• No results found

Archeologische Rapporten Oranjewoud 2013/91 Inventariserend Veldonderzoek dmv Proefsleuven van het plangebied 't Uivernest te Hank, gemeente Werkendam

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Archeologische Rapporten Oranjewoud 2013/91 Inventariserend Veldonderzoek dmv Proefsleuven van het plangebied 't Uivernest te Hank, gemeente Werkendam"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

projectnr. 263664 revisie 00 19 september 2013

auteur M.L. Craane

Opdrachtgever

Gemeente Werkendam Postbus 16

4250 DA Werkendam

datum vrijgave beschrijving revisie 00 goedkeuring vrijgave

19 -9-2013 definitief G. Sophie R. Zuurbier

(2)

Colofon

Titel: Archeologische Rapporten Oranjewoud 2013/91.

Inventariserend Veldonderzoek dmv Proefsleuven van het plangebied 't Uivernest te Hank, gemeente Werkendam Auteur: M.L. Craane

ISSN: 1570-6273

© Oranjewoud B.V.

Postbus 24 8440 AA Heerenveen

Niets uit dit rapport mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden d.m.v. druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Ingenieursbureau Oranjewoud bv, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt, door een derde of voor enig ander werk of doel dan waarvoor het is vervaardigd.

Disclaimer

Archeologisch vooronderzoek wordt in zijn algemeenheid uitgevoerd door het steekproefsgewijs bemonsteren d.m.v. boringen, proefsleuven en/of veldkartering. Hoewel Ingenieursbureau Oranjewoud bv de grootste zorgvuldigheid betracht bij het uitvoeren van het archeologisch onderzoek, is het juist deze steekproefsgewijze benadering die het onmogelijk maakt garanties ten aanzien van de situatie af te geven op basis van de resultaten van een archeologisch vooronderzoek.

Oranjewoud aanvaardt derhalve op generlei wijze aansprakelijkheid voor schade welke voortvloeit uit beslissingen genomen op basis van de resultaten van archeologisch (voor)onderzoek.

(3)

Inhoud blz.

Administratieve gegevens ... 4

Samenvatting... 5

1 Inleiding... 7

2 Vooronderzoek... 9

3 Onderzoeksopzet...10

3.1 Doel- en vraagstelling...10

3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze ...11

4 Onderzoeksresultaten ...13

4.1 Bodemopbouw...13

4.2 Sporen en structuren...13

4.3 Vondstmateriaal...16

5 Conclusies en advies...17

5.1 Beantwoording onderzoeksvragen ...17

5.2 Waardering...19

5.3 (Selectie)advies...20

Literatuur en geraadpleegde bronnen...21 Bijlagen

1 Archeologische perioden

2 AMZ-cyclus

3 Sporen-, vondst- en determinatielijsten Kaarten

263664-S1 Puttenplan 263664-S2 Alle sporenkaart

263664-S3 Projectie kerk en locatie begravingen op nieuwbouw

(4)

Administratieve gegevens OW Projectnummer 263664

OM-nummer 57610 Provincie Noord-Brabant Gemeente Werkendam

Plaats Hank

Toponiem Kerkstraat 9-11 Kaartblad 44E

Coördinaten 120891/416339 120917/416354 120923/416261 120959/416282 Opdrachtgever Gemeente Werkendam

Uitvoerder Oranjewoud Datumuitvoering 23-07-2013

Projectteam G. Sophie (projectleider & senior KNA-archeoloog) M.L. Craane (KNA-archeoloog)

P.C. Teekens (senior KNA-archeoloog) M. Arkema (project-archeoloog) Bevoegd gezag Gemeente Werkendam Adviseur Bevoegde Regio West-Brabant

Overheid Mevr. Drs. L. Weterings-Korthorst Beheer documentatie Oranjewoud Almere

Vondstdepot t.z.t. Provinciaal Depot Noord-Brabant

Afbeelding 1 Locatie plangebied

(Topografische Kaart 1:25.000 (niet op schaal), © Topografische Dienst Kadaster, Emmen)

(5)

Samenvatting

In juli 2013 is in opdracht van de gemeente Werkendam door Advies- en Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd voor het plangebied 't Uivernest, gelegen aan de Kerkstraat 9-11 te Hank in de gemeente Werkendam.

Het plangebied is grotendeels gelegen in een zone met een hoge archeologische verwachting op de archeologische beleidskaart van de gemeente Werkendam. Als onderdeel van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling worden bodemingrepen voorzien bestaande uit de sloop van de huidige bebouwing en de daaropvolgende nieuwbouw. Overeenkomstige de te voeren ruimtelijke procedure is het op basis van de hoge archeologische verwachting verplicht een archeologisch vooronderzoek uit te voeren.

In 2012 is door ARC1een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) uitgevoerd binnen het plangebied. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat er binnen het plangebied alleen resten (funderingen en grafresten) behorende bij de kerk die in 1865 in het plangebied is gebouwd worden verwacht. Door de gemeente Werkendam, in

samenspraak met haar archeologisch adviseur, de Regio West- Brabant is naar aanleiding van dit advies besloten een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven te laten uitvoeren om de exacte locatie van de kerk en de eventueel nog aanwezige grafresten te bepalen.

Tijdens het proefsleuven onderzoek is de westmuur en de hoek in het zuidwesten van de kerk

aangetroffen. Daarnaast zijn ook een aantal begravingen aangetroffen. Behalve één baksteen monster van de muur van de kerk zijn alle resten in-situ behouden zoals ook in het PvE werd gesteld. Behalve de hier vermelde sporen zijn geen overige sporen aangetroffen.

1Verboom-Jansen & Wullink 2012

(6)
(7)

1 Inleiding

In juli 2013 is in opdracht van de gemeente Werkendam door Advies- en Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven uitgevoerd voor het plangebied 't Uivernest te Hank in de gemeente Werkendam.

Het plangebied is grotendeels gelegen in een zone met een hoge archeologische verwachting op de archeologische beleidskaart van de gemeente Werkendam. Als onderdeel van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling worden bodemingrepen voorzien bestaande uit de sloop van de huidige bebouwing en de daaropvolgende nieuwbouw. Overeenkomstige de te voeren ruimtelijke procedure is het op basis van de hoge archeologische verwachting verplicht een archeologisch vooronderzoek uit te voeren. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 3.150 m2

In 2012 is door ARC2een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase) uitgevoerd binnen het plangebied. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat er binnen het plangebied alleen resten (funderingen en grafresten) behorende bij de kerk die in 1865 in het plangebied is gebouwd. Door de gemeente Werkendam, in samenspraak met haar archeologisch adviseur, de Regio West-Brabant is naar aanleiding van dit advies besloten een

inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven te laten uitvoeren om de exacte locatie van de kerk en de eventueel nog aanwezige grafresten te bepalen.

