provincie Noord-Brabant Gemeente Breda Plaats Breda

Toponiem Oude Molenweg 10-14 Objectcode BR-266-10

Noord-coördinaten 108.306 / 400.089, 108.362 / 400.078 Zuid-coördinaten 108.295 / 400.021, 108.341 / 400.006 Kaartblad 44 C

Onderzoeksmeldingsnr. 39889

Opdrachtgever Gemeente Breda, Directie Ruimtelijke Ontwikkeling Bevoegd gezag Gemeente Breda

Uitvoerder Gemeente Breda, Bureau Cultureel Erfgoed Senior archeoloog drs. Erik Peters

(9)

Veldarcheoloog drs. Joeske Nollen Veldtechnicus Lina de Jonge (MA)

8

(10)

2 Ligging en aard van het terrein

Het plangebied ligt ten westen van het centrum van de gemeente Breda en is gelegen op de hoek Oude Molenweg (west) en Leursebaan (zuid) (Afbeelding 1). De noord en oost grens van het plangebied wordt gevormd door perceelsgrenzen. Het gebied is in gebruik geweest als manege. Het totale oppervlak van het plangebied bedraagt circa 7170 vierkante meter.

Tijdens het inventariserend veldonderzoek is circa 700 vierkante meter onderzocht (onge- veer 10% van het plangebied).

Afb. 1

Plangebied Oude Molenweg op topo- grafische ondergrond.

Breda, Oude Molenweg 10-14 ligging en aard van het terrein 9

(11)

3

(12)

3 Landschappelijke gegevens en historische context

Het plangebied ligt volgens de geomorfologische kaart op een uitloper van een dekzandrug.2 Leenders (2006) specificeert deze waardering als deels lage zandgronden, deels een lage

Afb. 2

Landschappelijke situ- atie volgens Leenders (2006).

(13)

12

dekzandrug. Het zuidelijke deel van het plangebied ligt op de lage zandgrond genaamd Noordwestrand van Bagven, die doorloopt in het Liesbos en aansluit op de beekdalen van de Bosloop en de Bethlehemloop. Het noordelijke deel van het plangebied ligt op de wat hoger gelegen lage rug genaamd oostzijde Bosloop-Vaareind (Afbeelding 2).

Afb. 3

Infrastructuur volgens Leenders (2006) (plan- gebied in blauw kader).

Afb. 4

Nederzettingenkaart (Leenders 2006) met het gehucht Vaareind ten noordoosten van het plangebied (plan- gebied in blauw kader).

   

   

 

 

(14)

Breda, Oude Molenweg 10-14 landschappelijke gegevens en historische context 13

Op de bodemkaart wordt het plangebied gekenmerkt als dikke eerdgrond (zEZ23) nabij een gebied gekenmerkt als leemgrond (Hn23). Ter hoogte van de enkeerdgronden is de grond- watertrap meestal VII, waarbij de gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen de 100 en 160 cm onder maaiveld ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen de 200 en 280 cm onder maaiveld ligt.3

De Oude Molenweg ligt op de locatie van de oude verbindingsweg tussen het gehucht Vaareind en het Liesbos. De Leurse Baan tussen het Liesbos en Breda heeft een middeleeuwse oorsprong. De weg heeft langs het Liesbos zijn middeleeuwse kronkelende loop verloren bij de herinrichting van het Liesbos in circa 1620 (Afbeelding 3).4

Op de kadasterkaart van 1824 is te zien dat binnen het plangebied bebouwing aanwezig is aan de Oude Molenweg (bijlage 8). Dit pand ligt net ten zuidwesten van de bebouwing van het gehucht Vaareind (Afbeelding 4). Dit gebied had aan de zuidzijde enkele grote hoeven en behoorde deels bij Gageldonk.5

(15)
(16)

Breda, Oude Molenweg 10-14 ARCHEOLOGISCHE ACHTERGRONDEN 15

4 Archeologische achtergronden

Uit het plangebied zelf zijn geen onderzoeken, waarnemingen of vondsten bekend.6 In de omgeving van het plangebied zijn er zes onderzoeksmeldingen bekend (Afbeelding 6).

Melding 3909 betreft een karterend veldonderzoek en inventariserend booronderzoek door RAAP Archeologisch adviesbureau op de locatie van het nieuwe knooppunt Princeville (A58/

A16), omdat het deel uit zou maken van een inheems-romeinse vindplaats. In dit deel zijn echter geen sporen aangetroffen.

Meldingen 7938 en 9525 betreffen een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven en een definitieve opgraving door de Gemeente Breda in samenwerking met de firma BAAC, waar bewoningssporen van de vroege ijzertijd tot de nieuwe tijd zijn aan- getroffen (BR-87-05).

Melding 7987 betreft een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven door ADC archeoprojecten aan de Groenstraat in Prinsenbeek, gemeente Breda. Tijdens het onderzoek zijn 12 paalsporen en een recentere sloot en recente vondsten gedaan.

Afb. 5

Onderzoeksmeldingen en waarnemingen rondom het plangebied (rood omcirkeld) zoals vermeld in ARCHIS.

 

(17)

Melding 14007 betreft een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven door de Gemeente Breda waarbij voornamelijk verstoringen zijn aangetroffen (BR-112-05).

Melding 33079 betreft een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven door SOB Research aan de Groenstraat 101 (BR-157-09). Een groot deel van de werkput was verstoord. In het onverstoorde deel zijn twee kuilen, een paalkuil en een greppel aangetrof- fen. Uit deze sporen zijn geen vondsten gekomen.7

Tijdens grootschalig archeologisch onderzoek in Breda-West (Moskes, Steenakker, Huif- akker en Emerakker) en op het tracé van de HSL/A16 (o.a. Prinsenbeek) werden bewonings- sporen aangetroffen die dateren vanaf de Steentijd tot in de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd.8 Het gebied blijkt vooral vanaf de Brons- en IJzertijd tot en met de Middeleeuwen vrij inten- sief en mogelijk vrij continu bewoond te zijn geweest.

16

(18)

Breda, Oude Molenweg 10-14 DOELSTELLING 17

5 Doelstelling

Archeologisch onderzoek in West-Brabant is tot voor kort vrijwel uitsluitend gericht geweest op de ontwikkeling van de laatmiddeleeuwse stadskernen.

Onderzoek naar de plattelandsbewoning uit het verleden is pas sinds 1995 van de grond gekomen. Ten westen van Breda is sinds 1998 archeologisch onderzoek uitgevoerd waarbij de bewoning in relatie tot het landschap centraal staat. Er wordt gekeken naar nederzet- tingsdynamiek en het ontstaan van het cultuurlandschap.

In de omgeving van Breda kunnen archeologische sporen en vondsten worden aange- troffen uit het paleolithicum tot en met het neolithicum, maar deze worden niet op grote schaal aangetroffen.

Archeologisch onderzoek in de nabije omgeving heeft uitgewezen dat het dekzandland- schap van Breda-West vanaf de bronstijd (circa 2000 v.Chr.) vrij intensief bewoond is ge- weest. Hierbij is tevens een nieuw beeld ontstaan van de bewoning in de ijzertijd (500 v. Chr.

tot begin van de jaartelling), Romeinse tijd (begin van de jaartelling tot circa 400 na Chr.) en vroege middeleeuwen (450-1050 na Chr.). Achterliggend doel van het onderzoek is het zo compleet mogelijk onderzoeken van enkele dekzandruggen in het landschap waardoor een duidelijk beeld gevormd kan worden van de bewoningsgeschiedenis, de ontwikkeling van de bewoning in de regio en het gebruik van de ruimte in al zijn aspecten op deze landschappe - lijke eenheden.