Het veldonderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2.

Ligging onderzoekslocatie

Het plangebied is gelegen aan de Kerkstraat 9-11 te Hank in de gemeente Werkendam. Het plangebied wordt in het zuiden begrensd door de Kerkstraat en in het oosten door de weg die naar de

parkeerplaats achter 't Uivernest leidt. De west- en noordgrens zijn perceelsgrenzen (zie kaartbijlage 1).

Afbeelding 2: Voorterrein bij aanvang veldwerk.

2Verboom-Jansen & Wullink 2012

(8)
(9)

2 Vooronderzoek

In 2012 is door ARC3een bureau- en een booronderzoek uitgevoerd. De conclusie uit dat rapport worden hieronder letterlijk weergegeven:

"Op basis van het bureau-onderzoek werden op de onderzoekslocatie afzettingen van de stroomgordel van Dussen verwacht met een afdekkende laag estuariene afzettingen van na de Sint-Elizabethsvloeden.

De afzettingen van de stroomgordel van Dussen hebben een hoge verwachting voor archeologische resten uit de periode Late-IJzertijd–Middeleeuwen. De estuariene afzettingen hebben een lage verwachting voor resten vanaf de 17deeeuw. Wel kunnen funderingsresten en grafresten aanwezig zijn van een kerk die hier tussen 1865 en 1918 heeft gestaan.

Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat het afdekkende pakket estuariene afzettingen meer dan 2 m dik is. Hieronder zijn niet de verwachte oever- en beddingafzettingen van de stroomgordel van Dussen aangetroffen, maar komkleien en veen. In de top van de komkleien is een restantje van een bodem aangetroffen, hieruit kan worden geconcludeerd dat er weinig erosie heeft plaatsgevonden bij de sedimentatie van de estuariene afzettingen. De hoge verwachting voor de periode IJzertijd–

Middeleeuwen kan op basis van deze resultaten naar beneden worden bijgesteld; komgebieden zijn relatief laag gelegen en nat en hierdoor niet geschikt voor bewoning, waardoor ze een lage verwachting hebben voor bewoningsresten. Wel zouden eventueel verkavelingspatronen, zoals kavelsloten,

aanwezig kunnen zijn, die horen bij de noordelijker gelegen middeleeuwse voorganger van Hank. In het afdekkende pakket estuariene afzettingen zijn drie boringen gestuit, waarschijnlijk op funderingsresten van de kerk.

Er kan worden geconcludeerd dat er binnen het plangebied geen archeologische resten worden

verwacht, behalve de funderingen en grafresten behorende bij de kerk uit 1865. Het is aan de bevoegde overheid, de gemeente Werkendam, om te bepalen of archeologisch onderzoek naar deze resten past in het gemeentelijke archeologiebeleid. Met betrekking tot eerdere perioden adviseert ARC om de

onderzoekslocatie vrij te geven."

3Verboom-Jansen & Wullink 2012 p.12

(10)

3 Onderzoeksopzet

3.1 Doel- en vraagstelling

Het doel van het uitgevoerde proefsleuvenonderzoek is in de eerste plaats het systematisch onderzoeken van het plangebied op de aanwezigheid van archeologische vondsten en/of sporen (karteren). In de tweede plaats dient het onderzoek om de aard, omvang, datering, gaafheid,

conservering en inhoudelijke kwaliteit van deze archeologische resten vast te stellen (waarderen). De gemeente streeft in overleg met haar adviseur de RWB naar een behoud in situ van de archeologische resten die voor wat betreft ligging niet strijdig zijn met de fundering voor de nieuwbouw. Ook wil de gemeente geïnformeerd worden in hoeverre de in de ondergrond aanwezige resten bovengronds binnen de nieuwbouw beleefbaar gemaakt kunnen worden. Zie hiervoor onderstaande vraagstelling en hoofdstuk 5.

Het onderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen zoals deze zijn verwoord in het PvE4:

 Wat is de aard, omvang, kwaliteit en verloop van de archeologische sporen en sporenclusters?

 Uit welke periode dateren deze sporen en sporenclusters? En wanneer zijn de vindplaatsen weer in onbruik geraakt?

 Wat is de ruimtelijke relatie tussen de sporen en sporenclusters onderling en ten opzichte van de natuurlijke en antropogene omgeving?

 Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij?

 Hoe verhouden de gegevens uit het vooronderzoek (gespecificeerde archeologische verwachting) zich tot de resultaten? Kan de aanwezigheid van komklei in de ondergrond op basis van het proefsleuvenonderzoek worden bevestigd of genuanceerd?

 Wat is de dikte van de bouwvoor en wanneer is het aangelegd? Is de opbouw ervan in kaart te brengen?

 Wat is de situering van de negentiende eeuwse inrichting van het plangebied met een kerkgebouw, pastorie en kerkhof en hoe verhoudt dit zich tot de grondslag van het nieuwe pand en

parkeerplaats?

 Onder welke voorwaarden is een behoud in situ mogelijk van de aanwezige menselijke begravingen of moet geconstateerd worden dat na sloop het terrein moet worden opgegraven ten einde de menselijke begravingen humaan te bergen ten behoeve van herbegraving zonder fysisch- antropologisch onderzoek?

 Zijn er mogelijkheden om te komen tot een behoud in situ van archeologische resten van het kerkgebouw of voorziet de archeologisch uitvoerder mogelijkheden om met nieuwe materialen een voorstel te doen binnen de nieuwbouw waarop de rijke (archeologische) historie van het plangebied relevant kan worden verbeeld in overleg met de gemeente Werkendam en de Regio West-Brabant?

 Wat voegt het uitvoerde onderzoek toe aan de kennis met betrekking tot de bewoningsgeschiedenis van Hank in het bijzonder en dat van Werkendam als geheel?

4Koopmanschap & Weterings 2013

(11)

3.2 Onderzoeksopzet en werkwijze

Datum uitvoering 23 en 24 juli 2013

Veldteam Pieter Teekens (senior KNA-archeoloog), Marieke Arkema (project- archeoloog), Marlous Craane (KNA-archeoloog) op 23 juli en Gerjan Sophie (senior KNA-archeoloog) op 24 juli.

Weersomstandigheden 23 juli: 35 graden C, zonnig

24 juli: 26 graden C, bewolkt met buien

Omdat het onderzoek plaatsvond midden in de kern van Hank en omdat er mogelijk sprake zou kunnen zijn van het aantreffen van menselijk resten is op 23 juli voorafgaand aan de aanleg van de werkputten eerst het terrein afgezet met geblindeerd hekken. Vervolgens is door de kraanmachinist en een grondwerker de aanwezige bestrating verwijderd.

Het archeologisch vlak is aangelegd met behulp van een graafmachine met gladde bak en waar nodig met de schop opgeschaafd. Vervolgens is het vlak gefotografeerd, getekend, gewaterpast en afgewerkt.

De vlakhoogtes en de maaiveld hoogtes zijn om de 5 meter gemeten, en daarnaast is ook de hoogte van het aangetroffen muurwerk om de meter gemeten. In elk werkput is één profiel afgestoken.

De meetlijnen zijn via vaste punten net buiten de werkput nauwkeurig gekoppeld aan het

Rijksdriekhoeksnet. Tijdens het onderzoek is er gewerkt conform het Programma van Eisen en de KNA 3.2.

Vanwege de aanwezigheid van kabels en leidingen en als gevolg van het aantreffen van de westmuur van de kerk in werkput 1 is in overleg met Floor Timmermans van de Regio West-Brabant het concept puttenplan uit het PvE aangepast om toch zo goed mogelijk de in het PvE geformuleerde

onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Gevolg daarvan is dat de sleuven anders dan in het PvE aangegeven zijn aangelegd en dat er minder vierkante meters zijn gegraven. Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen is deze aanpak echter de beste gebleken. De aangepaste aanpak is tijdens de tweede uitvoeringsdag in het veld door mevrouw Timmermans (regio West-Brabant) en mevrouw De Keijzer akkoord bevonden.

(12)

afbeelding 3: overzicht werkput 1

(13)

4 Onderzoeksresultaten

4.1 Bodemopbouw

Tijdens het proefsleuvenonderzoek is het archeologisch vlak aangelegd op de overgang van het

bovenliggende dek en de C-horizont. In werkput 1 en 2 lag deze gemiddeld op 80 cm - mv en in werkput 3 en 4 op gemiddeld 60 cm -mv. Onder de bestrating van circa 6 cm bevond zich in werkput 1 en 2 een dik pakket puin (circa 60 cm) waarvan ook een deel nog in het vlak zat. Dit puin is vermoedelijk

afkomstig van de sloop van de kerk, de bouw van 't Uivernest, en de aanleg van het voorterrein middels o.a. de aanleg van electriciteitskabels. Bij werkput 3 en 4 is het vermoeden dat de originele bouwvoor is verwijderd voor de aanleg van de parkeerplaats en alleen een dunne kleilaag met baksteenresten was aanwezig tussen de laag cunetzand van circa 30 cm en de natuurlijke ondergrond.

De natuurlijke bodem bestaat uit zandige klei. Dit betreft estuariene sedimenten die als gevolg van overstromingen in eerste helft van de vijftiende eeuw zijn afgezet.

Afbeelding 4: Profiel uit werkput 1 Afbeelding 5: profiel uit werkput 3

4.2 Sporen en structuren

In werkput 1 is muurwerk aangetroffen (S0001). De locatie ervan en de aanwezigheid van steunberen aan de westzijde leidde tot de conclusie dat dit de westelijke (funderings)muur van de in 1865 gebouwde kerk betreft. De vorm van de muur komt overeen met foto's die van de kerk bestaan. De muur is gemetseld in koppen strekken verband. In overleg met de adviseur van het bevoegd gezag is werkput 2 niet aangelegd nabij de westelijke erfafscheiding maar ten zuiden van het aangetroffen muurwerk in werkput 1 om deze te kunnen volgen tot de zuidwestelijke hoek van de kerk. Deze hoek is in werkput 2 aangetroffen.

Er is geprobeerd de diepte van het nog aanwezige muurwerk te bepalen, maar vanwege het opkomende grondwater was dit alleen mogelijk middels het zetten van een boring. Tussen de steunberen (westzijde van de muur) is op 1 meter diepte vanaf de bovenzijde van de muur hout aanwezig. De kerk lijkt dus gefundeerd te zijn op houten balken. De gemiddelde nap hoogte van de bovenzijde van de muur is op 0 m + NAP. De houten fundering van het muurwerk bevindt zich dan op circa 1 m - NAP.

In 't Uivernest is in de kruipruimte nog een waarneming gedaan van muurwerk dat vermoedelijk ook onderdeel heeft uitgemaakt van de kerk. De afstand tussen die (funderings)muur en de (funderings) muur die is aangetroffen in werkput 1 en 2 bedraagt circa 12 m.

In kaartbijlage 3 is een projectie van de ligging van kerk weergegeven op het nieuwe bouwplan. Hiervoor is gebruik gemaakt van de plattegrond van de Sint Willibroduskerk in Hooge Zwaluwe. Deze is ook in 1865 gebouwd maar nooit afgebroken en nog steeds in functie. De Archief Kring van Hank had

(14)

aangegeven dat beide kerken op dezelfde manier zijn gebouwd5. Deze projectie blijft echter een indicatie en is gebaseerd op de hoek en de afstand tussen de steunberen die zijn aangetroffen in werkput 1 en 2. Het is waarschijnlijk dat in elk geval enkele van de muren van het oudste gedeelte van 't Uivernest (de noord-zuid vleugel) gebouwd is op de fundamenten van de kerk dan wel die van de pastorie. Gebaseerd op de waarnemingen in het veld en in de kruipruimte van 't Uivernest lijkt het het meest waarschijnlijk dat de oostelijke muur van de kerk zich nog op het voorterrein van 't Uivernest bevindt. Dit zou het mogelijk maken dat 't Uivernest deels op de pastorie is gefundeerd. Omdat er geen sporen van de pastorie zijn aangetroffen tijdens het proefsleuven onderzoek, is dit niet met zekerheid te zeggen. Baserend op foto's is de vermoedelijk locatie van de pastorie in kaartbijlage 3 weergegeven.

Afbeelding 6: S0001: muurwerk van de kerk

Ten westen van de kerkmuur zijn nog een aantal menselijke begravingen aangetroffen. Zoals in het PvE gesteld zijn deze begravingen in situ behouden en behoudens een visuele waarneming niet verder onderzocht. De zone waarin deze begravingen zich bevonden is echter wel ingetekend zodat deze begravingen voorafgaand aan de nieuwbouw kunnen worden opgegraven en worden herbegraven op de begraafplaats. De aangetroffen begravingen leken nog grotendeels in verband aanwezig te zijn. De meeste begravingen waren oost-west gesitueerd. Één begraving was echter zeker noord-zuid

georiënteerd. Er zijn ook enkele nagels van doodskisten aangetroffen en kraaltjes van een ketting of rozenkrans. De zone met begravingen werd in het westen begrensd door een verstoring. Deze is

vermoedelijk ontstaan in het midden van de twintigste eeuw bij de aanleg van een sloot die in die tijd de westelijke perceelsgrens van het plangebied vormde.