In de late middeleeuwen en nieuwe tijd neemt de hoeveelheid activiteiten – en de ar- cheologische overblijfselen daarvan – toe. Voor de gemeente Breda zijn naast de sporen uit de bronstijd tot en met de vroege middeleeuwen ook de sporen uit de late middeleeuwen (de periode van stadsontwikkeling), de sporen verbonden aan de Nassaus en de sporen uit de Spaanse tijd van groot belang.

Het landschap waarin de mensen gedurende de bewoningsperiode woonden is op diverse wijzen ingericht en gebruikt. De nalatenschap van deze inrichting en het gebruik daarvan geeft ons weer de mogelijkheid inzicht te krijgen in het leef- en denkpatroon van de bewo- ners gedurende de late prehistorie en de middeleeuwen. De vraagstellingen bij dit thema beslaan een breed geheel, van nederzetting tot begravingen. Het doel is een beeld te creë- ren van het leven in de regio Breda. De aandacht bij het onderzoek naar het natuurlijke land- schap is met name gericht op de niet door de mens beïnvloede omgeving c.q. die aspecten van de natuur die uiteindelijk het menselijk handelen hebben beïnvloed. Bij dit onderzoeks- thema staat de ontstaanswijze van het gebied centraal. Er kan namelijk naast de landschap- pelijke ligging van de vindplaatsen ook een beeld verkregen worden van de ruimere regio.

(19)

18

De volgende gebiedsspecifieke onderzoeksvragen zijn geformuleerd, die aan de hand van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek beantwoord zouden moeten kunnen worden:

Hoe is de bodemopbouw in het gebied (tevens eventueel door middel van boringen in kaart te brengen)?

Zijn er sporen uit het paleolithicum/mesolithicum aanwezig?

Zijn er sporen uit (het neolithicum,) de bronstijd, ijzertijd of Romeinse tijd aanwezig?

Zijn er sporen van ontginning aanwezig?

Is er sprake van een esdek en wat is de ontwikkeling en datering hiervan?

Zijn er sporen die wijzen op middeleeuwse oorsprong van de bewoning?

Zijn er sporen van oudere infrastructuur aanwezig?

Is er bebouwing aanwezig?

Zijn er aanwijzingen voor activiteiten uit de Spaanse tijd? Zijn er sporen van een leger- kamp, of omwalling?

Zijn er nog andere (bewonings)sporen?

Wat is de aard, omvang (begrenzing vaststellen), datering, context, gaafheid, kwaliteit van de aangetroffen sporen?

Wat is de waarde van de aangetroffen sporen?

Naast deze gebiedsspecifieke onderzoeksvragen dient aandacht te worden besteed aan on- derstaande onderzoeksthema’s en vraagstellingen die vanuit het totale archeologisch onder- zoek in Breda-West zijn vertaald.

Het onderzoek betreft een proefsleuvenonderzoek (IVO-P) ter plaatse van de voorgeno- men zone met bodemingrepen. Bij het onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen rich- tinggevend:

Landschap

Hoe zag de paleogeografie er uit? Wat is de geomorfologische achtergrond van het hui- dige landschap? Wat is de hydrologische ontwikkeling in het gebied?

Welke ontwikkelingen van het landschap en het milieu vonden gedurende deze periode plaats en welke invloeden hadden deze op het leefmilieu van de mens?

Flora/fauna

Wat was de aard van de begroeiing van het landschap gedurende de periode late pre histo- rie tot en met de middeleeuwen en welke invloeden had deze op de leefwijze van de mens?

Welke wilde dieren kwamen in de vrije natuur in de omgeving van de nederzetting voor, zo- wel op het land als in het water en welke invloed hadden deze op de leefwijze van de mens?

Welke gedomesticeerde dieren kwamen in de omgeving van de nederzetting voor, zowel op het land als in het water en welke invloed hadden deze op de leefwijze van de mens?

Het verkrijgen van informatie over de lange termijnontwikkeling van de vegetatie in de regio;

(20)

Breda, Werftseweg Vierde bergboezem DOELSTELLING 19

de verhouding tussen de gebruikte en niet-gebruikte ruimte; de agrarische economie; de voedseleconomie; het gebruik van ruimte in huizen en op erven.

Bewoning / Nederzetting

Zijn er nederzettingssporen op het terrein aanwezig en welke datering hebben zij?

Hoe is de bewoning gestructureerd – losse erven of geconcentreerde bewoning? Is het mogelijk complete erven op dit terrein uit enige periode te onderzoeken?

Wat is de verklaring voor de locatiekeuze ten opzichte van het ‘natuurlijke’ landschap en indien mogelijk het cultuurlandschap?

Welke relatie is er te leggen tussen eventueel in tijd opvolgende elementen in het land- schap (bv nederzettingssporen en begravingen uit uiteenlopende perioden)?

Is er een koppeling mogelijk tussen de archeologische en de historische gegevens en ar- chieven en welke relevantie of betekenis heeft dit?

Welke dieren (gedomesticeerd en wild) kwamen in de nederzetting zelf of in de omge- ving daarvan voor, zowel op het land als in het water, wat was de aard van de relatie van de mens met deze dieren en welke invloed hadden deze op de leefwijze van de mens ter plaatse van de archeologische vindplaats?

Verkaveling

Zijn er sporen van verkaveling in het terrein, en zo ja wat is de aard en de wijze van aan- leg van de verkaveling (sloten, greppels, afrastering, etc.)?

Wat is de vorm van de verkaveling en omvang van de omgrensde percelen, zowel binnen als buiten een eventuele nederzetting?

Welke relatie is er te leggen tussen de perceelgrenzen en de vroegste kadasterkaarten?

Waarvoor zijn de kavels gebruikt?

Infrastructuur

Komen er in het gebied sporen van paden, wegen en voorden voor en welke relatie heb- ben deze tot het onderzoeksgebied?

Komen er in het gebied waterbeheerstructuren voor zoals dijken, gemalen, stuwen en (afwatering)sloten en welke relatie hebben deze tot het onderzoeksgebied?

Wat is de relatie tussen de gebouwen en de diverse elementen van de infrastructuur?

Wat is de relatie tussen de vormen van infrastructuur en de historische gegevens over paden en wegen?

Vestingbouw

Zijn in het onderzoeksgebied sporen van vestingbouw of linies (onverstoord) aanwezig?

Welke fasen uit de vestingbouw zijn op het terrein aanwezig?

Zijn de sporen van vestingbouw te koppelen aan de vestingkaarten (uitgave gemeente Breda 2008)?

(21)

20

Complextype/Ensemble

Hoe kan de locatie beschreven worden in termen van ensembles van sporentypen en -clusters? Het gaat erom ensembles te typeren opgebouwd vanuit de meest enkelvou- dige vorm tot de meest samengestelde vorm. Deze getypeerde (representatieve of juist uitzonderlijke) ensembles hebben de functie van bouwsteen in de beschrijving van de aard van het gehele complextype.

Het verkrijgen van inzicht in de lange termijnontwikkeling van de bewoning in de regio en daaraan gerelateerd het gebruik van de ruimte.

Inzicht krijgen in de begrenzing en het karakter van de bewoningssporen; inzicht krijgen in de ruimtelijke en chronologische relatie tussen bewoningssporen uit verschillende peri- oden; vraagstukken omtrent continuïteit en discontinuïteit in bewoning beantwoorden;

inzicht krijgen in de functie en het gebruik van zones in het landschap, bijvoorbeeld de situering van “site” en “off-site”, nederzetting en grafvelden, dekzandrug en beekdal.