5Pers com. Dhr. L. de Bot

(15)

Afbeelding 7: detailfoto begravingen

Er is een boring gezet in het grafpakket (B001) om de diepte van het grafpakket te bepalen. De diepte bedraagt circa 45 cm beneden het vlak dat is aangelegd. Het grafpakket bevindt zich dus tussen 62 cm en 17 cm - NAP.

Er wordt verondersteld dat deze zone met begravingen in elk geval nog naar verder naar het zuiden doorliep en in elk geval voorbij de zuidmuur van de kerk, aangezien het kerkhof op de foto's van de kerk ook dichter aan de straat was gelegen dan het voorpoortaal van de kerk. Historische bronnen geven echter aan dat een deel van de graven in het zuidwesten is geruimd en in een verzamel graf zijn geplaatst.6Het is niet bekend in hoeverre er nog begravingen aanwezig zijn onder het Uivernest. Bij werkzaamheden aan de achterzijde van 't Uivernest zijn in het verleden begravingen aangetroffen maar in hoeverre deze geruimd zijn is onbekend. Het is daarom mogelijk dat de zone met begravingen ook nog verder naar het noorden moet worden uitgebreid. In werkput 3 en 4 zijn geen sporen, anders dan de recente verstoringen aangetroffen.

6Verboom-Jansen & Wullink 2012

(16)

Afbeelding 8: overzichtsfoto werkput 3 Afbeelding 9: overzichtsfoto werkput 4

4.3 Vondstmateriaal

Tijdens het onderzoek zijn twee vondstnummer uitgedeeld. Hieronder twee fragmenten

vondstmateriaal. Het eerste vondstnummer is uitgedeeld aan een complete mineraalwaterkruik van steengoed die is aangetroffen tussen het puin aan de 'binnenzijde' van de kerk. Het tweede

vondstnummer is uitgedeeld aan een baksteen dat als monster is meegenomen van de kerkmuur. De aangetroffen vondsten bevestigen dat het geheel dateert uit de nieuwe tijd en dat het uitgevoerde onderzoek geen aanwijzingen heeft opgeleverd van archeologische resten van voor de achttiende eeuw.

Tabel 1. Aantallen en gewicht per vondstcategorie

Inhoud ABR 1 ABR 2 Aantal Gewicht (gr.)

Baksteen KER BOUWMAT 1 2.674

Steengoed KER STG 1 1.087

(17)

5 Conclusies en advies

Op basis van het uitgevoerde onderzoek kunnen de in hoofdstuk 3 gestelde onderzoeksvragen worden beantwoord. Dit gebeurt in paragraaf 5.1. Het advies aan de gemeente Werkendam maakt onderdeel uit van een van de laatste onderzoeksvragen en paragraaf 5.4.

5.1 Beantwoording onderzoeksvragen

 Wat is de aard, omvang, kwaliteit en verloop van de archeologische sporen en sporenclusters?

Tijdens het archeologisch onderzoek zijn funderingsresten van het historisch bekende kerkgebouw en menselijke begravingen van het bijbehorende kerkhof aangetroffen. Van beide elementen bleek dat de resten redelijk tot goed bewaard zijn gebleven hoewel ze deels wel beschadigd zijn als gevolg van latere bodemingrepen in het plangebied.

In kaartbijlage 3 zijn deze sporen geëxtrapoleerd en is de vermoedelijke ligging van de kerk en de begraafplaats weergegeven. Dit beeld is gebaseerd op alle nu bekende gegevens en geven een zo correct mogelijk beeld van de in de ondergrond aanwezige resten. Omdat in de huidige situatie een vlakdekkende opgraving niet mogelijk is (door de bebouwing van het bestaande Uivernest EN gezien de wens te komen tot een behoud in situ van de resten die niet in de weg liggen voor de nieuwbouw, is het verkregen beeld het meest nauwkeurig voor wat nu mogelijk is.

Onderdelen van het kerkgebouw, kerkhof en de alleen historisch gekende pastorie kunnen echter op een andere locatie binnen het plangebied aanwezig zijn dan in deze afbeelding weergegeven. Dit hoeft niet tot vertraging bij de sloop- of bouwwerkzaamheden te leiden maar dienen wel vastgelegd en gedocumenteerd te worden. Specifiek voor de pastorie geldt dat het weergegeven kader in de

kaartbijlage gezien moet worden als een zoekgebied. Afmetingen van het pand zijn niet bekend evenmin als de afstand tussen kerkgebouw en de pastorie. De historische foto's en kaarten geven hier evenmin betrouwbare aanwijzingen voor. Het kader is dan ook niet meer of minder dan de veronderstelde locatie op basis van alle hiervoor genoemde gegevens.

 Uit welke periode dateren deze sporen en sporenclusters? En wanneer zijn de vindplaatsen weer in onbruik geraakt?

De kerk is gebouwd in 1865 en afgebroken in 1918. De begravingen dateren vermoedelijk uit de zelfde periode maar het kerkhof kan (deels) langer in gebruik zijn gebleven.

 Wat is de ruimtelijke relatie tussen de sporen en sporenclusters onderling en ten opzichte van de natuurlijke en antropogene omgeving?

De archeologische resten liggen direct onder de bouwvoor en zijn deels verstoord door latere bodemingrepen. De begravingen zijn gesitueerd ten westen van het kerkgebouw.

 Wat is de datering van de archeologische vondsten en tot welke vondsttypen of vondstcategorieën behoren zij?

Zie paragraaf 4.3. Het aangetroffen vondstmateriaal sluit aan bij de verwachte archeologische resten, zijnde een kerkgebouw en begraafplaats uit de nieuwe tijd.

 Hoe verhouden de gegevens uit het vooronderzoek (gespecificeerde archeologische verwachting) zich tot de resultaten? Kan de aanwezigheid van komklei in de ondergrond op basis van het

proefsleuvenonderzoek worden bevestigd of genuanceerd?

Er zijn sporen van estuariene afzettingen bestaande uit zandige klei met soms een brok veen aangetroffen. In het vooronderzoek is tot 2 m - mv sprake van estuariene afzettingen en daar is inderdaad sprake van. Het proefsleuvenonderzoek heeft niet de diepte van 2 m -mv bereikt en de

(18)

boorprofielen van de boringen gezet tijdens het proefsleuvenonderzoek sloten aan bij de resultaten van het vooronderzoek.

 Wat is de dikte van de bouwvoor en wanneer is het aangelegd? Is de opbouw ervan in kaart te brengen?

Ter hoogte van werkput 1 en 2 is de dikte circa 80 cm en bij werkput 3 en 4 circa 60 cm. De bouwvoor in werkput 1 en 2 bevatte veel puin vermoedelijk van de sloop van de kerk en geroerde grond van de bouw van 't Uivernest. Voor werkput 3 en 4 wordt vermoed dat de originele bouwvoor is verwijderd voor de aanleg van de parkeerplaats. Dit omdat alleen op een beperkt aantal plaatsen was een dunne kleilaag met baksteenresten aanwezig was tussen het bestratingszand en de natuurlijke ondergrond.