Op basis van het inventariserende veldonderzoek dient uitspraak te worden gedaan over de eventuele aanwezigheid van archeologische relicten in het plangebied. Daarbij dient vol- doende inzicht te worden gegeven in de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de mogelijk aanwezige bewoningssporen op de betreffende locatie (aard, ouderdom, omvang, gaafheid, conservering) teneinde tot een waardestelling te kunnen komen, op basis waarvan vervolgens een selectieadvies opgesteld wordt. In dit advies kunnen maatregelen voor vervolgonder- zoek en eventueel behoud worden opgenomen. Het definitieve selectiebesluit is voorbehou- den aan het bevoegd gezag, het Bureau Cultureel Erfgoed van de gemeente Breda.

(22)

6 Werkwijze

Het totale oppervlak van het plangebied bedraagt circa 7170 m2. Conform het PvE9 zijn in het totale plangebied vijf proefsleuven gegraven (Afbeelding 6).

Breda, Oude Molenweg 10-14 werkwijze 21

Afb. 6 De locatie van de werkputten aangegeven in huidige topografie.

(23)

Werkput 1 t/m 4 zijn 30 meter lang en gemiddeld vier meter breed, en werkput 5 is 55 me - ter lang en gemiddeld vier meter breed. De putten 1, 3 en 4 lagen ongeveer oost-west ge- oriënteerd, en de putten 2 en 5 hadden ongeveer een noord-zuid oriëntatie. Middels deze onderzoeksstrategie is in totaal circa 700 m2 onderzocht (circa 10%).

Bij de aanleg van de werkputten is de bovengrond, bestaande uit de bouwvoor afgegraven tot op het niveau waar de grondsporen goed leesbaar waren. Het vlak is aangelegd met be- hulp van een graafmachine met gladde bak en waar nodig met de schop opgeschaafd. Ver- volgens is het vlak gefotografeerd, gewaterpast en getekend. De vlakhoogtes en de maai - veld hoogtes zijn om de vijf meter gemeten. Alle sporen zijn gecoupeerd, en de archeolo- gisch relevante sporen zijn gedocumenteerd en afgewerkt. De archeologische vlakken en de stort is onderzocht met een metaaldetector. De meetlijnen zijn via vaste punten net buiten de werkput nauwkeurig gekoppeld aan het Rijksdriehoeksnet. Tijdens het onderzoek is ge- werkt conform het Programma van Eisen en de KNA 3.2.

22

(24)

Breda, Oude Molenweg 10-14 RESULTATEN 23

7 Resultaten

7.1 Ondergrond en stratigrafie

De profielen van werkputten 1 en 3 en de profielen 2 en 4 in werkput 2 laten eenzelfde bodemopbouw zien. De natuurlijke bodem bestaat hier uit geel iets lemig zand ( S 950,

Afb. 7

Profiel 2 in werkput 1, tussen de bouwvoor het de C-horizont ligt een laag waarin de C-horizont vermengd is geraakt met de bouwvoor.

Afb. 8

Profiel 2 in werkput 4, onder de bouwvoor ligt een oude A-hori- zont met daaronder de C-horizont.

(25)

24

C-horizont) dat wordt afgedekt door een verploegde en door bioturbatie verrommelde laag waarin de A- met de C-horizont vermengd is geraakt (S 951)(Afbeelding 7). Deze laag be- staat uit donkerbruin en grijs geel gevlekt zand en wordt vervolgens afgedekt door een don- kerbruine bouwvoor (S 990). Het niveau van de C-horizont varieert van 3,60 tot 3,20 + NAP.

In de profielen 1 van werkput 2 en 4 zien we een A-C opbouw, en in profiel 3 van werkput 2 ligt de verrommelde laag bovenop de C-horizont en ontbreekt de bouwvoor. In werkput 4 profiel 2 ligt onder de bouwvoor nog een restant van een oude donkerbruine A-horizont die mogelijk een oude akkerlaag vertegenwoordigd (S 952).

7.2 Sporen en structuren

Tijdens het inventariserend veldonderzoek zijn de meeste sporen in werkput 5 aangetroffen.

De overige werkputten waren deels verstoord en een groot aantal sporen bleek na het cou - peren natuurlijk en is vervallen. Verder zijn er enkele paalsporen, twee greppels, en drie kui- len aangetroffen. In werkput 5 zijn sporen gevonden van de 19e-20e eeuwse bewoning op deze locatie, waaronder muurwerk en een groot aantal paalsporen.

Kuilen

Tijdens het veldonderzoek zijn er in totaal negen kuilen aangetroffen, waarvan er zes in werk - put 5 lagen. Kuil S 004 in werkput 1 had slechts een diepte van twee centimeter en is niet getekend. De twee kuilen in werkput 3 S 020 en 022 hadden een diepte van respectievelijk

Afb. 9

Coupe door kuil S 022.

(26)

Breda, Oude Molenweg 10-14 RESULTATEN 25

48 en 37 cm. Kuil S 020 liep deels door tot in de putwand en is dus niet in de volle breedte gezien. De vulling van deze kuil deed natuurlijk aan en tekende zeer vaag af ten opzichte van de natuurlijke bodem. Waarschijnlijk gaat het hier om een boomval. Kuil S 022 had een breedte van 54 cm en een donkerbruin zwart humeuze zand vulling en was vanaf het vlak nog 36 cm diep (Afbeelding 9). De datering en de functie van deze kuil is niet duidelijk.

S 034 is in profiel 3 gedocumenteerd. Het kuiltje had een diepte van circa zes centimeter en een breedte van 90 centimeter. Kuiltje S 072 had tevens een diepte van zes centimeter en was 46 cm breed. De functie van deze kuilen is onduidelijk.

S 080 is 23 centimeter diep en minstens 82 centimeter breed en ligt tegen het bakstenen muurfundament S 032 aan. De vulling van deze kuil bestaat uit puin, mortel en donkergrijs, zwart vettig zand (Afbeelding 10). Waarschijnlijk is dit een soort afvalkuiltje. Of dit gegra- ven is tijdens verbouwingswerkzaamheden of sloop van het huis wordt niet duidelijk. In dit spoor zijn fragmenten van roodbakkend en witbakkend aardewerk gevonden dat gedateerd kon worden in de 19e eeuw.

S 084 werd oversneden door het bakstenen muurfundament S 109. In de coupe ging het spoor minimaal 56 centimeter diep, maar de onderkant kon door opkomend grondwater niet worden bepaald. De kuil is opgevuld met puin. Uit dit spoor zijn fragmenten van steen- goed mineraalwaterkruiken verzameld, waardoor het in de 18e en 19e eeuw te dateren is.

Een vergelijkbare kuil (S 102) die eveneens oversneden werd door S 109 werd zichtbaar in profiel 3. De functie en datering van deze twee kuilen kan gelijk gesteld worden, maar waar- voor de kuilen zijn gegraven blijft onduidelijk. De kuil met spoornummer 105 ligt binnenin het keldertje S 104, en kan hiermee in verband worden gebracht.

Afb. 10

 

Coupe door kuil S 080.