 Wat is de situering van de negentiende eeuwse inrichting van het plangebied met een kerkgebouw, pastorie en kerkhof en hoe verhoudt dit zich tot de grondslag van het nieuwe pand en parkeerplaats?

In kaartbijlage 3 is een projectie weergegeven van de locatie van de kerk en het kerkhof op de nieuwe inrichting van het plangebied. Zie ook de beantwoording van de eerste onderzoeksvraag.

 Onder welke voorwaarden is een behoud in situ mogelijk van de aanwezige menselijke begravingen of moet geconstateerd worden dat na sloop het terrein moet worden opgegraven ten einde de menselijke begravingen humaan te bergen ten behoeve van herbegraving zonder fysisch- antropologisch onderzoek?

Daar het waarschijnlijk is dat binnen de zone waarin begravingen worden verwacht funderingen zullen moeten worden aangelegd is het niet wenselijk de begravingen in situ te behouden. De begravingen dienen (voorafgaand aan de sloop op niet bebouwde deel van het plangebied, en na de sloop op het bebouwde deel) te worden herbegraven op de begraafplaats. Afhankelijk van de draagkracht van de ondergrond is het aan de constructeur van de gemeente om te bepalen tot welke diepte de menselijke begravingen dienen te worden verwijderd om de nieuwbouw veilig te kunnen realiseren. In hoeverre hierna grondverbetering dient te worden toegepast is eveneens ter beoordeling aan de gemeente Werkendam. Vanuit archeologisch oogpunt is o.i. er geen noodzaak om archeologische resten die niet verstoord worden alsnog op te graven en te bergen.

 Zijn er mogelijkheden om te komen tot een behoud in situ van archeologische resten van het kerkgebouw of voorziet de archeologisch uitvoerder mogelijkheden om met nieuwe materialen een voorstel te doen binnen de nieuwbouw waarop de rijke (archeologische) historie van het plangebied relevant kan worden verbeeld in overleg met de gemeente Werkendam en de Regio West-Brabant?

De funderingsresten van het kerkgebouw en het kerkhof kunnen behouden blijven als deze kunnen worden ingepast in het nieuwbouwplan. Praktisch betekent dit dat daar waar muurresten of begravingen zitten er geen bekistingssleuven gepland mogen worden. We adviseren af te zien van eventuele heipalen en de fundering uit te voeren met schroefpalen omdat deze leiden tot een zo beperkt mogelijke grondroering. Zoals eerder aangegeven is het mogelijk om het lijnenspel van de funderingen van kerkgebouw op enigerlei wijze terug te laten komen in de vloer van de nieuwbouw. Dit kan door elementen terug te brengen als kleine verhoging, bijvoorbeeld bij de te veronderstellen locatie van het preekgestoelte, maar kan ook praktisch door het aanbrengen van een belijning op de vloer van de nieuwbouw ter plaatse van waar eens de muren van het kerkgebouw hebben gelopen. In dit geval adviseren we dan wel om (een deel van) de sloop- en nieuwbouwwerkzaamheden archeologisch te laten begeleiden dat voor de nu onbereikbare gedeelten ook een zo correct mogelijk beeld kan worden verworven. Nadrukkelijk stellen we als Oranjewoud dat funderingsresten die niet in situ kunnen worden behouden na documenteren eenvoudig verwijderd mogen worden. Dit ter beoordeling aan de

gemeente Werkendam in haar rol als bevoegde overheid voor het aspect archeologie binnen de herontwikkeling.

(19)

 Wat voegt het uitvoerde onderzoek toe aan de kennis met betrekking tot de bewoningsgeschiedenis van Hank in het bijzonder en dat van Werkendam als geheel?

Het was al bekend dat binnen het plangebied een kerkhof en een kerk waren gelegen. Het archeologisch onderzoek heeft de precieze locatie ervan nu aangetoond en een eerste indicatie gegeven omtrent de ligging en verschijningsvorm.

5.2 Waardering

Het onderhavige proefsleuvenonderzoek betreft een karterend alsmede waarderend onderzoek. Er is in de eerste plaats gekeken naar de aan- of afwezigheid van archeologische vindplaatsen (karteren). De aangetroffen vindplaats dient vervolgens ook gewaardeerd te worden op fysieke (en inhoudelijke) kwaliteiten, waaruit een waardestelling volgt. Aan de hand van deze waardestelling zal worden geadviseerd of de vindplaats al dan niet behoudenswaardig is.

Beleving

De criteria 'schoonheid' en 'herinneringswaarde' hebben betrekking op nog zichtbare relicten in het landschap en een associatie van de vindplaats met een historische gebeurtenis. Beleving is niet van toepassing omdat er geen bovengrondse resten aanwezig meer zijn.

Tabel 2. Scoretabel waardestelling vindplaats

Waarde Criteria Score

Beleving Schoonheid (wordt niet gescoord)

Herinnering (wordt niet gescoord)

Fysieke kwaliteit Gaafheid 2

Conservering 2

Inhoudelijke kwaliteit Zeldzaamheid 2

Informatiewaarde 2

Ensemblewaarde 2

Representativiteit 2

Fysieke kwaliteit

Wanneer het belevingsaspect niet kan worden bepaald, dient de fysieke kwaliteit van de vindplaats meegenomen te worden. De fysieke kwaliteit wordt vastgesteld aan de hand van twee criteria:

'gaafheid' en 'conservering', waarbij het eerste betrekking heeft op de vindplaats als geheel en het tweede op de conserveringstoestand van het vondstmateriaal. Beide criteria worden gescoord tussen 1 (laag) en 3 (hoog). De fysieke kwaliteit wordt middelhoog gescoord. Het muurwerk en de begravingen waren op zich goed geconserveerd maar dat komt deels ook door de geringe ouderdom.

Inhoudelijke kwaliteit

De zeldzaamheid scoort middelhoog. Deze resten zijn niet zeldzaam, alleen worden ze niet vaak opgegraven omdat de locatie van deze resten nog bekend zijn. Informatiewaarde scoort middelhoog, omdat het wel bekend was dat er een kerk en kerkhof binnen het plangebied aanwezig waren maar de specifieke locatie ervan waren niet bekend. De ensemblewaarde en de representativiteit scoren ook middelhoog. Er zijn namelijk nog kerken van de type (en in de buurt van Hank) in gebruik met daarnaast een kerkhof. Bij het archeologisch onderzoek komen ze echter niet vaak voor omdat ze vaak nog in gebruik zijn.