(27)

26

Paalsporen

Er zijn tijdens het veldonderzoek in totaal 61 paalsporen aangetroffen, waarvan er slechts drie niet in werkput 5 lagen. In werkput 1 lag paalspoor 005 met een diepte van 20 cen- timeter. In het spoor zijn meerdere stukken ijzer gevonden, waarvan besloten is het af te stoten omdat het volledig verroest was. In werkput 4 lagen de paalsporen 016 en 017 met beide een diepte van veertien centimeter. Geen van deze paalsporen lijken tot een structuur te horen.

De paalsporen in werkput 5 zijn niet in verband te brengen met de 19e en 20e eeuwse woning die op het terrein heeft gestaan maar hebben waarschijnlijk te maken gehad met activiteiten die op het terrein hebben plaatsgevonden voordat de woningen gebouwd werden.

Alle paalsporen in werkput 5 tekenen scherp af in het vlak en de coupe, waardoor het waar- schijnlijk is dat de sporen in de nieuwe tijd gegraven zijn. In een aantal paalsporen (S 031, 049, 062, 064) is aardewerk aangetroffen, waaronder fragmenten roodbakkend aardewerk met loodglazuur en witbakkend met slib- en loodglazuur. Aan de hand van dit vondstmate- riaal zijn deze paalsporen te dateren in Nieuwe Tijd B en C, of specifieker in de 18e en 19e eeuw. Er zijn drie palenrijen te herkennen (Afbeelding 15).

De paalsporen S 063, 052 en 082 lijken op basis van de afmetingen de diepte en de vul- ling bij elkaar te horen. Deze sporen zijn ongeveer 25 centimeter in doorsnede en opgevuld met bruin, grijs, beige gevlekt zand. Deze paalsporen staan negen meter uit elkaar.

Ongeveer één meter ten westen van bovenstaande palenrij liggen ook drie sporen (S 030, 053, 079) die wat afstand, afmetingen, diepte en vulling betreft vergelijkbaar zijn met elkaar en met de bovenstaande palenrij (Afbeelding 11). Het is opmerkelijk dat de palenrijen onder- ling niet parallel liggen maar juist richting het noorden meer naar elkaar toe komen. In het verlengde van de meest westelijk gelegen palenrij is aan de zuidkant nog één rij paalsporen aangetroffen bestaande uit de spoornummers 058, 060, 076, 078, 083 (Afbeelding 12).

Deze paalsporen liggen dichter op elkaar, 50 tot 150 cm, zijn kleiner en in enkele sporen is nog een paalkern herkend. Deze palenrij staat los van de andere twee maar ligt wel in

Afb. 11 Paalsporen uit dezelfde rij S 030, 053 en 079.

(28)

Breda, Oude Molenweg 10-14 RESULTATEN 27

dezelfde lijn. Mogelijk zijn de palenrijen voordat op deze locatie het huis werd gebouwd als afrastering gebruikt. In geen van de paalsporen behorende tot één van de drie palenrijen is vondstmateriaal aangetroffen, waardoor een datering niet mogelijk is.

In de overige paalsporen is geen structuur te herkennen.

Greppels

In werkput 2 lag greppel S 011 met een oost-west oriëntatie. In het vlak is slechts een klein gedeelte van de greppel gezien, vanwege recente verstoringen die het spoor oversnijden.

Het greppeltje had een diepte van acht centimeter en was 62 centimeter breed. Het grep- peltje is niet meer in het verlengde van het spoor in werkput 5 waargenomen.

In werkput 3 lag greppel S 023, die doorloopt in werkput 5 als spoornummer 096 met een noord-zuid oriëntatie. In werkput 3 had de greppel een diepte van 24 cm en een breedte van 136 cm. In de coupe was nog een donkerbruin geel gevlekte insteek te zien, en de grep - pel had een vulling van donkerbruin humeus zand. De insteek van de greppel was niet meer herkenbaar in de coupe in werkput 5. De breedte van het spoor in deze werkput was 96 cm en was 26 cm diep (afbeelding 14). In de greppel zijn vier fragmenten roodbakkend aarde- werk aangetroffen, waaronder een fragment van een bord met gele slibversiering en lood- glazuur. Het aardewerk dateert het spoor in de Nieuwe Tijd A - B. Greppel S 024 ligt ook in het verlengde van deze twee sporen en mogelijk behoort dit spoor ook tot dezelfde greppel

Afb. 12 Paalsporen uit dezelfde rij S 058, 060, 076, 078, 083.

(29)

28

(Afbeelding 15). Omdat S 024 deels door liep in de putwand, is in de coupe slechts de helft gedocumenteerd. De greppel had een diepte van 26 centimeter. Deze noord-zuid georiën- teerde greppel ( S 023 + 096 + 024) is niet herkenbaar op de kadasterkaart uit 1824, en is waarschijnlijk ouder omdat het gebouwtje dat op de kadasterkaart al wel staat aangegeven over deze greppel heen is gebouwd. De palenrijen liggen parallel aan deze greppel en de straat en zijn waarschijnlijk in dezelfde periode aanwezig geweest.

In werkput 5 zijn verder de greppels S 101, 102 aangetroffen, die naast elkaar liggen met een oost-west oriëntatie (Afbeelding 14). S 101 ligt direct langs het muurtje S 104 dat de begrenzing van een keldertje moet zijn. De greppel was 24 centimeter diep en 56 centime- ter breed, met een donkerbruin beige gevlekte iets vettige zand vulling. Mogelijk ligt dit keldertje op de locatie van de voormalige noordelijke buitengevel van het eerste stenen ge- bouwtje en vormt deze greppel een afwateringsgoot voor de hemelwaterafvoer van dit eer- ste kleinere gebouw. S 101 oversnijdt het naastgelegen greppeltje S 102. S 102 is een zeer smal (zestien centimeter) en ondiep (zes centimeter) greppeltje met een donkerbruine zand vulling. In greppel S 102 zijn fragmenten van een pispot aangetroffen van roodbakkend aar- dewerk met een loodglazuur aan de binnenzijde. Het object is te dateren in de Nieuwe Tijd A tot en met C. Waarschijnlijk heeft de greppel S 101 als afwateringsgoot gefunctioneerd

Afb. 13

Coupe door S 096 (S 096 = 023 en 024).

Afb. 14

Coupe door de grep- pels S 101 en 102.

(30)

Breda, Oude Molenweg 10-14 RESULTATEN 29

van het oudere zuidelijke gebouwtje dat op deze locatie gestaan heeft en herkenbaar is op de kadasterkaart van 1824 (bijlage 8) . De andere greppel S 102 is al op het terrein aanwezig geweest vóór de bouw van het huisje, dus in ieder geval voor 1824.

Muurconstructies en vloertjes

Op het kadastrale minuutplan van 1824 staan op deze locatie langs de Oude Molenweg twee gebouwtjes aangegeven. Waarschijnlijk hebben deze gebouwtjes tot één erf behoord, en is er één een woonhuis en één een schuur geweest (bijlage 8). Omdat in het zuidelijke

Afb. 15 De palenrijen (bruintinten) en de greppel (blauw) in werkputten 3 en 5.

(31)

30

gebouwtje een kelder aanwezig was is dit waarschijnlijk het woonhuis geweest en het noor- delijke gebouw de schuur. Het zuidelijke gebouwtje staat met de lange gevel parallel aan de straat en het noordelijke gebouwtje staat met de korte zijde parallel aan de straat. De rooi- lijn van beide gebouwen is niet hetzelfde, het zuidelijke gebouwtje staat iets verder van de straat vandaan. Wanneer we de allesporenkaart projecteren op de kadastrale minuut wordt het duidelijk dat het meest zuidelijk gelegen muurfundament (S 109) op dezelfde plaats ligt als de zuidelijke (korte) gevel van het zuidelijke gebouwtje (bijlage 8). Het keldertje S 104 ligt ter hoogte van de noordelijke korte gevel van hetzelfde gebouw. Deze twee fundamenten zullen de begrenzing hebben gevormd van de eerste fase van het (zuidelijke) woonhuis. Het meest noordelijke muurfundament (S 032) ligt op dezelfde hoogte als de noordelijke lange gevel van het noordelijke gebouw. In de loop van de tijd zijn de beide gebouwen samen- getrokken tot één gebouw en is het gebouw richting het zuiden uitgebreid. Het nieuwe gebouw kende één lange bakstenen gevel parallel aan de weg met aan de noordzijde een houten gedeelte (Afbeelding 16, Afbeelding 17). Als nieuwe rooilijn voor het gebouw is de rooilijn van de voormalige schuur gebruikt die het dichtste langs de weg stond.

Uit de huisnummering van de gebouwen aan dit adres komt ook duidelijk naar voren dat de twee gebouwtjes tot één adres hebben behoord. Vóór 1851 had dit huis het adres Varend 411, tussen 1851 en 1875 Varend 41. Even voor 1875 is het adres gesplitst en kreeg het de huisnummers 52 en 51. In 1942 zijn de pandjes vernummerd naar Oude Molenweg 10 en 12. In 2006 is het pandje gesloopt.10 Het is onduidelijk wanneer de twee gebouwtjes met elkaar zijn verbonden en waarom het adres uiteindelijk is gesplitst.

In werkput 5 zijn veel sporen gevonden die aan de oudste bebouwingsfase kan worden toe - geschreven.

Afb. 16

Kadastrale minuut- plan 1824 geprojec- teerd op luchtfoto uit 2003.

(32)

Breda, Oude Molenweg 10-14 RESULTATEN 31

Van de oudste woning zijn enkele muurfundamenten en twee keldertjes met vloertje terug gevonden (bijlage 7).

S 032 is het fundament van de noordelijke buitenmuur. Dit fundament stond haaks op de Oude Molenweg. De aansluitingen van deze muur op de oostelijke en westelijk lange gevel lagen buiten de werkput en zijn niet onderzocht. De formaten van de gebruikte licht roze en gele bakstenen varieerde in lengte tussen 18,5 en 21 centimeter, in de breedte tussen de 8,5 en 11 centimeter en in de dikte tussen de vier en vijf centimeter. In de fundering is geen gebruik gemaakt van één baksteenformaat maar zijn verschillende soorten bakstenen ver- werkt. Het fundament heeft v erschillende versnijdingen en is aan de onderkant 50 centime- ter breed. De bovenste rij bakstenen bestaat uit één rij, het opgaande muurwerk zal waar- schijnlijk een één steens muur zijn geweest. De bakstenen waren gemetseld met kalkmortel.

Aan de noordzijde van dit fundament was een insteek aanwezig (S 081). Dit fundament ligt op de plaats waar op de kadastrale minuutplan de noordelijke gevel van de schuur stond aangegeven. Omdat er verschillende baksteenformaten in dit fundament zijn gebruikt is het waarschijnlijk dat de voormalige schuur is afgebroken en alleen de noordelijke gevel op dezelfde plaats is herbouwd op het moment dat het zuidelijke woonhuis werd uitgebreid.

S 109 is het fundament van de zuidelijke buitengevel van het woonhuis dat herkenbaar is op de minuutplan van 1824. Dit fundament bestond uit een één steens muurtje dat met kalkmortel en gele bakstenen was gemetseld. Het baksteenformaat varieerde tussen de 15,5 en 17 centimeter in de lengte en kende een breedte van acht centimeter en een dikte van vier centimeter. Aan de oostzijde sloot deze muur aan op de fundamenten van een keldertje (S 097). Het grootste deel van de kelder lag buiten de werkput. De vloer van de kelder was betegeld met rode (ongeglazuurde) plavuizen van 23,5 x 23,5 x 4,5 centimeter. Deze muur is waarschijnlijk als binnenmuur blijven bestaan nadat het woonhuis richting het zuiden is uitgebreid.

Afb. 17

Foto van de woning in 1998, waarbij links de houten schuuraan- bouw te zien is. (foto:

K. van Endschot)

(33)

32

In het verlengde van de aftakking van S 109 richting het noorden is nog een gedeelte van een fundament aangetroffen (S 098). Van dit fundament is een T-vormige hoek bewaard gebleven. Meer richting het noorden is dit fundament volledig weg gegraven door een ver- storing die waarschijnlijk tijdens de recente sloop van het huis is ontstaan. Het fundament bestaat uit een één steens muur waarin oranje/gele bakstenen met een formaat 17 x 7,5 x 4 en 17 x 8 x 4 centimeter met kalkmortel gemetseld zijn.

Aan de tweede kelder zijn twee spoornummers uitgedeeld. S 104 vormt de wand van de kelder en S 055 is het gegeven aan de keldervloer.

De muurfundamenten behorende bij de lange gevel aan de straat lagen buiten de werk- put en zijn niet teruggevonden. Het muurfundament van de oostelijke achtergevel aan de lange zijde lag eveneens buiten de werkput. Wel zijn er enkele fundamentjes van binnen- muren teruggevonden (S 098).

Ter hoogte van het keldervloertje S 055 is industrieel aardewerk gevonden, te dateren in de 19e en 20e eeuw. Bij vloertje S 097 zijn steengoed fragmenten aangetroffen uit de 18e tot en met de 19e eeuw. Onder het gebouw zijn zeer veel paalsporen aangetroffen. Ook was er een aantal kuilen aanwezig, zoals S 080 die wordt oversneden door muur S 032. Uit deze kuil zijn meerdere aardewerkfragmenten verzameld op basis waarvan het spoor in de 19e eeuw is te dateren. Dit betekent dat de oversnijdende muur S 032 van na de 19e eeuw dateert.

Dit muurfundament is van de zuidelijke gevel, die waarschijnlijk een keer is vernieuwd. De felle rode bakstenen die voor deze gevel zijn gebruikt (zoals zichtbaar in cyclorama) zijn kenmerkend voor het zogenaamde ‘Belgische’ steen van rond 1900.11

De fundamenten van de meest recente zuidelijke gevel zijn tijdens het onderzoek niet teruggevonden, en zijn bij de sloop waarschijnlijk volledig weg gesloopt.

Afb. 18

Het tegelvloertje (S 055) van een van de twee keldertjes aangetroffen in werkput 5.

(34)

Breda, Oude Molenweg 10-14 RESULTATEN 33

Depressie

In werkput 5 is langs de lange westzijde een profiel gedocumenteerd van bijna 30 meter lang.

In het profiel is spoor 027 aangesneden. Het spoor is geïnterpreteerd als een depressie met een breedte van minstens 4,2 meter en een diepte van 46 cm en een oost-west oriëntatie.

In het profiel zijn er vier vullingen herkend (bijlage 8), waarvan uit vulling 1 vondstmateriaal is gekomen. Het betreft scherven roodbakkend aardewerk met loodglazuur van ondermeer een bakpan, industrieel vervaardigd aardewerk, porselein en steengoed. Het vondstmateriaal dateert het spoor in de 19e – 20e eeuw. Het muurtje S 032 en de uitgraafsleuf S 081 over- snijden de depressie, en moeten dus van na de 19e eeuw dateren. Dit komt overeen met de gedateerde vondsten uit kuil S 080, die ook werd oversneden door het muurwerk.