Op deze verschillende waardes gebaseerd is er sprake van een behoudenswaardige vindplaats, die of in-situ behouden dient te worden dan wel door een archeologisch vervolgonderzoek voorafgaand aan geplande bodemingrepen verder onderzocht dient te worden. Deze behoudenswaardige vindplaats beperkt zich tot de huidige locatie van het Uivernest en de straatzijde. Aan de achterzijde ter hoogte van de proefsleuven (3 en 4) is geen sprake van een behoudenswaardige vindplaats.

Gezien het streven naar een behoud in situ en de complexe civieltechnische situatie adviseren we de gemeente Werkendam die vervolgonderzoek alleen uit te voeren als een archeologische begeleiding

(20)

van de sloop- en eventueel van de nieuwbouw. De archeologische begeleiding is alleen noodzakelijk gedurende de nieuwbouw zolang er grondverstorende werkzaamheden worden uitgevoerd.

5.3 (Selectie)advies

Oranjewoud geadviseerd de ondergrondse sloop van het Uivernest en het uitgraven van de nieuwe fundering (bouwput) archeologisch te laten begeleiden. Dit om het funderingen van de kerk (en de pastorie) in kaart te kunnen brengen. De begravingen die verstoord worden door de nieuwe

funderingen dienen tijdens deze begeleiding te worden opgegraven met een graafmachine, de resten dienen te worden gezeefd en door een begrafenisondernemer te worden herbegraven op de

begraafplaats. We volgen hierin de bepalingen uit het PvE waarin gesteld is dat de menselijke begravingen op basis van context en datering niet aangemerkt worden als archeologisch relevante vondsten. Tijdens de archeologische begeleiding wordt alleen gegraven en worden alleen resten verwijderd waar dit met het oog op het bouwplan noodzakelijk is. Dit maakt dat de bouwplannen gehandhaafd kunnen worden en niet hoeven te worden aangepast. Dit betekent dat kruipruimtes e.d.

kunnen worden uitgevoerd maar dat eventuele resten (muurwerk e.d.) voorafgaand aan de realisatie van de kruipruimte gedocumenteerd worden en bij voorkeur door de archeologisch uitvoerder worden weggenomen voor zover deze in de weg liggen voor de nieuwbouw. Een uniforme afdeklaag is helaas niet te geven omdat plaatselijk veel verschillen aanwezig zijn. De archeologische werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd op basis van een nieuw of geactualiseerd Programma van Eisen.

Daarnaast wordt er geadviseerd om het achterterrein vrij te geven voor wat betreft archeologie.

Ook voor vrijgegeven (delen van) plangebieden bestaat altijd de mogelijkheid dat er tijdens graafwerkzaamheden toch losse sporen en vondsten (bijv. botmateriaal) worden aangetroffen. Het betreft dan vaak kleine sporen of resten buiten de gegraven proefsleuven. Op grond van artikel 53 van de Monumentenwet 1988 dient zo spoedig mogelijk melding te worden gemaakt van de vondst bij de Minister (de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: ARCHIS-meldpunt, telefoon 033-4227682). Een vondstmelding bij de gemeentelijk of provinciaal archeoloog kan ook.

Ingenieursbureau Oranjewoud B.V.

Oosterhout, september 2013

(21)

Literatuur en geraadpleegde bronnen

Koopmanschap, H.J.L.C. & Weterings-Korthorst, L. 2013. PvE 't Uivernest te Hank. Etten-Leur: Regio West-Brabant.

Verboom-Jansen, M. & Wullink, A.J. 2012. Een archeologisch bureauonderzoek en verkennend inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Kerkstraat 9-11 te Hank, gemeente Werkendam (NB). ARC-rapporten 2012-152, Geldermalsen.

(22)

               

Bijlage 1: Archeologische perioden 

(23)
(24)

Bijlage 1:  Archeologische perioden   

Als bijlage op de resultaten en verzamelde gegevens wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de  bewonersgeschiedenis in Nederland geschetst. 

Gedurende het paleolithicum (300.000‐8800 voor Chr.) hebben moderne mensen (homo sapiens) onze  streken tijdens de warmere perioden wel bezocht, doch sporen uit deze periode zijn zeldzaam en vaak door  latere omstandigheden verstoord. De mensen trokken als jager‐verzamelaars rond in kleine groepen en  maakten gebruik van tijdelijke kampementen. De verschillende groepen jager‐verzamelaars exploiteerden  kleine territoria, maar verbleven, afhankelijk van het seizoen, steeds op andere locaties.  

In het mesolithicum (8800‐4900 voor Chr.) zette aan het begin van het Holoceen een langdurige  klimaatsverbetering in. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor geleidelijk een bosvegetatie tot  ontwikkeling kwam en de variatie in flora en fauna toenam. Ook in deze periode trokken de mensen als  jager‐verzamelaars rond. Voorwerpen uit deze periode bestaan voornamelijk uit voor de jacht ontworpen  vuurstenen spitsjes.  

De hierop volgende periode, het neolithicum (5300‐2000 voor Chr.), wordt gekenmerkt door een 

overschakeling van jager‐verzamelaars naar sedentaire bewoners, met een volledig agrarische levenswijze. 

Deze omwenteling ging gepaard met een aantal technische en sociale vernieuwingen, zoals huizen, geslepen  bijlen en het gebruik van aardewerk. Door de productie van overschot kon de bevolking gaan groeien en die  bevolkingsgroei had tot gevolg dat de samenleving steeds complexer werd. Uit het neolithicum zijn  verschillende grafmonumenten bekend, zoals hunebedden en grafheuvels. 

Het begin van de bronstijd (2000‐800 voor Chr.) valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen,  zoals bijlen. Het gebruik van vuursteen was hiermee niet direct afgelopen. Vuursteenmateriaal uit de  bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Het aardewerk is over het  algemeen zeldzaam. De grafheuveltraditie die tijdens het neolithicum haar intrede deed werd in eerste  instantie voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier  om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden opgeworpen, eventueel  omgeven door een greppel. 

In de ijzertijd (800‐12 voor Chr.) werden de eerste ijzeren voorwerpen gemaakt. Ten opzichte van de  bronstijd traden er in de aardewerktraditie en in het gebruik van vuursteen geen radicale veranderingen op. 

De mensen woonden in verspreid liggende hoeven of in nederzettingen van enkele huizen. Op de hogere  zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen (celtic fields). In deze periode werden de  kleigebieden ook in gebruik genomen door mensen afkomstig van de zandgebieden. Opvallend zijn de  verschillen in materiële welstand. Er zijn zogenaamde vorstengraven bekend in Zuid‐Nederland, maar de  meeste begravingen vonden plaats in urnenvelden.  