7.3 Vondsten

Tijdens het inventariserend veldonderzoek zijn er in totaal 28 spoornummers uitgedeeld (104 stuks, 15366 gram). Daarvan is ongeveer 10 % afkomstig uit de bouwvoor of verstoringen.

Hieronder zullen per materiaalcategorie in het kort enkele objecten worden besproken.

Aardewerk

Tijdens het onderzoek zijn er 39 fragmenten ( aardewerk gevonden, dit is ongeveer 37 % van het totale vondstenspectrum. Het aardewerk is te dateren in de Nieuwe Tijd, en het gaat om fragmenten roodbakkend aardewerk, Europees porselein, witbakkend aardewerk, industrieel vervaardigd aardewerk en steengoed. Tussen het aardewerk zaten herkenbare fragmenten van kommen, borden, deksels, bakpannen, schotels, pispotten en mineraalwaterkruiken.

Uit de bouwvoor van werkput 1 is een archeologisch complete kom of test van roodbak- kend aardewerk aangetroffen, uit de Nieuwe Tijd A tot B. Het heeft aan de binnenzijde lood - glazuur, een standring en is beroet aan de onderzijde (Afbeelding 19).

Afb. 19

Roodbakkende kom of test uit de bouw- voor van werkput 1

(35)

34

Ter hoogte van het keldervloertje S 055 is een fragment industrieel aardewerk van een bord met inwendig een vloeiblauwe zwiebelmuster versiering gevonden, te dateren in de 19e en 20e eeuw (Afbeelding 20). Dit type aardewerk is afkomstig uit Tsjechië.

Uit de kuil S 080 zijn meerdere aardewerkfragmenten verzameld daterend in de 19e eeuw:

roodbakkend aardewerk van een deksel met aan de buitenzijde mangaanoxide en loodgla- zuur, en een fragment roodbakkend van een bord, en twee stuks witbakkend aardewerk van een bord met inwendig versiering, ijzeroxide, koperoxide en loodglazuur.

Glas

Er zijn twee fragmenten glas (16,2 gram) aangetroffen, dit is minder dan twee procent van het totale vondstenspectrum. Eén fragment was de bodem van een kleurloos flesje met een inhoud van 100 ml, het andere fragment bestond uit kleurloos glas met daarop een ruitfi- guratie waarvan niet bekend is waarvoor het gediend heeft. Het glas was te dateren in de nieuwe tijd.

Metaal

In totaal zijn er zes stukken metaal (15,2 gr) gevonden, ongeveer vijf procent van het totale vondstenspectrum. De vier fragmenten ijzer die hiertoe behoorden waren zo slecht gecon-

Afb. 20

Fragment van een bord met zwiebelmus- ter versiering.

Afb. 21 Het zinken oor- logsmuntje uit de bouwvoor.

(36)

Breda, Oude Molenweg 10-14 RESULTATEN 35

serveerd dat is besloten deze stukken af te stoten. De ijzeren voorwerpen waren niet meer herkenbaar. De overige twee stukken waren muntjes. Het gaat om een koperen muntje, mo gelijk een duit, en een zinken oorlogsmuntje van één cent uit 1941 (Afbeelding 21). Het koperen muntje was door de slechte conservering niet meer leesbaar.

Bouwmateriaal

Er zijn 55 fragmenten bouwmateriaal (12313 gram) verzameld, dit is 53 % van het totale vondstenspectrum. het bouwmateriaals bestaat uit verschillende (fragmenten) van bakste- nen, dakpannen, plavuizen kalkmortel en muurpleister. De verzamelde bakstenen en vloer- tegels die afkomstig zijn van de fundamenten en kelders, behorende tot de voormalige bebouwing, bestaan uit 43 fragmenten (11134 gr) die samen 42 % van het gehele vond- stenspectrum uit maken.

(37)
(38)

Breda, Oude Molenweg 10-14 CONCLUSIE 37

conclusie

De bodemopbouw in de verschillende werkputten is ongeveer hetzelfde. De natuurlijke bo - dem wordt gevormd door geel iets lemig zand (S 950, C-horizont). Dit wordt afgedekt door een verploegde en door bioturbatie verrommelde laag waarin de A- met de C-horizont ver - mengd is geraakt (S 951) deze laag wordt vervolgens afgedekt door een donkerbruine bouw - voor (S 990). In enkele profielen was onder de bouwvoor (S 990) nog een restant van een oudere donkerbruine A-horizont aanwezig, dat mogelijk een oude akkerlaag vertegenwoor- digd (S 952).

In werkput 3 en 5 was een noord-zuid georiënteerde greppel aanwezig die in verband gebracht kan worden met een oudere perceelsindeling. Deze greppel is niet herkend op de kadastrale minuutplan uit 1824. De palenrijen die in werkput 5 zijn aangetroffen liggen pa- rallel aan deze greppel en hebben vermoedelijk te maken met de afrastering van het perceel.

Deze perceelindeling is ouder dan de bebouwing die in ieder geval al in 1824 op het terrein aanwezig is geweest.

Er zijn funderingen en keldervloertjes aangetroffen van de 19e eeuwse gebouwen op deze locatie. Op het kadastrale minuutplan van 1824 staan op deze locatie langs de Oude Molenweg twee gebouwtjes aangegeven. Waarschijnlijk hebben deze gebouwtjes tot één erf behoord, en is er één een woonhuis en één een schuur geweest (bijlage 8). Wanneer we de allesporenkaart projecteren op de kadastrale minuut wordt het duidelijk dat het meest zuidelijk gelegen muurfundament (S 109) op dezelfde plaats ligt als de zuidelijke (korte) gevel van het zuidelijke gebouwtje (bijlage 8). Het keldertje S 104 ligt ter hoogte van de noordelijke korte gevel van hetzelfde gebouw. Deze twee fundamenten zullen de begren- zing hebben gevormd van de eerste fase van het (zuidelijke) woonhuis. Het meest noorde- lijke muurfundament (S 032) ligt op dezelfde hoogte als de noordelijke lange gevel van het noordelijke gebouw. In de loop van de tijd zijn de beide gebouwen samengetrokken tot één gebouw en is het gebouw richting het zuiden uitgebreid. Het nieuwe gebouw kende één lange deels bakstenen gevel parallel aan de weg met aan de noordzijde een houten gedeelte (afbeelding 15, afbeelding 16).

8.1 Beantwoording onderzoeksvragen

In deze paragraaf zullen de gebiedsspecifieke onderzoeksvragen en wanneer van toepassing de algemene onderzoeksvragen worden beantwoord.

8

(39)

38

Hoe is de bodemopbouw in het gebied (tevens eventueel door middel van boringen in kaart te brengen)?

In de meeste profielen ligt de bouwvoor ofwel direct boven het natuurlijk iets lemige dekzand, of ligt er tussen deze twee lagen nog een verrommeld pakket door bioturbatie en ploegactivi- teiten. In één van de profielen in werkput 4 is er nog een restant van een oude bouwvoor waar - genomen.

Zijn er sporen uit het paleolithicum/mesolithicum aanwezig?

Tijdens het inventariserend veldonderzoek zijn er geen sporen uit het paleolithicum/mesoli- thicum aangetroffen.

Zijn er sporen uit (het neolithicum,) de bronstijd, ijzertijd of Romeinse tijd aanwezig?

Tijdens het inventariserend veldonderzoek zijn er geen sporen uit (het neolithicum,) de brons - tijd, ijzertijd of Romeinse tijd aangetroffen.