Met de Romeinse tijd (12 voor Chr. tot 450 na Chr.) eindigt de prehistorie en begint de geschreven 

geschiedenis. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als rijksgrens van het Romeinse Rijk ingesteld. Ter controle  van deze zogenaamde limes werden langs de Rijn castella (militaire forten) gebouwd. De inheems leefwijze  handhaafde zich wel, ook al werd de invloed van de Romeinen steeds duidelijker in soorten aardewerk (o.a. 

gedraaid) en een betere infrastructuur. Onder meer ten gevolge van invallen van Germaanse stammen  ontstond er instabiliteit wat uiteindelijk leidde tot het instorten van de grensverdediging langs de Rijn. 

Over de middeleeuwen (450‐1500 na Chr.), en met name de vroege middeleeuwen (450‐1000 na Chr.), zijn  nog veel zaken onbekend. Archeologische overblijfselen zijn betrekkelijk schaars. De politieke macht was na  het wegvallen van de Romeinen in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Vanaf de 10e eeuw  ontstaat er weer enige stabiliteit en is een toenemende feodalisering zichtbaar. Door bevolkingsgroei en  gunstige klimatologische omstandigheden werd in deze periode een begin gemaakt met het ontginnen van  bos, heide en veen. Veel van onze huidige steden en dorpen dateren uit deze periode. 

De hierop volgende periode 1500 – heden wordt aangeduid als nieuwe tijd. 

 

 

 

 

(25)

 

 

 

 

 

(26)

               

Bijlage 2: Archeologische Monumentenzorg (AMZ) 

   

• schematisch overzicht AMZ 

• verklarende woordenlijst AMZ 

 

(27)
(28)
(29)

Archeologische begeleiding (STAP 5c) 

Een archeologische begeleiding wordt uitgevoerd wanneer proefsleuven of en  opgraving niet mogelijk zijn door bijvoorbeeld civieltechnische beperkingen. 

 

Archeologische indicatoren 

Hiermee worden aanwijzingen in de bodem bedoeld die duiden op menselijke  activiteiten in het verleden, zoals aardewerkscherven, houtskool, botmateriaal,  vondstlagen, etc. 

  Archis  

Archeologisch informatiesysteem voor Nederland. Een digitale databank met  gegevens over archeologische vindplaatsen en terreinen.  

 

Bureauonderzoek (STAP 1) 

Het bureauonderzoek is een rapportage waarin een gespecificeerd  archeologisch verwachtingsmodel wordt opgesteld aan de hand van  geomorfologische en bodemkaarten, de Archeologische Monumentenkaart  (AMK), het Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS), historische kaarten en  archeologische publicaties.   

 

Fysiek beschermen (STAP 4c) 

De archeologische resten blijven in de bodem behouden door bijvoorbeeld  planaanpassingen. 

 

Geofysisch onderzoek 

Meetapparatuur brengt archeologische verschijnselen in de bodem  driedimensionaal in kaart zonder te boren of te graven. Dit kan bijvoorbeeld  door radar‐, weerstandsonderzoek of elektromagnetische metingen.   

 

Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel  

Dit model geeft op detailniveau voor het plangebied aan wat aan archeologische  vindplaatsen aanwezig kan zijn. Op basis van dit verwachtingsmodel wordt  bepaald of een inventariserend veldonderzoek nodig is en wat de juiste  methode is om eventueel aanwezige archeologische resten aan te tonen.  

 

Inventariserend veldonderzoek (IVO) (STAP 2) 

Tijdens een inventariserend veldonderzoek worden archeologische waarden in  het veld geïnventariseerd en gedocumenteerd. Waar is wat in de bodem  aanwezig? De inventarisatie kan bestaan uit een inventariserend veldonderzoek‐

overig (door middel van een booronderzoek, veldkartering en/of geofysisch  onderzoek) en/of een inventariserend veldonderzoek door middel van  proefsleuven. Wat de beste methode is, hangt sterk af van de omstandigheden  en de aard van de vindplaats.  

 

Inventariserend veldonderzoek ‐ overig (IVO‐o) (STAP 2b of 2c) 

Bij een Inventariserend veldonderzoek ‐ overig door middel van boringen (IVO‐

o) worden boringen gezet door middel van een handboor of guts.  

 

Inventariserend veldonderzoek ‐proefsleuven (IVO‐p) (STAP 2f) 

Proefsleuven zijn lange sleuven van twee tot vijf meter breed die worden  aangelegd in de zones waar aanwijzingen zijn voor het  aantreffen van  archeologische vindplaatsen.  

 

Inventariserend veldonderzoek (IVO) ‐ Verkennende fase (STAP 2b) 

Wanneer bij het bureauonderzoek onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om  een gespecificeerd verwachtingsmodel op te stellen, wordt een inventariserend  veldonderzoek ‐ verkennende fase uitgevoerd. In deze fase wordt onderzocht of  de bodem nog intact is, wat de bodemopbouw is en hoe deze invloed heeft  gehad op de locatiekeuze van de mens in het verleden. Het onderzoek is  bedoeld om kansarme zones om archeologische resten aan te treffen uit te  sluiten en kansrijke zones te selecteren voor vervolgonderzoek. Een verkennend  onderzoek kent een relatief lage onderzoeksintensiteit en wordt meestal  uitgevoerd door middel van boringen.  

Inventariserend veldonderzoek (IVO)  ‐ Karterende fase (STAP 2c of 2f)  Tijdens een inventariserend veldonderzoek ‐ karterende fase wordt het  plangebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische  sporen en/of vondsten. De intensiteit van onderzoek is groter dan in de 

verkennende fase, bijvoorbeeld door een groter aantal boringen per  hectare of door het aanleggen van proefsleuven.  

 

Inventariserend veldonderzoek (IVO)  ‐ Waarderende fase (STAP 2f)  Tijdens de waarderende fase wordt aangegeven of de aangetroffen  archeologische vindplaatsen behoudenswaardig zijn. Dat betekent dat de  aard, omvang, datering, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de  vindplaats(en) wordt vastgesteld. Wanneer de waardering van de  archeologische resten laag is, hoeft geen verder archeologisch onderzoek  te worden uitgevoerd. Het plangebied wordt 'vrijgegeven'. Wanneer de  resten behoudenswaardig zijn, wordt in eerste instantie behoud in situ  (ter plekke in de bodem) nagestreefd. Wanneer dit door de voorgenomen  ontwikkelingen niet mogelijk is, wordt vervolgonderzoek uitgevoerd in de  vorm van een opgraving of archeologische begeleiding. Vaak wordt deze  fase gecombineerd uitgevoerd met het inventariserend veldonderzoek  karterende fase. 

 

Opgraving (STAP 5c) 

Wanneer door de toekomstige ontwikkelingen aanwezige archeologische  resten in de bodem niet behouden kunnen worden, wordt een opgraving  uitgevoerd. Tijdens de opgraving worden archeologische resten  gedocumenteerd, gefotografeerd en bestudeerd. Hierdoor wordt  informatie over het verleden zo goed mogelijk vastgelegd en behouden.  