Zijn er sporen van ontginning aanwezig?

Er is één greppel aangetroffen die hoogst waarschijnlijk in verband gebracht kan worden met perceelsindeling. Deze greppel is niet herkend op de kadastrale minuutplan uit 1824. De palenrijen liggen parallel aan deze greppel en hebben vermoedelijk te maken met de afras- tering van het perceel.

Is er sprake van een esdek en wat is de ontwikkeling en datering hiervan?

Er is geen esdek in de werkputten aangetroffen.

Zijn er sporen die wijzen op middeleeuwse oorsprong van de bewoning?

Er zijn geen sporen aangetroffen die wijzen op de middeleeuwse oorsprong van de bewoning.

Zijn er sporen van oudere infrastructuur aanwezig?

Er zijn geen sporen van oudere infrastructuur aangetroffen.

Is er bebouwing aanwezig?

Er zijn funderingen en keldervloertjes aangetroffen van de 19e eeuwse gebouwen op deze locatie. Op het kadastrale minuutplan van 1824 staan op deze locatie langs de Oude Molen- weg twee gebouwtjes aangegeven. Waarschijnlijk hebben deze gebouwtjes tot één erf be- hoord, en is er één een woonhuis en één een schuur geweest (bijlage 7). Wanneer we de allesporenkaart projecteren op de kadastrale minuut wordt het duidelijk dat het meest zui- delijk gelegen muurfundament (S 109) op dezelfde plaats ligt als de zuidelijke (korte) gevel van het zuidelijke gebouwtje (bijlage 7). Het keldertje S 104 ligt ter hoogte van de noorde- lijke korte gevel van hetzelfde gebouw. Deze twee fundamenten zullen de begrenzing heb - ben gevormd van de eerste fase van het (zuidelijke) woonhuis. Het meest noordelijke muur- fundament (S 032) ligt op dezelfde hoogte als de noordelijke lange gevel van het noordelijke

(40)

Breda, Oude Molenweg 10-14 conclusie 39

gebouw. In de loop van de tijd zijn de beide gebouwen samengetrokken tot één gebouw en is het gebouw richting het zuiden uitgebreid. Het nieuwe gebouw kende één lange deels bakstenen gevel parallel aan de weg met aan de noordzijde een houten gedeelte (afbeel- ding 15, afbeelding 16).

Zijn er aanwijzingen voor activiteiten uit de Spaanse tijd? Zijn er sporen van een legerkamp, of omwalling?

Er zijn geen sporen of vondsten aangetroffen die duiden op activiteiten uit de Spaanse tijd.

Zijn er nog andere (bewonings)sporen?

Er is een aantal paalsporen en kuilen aangetroffen, waarschijnlijk recent van aard. De functie van deze sporen is vooralsnog niet duidelijk.

Wat is de aard, omvang (begrenzing vaststellen), datering, context, gaafheid, kwaliteit van de aangetroffen sporen?

Het veldonderzoek door middel van proefsleuven heeft geen sporen en vondsten opgeleverd die ouder zijn dan de Nieuwe Tijd. In de werkputten 1 t/m 4 zijn weinig sporen aangetroffen en bovendien waren grote delen in het vlak van werkput 2 en 4 verstoord. In werkput 5 is een groot aantal sporen waargenomen die in verband staan met de 19e eeuwse bewoning op die locatie. Hiervan zijn delen van de fundamenten en kelders aangetroffen. In werkput 5 zijn paalsporen en een greppel gevonden die in verband gebracht kunnen worden met een oudere perceelindeling.

Wat is de waarde van de aangetroffen sporen?

De informatiewaarde van de aangetroffen sporen is laag. De waardering van de sporen wordt in hoofdstuk 9 nader toegelicht.

(41)
(42)

Breda, Oude Molenweg 10-14 WAARDERING EN AANBEVELING 41

waardering en aanbeveling

De vindplaats wordt gewaardeerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.1 (KNA 3.1). Dit waarderingsproces vindt plaats in een aantal stappen:

1 Waardering op basis van belevingsaspecten, waardering op basis van ‘schoonheid’ en

‘herinneringswaarde’.

2 Waardering op basis van fysieke criteria, waardering op basis van ‘gaafheid’ en ‘conser- vering’.

3 Waardering op basis van inhoudelijke criteria, waardering op basis van zeldzaamheid, informatie waarde, ensemblewaarde en representativiteit.

1 De criteria schoonheid en herinneringswaarde zijn alleen van toepassing op archeologische vindplaatsen die nog zichtbaar zijn in het landschap. Hier is dat niet het geval daarom is de bele- vingswaarde niet van toepassing op het onderzochte terrein.

2 Het criterium ‘gaafheid’ krijgt een middelhoge score. De aangetroffen sporen tekenden zich scherp af in het vlak maar dit komt waarschijnlijk door de geringe ouderdom van de sporen.

Het criterium conservering krijgt een middelhoge score.

3 Het criterium zeldzaamheid krijgt een lage score. De aangetroffen sporen zijn in de nieuwe tijd gedateerd en niet zeldzaam en worden bij veel archeologische onderzoeken aangetroffen.

Het criterium informatiewaarde krijgt een middelhoge score. De ensemblewaarde krijgt een lage score. De representativiteit is op deze vindplaats niet van toepassing.

Het inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven heeft plaatsgevonden op de locaties waar het terrein verstoord zal worden door nieuwbouw. Verwacht wordt dat volledig

9

waarden criteria scores

beleving schoonheid n.v.t.

herinneringswaarde n.v.t.

fysieke kwaliteit gaafheid 2

conservering 2

inhoudelijke kwaliteit zeldzaamheid 1 informatie waarde 2

ensemblewaarde 1

representativiteit n.v.t.

Tabel 1.

scoretabel waarde- stelling uit de KNA 3.1 waarbij 1 de laag- ste waarde en 3 de hoogste waarde is

(43)

opgraven van de te verstoren gebieden niet meer informatie op zal leveren. Er is hier geen sprake van een behoudenswaardige vindplaats. Vervolgonderzoek op deze locaties wordt daarom niet geadviseerd.

42

(44)

Breda, Oude Molenweg 10-14 literatuur 43

Literatuur

Bles, B.J. en R. Visschers, 1983. Bodemkaart van Nederland schaal 1 : 50 000. Toelichting bij de herziene uitgave van blad 50 West Tilburg, Stiboka, Wageningen.

Leenders, K.A.H.W., 2006. Cultuurhistorische landschapsinventarisatie gemeente Breda, Breda.

Peters, F.J.C., 2010. Programma van Eisen Oude Molenweg 8, 10 en 12. Inventariserend Veldonderzoek-Proefsleuven, gemeente Breda (2010/04), Breda.

Peters, F.J.C., 2009. Selectiebesluit archeologie Breda, Groenstraat 101 Prinsenbeek, Breda.

Koot, C.W. en R. Berkvens (red.), 2004. Bredase akkers eeuwenoud. 4000 jaar bewonings- geschiedenis op de rand van zand en klei (Rapportage Archeologische Monumentenzorg 102 / Erfgoedstudies Breda 1), Breda.

Kranendonk, P. et al., 2006. Witte vlekken ingekleurd. Archeologie in het tracé van de HSL, (RAM 113), Amersfoort.