 

Plan van Aanpak (PvA) (STAP 2a) 

Voor een booronderzoek is een Plan van Aanpak (PvA) noodzakelijk. Het  PvA beschrijft hoe het veldwerk wordt uitgevoerd en uitgewerkt.  

 

Programma van Eisen (PvE)  (STAP 2d of 5a) 

Voor het uitvoeren van een inventariserend veldonderzoek ‐ 

proefsleuven, archeologische begeleiding  of opgraving is een Programma  van Eisen (PvE) noodzakelijk. Het PvE beschrijft het doel, vraagstelling en  uitvoeringsmethode van het archeologisch onderzoek. Dit document  wordt beschouwd als basisdocument voor archeologisch veldonderzoek  waarmee de inhoudelijke kwaliteit gewaarborgd wordt. Het PvE wordt  goedgekeurd door het bevoegd gezag (gemeente, provincie of het rijk).  

  Quickscan 

In een quickscan wordt geïnventariseerd of en waar archeologisch  onderzoek moet worden uitgevoerd. 

 

Selectieadvies (STAP 3) 

In het selectieadvies wordt op archeologisch inhoudelijke argumenten het  advies gegeven welke delen van het plangebied vrijgegeven kunnen  worden voor verdere ontwikkeling en welke delen behouden of  opgegraven moeten worden.  

 

Selectiebesluit (STAP 4) 

De bevoegde overheid (gemeente, provincie of soms het rijk) geeft op  basis van het selectieadvies aan welke maatregelen genomen worden. De  bevoegde overheid kan van het selectieadvies afwijken indien zij dat  nodig acht.  

 

Veldkartering 

Bij een veldkartering wordt het plangebied systematisch belopen om  archeologische oppervlaktevondsten te verzamelen.  

(30)
(31)
(32)

01 S9005 False GRAFINHU -0,62 -0,17 45 zone met begravingen

01 S9006 False RECENT -0,2

01 S9500 False NAT vlak

01 S9999 False RECENT met veel puin

02 S0001 False FUNDMUUR 1865 1918 -1 0 100 kerk

02 S9500 False NAT vlak

03 S9600 False NAT vlak

03 S9999 False RECENT

04 S9600 False NAT vlak

04 S9999 False RECENT

(33)
(34)

Kaartenbijlage

(35)
(36)

120860,000000 120920,000000 120980,000000

416240,000000 416240,000000

416280,000000 416280,000000

416320,000000 416320,000000

416360,000000 416360,000000

Tekenaar PROJECTLEIDER

SCHAAL FORMAAT

KAARTNUMMER WIJZ.NR

BLAD IN BLADEN

STATUS PROJECTOMSCHRIJVING OPDRACHTGEVER

KAARTTITEL

A3

DATUM

NR WIJZIGING GET.

00 30-07-2013 definitief MY

(t:\00145000\00146199\146199-Hotel Tjaarda-S1.mxd)

G. Sophie M.L. Craane

definitief

Gemeente Werkendam

263664-S1 00

1 IN 1 IVO-P 't Uivernest

Hank, gemeente Werkendam Puttenplan

°

1:500

0 10 20 40Meter

WP1

WP2 WP3

WP4

Legenda

Werkput

Plangebied

(37)

S9006 ^

S9005

S9999 S0001

S0001 S9999

S9999 S9999

B001

120920,000000

416280,000000 416280,000000

416320,000000 416320,000000

Tekenaar PROJECTLEIDER

SCHAAL FORMAAT

KAARTNUMMER WIJZ.NR

BLAD IN BLADEN

STATUS PROJECTOMSCHRIJVING OPDRACHTGEVER

KAARTTITEL

A3

DATUM

NR WIJZIGING GET.

00 30-07-2013 definitief MY

(t:\00145000\00146199\146199-Hotel Tjaarda-S1.mxd)

G. Sophie M.L. Craane

definitief

Gemeente Werkendam

263664-S2 00

1 IN 1 IVO-P 't Uivernest

Hank, gemeente Werkendam Allesporenkaart

°

1:250

0 5 10 20Meter

WP1

WP2 WP3

WP4

Legenda

^ Boringen

FUNDMUUR GRAFINHU NAT

RECENT

Plangebied

(38)

120900,000000 120950,000000

416275,000000 416275,000000

416300,000000 416300,000000

4163 4163

Tekenaar PROJECTLEIDER

SCHAAL FORMAAT

KAARTNUMMER WIJZ.NR

BLAD IN BLADEN

STATUS PROJECTOMSCHRIJVING OPDRACHTGEVER

KAARTTITEL

A3

DATUM

NR WIJZIGING GET.

00 19-09-2013 definitief MY

(t:\00145000\00146199\146199-Hotel Tjaarda-S1.mxd)

G. Sophie M.L. Craane

definitief

Gemeente Werkendam

263664-S3 00

1 IN 1 IVO-P 't Uivernest

Hank, gemeente Werkendam Projectie allesporenkaart met contouren kerk, kerkhof en pastorie op nieuwbouwplan

°

1:250

0 4,5 9 18Meter

Legenda

Contouren pastorie FUNDMUUR

GRAFINHU NAT

RECENT

Contour Begravingen Contouren Kerk Plangebied

Nieuwe inrichting buitenruimte Uivernest

Referenties

Outline

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Lithologie: zand, zwak siltig, lichtbruingrijs, compact (alleen zand en veen), matig fijn, kalkrijk, interpretatie: oude duin en strandafzettingen Litho-stratigrafie: Formatie

Hierin wordt beschreven of er archeologische resten aanwezig (kunnen) zijn in het plangebied, wat de potenti¨ele aard en omvang hiervan is en of de voorgenomen werkzaamheden in

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek, werd er rekening mee gehouden dat binnen het plangebied mogelijk archeologische resten aanwezig zouden kunnen zijn uit de

Voor het plangebied geldt, voor zover het zich buiten een voormalig ven bevindt, een middelhoge verwachting voor resten van jagers-verzamelaars van Laat-Paleolithicum tot Neolithicum

Ter plaatse van het onderzoeksgebied wordt op de Archeologische Waardenkaart van de Gemeente Schijndel een zone weergegeven met een onbekende archeologische verwachting Als gevolg

De extra parkeerbehoefte kan daarom in de omgeving opgevangen worden waardoor de aanleg van nieuwe parkeerplaatsen niet nodig is en voor wat betreft parkeren geen belemmeringen

Door de dubbelbestemming worden mogelijk aanwezige archeologische waarden binnen dit deel van het plangebied voor de toekomst veiliggesteld en zal archeologisch vervolgonderzoek

& Consultancy (ARC bv) opdracht verleend voor het uitvoeren van een archeo- logisch onderzoek door middel van proefsleuven op een toekomstige bouwlocatie op een terrein aan