Websites

www.archis.nl

Noten

10

1 Peters, 2010.

2 www.archis.nl

3 Bles en Visschers, 1983.

4 Leenders, 2006.

5 Leenders, 2006.

6 www.archis.nl

7 Peters, 2009.

8 Koot en Berkvens 2004 en Kranendonk e.a. 2006.

9 Peters, 2010.

10 Historie van de huisnummers onder- zocht door G. Otten.

(45)
(46)

Breda, Oude Molenweg 10-14 bijlagen 45

bijlage 1: sporenlijst

put spoor spooraard begin_per eind_per nap_onder nap_boven opmerking

1 0 Matrix spoor matrix

1 1 NAT 2,83

1 2 NAT 3

1 3 NAT 2,98

1 4 KL 3,04 3,06 ?

1 5 PG 2,85 3,05

1 950 LG c-horizont

1 951 LG

1 990 A

2 0 Matrix spoor matrix

2 6 NAT 3

2 7 NAT 2,98

2 8 NAT 2,97

2 9 NAT 2,97

2 10 NAT 2,93

2 11 GR 2,86 2,94

2 12 VERST 2,91

2 13 NAT 3,02

2 14 NAT 3,02

2 950 LG c-horizont

2 951 LG

2 990 A

2 999 VERST

3 0 Matrix spoor matrix

3 19 NAT 3,13

3 20 KL 2,65 3,13 natuurlijk?

3 21 NAT 3,13

3 22 KL 2,7 3,07

3 23 GR 2,75 2,98

3 950 LG c-horizont

3 951 LG

3 990 A

3 999 VERST

4 0 Matrix spoor matrix

4 15 NAT 3,36

4 16 PG 3,12 3,26

4 17 PG 3,08 3,22

4 18 NAT 3,23

4 950 LG c-horizont

4 952 LG oude A-horizont

(47)

46

4 990 A

4 999 VERST

5 0 Matrix spoor matrix

5 24 GR 2,77 3,03

5 25 NAT 3,03

5 26 PG 2,75 2,99

5 27 DP NTB NTC 2,91

5 28 PG 2,61 2,86

5 29 STC 3,18 bakstenen poer 17x8x4

5 30 PG 2,89 3,13

5 31 PG NTB NTC 2,9 3,11

5 32 MR 3,07 buitenmuur roze en gele bakste-

nen 20x10x4 & 20,5x10,5x5 &

18,5x8,5x4; 1 na onderste laag 21x11x4,5;

5 33 PG 2,88 3,12

5 34 KL 3,04 3,12 ?

5 35 PG 3,06 3,12

5 36 PG 3,06 3,12

5 37 PG 3,02 3,13

5 38 PG 3,09 3,14

5 39 PG 3,06 3,14

5 40 PG 3,1 3,16

5 41 PG 3,13

5 42 PG 2,91 3,14

5 43 PG 2,91 3,13

5 44 PG 3,03 3,15

5 45 PG 3,15 3,17

5 46 PG 3,04 3,18

5 47 PG 2,81 3,13

5 48 PG 3,1 3,16

5 49 PG NTB NTC 2,8 3,06

5 50 PG 2,96 3,16

5 51 PG 3,05 3,16

5 52 PG 2,82 3,18

5 53 PG 2,92 3,16

5 54 NAT 3,16

5 55 VR NTB NTC 3,23 tegelvloer, rode plavuizen

23,5x23,5x4,5

5 56 PG 3,17 3,2

5 57 PG 3,04 3,2

5 58 PG 2,93 3,19

5 59 NAT 3,18

5 60 PG 3,18

bijlage 1: sporenlijst (vervolg)

(48)

Breda, Oude Molenweg 10-14 bijlagen 47

5 61 PG 3,09 3,18

5 62 PG NTB NTC 3,02 3,12

5 63 PAK 2,81 3,13

5 64 PG LMEA NTC 2,92 3,16

5 65 PAK 2,87 3,14

5 66 PG 3,1 3,16

5 67 VERST 3,16

5 68 VERST 3,16

5 69 PG 3,11 3,15

5 70 PG 3,15 3,17

5 71 PG 3,1 3,16

5 72 KL 3,07 3,13

5 73 PG 3,11 3,14

5 74 PG 3,13 3,19

5 75 PG 3,16 3,18

5 76 PG 2,98 3,18

5 77 PG 3,07 3,19

5 78 PG 2,98 3,18

5 79 PG 3,01 3,21

5 80 KL NTB NTC 2,8 3,03

5 81 UGK 2,93 uitgraafsleuf van spoor 032

5 82 PG 3,05 3,21

5 83 PG 2,81 3,1

5 84 KL NTB NTC 3,1 +puin

5 85 VERST 3,14

5 86 PG 3,01 3,17

5 87 PG 2,94 3,14

5 88 PG 2,9 3,03

5 89 PG 2,96 3,04

5 90 PG 3 3,04

5 91 PG 2,97 3,03

5 92 PG 3,1 3,14

5 93 PG 2,84 3,12

5 94 PG 3,05 3,12

5 95 GR 3,1 3,15

5 96 GR NTA NTB 2,74 3

5 97 VR NTB NTC 3,23 tegelvloer, rode plavuizen

23,5x23,5x4,5

5 98 MR 3,33 baksteen 17x7,5x4 & 17x8x4

oranje geel steen

5 99 MR 3,31 baksteen + tegel halfsteens

muurtje

5 100 HKC 3,21 verbrande paal?

bijlage 1: sporenlijst (vervolg)

(49)

5 101 GR 2,91 3,16

5 102 GR NTA NTC 3,13 3,18

5 103 PG 3,06 3,2

5 104 MR 3,19 gele bakstenen op dekzand

gevleid 17x8x4 & 16x8x4

5 105 KL 3,18 "?

"

5 106 GT 3,19 dwarse baksteentjes

5 107 PG 3,11 3,18

5 108 3,03

5 109 MR 3,34 gele baksteen 18x8,5x4 &

17x8,5x3,5, gemetseld met kalkmortel

5 110 PG 2,97 3,14

5 111 3,14

5 112 KL

5 950 LG

5 951 LG

5 990 A

5 991 LG

5 999 VERST

bijlage 1: sporenlijst (vervolg)

48

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door de dubbelbestemming worden mogelijk aanwezige archeologische waarden binnen dit deel van het plangebied voor de toekomst veiliggesteld en zal archeologisch vervolgonderzoek

& Consultancy (ARC bv) opdracht verleend voor het uitvoeren van een archeo- logisch onderzoek door middel van proefsleuven op een toekomstige bouwlocatie op een terrein aan

Onder het circa 40 cm dik pakket van de oeverwalafzetting bevinden zich op een diepte van circa 0,85 m boven NAP afwisselend lagen matig fijn tot matig grof zand (Zs1, 150-210

Hoewel de aantallen per fase klein zijn, kunnen we toch enkele voorzichtige conclusies trekken. In de Late IJzertijd overheerst het rund, gevolgd door schaap en varken. In

Verder zijn er in deze put een aantal kuilen en paalsporen aangetroffen, die waarschijnlijk dateren in de nieuwe tijd B.. Twee paalsporen lijken tot eenzelfde structuur

In de omgeving van Breda kunnen archeologische sporen en vondsten worden aangetroffen uit het paleolithicum tot en met het neolithicum, maar deze worden niet op grote

Voor het plangebied geldt, voor zover het zich buiten een voormalig ven bevindt, een middelhoge verwachting voor resten van jagers-verzamelaars van Laat-Paleolithicum tot Neolithicum

De waardering van de aangetroffen archeologische waarden is hoog omdat deze samenhangen met de aanwezige hoeve en diens voorganger het huis Overhuizen..